Lancia Thema 2011 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2011, Model line: Thema, Model: Lancia Thema 2011Pages: 324, PDF Size: 3.72 MB
Page 161 of 324

op de afstand die de auto kan rij-
den, ongeacht de getoonde DTE-waarde.
Als de DTE-waarde minder bedraagt
dan de geschatte rijafstand van
48 km, verandert het DTE-scherm en
verschijnt het bericht "LOW FUEL"
(brandstofpeil laag). Dit wordt con-
tinu getoond totdat de auto geen ben-
zine meer heeft. Het bericht "LOW
FUEL" (BRANDSTOF BIJNA OP)
verdwijnt en er verschijnt een nieuwe
DTE-waarde nadat u een flinke hoe-
veelheid brandstof in de tank doet.
Druk op de toets BACK om terug te
gaan naar het hoofdmenu.
Liter per 100 km (l/100km)
De functie liter per 100km (l/100km)
toont het huidige brandstofverbruik
in een diagram onder DTE (afstand
tot leeg). Deze functie kan niet wor-
den teruggesteld. Druk op de toets
BACK om terug te gaan naar hethoofdmenu.CRUISE CONTROL
Druk kort op de toets Omhoog of Om-
laag tot "ACC" (voor bepaalde
uitvoeringen/markten, met adaptieve
cruisecontrol) oplicht of tot "Cruise"
oplicht in het EVIC. De status van de
ACC of Cruise wordt ook in de menu-
regel getoond. Druk kort op de toets
SELECT (rechterpijl) om de volgende
informatie te tonen:
Bij bepaalde versies/markten met
ACC worden berichten getoond die
de actuele status van een functie
weergeven wanneer de bestuurder
de functiestatus wijzigt of de vol-
gende omstandigheden wijzigen.
Als de ACC is ingeschakeld en een
waarschuwing of andere functie is
zichtbaar in het EVIC-
hoofdscherm, verschijnt de ACC-
status op de plaats van de EVIC-
kilometerteller.
Bij voertuigen met Cruise worden berichten getoond die de actuele
status van een functie weergeven
wanneer de bestuurder de functie-
status wijzigt of de volgende om-
standigheden wijzigen. Als de
Cruise is ingeschakeld en een waar- schuwing of andere functie is zicht-
baar in het EVIC-hoofdscherm,
verschijnt de ACC-status op de
plaats van de EVIC-kilometerteller.
Druk kort de toets BACK in om terug
te gaan naar het hoofdmenu.
VOERTUIGSNELHEID
Druk kort op de toets Omhoog of Om-
laag tot "Vehicle Speed" (voertuig-
snelheid) wordt verlicht op het EVIC.
Druk op de toets SELECT om een
digitale weergave te zien van de hui-
dige snelheid in km/u of mpu. Door
nogmaals op de toets SELECT te
drukken, schakelt de eenheid tussen
km/u of mpu. Druk op de toets BACK
om terug te keren naar het hoofd-menu. OPMERKING:
Door de maateenheid te wijzigen
in het menu Voertuigsnelheid wij-
zigt u niet de maateenheid in hetEVIC.
155
Page 162 of 324

RITINFORMATIE
Druk kort op de toets Omhoog of Om-
laag tot "Vehicle Speed" (voertuig-
snelheid) wordt verlicht op het EVIC.
Druk kort op de toets SELECT om de
volgende drie ritfuncties te tonen in
het volgende scherm:
Trip A (Rit A)
Trip B (Rit B)
Elapsed Time (Verstreken tijd)
Druk op de toetsen Omhoog/Omlaag
om door alle functies van de tripcom-
puter te lopen of druk op de toets
BACK om terug te keren naar hethoofdmenu.
De modus Tripfuncties toont de vol-
gende informatie:
Trip A (Rit A)
Toont de totale afstand voor Trip A
die werd afgelegd sinds de laatste re-set.
Trip B (Rit B)
Toont de totale afstand voor Trip B die
werd afgelegd sinds de laatste reset.Elapsed Time (Verstreken tijd)
Geeft de totale reistijd aan die is ver-
streken sinds de laatste reset. De ver-
streken tijd wordt aangepast wanneer
het contactslot in de stand ON of
START staat.
Functie terugstellen informatie
Rit A
Om een van deze drie ritinformatie-
functies terug te stellen, selecteert u
de functie die u wilt terugstellen met
de toets Omhoog of Omlaag. Druk op
de toets SELECT totdat de functie nul
weergeeft.
