Instrumentenpaneel Lancia Thema 2012 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2012, Model line: Thema, Model: Lancia Thema 2012Pages: 324, PDF Size: 3.72 MB
Page 7 of 324

INHOUD1INLEIDING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32WAT U MOET WETEN VOOR U UW AUTO START . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . 93VOORZIENINGEN IN UW AUTO LEREN KENNEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 614UW INSTRUMENTENPANEEL LEREN KENNEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1375STARTEN EN BEDIENEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . 1796WAT U KUNT DOEN IN NOODGEVALLEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . 2377ONDERHOUD VAN UW AUTO . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . 2598ONDERHOUDSSCHEMA'S . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . 2939INHOUD . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 305
1
Page 24 of 324

portieren worden ontgrendeld. Raad-
pleeg om de actuele instellingen te
veranderen "Uconnect Touch™ in-
stellingen" in "Uw instrumentenpa-
neel begrijpen" voor meer informatie.
Lichten knipperen bij vergrendelen
Bij deze functie knipperen de rich-
tingaanwijzers wanneer u de portie-
ren vergrendelt of ontgrendelt met de
afstandsbediening. Deze functie kunt
u in- of uitschakelen. Raadpleeg om
de actuele instellingen te veranderen
"Uconnect Touch™ instellingen" in
"Uw instrumentenpaneel begrijpen"
voor meer informatie.
Koplampen aan bij ontgrendelen
met afstandsbediening
Bij deze functie schakelen de koplam-
pen gedurende 90 seconden in zodra u
de portieren ontgrendelt met de af-
standsbediening. De tijd van deze
functie kan worden geprogrammeerdbijauto's met Uconnect Touch™.
Raadpleeg om de actuele instellingen
te veranderen "Uconnect Touch™ in-
stellingen" in "Uw instrumentenpa-
neel begrijpen" voor meer informatie. PORTIEREN VERGRENDELEN
Druk kort op de vergrendeltoets van
de afstandsbediening om alle portie-
ren te vergrendelen. De richtingaan-
wijzers knipperen om aan te geven dat
het vergrendelsignaal is ontvangen.
Als de auto is uitgerust met Passive
Entry, raadpleeg dan voor meer infor-
matie "Keyless Enter-N-Go" onder
"Zaken die u moet weten voordat u de
motor start". KOFFERDEKSEL ONTGRENDELEN
Druk tweemaal binnen vijf seconden
op de kofferdekselknop op de af-
standsbediening om de kofferbak te
ontgrendelen.
Als de auto is uitgerust met Passive
Entry, raadpleeg dan voor meer infor-
matie "Keyless Enter-N-Go" onder
"Zaken die u moet weten voordat u de
motor start".
EXTRA
AFSTANDSBEDIENINGENPROGRAMMEREN
Sleutelhouders of RKE-
afstandsbedieningen kunnen worden
geprogrammeerd door een erkende
dealer.
VERVANGING BATTERIJ
AFSTANDSBEDIENING
Als vervangende batterij wordt een
CR2032-batterij aanbevolen. OPMERKING:
Materiaal uit perchloraat — kan
speciale behandeling vereisen.
Accu's kunnen gevaarlijke stof-
fen bevatten. Voer ze af in over-
eenstemming met de milieu-
voorschriften en plaatselijk
geldende voorschriften.
Raak de batterijaansluiting op de achterzijde en de printplaat
niet aan.
1. Verwijder de noodsleutel door de
mechanische vergrendeling aan de
achterzijde van de afstandsbediening
met uw duim opzij te schuiven en
18
Page 44 of 324

