Lancia Thema 2011 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2011, Model line: Thema, Model: Lancia Thema 2011Pages: 324, PDF Size: 3.72 MB
Page 151 of 324

14. Waarschuwingslampje remsysteemDit lampje controleert ver-
schillende functies van het
remsysteem, zoals het rem-
vloeistofpeil en het aantrek-
ken van de parkeerrem. Als het waar-
schuwingslampje van het remsysteem
gaat branden, is het mogelijk dat de
handrem is aangetrokken, het vloei-
stofpeil in het remvloeistofreservoir te
laag is of dat zich een probleem voor-
doet in het reservoir van het antiblok-keersysteem.
Als het lampje blijft branden wanneer
de handrem niet is aangetrokken en
het remvloeistofpeil in het reservoir
van de hoofdremcilinder zich ter
hoogte van het full-merkteken be-
vindt, kan er sprake zijn van een sto-
ring in het hydraulisch remcircuit of is
er een probleem met de rembekrach-
tiging gedetecteerd door het antiblok-
keersysteem (ABS) / elektronische
stabiliteitsprogramma (ESC). In dat
geval blijft het lampje branden tot de
oorzaak is verholpen. Als het pro-
bleem verband houdt met de rembe-
krachtiging, zal de ABS-pomp actief zijn tijdens het remmen en voelt u
mogelijk een trilling in het rempedaal.
De dubbel uitgevoerde remcircuits
zorgen voor reserveremcapaciteit als
ergens een storing optreedt in het hy-
draulisch systeem. Als er in één helft
van het dubbele remsysteem een lek
optreedt, geeft het remwaarschu-
wingslampje dit aan; het lampje gaat
branden wanneer het remvloeistofpeil
in de hoofdremcilinder is gedaald be-
neden een bepaald peil.
Het lampje blijft branden tot de oor-
zaak is verholpen. OPMERKING:
Het lampje kan bij het nemen van
een scherpe bocht even knipperen,
doordat dan het vloeistofpeil ver-
andert. Laat onderhoud verrichten
en het remvloeistofpeil controle-ren.
Als het remsysteem defect is, moet een
reparatie direct worden uitgevoerd.
WAARSCHUWING!
Blijven doorrijden terwijl het rode
waarschuwingslampje brandt, is ge-
vaarlijk. Een deel van het remsys-
teem kan defect zijn. De remweg
wordt dan langer. U kunt een aanrij-
ding krijgen. Laat de auto onmid-
dellijk controleren.
Auto’s die met een antiblokkeersys-
teem (ABS) zijn uitgerust, beschikken
ook over elektronische remkrachtver-
deling (EBD). Wanneer EBD uitvalt,
gaat het waarschuwingslampje voor
het remsysteem branden, samen met
het controlelampje voor ABS. Het
ABS-systeem moet dan onmiddellijk
worden gerepareerd.
U kunt de werking van het controle-
lampje voor het remsysteem controle-
ren door de contactschakelaar vanuit
de stand OFF in de stand ON/RUN te
draaien. Het lampje moet dan ca.
twee seconden lang branden. Het
lampje moet vervolgens uitgaan, ten-
zij de handrem is aangetrokken of er
een defect aan het remsysteem wordt
gedetecteerd. Als het lampje niet gaat
145
Page 152 of 324

branden, moet u het systeem door een
erkende dealer laten controleren.
Het lampje gaat ook branden als de
handrem wordt aangetrokken terwijl
de contactschakelaar in de stand ON/
RUN staat. OPMERKING:
Dit lampje geeft dan alleen aan dat
de handrem is aangetrokken. Het
geeft niet aan hoe krachtig de
handrem is aangetrokken.
15. Controlelampje
antiblokkeersysteem (ABS)Dit lampje controleert hetantiblokkeersysteem
(ABS). Het lampje gaat
branden wanneer u de con-
tactschakelaar in de stand ON/RUN
zet en kan daarna nog vier seconden
blijven branden.
