Lancia Thema 2011 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2011, Model line: Thema, Model: Lancia Thema 2011Pages: 324, PDF Size: 3.72 MB
Page 101 of 324

wisserbladen en -armen. Het systeem
werkt niet onder de volgende omstan-digheden: Wisblokkering Lage Tempera- tuur — De regensensor werkt niet
als het contact wordt ingeschakeld
bij stilstaande auto en bij een bui-
tentemperatuur van minder dan 0
°C, tenzij de multifunctionele hen-
del wordt bediend, de rijsnelheid
hoger wordt dan 0 km/u, of de bui-
tentemperatuur tot boven het vries-
punt oploopt.
Wisblokkering Neutraalstand —
De regensensor werkt niet als het
contact is ingeschakeld met de
schakelhendel in stand N (Neu-
traal) en de rijsnelheid lager is dan
8 km/u, tenzij de multifunctionele
hendel wordt bediend of de scha-
kelhendel in een andere stand dan
stand N (Neutraal) wordt gescha-keld.
KOPLAMPSPROEIERS
(voor bepaaldeuitvoeringen/markten)
Met de multifunctionele hendel be-
dient u de koplampsproeiers als de contactschakelaar AAN staat en de
koplampen AAN zijn. De hendel be-
vindt zich aan de linkerzijde van destuurkolom.
Om de koplampsproeiers te gebruiken
drukt u de multifunctionele hendel
naar binnen (in de richting van de
stuurkolom) tot de tweede klikstand
en laat u hem vervolgens los. De kop-
lampsproeiers spuiten gedurende een
ingestelde tijd vloeistof onder druk op
de lenzen van de koplampen. Ook de
ruitensproeiers treden in werking en
de ruitenwissers maken een wisbewe-ging. OPMERKING:
Nadat de contactschakelaar in de
stand ON is gezet en de koplampen
zijn ingeschakeld, treden de kop-
lampwissers bij de eerste straal
van de ruitensproeiers in werking
en vervolgens bij elke elfde straal.
IN LENGTE EN HOOGTE VERSTELBARESTUURKOLOM
Met deze functie kunt u de stuurko-
lom in hoogte verstellen. U kunt de
stuurkolom er ook mee in lengte ver-
stellen. De regelhendel voor lengte- en
hoogteverstelling bevindt zich onder
het stuur aan het einde van de stuur-kolom.
Om de stuurkolom te ontgrendelen,
trekt u de regelhendel naar buiten.
Om de stuurkolom in de hoogte te
verstellen beweegt u het stuur zoals
gewenst naar boven of naar beneden.
Om de stuurkolom te verlengen of te
verkorten trekt u het stuur zoals ge-
wenst naar buiten of duwt u het naar
binnen. Om de stand van de stuurko-
lom te vergrendelen, drukt u de regel-
hendel naar binnen totdat deze volle-
dig is vergrendeld.
Hendel voor verstelling van de
stuurkolom
95
Page 102 of 324

WAARSCHUWING!
Verstel het stuur niet tijdens het rij-
den. Verstellen van de stuurkolom
tijdens het rijden of rijden als de
stuurkolom niet is vergrendeld, kan
ertoe leiden dat de bestuurder de
macht over het stuur verliest. Over-
tuig u ervan dat de stuurkolom ver-
grendeld is voor u gaat rijden. Als u
deze waarschuwing niet opvolgt,
kan dit ernstig letsel of de dood tot
gevolg hebben.
ELEKTRISCHE
STUURKOLOM (voor
bepaalde uitvoeringen/markten)
Met deze functie kunt u de stuurko-
lom in hoogte verstellen. U kunt de
stuurkolom er ook mee in lengte ver-
stellen. De bedieningshendel voor de
elektrisch verstelbare stuurkolom be-
vindt zich onder de multifunctionele
hendel op de stuurkolom. Als u de kolom in hoogte wenst te
verstellen, beweegt u de hendel op of
neer tot de gewenste stand is bereikt.
