Lancia Thema 2011 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2011, Model line: Thema, Model: Lancia Thema 2011Pages: 324, PDF Size: 3.72 MB
Page 121 of 324

Waarschuwing onderhoud FCW
Wanneer het systeem wordt uitge-
schakeld en het EVIC de melding
“ACC/FCW Unavailable Service Ra-
dar Sensor” (ACC/FCW niet beschik-
baar - onderhoud radarsensor nodig)
weergeeft, duidt dit op een interne
systeemstoring. Hoewel de auto onder
normale omstandigheden nog steeds
bestuurbaar is, dient u het systeem te
laten controleren door een erkende
dealer.
PARKSENSE®
PARKEERHULP
Het ParkSense® parkeerhulpsysteem
geeft tijdens het achter- of vooruit
rijden, bijv. bij het inparkeren, visuele
en hoorbare indicaties van de afstand
tussen de achter- en/of voorbumper-panelen en een gedetecteerd obstakel.
Zie de voorzorgsmaatregelen voor ge-
bruik van het ParkSense® systeem
voor de beperkingen van dit systeem
en aanbevelingen.
Wanneer u de contactschakelaar in de
stand ON/RUN draait, wordt door
ParkSense® automatisch de systeem-
status (actief of inactief) hersteld die
actief was voordat het contact werduitgeschakeld.
ParkSense® kan uitsluitend worden
geactiveerd wanneer de schakelhen-
del in de stand REVERSE (achteruit)
of DRIVE (rijden) staat. Wanneer
ParkSense® bij een van deze standen
van de schakelhendel wordt ingescha-
keld, blijft het systeem actief totdat de
rijsnelheid is toegenomen tot ongeveer
11 km/u of meer. Het systeem wordt
weer actief als de rijsnelheid is ge-
daald naar minder dan ongeveer
9 km/u.
PARKSENSE® SENSOREN
De vier ParkSense® sensoren, in de
paneel/bumper achter, bewaken het
gebied achter de auto dat binnen de
zichtsafstand van de sensors valt. De
sensoren kunnen obstakels detecteren
tot een afstand van ongeveer 200 cm
van de achterbumper in horizontale
richting, afhankelijk van de plaats en
het soort obstakel.
De zes ParkSense® sensoren, gemon-
teerd in het voorpaneel/de voorbum-
per, bewaken het gebied voor de auto
dat binnen het sensorbereik valt. De
sensoren kunnen obstakels detecteren
tot een afstand van ongeveer 120 cm
van de voorbumper in horizontale
richting, afhankelijk van de plaats en
het soort obstakel.
PARKSENSE®
WAARSCHUWINGSSCHERM
Het ParkSense® waarschuwings-
scherm wordt alleen weergegeven als
Sound and Display (beeld en geluid)
m.b.v. het Uconnect Touch™ systeem
is geselecteerd. Raadpleeg "Uconnect
Touch™ instellingen" in "Uw instru-
mentenpaneel begrijpen" voor meerinformatie.
Het ParkSense® waarschuwings-
scherm bevindt zich in het elektro-
nisch voertuig informatie centrum
(EVIC). Het geeft visuele waarschu-
Waarschuwing ACC/FCW niet
beschikbaar
115
Page 122 of 324

wingen om de afstand tussen de ach-
terbumper en/of de voorbumper en
het gedetecteerde obstakel weer te ge-ven.
PARKSENSE® DISPLAY
Het waarschuwingsdisplay schakelt
IN en geeft de actuele systeemstatus
weer wanneer het voertuig in de stand
REVERSE (achteruit) of in DRIVE
(rijden) is en een obstakel is waarge-nomen.Het systeem geeft een gedetecteerd
obstakel aan met drie boogjes en laat
gedurende een halve seconde een toon
horen. Als de auto het object nadert,
zal het EVIC-display minder bogen
laten zien en de geluidstoon zal veran-
deren van langzaam naar snel tot on-
onderbroken.