Als het ABS-lampje tijdens het rijden
aan blijft of gaat branden, wijst dit
erop dat het ABS-gedeelte van het
remsysteem niet functioneert en dat
onderhoud noodzakelijk is. Het ge-
wone remsysteem zal echter normaal
functioneren, zolang het remwaar-
schuwingslampje niet brandt. Wanneer het ABS-lampje brandt,
moet u het remsysteem zo spoedig
mogelijk laten controleren om weer
voordeel te hebben van de antiblok-
keerremmen. Wanneer het ABS-
lampje niet gaat branden bij het in-
schakelen van het contact, moet het
lampje worden gecontroleerd bij een
erkende dealer.
16. Controlelampje
beveiligingssysteem (voor bepaaldeuitvoeringen/markten)
Dit lampje knippert snel ge-
durende circa 15 seconden,
wanneer het voertuigalarm
wordt ingeschakeld, en
knippert daarna langzaam totdat het
voertuigalarm wordt uitgeschakeld.
17. Controle-/storingslampje
elektronische stabiliteitsregeling
(ESC) uitgeschakeld (voor bepaaldeuitvoeringen/markten) Dit lampje geeft aan dat de
elektronische stabiliteitsre-
geling (ESC) is uitgescha-keld. 18. Controle-/storingslampje
elektronische stabiliteitsregeling
(ESC) (voor bepaaldeuitvoeringen/markten)
Het controle-/
storingslampje elektronisch
stabiliteitsprogramma
(ESC) in de instrumenten-
groep gaat branden wanneer de con-
tactschakelaar in de stand ON/RUN
wordt gezet. Wanneer de motor
draait, behoort dit lampje uit te gaan.
Wanneer het ESC-indicatie-/
storingslampje permanent blijft bran-
den terwijl de motor draait, is een
storing gedetecteerd in het ESC-
systeem. Als het lampje blijft branden
nadat er verschillende keren is gestart
en u meerdere kilometers hebt gere-
den met een snelheid boven 48 km/u,
dient u zo snel mogelijk contact op te
nemen met uw erkende dealer om het
probleem te laten opsporen en verhel-pen. OPMERKING:
Het controlelampje elektronisch stabiliteitsprogramma UIT en
het controle-/storingslampje
elektronisch stabiliteitspro-146
Page 153 of 324

gramma gaan kort branden
wanneer de contactschakelaar
in de stand ON/RUN wordt gezet.
Telkens wanneer het contact wordt ingeschakeld, wordt het
ESC-systeem geactiveerd, ook
wanneer dit eerder werd uitge-schakeld.
Het ESC-systeem maakt zoe- mende of klikkende geluiden
wanneer het actief is. Dit is nor-
maal. De geluiden houden op
wanneer ESC inactief wordt na
de manoeuvre die de activering
van het ESC-systeem heeft ver-oorzaakt.
19. Controlelampje autogordel Nadat de contactschakelaar in
de stand ON/RUN is gezet, gaat
dit waarschuwingslampje ge-
durende ongeveer vier tot zes secon-
den branden om de werking ervan te
controleren. Als tijdens deze test de
autogordel voor de bestuurdersstoel
wordt losgegespt, hoort u een geluids-
signaal. Als na controle van het
lampje of tijdens het rijden de auto-
gordel van de bestuurder niet is vast-
gemaakt, gaat het waarschuwings- lampje ter herinnering aan en klinkt
er een geluidssignaal. Raadpleeg
"Gordelsystemen" in "Wat u moet
weten voordat u de auto start" voor
meer informatie.
20. Temperatuurmeter
De thermometer geeft de temperatuur
van de koelvloeistof aan. Als de me-
ternaald binnen het normale bereik
aanwijst, werkt het koelsysteem naar
behoren.
De naald op de meter geeft waar-
schijnlijk een hogere temperatuur aan
bij warm weer, op berghellingen, of
bij het rijden met aanhanger. Zorg dat
de bovenlimiet van het normale tem-
peratuurbereik niet wordt overschre-den.
LET OP!