Voor het naar boven of beneden bewe-
gen van de stuurkolom trekt u de
schakelaar naar u toe of duwt u hem
van u af zoals gewenst. OPMERKING:
Bij modellen met een bestuurders-
stoel met geheugenfunctie kunt u
de verstelbare stuurkolom in
vooraf geprogrammeerde standen
zetten met de afstandsbediening
van de portiervergrendeling of met
de geheugenschakelaar op het be-
dieningspaneel van het bestuur-
dersportier. Raadpleeg "Bestuur-
dersstoel met geheugenfunctie" in
dit hoofdstuk.
WAARSCHUWING!
Verstel het stuur niet tijdens het rij-
den. Verstellen van de stuurkolom
tijdens het rijden of rijden als de
stuurkolom niet is vergrendeld, kan
ertoe leiden dat de bestuurder de
macht over het stuur verliest. Over-
tuig u ervan dat de stuurkolom ver-
grendeld is voor u gaat rijden. Als u
deze waarschuwing niet opvolgt,
kan dit ernstig letsel of de dood tot
gevolg hebben.
VERWARMD
STUURWIEL (voor
bepaalde uitvoeringen/markten)
Het stuurwiel is voorzien van een ver-
warmingselement dat bij koud weer
uw handen warm houdt. De stuur-
wielverwarming kent slechts één tem-
peratuurinstelling. Na het inschake-
len wordt het stuurwiel ongeveer 58
tot 70 minuten verwarmd en vervol-
gens automatisch uitgeschakeld. De
stuurwielverwarming wordt mogelijk
Schakelaar elektrische stuurkolom
96
Page 103 of 324

eerder uitgeschakeld of helemaal niet
ingeschakeld als het stuurwiel al
warm is.
U kunt de stuurwielverwarming in-
en uitschakelen met het Uconnect
Touch™ systeem.
Kies de schermtoets "Controls" en
kies vervolgens de schermtoets "Hea-
ted Steering Wheel" om de stuurwiel-
verwarming in te schakelen. Druk
nogmaals op de schermtoets "Heated
Steering Wheel" om de stuurwielver-
warming uit te schakelen.OPMERKING:
De stuurwielverwarming werkt al-
leen als de motor draait.
WAARSCHUWING!
Personen die geen pijn op de huid
kunnen voelen als gevolg van ou-
derdom, chronische ziekte, diabe-
tes, rugletsel, medicatie, alcohol-
gebruik, uitputting of een andere
lichamelijke conditie, moeten
voorzichtig zijn bij het gebruik
van de stuurwielverwarming.
Deze kan zelfs bij lage temperatu-
ren brandwonden veroorzaken,
met name als de verwarming
langdurig wordt gebruikt.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Breng niets op het stuurwiel aan
dat warmte isoleert zoals een de-
ken, een stuurwielhoes of enig an-
der materiaal. Hierdoor kan de
stuurwielverwarming oververhitraken.
VERSTELBARE
PEDALEN (voor bepaaldeuitvoeringen/markten)
Het systeem met verstelbare pedalen
maakt een betere combinatie van
stuurwielstand en stoelpositie moge-
lijk. Met deze functie kunnen de rem-,
gas- en koppelingspedalen (voor be-
paalde uitvoeringen/markten) naar
de bestuurder toe of verder van de
bestuurder af worden geplaatst zodat
een betere positie ten opzichte van het
stuurwiel wordt verkregen.
Schermtoetsbediening
Schermtoets stuurwielverwarming
97
Page 104 of 324

De schakelaar bevindt zich aan de
voorkant van de zijbeschermplaat van
de bestuurdersstoel.
Druk de schakelaar naar voren om de
pedalen naar voren te verplaatsen
(naar de voorkant van de auto).
Druk de schakelaar naar achteren om
de pedalen naar achteren te verplaat-
sen (naar de bestuurder).