De auto is dichtbij het obstakel als het
EVIC-display een knipperende boog
laat zien en een ononderbroken toon
laat horen. De volgende tabel illus-
treert de werking van het waarschu-
wingssysteem wanneer een obstakel
wordt waargenomen:
Display parkeerhulpParkeerhulpsysteem AAN
Parkeerhulpsysteem Uit
Langzame toon
Snelle toon
Ononderbroken toon
116
Page 123 of 324

WAARSCHUWINGEN
Afstand achter
(inch/cm) Meer dan
200 cm 200-100 cm 100-60 cm 60-35 cm Minder dan 35 cm
Afstand voor (cm) Meer dan
120 cm 120-100 cm 100-60 cm 60-35 cm Minder dan 35 cm
Hoorbare waar- schuwing
(geluidssignaal) GeenEnkele toon,
1/2 seconde
(alleen achter) Langzaam (alleen
achter) Snel Continu
Boog Geen 3 brandend
(continu) 3 langzaam
knipperend 2 langzaam
knipperend 1 langzaam
knipperend
PARK ASSIST VOOR,
HOORBARE SIGNALEN
Vier seconden nadat een obstakel is
gedetecteerd, het voertuig niet meer
beweegt en het rempedaal wordt inge-
drukt, schakelt ParkSense® de ge-
luidssignalen voor de Park Assist vóóruit.
PARKSENSE® IN- EN UITSCHAKELEN
ParkSense® kan m.b.v. het Uconnect
Touch™ systeem worden in- en uitge-
schakeld. De beschikbare keuzes zijn:
OFF (uit), Sound Only (alleen geluid)
of Sound and Display (geluid en
beeld). Raadpleeg "Uconnect Touch™ instellingen" in "Uw instru-
mentenpaneel begrijpen" voor meerinformatie.
Wanneer de schermtoets ParkSense®
wordt ingedrukt om het systeem uit te
schakelen, verschijnt op het EVIC-
display gedurende vijf seconden het
bericht "PARK ASSIST SYSTEM
OFF" (parkeerhulpsysteem uit)..
Voor meer informatie raadpleegt u het
"Elektronisch voertuiginformatiecen-
trum (EVIC)" in "De functies op uw
dashboard". Als u de versnellings-
pook in de stand REVERSE of
DRIVE zet (met 11 km/u of langza-
mer) en het systeem is uitgeschakeld,
toont het EVIC het bericht "PARK
ASSIST SYSTEM OFF" (parkeerhul-
psysteem uitgeschakeld) gedurendeongeveer 5 seconden als het voertuig
in REVERSE of DRIVE staat.
Onderhoud van de
ParkSense® parkeerhulp
Wanneer de ParkSense® parkeerhulp
niet correct werkt, zal de instrumen-
tengroep telkens wanneer de auto ge-
start wordt een enkel geluidssignaal
afgeven. In het instrumentenpaneel
verschijnt het bericht "CLEAN PARK
ASSIST" (parkeerhulp reinigen)
wanneer één van de voor- of achter-
sensoren wordt belemmerd door
sneeuw, modder of ijs en het voertuig
in de stand REVERSE of DRIVE
wordt gezet. In het instrumentenpa-
neel verschijnt het bericht "SERVICE
PARK ASSIST" (laat parkeersenso-
ren repareren) wanneer één van de
117
Page 124 of 324

voor- of achtersensoren is beschadigd
en onderhoud nodig heeft. Wanneer
de versnellingspook in de stand RE-
VERSE (achteruit) of DRIVE (rijden)
wordt gezet en het systeem heeft een
storing gedetecteerd, verschijnt in het
EVIC het bericht "CLEAN PARK AS-
SIST", "SERVICE PARK ASSIST" of
"SERVICE PARK ASSIST SYSTEM"
zolang het voertuig in de stand RE-
VERSE of DRIVE staat (bij snelhe-
den lager dan 11 km/u). In een der-
gelijk geval werkt ParkSense® niet.
Voor meer informatie raadpleegt u het
"Elektronisch voertuiginformatiecen-
trum (EVIC)" in "De functies op uw
dashboard".
Als "CLEAN PARK ASSIST" (par-
keerhulp reinigen) verschijnt in het
voertuiginformatiecentrum, moet u
ervoor zorgen dat het oppervlak en de
onderkant van de achterbumper of
voorbumper vrij zijn van sneeuw, ijs,
modder, vuil of andere obstakels en
vervolgens het contactslot omdraaien.