Als u blijft rijden met een oververhit
koelsysteem, kan dit schade aan de
auto veroorzaken. Wanneer de tem-
peratuurmeter in de H-zone staat,
zet dan de auto veilig stil langs de
kant van de weg. Laat de auto met
uitgeschakelde airco stationair
draaien tot de meternaald weer in
het normale bereik staat. Als de me-
ternaald in de H-zone blijft staan en
u continue geluidssignalen hoort, zet
dan de motor direct af en neem con-
tact op met uw dealer.WAARSCHUWING!
Een te warm koelsysteem is gevaar-
lijk. Hete koelvloeistof en stoom uit
de radiateur kunnen ernstige brand-
wonden veroorzaken. Bel een erkend
dealerbedrijf wanneer de motor van
uw auto oververhit is. Als u besluit
zelf onder de motorkap te kijken,
raadpleeg dan "Onderhoud van uw
voertuig". Volg de waarschuwingen
in de paragraaf Vuldop expansiere-
servoir.
147
Page 154 of 324

ELEKTRONISCH VOER-
TUIGINFORMATIECEN-
TRUM (EVIC)
Het Elektronisch voertuiginformatie-
centrum (EVIC) heeft een interactief
scherm dat zich in de instrumenten-
groep bevindt.
Dit systeem biedt u op een handige
manier toegang tot verschillende nut-
tige gegevens via een druk op de
stuurwielschakelaars. Het EVIC be-
vat de volgende onderdelen:
Radio informatie
Informatie brandstofverbruik
Informatie cruisecontrol
Digitale snelheid voertuig
Ritinformatie Bandenspanning
Voertuiginformatie
Opgeslagen waarschuwingsberich-
ten
Menu uitschakelen
Met dit systeem kan de bestuurder
informatie selecteren door op de vol-
gende knoppen op het stuurwiel tedrukken:
Toets "OMHOOG" Druk kort op de toets Om-
hoog om omhoog te blade-
ren door het hoofdmenu en
de submenu's voor voer-
tuiginformatie en ritinformatie
(brandstofverbruik, voertuiginfor-
matie, bandenspanning, cruisecon-
trol, berichten, ritinformatie, voer- tuigsnelheid en uitschakelen menu)
en andere submenu's.
Toets "OMLAAG"
Druk kort op de toets Om-
laag om omlaag te bladeren
door het hoofdmenu en de
submenu's voor voertuigin-
formatie en ritinformatie (brandstof-
verbruik, voertuiginformatie, ban-
denspanning, cruisecontrol,
berichten, ritinformatie, voertuig-
snelheid en uitschakelen menu) en
andere submenu's.
Toets "SELECTEREN" Druk kort op de toets SE-
LECT (Selecteren) voor
toegang tot informatie-
schermen of submenus-
chermen of een hoofdschermonder-
deel. Druk twee seconden op de toets
SELECT om de getoonde/
geselecteerde functies terug te stellen
waarvoor dat mogelijk is.
Elektronisch
voertuiginformatiecentrum (EVIC)
Stuurwieltoetsen voor EVIC
148
Page 155 of 324

Toets "TERUG"Druk op de toets BACK (Te-
rug) om terug te keren naar
het hoofdmenu vanuit een
informatiescherm of sub-menu.
SCHERMEN VOERTUIGIN-
FORMATIECENTRUM(EVIC)
Het EVIC-scherm bestaat uit drie ge- deelten:
1. het bovenste gedeelte waarin de
kompasrichting, de snelheidsmeter en
de buitentemperatuur wordt getoond.
2. het hoofdschermgedeelte waarin
de menu's en de berichten wordengetoond.
3. het gedeelte met de instelbare waarschuwingslampjes.