U kunt de pedalen verstellen terwijlhet contact uit staat. U kunt de pedalen echter
nietver-
stellen wanneer de achteruitver-
snelling (REVERSE) of de cruise-
control is ingeschakeld. De
volgende berichten verschijnen in
modellen uitgerust met het Elektro-
nisch voertuiginformatiesysteem
(EVIC) als men probeert de peda-
len af te stellen als het systeem is
afgesloten (“Afstelbaar pedaal bui-
ten werking — Cruisecontrol inge-
schakeld” of “Afstelbaar pedaal
buiten werking — Voertuig in ach-teruit”).
OPMERKING:
Bij modellen met een bestuurders-
stoel met geheugenfunctie kunt u
de verstelbare pedalen in vooraf
geprogrammeerde standen zetten
met de afstandsbediening van de
portiervergrendeling of met de ge-
heugenschakelaar op het bedie-
ningspaneel van het bestuur-
dersportier. Raadpleeg voor
nadere informatie: "Geheugen be-
stuurdersstoel" onder "De functies
van uw voertuig".
LET OP!
Plaats geen voorwerpen onder de
verstelbare pedalen en zorg dat de
pedalen altijd vrij kunnen bewegen.
Anders kan de pedaalbediening be-
schadigd raken. De pedalen kunnen
niet vrij bewegen als deze worden
gehinderd door obstakels.WAARSCHUWING!
Verstel de pedalen niet in een rijdend
voertuig. U kunt zo de controle over
het stuur verliezen en een ongeval
veroorzaken. Verstel de pedalen al-
leen als het voertuig is geparkeerd.
ELEKTRONISCHE SNELHEIDSREGELING
(voor bepaaldeuitvoeringen/markten)
Indien ingeschakeld neemt de elektro-
nische snelheidsregeling bij snelheden
boven 40 km/u de werking van het
gaspedaal over.
De knoppen voor de elektronische
snelheidsregeling bevinden zich aan
de rechterzijde van het stuurkolom.
Schakelaar verstelbare pedalen
98
Page 105 of 324

OPMERKING:
Om de correcte werking te waar-
borgen, is de elektronische snel-
heidsregeling zodanig uitgevoerd
dat het systeem wordt uitgescha-
keld als u gelijktijdig meerdere
functies van de elektronische snel-
heidsregeling bedient. Als dit ge-
beurt, kan het systeem opnieuw in
werking worden gesteld door de
knop ON/OFF van de elektroni-
sche snelheidsregeling in te druk-
ken en de gewenste snelheid op-
nieuw in te stellen.
IN WERKING STELLEN
Druk op de toets ON/OFF. Het con-
trolelampje cruise-regeling in het
voertuiginformatiesysteem (EVIC)gaat branden. Druk nogmaals op de
toets ON/OFF om het systeem uit te
schakelen. Het controlelampje cruise-
regeling gaat uit. Laat het systeem
altijd uit staan als u het niet gebruikt.
WAARSCHUWING!
Het is gevaarlijk om de elektronische
snelheidsregeling ingeschakeld te
houden wanneer u deze niet ge-
bruikt. U kunt het systeem per on-
geluk instellen en dan sneller gaan
rijden dan u wel wilt. U kunt zo de
controle over het stuur verliezen en
een ongeval veroorzaken. Laat het
systeem altijd UIT staan als u het
niet gebruikt.
DE GEWENSTE SNELHEID INSTELLEN
Schakel de elektronische snelheidsre-
geling in. Wanneer de auto de ge-
wenste snelheid heeft bereikt, drukt u
kort op de toets SET (-). Laat het
gaspedaal los en de auto zal op de
ingestelde snelheid blijven rijden. OPMERKING:
U mag pas op de toets SET druk-
ken als de auto moet met een ge-
lijkmatige snelheid op een vlakke
weg rijdt.
BUITEN WERKING STELLEN
Als u het rempedaal licht aantikt, op
de toets CANCEL drukt of normale
remdruk uitoefent terwijl de auto
vaart mindert, wordt de elektronische
snelheidsregeling uitgeschakeld zon-
der dat het geheugen wordt gewist.
Wanneer u op de toets ON/OFF drukt
of de contactschakelaar uitzet, wordt
de ingestelde snelheid gewist.