Als het bericht blijft verschijnen, moet
u langsgaan bij uw erkende dealer.
Als het bericht "SERVICE PARK AS-
SIST" of "SERVICE PARK ASSISTSYSTEM" (laat parkeersensoren re-
pareren) in het EVIC verschijnt, moet
u langsgaan bij uw erkende dealer.
PARKSENSE® SYSTEEM REINIGEN
Reinig de ParkSense® sensoren met
water, een schoonmaakmiddel voor
auto's en een zachte doek. Gebruik
geen ruwe of harde doek. Steek geen
voorwerpen in de sensors en bekras
deze niet. Hierdoor kunnen de sensors
beschadigd raken.
VOORZORGSMAATREGELEN
BIJ GEBRUIK VAN HET
PARKSENSE® SYSTEEMOPMERKING:
Houd de voor- en achterbumper
vrij van sneeuw, ijs, modder, stof
en vuil om te zorgen dat het
ParkSense® systeem altijd cor-
rect werkt.
Drilboren, grote vrachtwagens en andere bronnen van trillin-
gen kunnen de werking van
ParkSense® nadelig beïnvloeden. Wanneer u de ParkSense® par-
keerhulp uitschakelt, verschijnt
op de EVIC het bericht "PARK
ASSIST OFF" (parkeerhulp uit-
geschakeld). Wanneer u Park-
Sense® uitgeschakeld, blijft
deze uitgeschakeld, ook wan-
neer u het contact weer aanzet,
totdat u het systeem opnieuw in-schakelt.
Wanneer u de versnellingspook in de stand REVERSE of DRIVE
zet en ParkSense® is uitgescha-
keld, verschijnt in het EVIC het
bericht "PARK ASSIST SYSTEM
OFF"(parkeerhulpsysteem uit)
gedurende ongeveer vijf secon-
den als het voertuig in respectie-
velijk REVERSE of DRIVE staat.
Reinig de ParkSense® sensoren regelmatig, maar let daarbij op
dat u geen krassen of schade toe-
brengt. De sensors mogen niet
bedekt raken met ijs, sneeuw,
modder, vuil of afval. Verontrei-
niging van de sensors kan leiden
tot een slechte systeemwerking.
Mogelijk zal de ParkSense®
parkeerhulp hierdoor obstakels
118
Page 125 of 324

voor of achter de bumper niet
waarnemen, of het systeem kan
een foutieve melding geven van
een voorwerp voor of achter de
bumper.
Voorwerpen zoals fietsendra- gers, trekhaken, etc. mogen tij-
dens het rijden niet binnen
30 cm van de achterbumper zijn
geplaatst. Als dit wel het geval is,
zal het systeem een nabijgelegen
voorwerp mogelijk interprete-
ren als een sensorprobleem en
de melding "SERVICE PARK
ASSIST SYSTEM" (laat par-
keersensoren repareren) tonen
op het EVIC.
LET OP!
ParkSense® is uitsluitend be-doeld als hulpmiddel tijdens het
parkeren en is niet in staat ieder
voorwerp, inclusief kleine obsta-
kels, waar te nemen. Stoepranden
kunnen tijdelijk of helemaal niet
worden gedetecteerd. Op kleine
afstanden worden obstakels bo-
ven of onder de sensors niet gede-
tecteerd.
Bij gebruik van ParkSense® moet
u langzaam rijden, zodat u tijdig
kunt stoppen wanneer een obsta-
kel wordt gedetecteerd. Het is
raadzaam om tijdens het achter-
uitrijden over uw schouder te kij-
ken, ook wanneer u gebruik
maakt van ParkSense®.
WAARSCHUWING!
Bestuurders moeten altijd voor-zichtig achteruit rijden, ook wan-
neer gebruik gemaakt wordt van
de ParkSense® parkeerhulp.
Controleer het gebied achter de
auto altijd zorgvuldig, kijk naar
achteren en wees bedacht op voet-
gangers, dieren, andere voertui-
gen, obstakels en dode hoeken. U
bent verantwoordelijk voor de
veiligheid en dient uw aandacht
voortdurend bij de omgeving te
houden. Anders bestaat er een ri-
sico op ernstig of dodelijk letsel.