Het hoofdschermgedeelte toont nor-
maal gesproken de hoofdschermen of
de schermen van een gekozen functie
uit het hoofdmenu. Het hoofdscherm-
gedeelte toont ook berichten, die be-
staan uit ongeveer 60 mogelijke
waarschuwings- of informatieberich- ten. Deze berichten zijn verdeeld in
verschillende categorieën:
Opgeslagen berichten van vijf
seconden
Onder de juiste omstandigheden ver-
schijnen dit soort berichten gedu-
rende vijf seconden in het grote dis-
playvlak en worden vervolgens weer
in het vorige scherm aangegeven. De
meeste berichten van dit type worden
vervolgens opgeslagen (zolang de oor-
zaak waardoor het werd geactiveerd
blijft bestaan) en kunnen opnieuw
worden bekeken via het onderdeel
"Messages" in het hoofdmenu. Zolang
een opgeslagen bericht aanwezig is,
wordt een"i" getoond in het kompas-/
buitentemperatuurgedeelte van het
EVIC. Voorbeelden van dit type be-
richt zijn "Right Front Turn Signal
Lamp Out" (rechter richtingaanwij-
zerlampje voor kapot) en "Low Tire
Pressure" (bandenspanning laag). Niet-opgeslagen berichten
Dit berichttype wordt voortdurend
getoond of totdat de omstandigheid
waardoor het bericht werd vertoond is
opgeheven. Voorbeelden van dit type
bericht zijn "Turn Signal On" (knip-
perlicht aan, als een knipperlicht niet
is uitgeschakeld) en "Lights On"
(lichten branden, als de bestuurder
het voertuig verlaat).
Niet-opgeslagen berichten tot
RUN
Dit berichttype verschijnt totdat het
contactslot in de stand RUN wordt
gedraaid. Een voorbeeld van dit type
bericht is "Press Brake Pedal" (druk
het rempedaal in) en "Push Button to
Start" (druk op startknop).
Niet-opgeslagen berichten van
vijf seconden
Onder de juiste omstandigheden ver-
schijnen dit soort berichten gedu-
rende vijf seconden in het grote dis-
playvlak en worden vervolgens weer
in het vorige scherm aangegeven.
Voorbeelden dan dit type bericht zijn
"Memory System Unavailable - Not in
Park" (geheugensysteem niet be-
schikbaar - niet in stand Park) en
149
Page 156 of 324

"Automatic High Beams On" (auto-
matisch grootlicht aan).
Het gedeelte met instelbare waar-
schuwingslampjes is verdeeld in het
rechterdeel met witte waarschuwings-
lampjes, het middendeel met oranje
waarschuwingslampjes en het linker-
deel met rode waarschuwinglampjes.WITTE
WAARSCHUWINGSLAMPJESEVICIn dit vlak worden instelbare witte
waarschuwingslampjes getoond. Deze
verklikkerlampjes bevatten:
Status versnellingspook — alleendieselmotoren
De gekozen AutoStick-versnelling
wordt weergegeven als D1, D2, D3,
D4, D5 en deze lampjes geven aan dat
de functie Electronic Range Select
(ERS, elektronisch schakelen) is ge-
kozen. De gekozen versnelling wordt
weergegeven. Raadpleeg "Starten en
rijden" voor meer informatie betref-
fende AutoStick®. Elektronische snelheidsregeling
AAN Dit lampje gaat branden
wanneer de elektronische
snelheidsregeling is inge-
schakeld. Voor meer infor-
matie, raadpleeg "Elektronische snel-
heidsregeling" onder "De functies van
uw voertuig".
Elektronische snelheidsregeling
INGESTELD Dit waarschuwingslampje
licht op wanneer de elektro-
nische snelheidsregeling in
de stand SET (ingesteld)
staat. Voor meer informatie, raad-
pleeg "Elektronische snelheidsrege-
ling" onder "De functies van uw voer-tuig".
Adaptive Cruise Control (ACC) ON Dit lampje licht op wanneer
de ACC in de stand ON
staat. Voor meer informa-
tie, raadpleeg "Adaptieve
cruisecontrol (ACC)" onder "De func-
ties van uw voertuig". Adaptive Cruise Control (ACC)
SET Dit lampje licht op wanneer
de ACC in de stand SET
staat. Voor meer informa-
tie, raadpleeg "Adaptieve
cruisecontrol (ACC)" onder "De func-
ties van uw voertuig".