BANDENSPANNING
Druk kort op de toets Omhoog of Om-
laag tot "Tire BAR" (bandenspan-
ning) wordt verlicht op het EVIC.
Druk kort op de toets SELECT en één
van de volgende berichten verschijnt:
Als de spanning van alle banden
goed is, wordt een voertuigpicto-
gram getoond waarin op elke hoek
de bandenspanning wordt aange-geven. Als één of meer banden een te lage
spanning hebben, verschijnt "Tire
Pressure LOW" (bandenspanning
te laag) met het voertuigpictogram
waarin op elke hoek de banden-
spanning wordt aangegeven.
Als het bandenspanningssysteem onderhoud nodig heeft verschijnt
het bericht "Service Tire PressureSystem".
De bandenspanningsfunctie geeft al-
leen informatie en kan niet worden
teruggesteld. Druk kort de toets
BACK in om terug te gaan naar hethoofdmenu.
VOERTUIGINFORMATIE
(INFORMATIEFUNCTIES
VOOR DE KLANT)
Druk kort op de toets Omhoog of Om-
laag tot "Vehicle Info" (voertuiginfor-
matie) wordt verlicht op het EVIC.
Druk kort op de toets SELECT zodat
de koelvloeistoftemperatuur wordt
getoond. Druk op de toets Omhoog of
Omlaag om door de volgende infor-
matieschermen te bladeren.
156
Page 163 of 324

Temperatuur koelvloeistof
Toont de daadwerkelijke temperatuur
van de koelvloeistof.
Oliedruk (voor bepaaldeuitvoeringen/markten)
Toont de daadwerkelijke druk van de olie.
Temperatuur transmissie
Toont de daadwerkelijke temperatuur
van de transmissie.
Bedrijfsuren motor
Geeft het aantal uren weer dat de
motor in bedrijf is geweest.
BERICHTENAANTALLEN
Selecteer vanuit het hoofdmenu met
de toets Omhoog of Omlaag. Deze
functie toont het aantal opgeslagen
waarschuwingsberichten (in de
aantallen-plaatshouder). Door op de
toets SELECT te drukken, kunt u de
opgeslagen berichten zien. Door op de
toets BACK te drukken, keert u terug
naar het hoofdmenu. MENU UITSCHAKELEN
Selecteer in het hoofdmenu met de
toets OMLAAG. Door op de toets SE-
LECT te drukken verdwijnt het me-
nuscherm uit het beeld. Als u op een
van de vier stuurwieltoetsen drukt,
verschijnt het menu weer in beeld.
Uconnect TOUCH™ INSTELLINGEN
Het Uconnect Touch™ systeem
maakt gebruik van een combinatie
van knoppen en toetsen op het cen-
trale deel van het instrumentenpaneel
waarmee toegang kan worden verkre-
gen tot door de klant programmeer-
bare functies. Deze functies kunnen
ook worden gewijzigd. TOETSEN
Toetsen bevinden zich in het midden
van het instrumentenpaneel onder het
Uconnect Touch™ systeem. Boven-
dien bevindt zich in het midden van
het instrumentenpaneel, rechts van de
klimaatregelingsbediening, een
Scroll/Enter-draaiknop. Draai aan de
knop om door de menu's te bladeren
en instellingen te veranderen (bijv.
30, 60, 90), druk een of meerderekeren op het midden van de draai-
knop voor het wijzigen van een instel-
ling (bijv. ON/OFF (aan/uit)). SCHERMTOETSEN
Schermtoetsen bevinden zich op het
Uconnect Touch™ scherm.
PERSOONLIJK TE PROGRAMMEREN
FUNCTIES —
INSTELLINGEN Uconnect
Touch™ SYSTEEM 8.4
Druk op de schermtoets More en
daarna op de schermtoets Settings op
het instelscherm. In deze modus hebt
u via het Uconnect Touch™ systeem
toegang tot programmeerbare func-
ties die op uw voertuig aanwezig kun-
nen zijn, zoals scherm, klok,
veiligheid/hulp, verlichting, portieren
en sloten, motor afzetten, kompasin-
stellingen, audio en telefoon/Bluetooth.
157
Page 164 of 324

OPMERKING:
Er kan telkens slechts één gebied
van het aanraakscherm wordengeselecteerd.