(Vervolgd)
119
Page 126 of 324

WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Het wordt sterk aanbevolen om,
voordat u de ParkSense® par-
keerhulp gaat gebruiken, de trek-
haak van de auto te verwijderen
als de auto niet voor trekken
wordt gebruikt. Als u dit niet doet,
kan persoonlijk letsel of schade
aan voertuigen ontstaan doordat
de trekhaak zich veel dichter bij
het obstakel bevindt dan de ach-
terbumper als het waarschu-
wingsdisplay de knipperende
boog laat zien en de aanhoudende
toon laat horen. Afhankelijk van
de afmetingen en vorm van de
trekhaak is het ook mogelijk dat
de sensors de trekhaak detecteren
en abusievelijk aangeven dat er
een obstakel achter de auto aan-
wezig is. PARKVIEW® ACHTERUITRIJCAMERA
(voor bepaaldeuitvoeringen/markten)
Uw auto is mogelijk voorzien van een
ParkView® achteruitrijcamera. Hier-
mee kunt u het gebied achter de auto
op het scherm zien wanneer de scha-
kelhendel in de stand REVERSE
(achteruit) wordt gezet. De afbeelding
wordt aan de bovenzijde van het aan-
raakscherm van de radio weergege-
ven, samen met de waarschuwing
"Controleer de gehele omgeving". Na
vijf seconden verdwijnt deze opmer-
king. De ParkView® camera bevindt
zich aan de achterzijde van het voer-
tuig boven de kentekenplaat.
Als u uit de achteruitversnelling scha-
kelt, wordt de achteruitrijcamera uit- geschakeld en verschijnt het
navigatie- of audioscherm.
Indien weergegeven, geven statische
rasterlijnen de breedte van het voer-
tuig aan, terwijl een onderbroken lijn
de middellijn van het voertuig aan-
geeft. Deze lijnen kunnen bijv. van
dienst zijn bij het uitlijnen van het
voertuig voor een aanhanger. De sta-
tische rasterlijnen geven verschillende
zones aan waarmee u de afstand tot de
achterzijde van het voertuig kunt in-
schatten. De onderstaande tabel geeft
bij benadering de afstanden weer voor
elk van deze zones:
Zone Afstand tot de achterzijde van het voertuig
Rood 0 - 30 cm
Geel 30 cm - 1 m
Groen 1 m of meer
120
Page 127 of 324

WAARSCHUWING!
Bestuurders moeten voorzichtig
achteruit rijden, ook al wordt er ge-
bruik gemaakt van de achteruitrij-
camera. Kijk altijd goed vóór of ach-
ter uw auto, controleer of zich daar
geen voetgangers, dieren, andere
voertuigen of obstakels bevinden en
let op dode hoeken voordat u voor-
of achteruitrijdt. U bent verant-
woordelijk voor de veiligheid van uw
omgeving en moet blijven opletten
als u achteruitrijdt. Anders bestaat
er een risico op ernstig of dodelijkletsel.LET OP!
Om schade aan het voertuig tevoorkomen mag ParkView® al-
leen worden gebruikt als parkeer-
hulp. De ParkView® camera kan
niet elk obstakel of voorwerp de-
tecteren.
(Vervolgd)
LET OP!(Vervolgd)
Om schade aan het voertuig te
voorkomen moet u langzaam rij-
den bij gebruik van de achteruit-
rijcamera, zodat u tijdig kunt
stoppen als u een obstakel ziet.
Het wordt de bestuurder aanbe-
volen om regelmatig over zijn/
haar schouder te kijken bij het
gebruik van ParkView®.
OPMERKING:
Wanneer de cameralens bedekt is
met sneeuw, ijs, modder of ander
vuil, moet de lens worden gerei-
nigd, met water worden gespoeld
en met een zachte doek worden
gedroogd. De lens niet afdekken.
ParkView® in- of
uitschakelen — met het
aanraakscherm van deradio
1. Zet de radio aan.
2. Druk op de schermtoets " More". 3. Druk de schermtoets " Settings".
4. Druk op de schermtoets "Safety &
Driving Assistance".