ORANJE
WAARSCHUWINGSLAMPJESIn dit vlak worden instelbare oranje
waarschuwingslampjes getoond. Deze
verklikkerlampjes bevatten:
Forward Collision Warning
(FCW) OFF Dit waarschuwingslampje
informeert de bestuurder
dat de functie Forward Col-
lision Warning is uitgescha-
keld. Het waarschuwingslampje gaat
aan als de radarsensor voor wordt ge-
blokkeerd en gereinigd moet worden,
de ACC/FCW-sensoren onderhoud
nodig hebben of als het ACC/FCW-
systeem niet beschikbaar is door een
systeemfout. Voor meer informatie,
150
Page 157 of 324

raadpleeg "Adaptieve cruisecontrol
(ACC)" onder "De functies van uwvoertuig".
Waarschuwingslampje laagbrandstofpeil Als het brandstofpeil is gezakt
tot ongeveer 11,0 liter, gaat dit
lampje aan en blijft het branden
tot er brandstof wordt bijgevuld.
Indicator laag peil ruitenvloeistof Dit lampje gaat branden om
aan te geven dat het peil
van de ruitensproeiervloei-
stof laag is.
Storing Adaptieve cruisecontrol (ACC) Dit lampje licht op wanneer
de ACC niet werkt en on-
derhoud nodig heeft. Voor
meer informatie, raadpleeg
"Adaptieve cruisecontrol (ACC)" on-
der "De functies van uw voertuig". Controlelampje Wait To Start —
alleen dieselmotoren Het controlelampje Wait To
Start (wacht met starten) gaat
branden als u het contact voor het
eerst inschakelt. Wacht met het star-
ten van de motor tot het controle-
lampje Wait To Start is gedoofd.
(Raadpleeg "Startprocedures" in
"Starten en rijden" voor meer infor-matie).
Lampje Water in brandstof — alleen dieselmotoren Geeft aan dat er water is
gedetecteerd in het brand-
stoffilter. Als dit lampje
blijft branden, mag u de
auto NIET starten voordat u het water
uit het brandstoffilter hebt afgetapt
om schade aan de motor te voorko-
men. Raadpleeg
“Onderhoudsprocedures/brandstof
aftappen/waterfilter” in “Onderhoud
van uw auto” voor de procedure voor
het aftappen van water.
RODE
WAARSCHUWINGSLAMPJESEVICIn dit vlak worden instelbare rode ver-
klikkerlampjes weergegeven. Deze
verklikkerlampjes bevatten:
Portier open Dit waarschuwingslampje
licht op wanneer één of
meer portieren niet goed ge-
sloten zijn. Het waarschu-
wingslampje geeft aan welk portier
open is.
Kofferbak open Dit lampje licht op wanneer
de kofferbak open is.
Waarschuwingslampje oliedruk Dit waarschuwingslampje
geeft een te lage motoroliedruk
aan. Als het lampje tijdens het rijden
gaat branden, zet de auto dan veilig
stil en zet de motor zo snel mogelijk
af. Er klinkt vier minuten lang een
geluidsignaal als dit lampje gaatbranden.
151
Page 158 of 324

Start de motor pas opnieuw wanneer
het probleem is verholpen. Dit lampje
geeft geen indicatie over het motor-
oliepeil. Het oliepeil moet u controle-
ren in de motorruimte.
Waarschuwingslampjelaadstroom Dit lampje geeft informatie
over het functioneren van het
laadsysteem. Als het lampje blijft
branden of gaat branden tijdens het
rijden, schakelt u de elektrische appa-
raten die niet noodzakelijk zijn voor
het rijden uit of verhoogt u het motor-
toerental (als de motor stationair
draait). Als het controlelampje van de
laadstroom blijft branden, doet zich
een probleem met het laadsysteem
voor. Laat de auto dan ONMIDDEL-
LIJK CONTROLEREN. Neem con-
tact op met een erkende dealer.