Wanneer u een keuze maakt, druk
dan op de schermtoets om de ge-
wenste modus te activeren. Zodra u in
de gewenste modus bent, druk dan
kort op de gewenste instelling tot het
vinkje naast de instelling verschijnt.
Dit geeft aan dat de instelling is gese-
lecteerd.
Nadat de instelling is voltooid, drukt
u op de schermtoets met de pijl naar
links om naar het vorige menu terug
te keren of drukt u op de X-knop om
het instellingenscherm te sluiten.
Door op de schermtoetsen met de pijl
Omhoog of Omlaag te drukken scrolltu naar boven of beneden door de be-
schikbare instellingen. Display
Nadat u op de schermtoets Display
hebt gedrukt, zijn de volgende instel-
lingen mogelijk.
Schermmodus (voor bepaalde
uitvoeringen/markten)
In dit scherm kunt u een van de auto-
matische weergave-instellingen selec-
teren. Voor het wijzigen van de mo-
dusstatus drukt u kort op de
schermtoets Day (dag), Night (nacht)
of Auto (automatisch). Druk vervol-
gens op de schermtoets met de pijl
naar links.
Helderheid van de weergave bij ingeschakelde koplampen (voor
bepaalde uitvoeringen/markten)
In dit scherm kunt u de helderheid
met ingeschakelde koplampen instel-
len. Pas de helderheid aan met de
schermtoetsen + en – of door een punt
te kiezen op de schaal tussen de
schermtoetsen + en –. Druk vervol-
gens op de schermtoets met de pijl
naar links. Helderheid van de weergave bij
uitgeschakelde koplampen (voor
bepaalde uitvoeringen/markten)
In dit scherm kunt u de helderheid
met uitgeschakelde koplampen instel-
len. Pas de helderheid aan met de
schermtoetsen + en – of door een punt
te kiezen op de schaal tussen de
schermtoetsen + en –. Druk vervol-
gens op de schermtoets met de pijl
naar links.
Taal instellen (voor bepaalde uitvoeringen/markten)
In dit scherm kunt u een van de drie
talen voor de schermweergave selecte-
ren, met inbegrip van de ritfuncties en
het navigatiesysteem (voor bepaalde
uitvoeringen/markten). Druk op de
schermtoets Set Language (taal in-
stellen) en vervolgens op de scherm-
toets met de gewenste taal tot een
vinkje naast de taal verschijnt, dat
aangeeft dat de keuze is gemaakt.
Druk op de schermtoets met de pijl
naar links om naar het vorige menu
terug te keren.Uconnect Touch™ 8.4 schermtoetsen
158
Page 165 of 324

Eenheden (voor bepaaldeuitvoeringen/markten)
Wanneer u toegang hebt tot dit
scherm kunt u de eenheden van het
EVIC, kilometerteller en het naviga-
tiesysteem (voor bepaalde
uitvoeringen/markten) van Ameri-
kaanse in metrische eenheden veran-
deren en omgekeerd. Druk op US of
Metric tot een vinkje naast de instel-
ling verschijnt, wat aangeeft dat de
instelling is geselecteerd. Druk op de
schermtoets met de pijl naar links om
naar het vorige menu terug te keren.
Voice Response Length (voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Wanneer u toegang tot dit scherm
hebt, kunt u de instelling van de Voice
Response Length (lengte van gespro-
ken antwoorden) veranderen. Om de
lengte van de gesproken antwoorden
te veranderen, drukt u op de scherm-
toets Brief (kort) of Detailed (uitge-
breid) tot het vinkje naast de instel-
ling verschijnt, dat aangeeft dat de
instelling is voltooid. Druk op de
schermtoets met de pijl naar links om
naar het vorige menu terug te keren. Pieptonen aanraakscherm (voor
bepaalde uitvoeringen/markten)
Wanneer u toegang tot dit scherm
hebt, kunt u schermtoetstonen in- of
uitschakelen. Druk op de schermtoets
Touchscreen Beep tot een vinkje naast
de instelling verschijnt, wat aangeeft
dat de instelling is voltooid. Druk op
de schermtoets met de pijl naar links
om naar het vorige menu terug te
keren.