WEER OP INGESTELDE
SNELHEID KOMEN
Als u wilt terugkeren naar een eerder
ingestelde snelheid, drukt u kort op de
toets RES (+). U kunt dan opnieuw
met elke snelheid boven 32 km/u
gaan rijden.
INGESTELDE SNELHEID
AANPASSEN
Wanneer de elektronische snelheids-
regeling is ingesteld, kunt u de snel-
1 — ON/OFF 2 — RES +
4 — CANCEL 3 — SET -
99
Page 106 of 324

heid verhogen door op de toets RES
(+) te drukken. Als u de toets inge-
drukt houdt, wordt de ingestelde snel-
heid continu verhoogd totdat u de
toets loslaat. De nieuwe snelheid zal
vervolgens worden ingesteld.
Eenmaal indrukken van de toets RES
(+) verhoogt de ingestelde snelheid
als volgt:
2,0 km/u (3,0-liter dieselmotor)
1,6 km/u (3,6-liter motor)
Iedere volgende druk op de toets ver-
hoogt de snelheid met 2,0 km/u (3,0-
liter dieselmotor) of 1,6 km/u (3,6-
liter motor).
Als u de snelheid wilt verlagen terwijl
de elektronische snelheidsregeling is
ingesteld, drukt u op de toets SET (-).
Als u de toets ingedrukt houdt in de
stand SET (-), wordt de ingestelde
snelheid continu verlaagd totdat u de
toets loslaat. Laat de toets los zodra de
gewenste snelheid is bereikt. De
nieuwe snelheid zal vervolgens wor-
den ingesteld.Eenmaal indrukken van de toets SET
(-) verlaagt de ingestelde snelheid alsvolgt:
2,0 km/u (3,0-liter dieselmotor)
1,6 km/u (3,6-liter motor)
Iedere volgende druk op de toets ver-
laagt de snelheid met 2,0 km/u (3,0-
liter dieselmotor) of 1,6 km/u (3,6-
liter motor).
ACCELEREREN OM IN TE HALEN
Trap het gaspedaal in op dezelfde
wijze als u normaal gesproken zou
doen. Wanneer u het pedaal loslaat,
keert de auto terug naar de ingestelderijsnelheid.
Elektronische snelheidsregeling
gebruiken op hellingen
De versnelling kan omlaag schakelen
op hellingen om de ingestelde snel-
heid van de auto te handhaven. OPMERKING:
De elektronische snelheidsrege-
ling houdt de snelheid op hellin-
gen en bij afdalingen constant. Een
kleine snelheidsverandering op
flauwe hellingen is normaal.Op steile berghellingen kan de snel-
heid veel hoger of lager worden, zodat
het in die gevallen beter is om zonder
elektronische snelheidsregeling te rij-den.
WAARSCHUWING!
Een elektronische snelheidsregeling
kan gevaarlijk zijn in situaties waar
het systeem geen constante snelheid
kan aanhouden. Uw auto kan gezien
de omstandigheden te snel gaan,
waardoor u de controle over de auto
kunt verliezen en mogelijk een bot-
sing veroorzaakt. Gebruik de elek-
tronische snelheidsregeling nooit in
druk verkeer of op bochtige, be-
ijzelde, besneeuwde of gladde we-gen.
ADAPTIEVE
CRUISECONTROL (ACC)
(voor bepaaldeuitvoeringen/markten)
Adaptieve cruisecontrol (ACC) ver-
groot het gebruiksgemak van de
cruisecontrol tijdens het rijden op au-
tosnelwegen en andere doorgaande
wegen. Het is echter geen veiligheids-
100
Page 107 of 324

systeem en het helpt niet om ongeluk-
ken te voorkomen.
Met ACC kunt u de cruisecontrol in-
geschakeld houden in lichte tot ma-
tige verkeersdrukte zonder dat u
steeds opnieuw uw cruisecontrol op-
nieuw hoeft in te stellen. De ACC
maakt gebruik van een radarsensor,
die is ontworpen om direct voor u
rijdende voertuigen te detecteren. OPMERKING:
Als de sensor geen voor u rijdendvoertuig detecteert, houdt de
ACC een vaste ingestelde snel-
heid aan.