Wanneer met startkabels moet wor-
den gestart, raadpleeg dan "Starten
met startkabels" onder "Wat doen in
geval van nood". Waarschuwingslampje
elektronisch gaspedaal (ETC) Dit lampje informeert u
over een probleem met de
elektronische gaspedaalre-
geling (ETC). Als dit
lampje oplicht tijdens het rijden moet
u het systeem laten controleren door
een erkende dealer.
Als er een probleem wordt geconsta-
teerd, gaat het lampje aan terwijl de
motor draait. Draai de sleutel van ON
naar OFF wanneer de auto volledig
stilstaat en de keuzehendel in de stand
PARK staat. Het waarschuwings-
lampje moet nu uitgaan.
Als het lampje bij draaiende motor
blijft branden, kunt u meestal toch
gewoon met de auto rijden. Neem ech-
ter wel zo snel mogelijk contact op
met uw erkende dealer voor reparatie.
Als het lampje knippert tijdens het
rijden, dient er direct onderhoud uit-
gevoerd te worden. In een dergelijk
geval presteert de motor minder, loopt
versneld of onregelmatig stationair of
slaat af. Wellicht moet uw auto wor-
den weggesleept. Waarschuwingslampje
motortemperatuur Dit lampje waarschuwt bij een
oververhitte motor. Als de tem-
peratuur stijgt en de meter
dichter bij Hkomt, gaat dit controle-
lampje aan en klinkt er een geluids-
signaal als de ingestelde grenswaarde
wordt bereikt. Als de oververhitting
blijft toenemen, passeert de meter-
naald de waarde H, blijft het contro-
lelampje aanhoudend knipperen en
klinkt er een aanhoudend geluidssig-
naal tot de motor kan afkoelen.
Als dit lampje tijdens het rijden gaat
branden, moet u de auto op een veilige
manier zo snel mogelijk aan de kant
zetten. Als de airco is ingeschakeld,
schakel deze dan uit. Zet de versnel-
lingsbak ook in NEUTRAAL en laat
de motor stationair draaien. Als de
temperatuurnaald niet terugkeert
naar normaal, zet de motor dan on-
middellijk uit en bel de wegenwacht.
Raadpleeg "Wanneer de motor over-
verhit raakt" onder "Wat doen in ge-
val van nood" voor meer informatie.152
Page 159 of 324

Waarschuwingslampjetransmissietemperatuur Dit lampje geeft aan dat de
temperatuur van de trans-
missievloeistof te warm is.
Dit kan gebeuren bij zwaar
bedrijf zoals het trekken van een aan-
hanger. Als dit lampje aan gaat, moet
u de auto op een veilige manier zo snel
mogelijk aan de kant zetten. Schakel
de versnellingsbak vervolgens in
PARK en laat de motor stationair of
met een hoger toerental draaien tot
het lichtje uitgaat.LET OP!
Als u door blijft rijden terwijl het
waarschuwingslampje van de trans-
missietemperatuur brandt, kan de
versnellingsbak ernstig beschadigd
of defect raken.
WAARSCHUWING!
Als u door blijft rijden terwijl het
waarschuwingslampje van de trans-
missietemperatuur brandt, kan on-
der bepaalde omstandigheden de
vloeistof overkoken, in aanraking
komen met de hete motor- of uitlaat-
onderdelen en brand veroorzaken.
Storing elektrische stuurbekrachtiging Dit waarschuwingslampje
licht op wanneer de elektri-
sche stuurbekrachtiging
niet werkt en onderhoud
nodig heeft.
OLIEVERVERSING VEREIST
Uw voertuig is uitgerust met een
oliebeurt-indicatielampje. Indien
aanwezig knippert het bericht "Olie
verversen" op het EVIC-scherm ge-
durende 10 seconden na één geluids-
ignaal om de volgende oliebeurt aan
te geven. Het indicatielampje voor
oliebeurten is gebaseerd op de belas-
ting van de motor, wat betekent dat de periodieke oliebeurten afhankelijk
zijn van uw persoonlijke rijstijl.