Turn-by-turn-navigatie in instrumentengroep (navigatie van
afslag naar afslag in
instrumentengroep) (voor
bepaalde uitvoeringen/markten)
Als deze functie is geselecteerd, ver-
schijnen precieze richtingaanwijzin-
gen op het scherm wanneer de auto
een afslag in een geprogrammeerde
route nadert. Druk om uw keuze te
maken op de schermtoets Navigation
Turn-By-Turn in Cluster tot een
vinkje naast de instelling verschijnt,
dat aangeeft dat de instelling is vol-
tooid. Druk op de schermtoets met de
pijl naar links om naar het vorige
menu terug te keren. Brandstofbesparingsscherm in
instrumentengroep (voor
bepaalde uitvoeringen/markten)
Het "ECO" bericht wordt getoond op
het scherm in de instrumentengroep,
dit bericht kan worden in- en uitge-
schakeld. Druk om uw keuze te ma-
ken op de schermtoets Fuel Saver Dis-
play tot een vinkje naast de instelling
verschijnt, dat aangeeft dat de instel-
ling is voltooid. Druk op de scherm-
toets met de pijl naar links om naar
het vorige menu terug te keren. Klok
Nadat u op de schermtoets Clock hebt
gedrukt, zijn de volgende instellingenmogelijk.
Tijdsaanduiding synchroniseren met GPS (voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Wanneer u toegang tot dit scherm
hebt, kunt u de tijd automatisch door
de radio laten instellen. Druk, om de
gesynchroniseerde tijdsinstelling te
veranderen op de schermtoets Sync
with GPS Time tot een vinkje naast de
instelling verschijnt, wat aangeeft dat
de instelling is voltooid. Druk op de
159
Page 166 of 324

schermtoets met de pijl naar links om
naar het vorige menu terug te keren.
Uren instellen (voor bepaaldeuitvoeringen/markten)
Wanneer u toegang hebt tot dit
scherm kunt u de uren instellen. Voor
de schermtoets Sync with GPS Time
mag geen vinkje staan. Druk om uw
keuze te maken op de schermtoetsen
+ of - om het getal van de uren te
verhogen of te verlagen. Druk op de
schermtoets met de pijl naar links om
naar het vorige menu terug te keren of
druk op de knop X om het instellin-
genscherm te sluiten.
Minuten instellen (voor bepaalde
uitvoeringen/markten)
Wanneer u toegang hebt tot dit
scherm kunt u de minuten instellen.
Voor de schermtoets Sync with GPS
Time mag geen vinkje staan. Druk om
uw keuze te maken op de schermtoet-
sen + of - om het getal van de minuten
te verhogen of te verlagen. Druk op de
schermtoets met de pijl naar links om
naar het vorige menu terug te keren of
druk op de knop X om het instellin-
genscherm te sluiten. Tijdformaat (voor bepaalde
uitvoeringen/markten)
Wanneer u toegang hebt tot dit
scherm kunt u het formaat van de
weergegeven tijd veranderen. Druk op
de schermtoets Time Format tot een
vinkje naast het 12 uur of 24 uur
formaat verschijnt, wat aangeeft dat
de instelling is geselecteerd. Druk op
de schermtoets met de pijl naar links
om naar het vorige menu terug te
keren.
Toon tijd in statusbalk (voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Wanneer u toegang hebt tot dit
scherm kunt u de digitale klok in de
statusbalk in- of uitschakelen. Om de
status van de tijdsaanduiding te ver-
anderen, drukt u op de schermtoets
Show Time in Status Bar tot een
vinkje naast de instelling verschijnt,
wat aangeeft dat de instelling is gese-
lecteerd. Druk op de schermtoets met
de pijl naar links om naar het vorige
menu terug te keren.
Veiligheid / Hulp
Nadat u op de schermtoets Safety /
Assistance hebt gedrukt, zijn de vol-
gende instellingen mogelijk. Gevoeligheid
waarschuwingssysteem frontale
aanrijding (voor bepaaldeuitvoeringen/markten)
De functie Front Collision Warning
(waarschuwing frontale aanrijding)
kan worden ingesteld op Far (veraf),
Near (dichtbij) of Off (uitgescha-
keld). De standaardinstelling van het
FCW-systeem is: veraf. Dit houdt in
dat het systeem u waarschuwt voor
een mogelijke aanrijding met een
voertuig voor u, terwijl u nog verder
van dit voertuig verwijderd bent. Dit
geeft u de langste reactietijd. Voor een
meer dynamische rijstijl kiest u de
instelling Near (dichtbij). Dit waar-
schuwt u voor een mogelijk aanrijding
wanneer u zich dicht op het voor u
rijdende voertuig bevindt. Deze in-
stelling biedt een meer dynamische
rijervaring. Voor het wijzigen van de
FCW-status drukt u kort op de toets
OFF (uit), Near (dichtbij) of Far
(veraf). Druk vervolgens op de
schermtoets met de pijl naar links.