Wanneer de ACC-sensor een voor u rijdend voertuig detec-
teert, zorgt de ACC dat uw auto
automatisch iets afremt of ver-
snelt (maximaal tot de oor-
spronkelijk ingestelde snelheid)
om een vooraf ingestelde volgaf-
stand aan te houden, waarbij de
snelheid van de voorganger
wordt overgenomen.
WAARSCHUWING!
Adaptieve cruisecontrol (ACC) iseen systeem voor meer gebruiks-
gemak. Het is niet geschikt voor
actief sturen tijdens het rijden. De
bestuurder blijft te allen tijde ver-
antwoordelijk voor het aanpassen
van zijn of haar rijstijl aan de
weg-, verkeers- en weersomstan-
digheden, rijsnelheid, afstand tot
de voorligger en - als belangrijkste
- het bedienen van de remmen
voor veilig gebruik van de auto
onder alle omstandigheden. Veilig
autorijden vereist altijd uw volle
aandacht. Het negeren van deze
waarschuwingen kan een aanrij-
ding en ernstig en zelfs dodelijk
letsel tot gevolg hebben.
Het ACC-systeem: reageert niet op voetgangers,
tegemoetkomend verkeer, en
stilstaande objecten (bijv. stil-
staande voertuigen in een file).
(Vervolgd)
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
houdt geen rekening met weg-,
verkeers- en weersomstandig-
heden en kent soms beperkin-
gen als gevolg van slechtelichtomstandigheden.
kan het verloop van de weg of
de beweging van voorliggers
niet voorspellen en kan wijzi-
gingen daarin niet compense-
ren.
herkent niet altijd complexe
rijomstandigheden, wat kan
leiden tot verkeerde of ontbr e-
kende afstandsmeldingen.
kan slechts maximaal 25% van
het remvermogen van uw auto
aanspreken en kan derhalve uw
auto niet volledig tot stilstand
brengen.
101
Page 108 of 324

WAARSCHUWING!
U dient hetACC-systeem uit te scha-
kelen:
tijdens het rijden in mist, zware regenval, zware sneeuwval, natte
sneeuw, druk verkeer en complexe
rijomstandigheden (bijv. bij weg-werkzaamheden).
tijdens het oprijden van -op- en
afritten van snelwegen, het rijden
op bochtige, ijzige, besneeuwde,
gladde, sterk stijgende of dalendewegen.
tijdens het rijden met een aanhan-
ger op sterk stijgende of dalendewegen.
als de omstandigheden het niet
toelaten veilig met een constante
snelheid te rijden.
Het negeren van deze waarschuwin-
gen kan een aanrijding en ernstig en
zelfs dodelijk letsel tot gevolg heb-ben. Het cruisecontrolsysteem biedt tweebedieningsmodi:
De modus Adaptieve cruisecontrol,
die zorgt dat een veilige afstand
tussen voertuigen wordt aangehou-den.
De modus Normale (vaste snelheid) cruisecontrol, die zorgt dat een con-
stante, vooraf ingestelde snelheid
wordt aangehouden. Raadpleeg het
gedeelte "De modus Normale (vaste
snelheid) cruisecontrol" in dit
hoofdstuk voor nadere informatie.
OPMERKING:
Het systeem reageert niet op voor u
rijdende voertuigen. Zorg dat u
zich tijdens het rijden bewust bent
van de gekozen modus.
U kunt de modus wijzigen met de
cruisecontroltoetsen. De twee bedie-
ningsmodi hebben een verschillende
werking. Controleer altijd welke mo-
dus u hebt gekozen. WERKING VAN DE ADAPTIEVE
CRUISECONTROL (ACC)
U bedient het ACC-systeem met de
toetsen voor de snelheidsregeling (die
zich aan de rechterzijde van de stuur-
kolom bevinden). OPMERKING:
Eventuele wijzigingen aan het
chassis of de ophanging zijn van
invloed op de prestaties van de
Adaptieve cruisecontrol.