Als dit bericht niet wordt gereset, ver-
schijnt het iedere keer dat u de con-
tactschakelaar in de stand ON/RUN
zet. Om het bericht tijdelijk uit te
schakelen, drukt u de knop BACK
(terug) kort in. Raadpleeg uw Lancia
dealer om het olieverversingsindica-
tielampje te resetten.
BERICHTEN ROETFILTER
DIESELMOTOR (DPF)
Uitlaatsysteem — regeneratie nu
vereist. In omstandigheden waarbij
alleen zeer korte ritten met lage
snelheid worden gemaakt, of ritten
waarbij alleen met lage snelheid
wordt gereden, bereiken de motor
en het uitlaatgasnabehandelings-
systeem nooit de vereiste omstan-
digheden om de opgevangen roet-
deeltjes te verwijderen. Als dit zich
voordoet, verschijnt het bericht
"Exhaust System Regeneration Re-
quired Now" (regeneratie van het
uitlaatsysteem nu vereist) in het
EVIC. Door met uw voertuig op
snelweg te rijden gedurende ten-
153
Page 160 of 324

minste 30 minuten verhelpt u het
probleem in het roetfiltersysteem
doordat de opgevangen roetdeeltjes
nu worden verwijderd, zodat de
normale bedrijfsstand van het sys-
teem wordt hersteld.
Exhaust Service Required (uitlaat- onderhoud vereist) — ga langs bij
de dealer. De motor wordt gelimi-
teerd om permanente schade aan
het nabehandelingssysteem te voor-
komen. Als deze omstandigheid
zich voordoet, moet u uw voertuig
voor onderhoud naar uw plaatse-
lijke erkende dealer brengen.
BRANDSTOFVERBRUIK
Druk kort op de toets Omhoog of Om-
laag totdat "Fuel Economy" (brand-
stofverbruik) oplicht. Druk op de
toets SELECT zodat op het volgende
scherm het volgende verschijnt:
Average Fuel Economy (Staafdia- gram gemiddeld brandstofver- bruik)
Distance To Empty (Afstand tot lege tank) (DTE)
Huidig verbruik in liter per 100 km (l/100km) Gemiddeld brandstofverbruik /
ECO-modus brandstofbesparing
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Geeft het gemiddelde brandstofver-
bruik weer sinds de laatste reset.
Wanneer het brandstofverbruik op-
nieuw wordt ingesteld, worden op het
scherm gedurende twee seconden RE-
SET of streepjes weergegeven. De his-
torische gegevens worden dan gewist
en het nieuwe gemiddelde wordt be-
rekend op basis van het laatste gemid-
delde brandstofverbruik van voor de
reset.
Druk op de toets SELECT om het
gemiddelde brandstofverbruik terug
te stellen. Druk op de toets BACK om
terug te gaan naar het hoofdmenu. In het onderste gedeelte van het
EVIC-scherm bevindt zich het picto-
gram ECO. Dit pictogram verschijnt
wanneer het Multi-
Displacementsysteem (MDS) (voor
bepaalde versies/markten) de motor
op vier cilinders laat rijden, of wan-
neer u zuinig rijdt.
Met deze functie kunt u controleren of
u zuinig rijdt. U kunt het ook gebrui-
ken om de rijstijl aan te passen zodat
u zuiniger gaat rijden.
Distance To Empty (Afstand tot
lege tank) (DTE)
Geeft de geschatte afstand weer die
nog kan worden afgelegd met de
brandstof die in de tank aanwezig is.
Deze geschatte afstand wordt bepaald
door een gewogen gemiddelde van het
onmiddellijke en gemiddelde brand-
stofgebruik volgens het huidige tank-
peil. DTE kan niet opnieuw worden
ingesteld met de toets SELECTEER. OPMERKING:
Aanmerkelijke veranderingen in
de rijstijl of de belading van de
auto zullen een groot effect hebben
Brandstofverbruik
154