Voor meer informatie, raadpleeg
"Adaptieve cruisecontrol (ACC)" on-
der "De functies van uw voertuig".
160
Page 167 of 324

Parkeerhulp (voor bepaaldeuitvoeringen/markten)
De parkeersensoren achter tasten het
gebied achter de auto af op obstakels
indien de REVERSE (achteruit) is in-
geschakeld en de snelheid minder dan
18 km/h bedraagt. Het systeem kan
worden ingesteld met Sound Only (al-
leen geluid), Sound and Display (ge-
luid en beeld) of worden uitgescha-
keld (OFF). Als u de
parkeerhulpinstelling wilt wijzigen,
drukt u kort op de knop Off, Sound
Only of Sounds and Display. Druk
vervolgens op de schermtoets met de
pijl naar links. Raadpleeg "Park-
Sense® Rear Park Assist" (parkeer-
sensoren achter) in "De functies van
uw voertuig" voor meer informatie
over de werking en bediening.
Spiegels kantelen bij
achteruitrijden (voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Wanneer deze functie is geselecteerd,
kantelen de buitenspiegels omlaag
wanneer het contact is ingeschakeld
en de transmissie in de stand RE-
VERSE (achteruit) staat. De spiegels
keren terug in hun oorspronkelijke stand zodra u de transmissie uit de
achteruitversnelling schakelt. Druk
om uw keuze te maken op de scherm-
toets Tilt Mirrors in Reverse (spiegels
kantelen bij achteruitrijden) tot een
vinkje naast de instelling verschijnt,
dat aangeeft dat de instelling is gese-
lecteerd. Druk op de schermtoets met
de pijl naar links om naar het vorige
menu terug te keren.
Dodehoekwaarschuwing (voor
bepaalde uitvoeringen/markten)
Wanneer deze functie is geselecteerd,
kan de dodehoekwaarschuwingsfunc-
tie in de volgende standen worden
gezet: Off (uit), Lights (verlichting) of
Lights and Chime (verlichting en ge-
luidssignaal). U kunt de functie Blind
Spot Alert (dodehoekbewaking) acti-
veren in de "Light"-modus. Wanneer
deze modus is ingeschakeld, werkt het
dodehoekwaarschuwingssysteem en
worden waarschuwingen als visuele
signalen weergegeven in de buiten-
spiegels. Wanneer de modus "Lights
& Chime" (licht en geluid) is geacti-
veerd, zal het dodehoekwaarschu-
wingssysteem een visuele waarschu-
wing in de buitenspiegels tonen en een geluidssignaal geven wanneer de rich-
tingaanwijzers worden ingeschakeld.
Wanneer "Off" is geselecteerd is het
dodehoekwaarschuwingssysteem uit-
geschakeld. Als u de instelling van
Blind Spot Alert wilt wijzigen, drukt u
op de schermtoets Off (uit), Lights
(verlichting) of Lights & Chime (ver-
lichting en geluidssignaal). Druk ver-
volgens op de schermtoets met de pijl
naar links. OPMERKING:
Wanneer uw voertuig schade heeft
opgelopen in het gebied waar de
sensor geplaatst is, kan het zijn dat
de sensor niet meer juist uitgelijnd
is, ook wanneer het plaatwerk niet
beschadigd is. Laat in een derge-
lijk geval de uitlijning van de sen-
sor controleren door een erkende
dealer. Door een niet juist uitge-
lijnde sensor zal het dodehoeksys-
teem niet werken volgens specifi-catie.