5. Druk op het vakje naast de knop
"Parkview® Backup Camera" om het
systeem in of uit te schakelen. DAKCONSOLE
De dakconsole bevat de lampjes van
de binnen-/leesverlichting en een op-
bergvak voor zonnebrillen. Er kunnen
ook schakelaars voor een elektrisch
schuifdak aanwezig zijn (voor be-
paalde uitvoeringen/markten).
Dakconsole
121
Page 128 of 324

KAART/-LEESLAMPEN VOORIN
In de dakconsole zijn lampjes aange-
bracht. U schakelt de lampjes in door
op een van de schakelaars links of
rechts op de console te drukken. Deze
knoppen zijn verlicht, voor goede
zichtbaarheid in het donker.
U schakelt de lampjes uit door nog-
maals op de schakelaar te drukken.
De lampjes gaan ook aan als een por-
tier wordt geopend. De lampjes gaan
ook aan als op de ontgrendelknop op
de afstandsbediening wordt gedrukt.OPBERGVAKJE ZONNEBRIL
Voorin de dakconsole zit een opberg-
vakje voor een zonnebril. Het vakje
gaat open en dicht door erop te druk-
ken. Druk op het verchroomde vlak
om het klepje te openen. Druk nog-
maals op het verchroomde vlak om
het klepje te sluiten. ELEKTRISCH BEDIENBAAR
ZONNEDAK (voor
bepaalde uitvoeringen/markten)
De schakelaar voor het elektrisch be-
dienbare schuifdak bevindt zich in de
dakconsole tussen de zonnekleppen.
WAARSCHUWING!
Laat kinderen nooit alleen achter
in het voertuig terwijl de sleutel in
het contactslot zit of de afstands-
bediening in het voertuig aanwe-
zig is. Inzittenden, en vooral kin-
deren zonder begeleider, kunnen
klem komen te zitten in de dak-
opening als ze de schakelaar van
het elektrisch bedienbare schuif-
dak bedienen. Bij een dergelijke
beknelling kan ernstig of dodelijk
letsel ontstaan.
(Vervolgd)
Kaart/-leeslampen voorin
Opbergvakje zonnebril
Schakelaar van elektrischbedienbaar schuifdak
122
Page 129 of 324

WAARSCHUWING!(Vervolgd)
In geval van een aanrijding is het
risico om uit een voertuig geslin-
gerd te worden groter wanneer het
schuifdak geopend is. U kunt ern-
stig of zelfs dodelijk gewond ra-
ken. Maak altijd uw autogordel op
de juiste wijze vast en controleer
of alle passagiers dit ook gedaanhebben.
Sta niet toe dat kleine kinderen
het schuifdak bedienen. Steek
nooit vingers, lichaamsdelen of
voorwerpen door het schuifdak
naar buiten. Verwondingen kun-
nen daarvan het gevolg zijn.
SCHUIFDAK OPENEN — SNEL
Als u de schakelaar kort (korter dan
een halve seconde) naar achteren
duwt, wordt het schuifdak automa-
tisch vanuit elke positie geopend. Het
schuifdak wordt volledig geopend en
stopt automatisch. Dit is de functie
"Snel openen". De functie Snel ope-
nen zorgt dat bij aanraking van de
schakelaar het schuifdak stopt. SCHUIFDAK OPENEN —
HANDMATIG
Om het schuifdak te openen, moet u
de schakelaar naar achteren indruk-
ken en vasthouden om het volledig te
openen. Als u de schakelaar loslaat,
stopt de beweging en het schuifdak
blijft dan gedeeltelijk open totdat de
schakelaar weer ingedrukt en naar
achteren geduwd wordt.
SCHUIFDAK SLUITEN — SNEL
Als u de schakelaar kort (korter dan
een halve seconde) naar voren duwt,
wordt het schuifdak automatisch van-
uit elke positie gesloten. Het schuif-
dak wordt volledig gesloten en stopt
automatisch. Dit is de functie "Snel
sluiten". De functie Snel sluiten zorgt
dat bij aanraking van de schakelaar
het schuifdak stopt.