1 — DISTANCE SETTING
2 — RES
+
3 — SET -
4 — CANCEL
5 — ON/OFF
6 — MODE
102
Page 109 of 324

ADAPTIEVE
CRUISECONTROL (ACC)ACTIVEREN
ACC kan alleen in werking worden
gesteld als de auto een snelheid heeft
van meer dan 30 km/u.
Wanneer het systeem is ingeschakeld
en zich in de READY-status bevindt,
toont het elektronisch voertuiginfor-
matiecentrum (EVIC) de melding
"Adaptive Cruise Ready" (Adaptieve
cruisecontrol gereed).
Wanneer het systeem is uitgescha-
keld, toont het EVIC de melding
"Adaptive Cruise Control Off"
(Adaptieve cruisecontrol uitgescha-keld). OPMERKING:
Onder de volgende omstandighe-
den kunt u de ACC niet inschake-len:
Als u de remmen bedient.
Als de parkeerrem is geacti-veerd.
Als de automatische versnel- lingsbak in PARK, REVERSE of
NEUTRAL staat. Als u op de toets RES + drukt
terwijl het geheugen geen vooraf
ingestelde snelheid bevat.
IN WERKING STELLEN
Druk kort op de toets ON/OFF. Het
ACC-menu in het EVIC toont "Adap-
tive Cruise Control (ACC) Ready"
(adaptieve cruisecontrol gereed).
Als u het systeem wilt uitschakelen,
drukt u nogmaals kort op de toets
ON/OFF. Het systeem wordt uitge-
schakeld en het EVIC toont de mel-
ding "Adaptive Cruise Control Off"
(Adaptieve cruisecontrol uitgescha-keld).
WAARSCHUWING!
Het ACC-systeem ongebruikt inge-
schakeld houden is gevaarlijk. U
kunt het systeem per ongeluk instel-
len en dan sneller gaan rijden dan u
wel wilt. U kunt hierdoor de controle
over het voertuig verliezen wat tot
aanrijdingen kan leiden. Laat het
systeem altijd UIT staan als u het
niet gebruikt.
Adaptive Cruise Control (ACC) Ready (adaptieve cruisecontrol gereed)
Adaptive Cruise Control (ACC) OFF (adaptieve cruisecontroluitgeschakeld)
103
Page 110 of 324

GEWENSTE ACC-
SNELHEID INSTELLEN
Wanneer de auto de gewenste snelheid
bereikt, drukt u kort op de toetsSET-. Het EVIC-scherm toont de
ingestelde snelheid.
Neem uw voet van het gaspedaal.
Doet u dat niet, dan kan de auto blij-
ven versnellen tot voorbij de inge-
stelde snelheid. Als dat gebeurt:
Verschijnt de melding "DRIVER
OVERRIDE" (ingreep door be-
stuurder) op het EVIC-scherm.
Regelt het systeem niet langer de afstand tussen uw auto en uw voor-
ligger. Wordt de snelheid alleen be-
paald door de stand van het gaspe-daal. Functie uitschakelen (CANCEL)
Het systeem schakelt de ACC uit zon-
der het geheugen te wissen als:
U het rempedaal aantikt.
U het rempedaal intrapt.
U op de toets CANCEL drukt.
Het antiblokkeerremsysteem
(ABS) wordt geactiveerd.
De transmissie in de stand Neutraal wordt gezet.
Het elektronisch stabiliteitsprogramma/
tractiecontrolesysteem (ESC/TCS)
wordt geactiveerd. OPMERKING:
Als ACC wordt hervat of ingesteld
terwijl het ESC/TCS is uitgescha-
keld, zal het ESC automatisch op-
nieuw worden ingeschakeld.
FUNCTIE UITSCHAKELEN (OFF)
Het systeem wordt uitgeschakeld en
wist de ingestelde snelheid uit het ge-
heugen als u:
Kort op de toets “ON/OFF” drukt.
Het contact uitschakelt.
ACC Set
Ingreep door de bestuurder
Adaptive Cruise Control (ACC)
Cancelled (adaptieve cruisecontrol geannuleerd)
104