161
Page 168 of 324

ParkView® achteruitrijcamera(voor bepaalde uitvoeringen/ markten)
Uw auto is mogelijk voorzien van een
ParkView® achteruitrijcamera. Hier-
mee kunt u het gebied achter de auto
op het scherm zien wanneer de scha-
kelhendel in de stand REVERSE
(achteruit) wordt gezet. De afbeelding
wordt aan de bovenzijde van het aan-
raakscherm van de radio weergege-
ven, samen met de waarschuwing
"Controleer de gehele omgeving". Na
vijf seconden verdwijnt deze opmer-
king. De ParkView® camera bevindt
zich aan de achterzijde van het voer-
tuig boven de kentekenplaat. Druk
om uw keuze te maken op de scherm-
toets ParkView® Backup Camera
(ParkView® achteruitrijcamera) tot
een vinkje naast de instelling ver-
schijnt, dat aangeeft dat de instelling
is geselecteerd. Druk op de scherm-
toets met de pijl naar links om naar
het vorige menu terug te keren. Regensensor (voor bepaalde
uitvoeringen/markten)
Wanneer de functie geselecteerd is,
schakelt het systeem automatisch de
ruitenwissers in wanneer de sensor
vocht op de ruit detecteert. Druk om
uw keuze te maken op de schermtoets
Rain Sensing tot een vinkje naast de
instelling verschijnt, dat aangeeft dat
de instelling is geselecteerd. Druk op
de schermtoets met de pijl naar links
om naar het vorige menu terug te
keren.
Wegrijhulp op hellingen (voor
bepaalde uitvoeringen/markten)
Wanneer deze functie is geselecteerd,
is het Hill Start Assist (HSA) systeem
actief. Raadpleeg "Elektronisch rem-
systeem in "Starten en rijden" voor de
werking van het systeem en de bedie-
ningsinformatie. Druk om uw keuze
te maken op de schermtoets Hill Start
Assist tot een vinkje naast de instel-
ling verschijnt, dat aangeeft dat de
instelling is geselecteerd. Druk op de
schermtoets met de pijl naar links om
naar het vorige menu terug te keren. Lampjes
Nadat u op de schermtoets Lights
hebt gedrukt, zijn de volgende instel-
lingen mogelijk.
Uitschakelvertraging koplampen
(voor bepaalde uitvoeringen/ markten)
Als u deze functie selecteert, kunt u
kiezen of bij uitstappen de koplampen
nog 30, 60 of 90 seconden blijven
branden. Om de instelling van de uit-
schakelvertraging te wijzigen, drukt u
op de schermtoets 0, 30, 60 of 90.
Druk vervolgens op de schermtoets
met de pijl naar links.
Koplampen inschakelen bij
nadering (voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Als deze functie is geselecteerd, zullen
de koplampen worden ingeschakeld
en gedurende 0, 30, 60, of 90 secon-
den blijven branden wanneer de por-
tieren worden ontgrendeld via de af-
standsbediening. Druk op de
schermtoets + of - knop om de status
van de verlichting bij nadering te wij-
zigen en het gewenste interval te se-
lecteren. Druk op de schermtoets met
162
Page 169 of 324

de pijl naar links om naar het vorige
menu terug te keren.
Koplampen met ruitenwissers(voor bepaalde uitvoeringen/ markten)
Wanneer deze functie geselecteerd is
en de koplampschakelaar in de stand
AUTO staat, schakelen de koplampen
in ca. 10 seconden nadat de ruiten-
wissers zijn ingeschakeld. Als de kop-
lampen zijn ingeschakeld door middel
van deze functie, worden ze ook uit-
geschakeld wanneer de ruitenwissers
worden uitgeschakeld. Druk om uw
keuze te maken op de schermtoets
Headlights with Wipers (koplampen
met ruitenwissers) tot een vinkje
naast de instelling verschijnt, dat aan-
geeft dat de instelling is geselecteerd.
Druk op de schermtoets met de pijl
naar links om naar het vorige menu
terug te keren. Grootlicht automatisch dimmen
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Wanneer u deze functie selecteert, zal
het grootlicht onder bepaalde om-
standigheden automatisch uitgescha-
keld worden. Druk om uw keuze te
maken op de schermtoets Auto High
Beams (automatisch grootlicht) tot
een vinkje naast de instelling ver-
schijnt, dat aangeeft dat de instelling
is geselecteerd. Druk op de scherm-
toets met de pijl naar links om naar
het vorige menu terug te keren. Raad-
pleeg "Verlichting/
SmartBeam™(voor bepaalde
uitvoeringen/markten) in "De func-
ties van uw voertuig" voor meer infor-matie.