SCHUIFDAK SLUITEN —
HANDMATIG
Om het schuifdak te sluiten moet u de
schakelaar indrukken en naar voren
drukken. Als u de schakelaar weer
loslaat, stopt de beweging en het
schuifdak blijft dan gedeeltelijk geslo-ten totdat de schakelaar weer inge-
drukt en naar voren geduwd wordt.
OBSTAKELDETECTIE
Deze functie zorgt dat obstakels in de
opening van het schuifdak worden ge-
detecteerd bij gebruik van de functie
Snel sluiten. Als een obstakel wordt
ontdekt, gaat het schuifdak automa-
tisch dicht. Verwijder het obstakel als
dit gebeurt. Druk vervolgens de scha-
kelaar kort naar voren om het schuif-
dak te sluiten. OPMERKING:
Wanneer drie opeenvolgende po-
gingen om het dak te sluiten zijn
onderbroken door de obstakelde-
tectie, wordt de vierde poging uit-
gevoerd als een handmatige slui-
ting met uitgeschakeldeobstakeldetectie.
OBSTAKELDETECTIE UITSCHAKELEN
Als een bekend obstakel (ijs, puin,
enz.) het sluiten van het open dak
onmogelijk maakt, druk dan de scha-
kelaar naar voren en houd deze twee
seconden lang ingedrukt nadat het te-
123
Page 130 of 324

rugschuiven begint. Hierdoor zal het
schuifdak worden gesloten. OPMERKING:
Als de schakelaar ingedrukt wordt
gehouden, wordt de obstakelde-
tectie geannuleerd.
VENTILATIESTAND
SCHUIFDAK — SNEL
Als u kort op de "Vent"-toets drukt,
beweegt het schuifdak naar de venti-
latiestand. Dit is de functie "Snel naar
ventilatiestand" die werkt vanuit elke
positie van het schuifdak. De functie
Snel naar ventilatiestand zorgt ervoor
dat bij aanraking van de schakelaar
het schuifdak stopt.
BEDIENING ZONWERING
De zonwering kunt u met de hand
openen. De zonwering wordt echter
ook automatisch geopend als het
schuifdak wordt geopend. OPMERKING:
U kunt de zonwering niet sluiten
als het schuifdak open is.Rijwinddruk
Rijwinddruk kan worden beschreven
als het gevoel van druk op de oren,
vergelijkbaar met het akoestisch ef-
fect van helikoptergeluid. U kunt in
uw auto dit rijwindeffect soms mer-
ken als de ramen open zijn of het
zonnedak (voor bepaalde
uitvoeringen/markten) geheel of ge-
deeltelijk is geopend. Dit is normaal
en het effect kunt u tenietdoen. Als u
last hebt van rijwinddruk terwijl de
achterramen open staan, draait u de
voor- en achterramen allebei open om
het effect te verminderen. Als u rij-
winddruk bemerkt terwijl het schuif-
dak openstaat, verstelt u de schuifda-
kopening om het effect te
verminderen.
ONDERHOUD SCHUIFDAK
Gebruik voor het reinigen van het
glaspaneel uitsluitend niet-schurende
schoonmaakmiddelen en een zachtedoek.
WERKING BIJ CONTACT UIT
Voor voertuigen die niet zijn voorzien
van het elektronische voertuiginfor-matiecentrum (EVIC), blijft de scha-
kelaar van het elektrisch bediende
zonnedak 45 seconden lang actief na-
dat de contactsleutel in de stand
LOCK is gezet. Door het openen van
een voorportier wordt deze functieuitgeschakeld. OPMERKING:
Voor voertuigen die zijn voor-
zien van EVIC, blijft de schake-
laar van het elektrisch bediende
zonnedak tien minuten lang ac-
tief nadat de contactsleutel in de
stand LOCK is gezet. Door het
openen van een voorportier
wordt deze functie uitgescha-keld.
Met het Uconnect Touch™ sys- teem kan de tijd voor uitschake-
ling van het contact worden in-
gesteld. Raadpleeg "Uconnect
Touch™ instellingen" in "Uw in-
strumentenpaneel begrijpen"
voor meer informatie.
124