Dagverlichting (voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Wanneer deze functie is geselecteerd,
worden bij draaiende motor de kop-
lampen ingeschakeld. Druk om uw
keuze te maken op de schermtoets
Daytime Running Lights (dagverlich-
ting) tot een vinkje naast de instelling
verschijnt, dat aangeeft dat de instel-
ling is geselecteerd. Druk op de schermtoets met de pijl naar links om
naar het vorige menu terug te keren.
Bochtverlichting (voor bepaalde
uitvoeringen/markten)
Wanneer deze functie is geselecteerd,
gaan de koplampen branden afhan-
kelijk van de richtingsverandering
door het stuurwiel. Druk om uw keuze
te maken op de schermtoets Steering
Directed Lights (bochtverlichting) tot
een vinkje naast de instelling ver-
schijnt, dat aangeeft dat de instelling
is geselecteerd. Druk op de scherm-
toets met de pijl naar links om naar
het vorige menu terug te keren.
Doors & Locks (portieren en sloten)
Nadat u op de schermtoets Doors &
Locks hebt gedrukt, zijn de volgende
instellingen mogelijk.
163
Page 170 of 324

Portieren ontgrendelen bijuitstappen (voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Wanneer u deze functie selecteert,
worden alle portieren ontgrendeld
wanneer het voertuig stopt, de trans-
missie in de stand PARK of NEU-
TRAL geschakeld wordt en het be-
stuurdersportier geopend wordt.
Druk om uw keuze te maken op de
schermtoets Auto Unlock on Exit
(portieren ontgrendelen bij verlaten)
tot een vinkje naast de instelling ver-
schijnt, dat aangeeft dat de instelling
is geselecteerd. Druk op de scherm-
toets met de pijl naar links om naar
het vorige menu terug te keren.
Ontgrendelen met één druk op de sleutelhouder (voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Wanneer de optie ontgrendelen met
één druk op de sleutelhouder is gese-
lecteerd, wordt alleen het bestuur-
dersportier ontgrendeld bij de eerste
druk op de toets UNLOCK van de
afstandsbediening. Wanneer de optie
ontgrendelen met één druk op de sleu-
telhouder is geselecteerd, moet u twee
keer op de toets UNLOCK van de afstandsbediening drukken om de an-
dere portieren te ontgrendelen. Wan-
neer u All Doors 1st Press selecteert,
ontgrendelen alle portieren bij de eer-
ste keer indrukken op de UNLOCK-
toets op de afstandsbediening. OPMERKING:
Als ontgrendelen met één druk op
de sleutelhouder is geprogram-
meerd, ontgrendelen alle portie-
ren, ongeacht welke Passive Entry-
portiergreep wordt vastgepakt. Als
ontgrendelen met één druk op de
sleutelhouder is geprogrammeerd,
wordt alleen het bestuurderspor-
tier ontgrendeld wanneer dit
wordt vastgepakt. Wanneer bij
Passive Entry de functie ontgren-
delen met één druk op de sleutel-
houder is geprogrammeerd en de
handgreep meer dan één keer
wordt aangeraakt, wordt alleen
het bestuurdersportier geopend.
Wanneer de functie "Ontgrendel
bestuurdersportier na één keer
drukken" is geselecteerd en het
bestuurdersportier is geopend,
dan kunnen de overige portieren
ontgrendeld worden met behulpvan de ontgrendel-/
vergrendelschakelaar in het voer-
tuig (of gebruik de afstandsbedie-ning).
Passive Entry (voor bepaalde
uitvoeringen/markten)
Met deze functie kunt u de portieren
van uw auto vergrendelen en ontgren-
delen zonder dat u de vergrendel- en
ontgrendelknoppen op de afstandsbe-
diening hoeft in te drukken. Druk om
uw keuze te maken op de schermtoets
Passive Entry tot een vinkje naast de
instelling verschijnt, dat aangeeft dat
de instelling is geselecteerd. Druk op
de schermtoets met de pijl naar links
om naar het vorige menu terug te
keren. Raadpleeg "Keyless Enter-N-
Go" in "Zaken die u moet weten voor-
dat u de motor start".
Persoonlijke instellingen van de sleutelhouder (voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Deze functie zorgt ervoor dat de be-
stuurder makkelijker kan in- en uit-
stappen. Druk, om uw keuze te ma-
ken op de schermtoets Memory
Linked to FOB (geheugen gekoppeld
aan sleutelhouder) tot een vinkje
164