EXTRA VEILIGHEIDSSYSTEEM
(SRS) - AIRBAGS
Deze auto is ter aanvulling op de vei-
ligheidsgordels voorzien van geavan-
ceerde frontairbags voor zowel de be-
stuurder als de voorpassagier. De
geavanceerde frontairbag voor de be-
stuurder bevindt zich in het midden
van het stuurwiel. De geavanceerde
frontairbag voor de passagier bevindt
zich in het instrumentenpaneel, boven
het handschoenenkastje. Op de air-
bagpanelen ziet u de vermelding SRS/
AIRBAG. Bovendien is de auto aan de
bestuurderszijde voorzien van een
knieairbag, die zich in het instrumen-
tenpaneel onder de stuurkolom be-vindt.OPMERKING:
Deze airbags voldoen aan de richt-
lijnen voor geavanceerde airbags.
Het opblaasmechanisme van de ge-
avanceerde voor-airbags wordt in
meerdere stadia geactiveerd. De air-
bag kan zo meer of minder krachtig
worden opgeblazen, afhankelijk van
de soort aanrijding en de ernst ervan.Dit voertuig kan zijn uitgerust met
een gesp voor de veiligheidsgordel
voor de bestuurdersstoel en/of de
voorpassagiersstoel die registreert of
de veiligheidsgordel voor de bestuur-
dersstoel of de voorpassagiersstoel is
vastgeklikt. De gesp van de veilig-
heidsgordel kan de mate van opbla-
zen van de geavanceerde frontairbagsaanpassen.
Dit voertuig is uitgerust met extra
gordijn-zijairbags (SABIC), ter be-
scherming van de bestuurder en pas-
sagiers voor en achter die naast een
raam zitten. De gordijnairbags (SA-
BIC) bevinden zich boven de zijra-
men, de afdekkappen zijn voorzien
van het opschrift SRS AIRBAG.
Deze auto is voorzien van extra zijair-
bags in de voorstoelen (SAB), die de
inzittenden betere bescherming bie-
den tegen zijdelingse botsingen. De
extra zijairbags in de voorstoelen be-
vinden zich aan de buitenzijde van devoorstoelen. OPMERKING:
De airbagpanelen zullen in de
interieurbekleding amper op-
Locaties van de geavanceerdefrontairbags en knieairbags
1 — Geavan-
ceerde frontair-
bags voor be-
stuurder enpassagier 2 — Kniebe-scherming
3 — Extra knie-
airbag aan be-
stuurderszijde
(voor bepaaldeuitvoeringen/markten)
38
Page 45 of 324

vallen, maar springen wel dege-
lijk open tijdens het opblazen
van de airbag.
Na ieder ongeval dient de auto onmiddellijk naar een erkende
dealer te worden gebracht.
Componenten van hetairbagsysteem
Uw auto kan zijn uitgerust met de
volgende onderdelen van het airbag-systeem:
Beschermingssysteem voor de inzit- tenden (ORC)
Waarschuwingslampje voor het air- bagsysteem
Stuur en stuurkolom
Instrumentenpaneel
Extra knie-airbag aan bestuurders- zijde (voor bepaalde uitvoeringen/ markten)
Kniebescherming (voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Geavanceerde frontairbag aan be- stuurderszijde
Geavanceerde frontairbag aan pas- sagierszijde Extra zijairbags in de voorstoelen
(SAB)
Opblaasbare gordijn-zijairbags (SABIC)
Sensors frontale en zijbotsingen
Gordelspanners voorin, gesp van gordelsluiting
Actief motorkapsysteem
Kenmerken geavanceerde frontairbags
Het systeem van de geavanceerde
frontairbags bestaat uit airbags aan
de bestuurderszijde en aan de passa-
gierszijde die zich in meerdere stadia
ontvouwen. Dit systeem reageert
overeenkomstig de kracht en de aard
van de botsing die worden vastgesteld
door het beschermingssysteem voor
de inzittenden (ORC), dat informatie
kan ontvangen van de botsingsensors.
Het eerste opblaasmechanisme wordt
onmiddellijk geactiveerd tijdens een
botsing waarbij ontvouwing van de
airbag noodzakelijk is. Deze geringe
opblazing wordt gebruikt voor min- der zware botsingen. Bij zwaardere
botsingen wordt een krachtiger op-
blazing toegepast.
WAARSCHUWING!
Er mogen geen voorwerpen boven
of nabij de airbag op het instru-
mentenpaneel worden geplaatst,
omdat deze objecten letsel kunnen
veroorzaken bij botsingen waarbij
de airbag wordt opgeblazen.
Plaats niets op of rond de airbag-
panelen en probeer deze nooit met
de hand te openen. Het is mogelijk
dat u de airbags beschadigt. Bo-
vendien kunt u gewond raken om-
dat de airbags mogelijk niet meer
functioneren. De beschermpane-
len van de airbagkussens gaan al-
leen open als de airbags wordenopgeblazen.
Boor of snijd nooit in de rand van
de kniebescherming (voor be-
paalde uitvoeringen/markten) en
blijf er verder ook van af.
(Vervolgd)
39
Page 48 of 324

Alle inzittenden moeten te allen tijde
hun driepuntsveiligheidsgordel op de
juiste wijze dragen.
Schuif de stoelen van bestuurder en
voorpassagier zo ver naar achteren als
praktisch mogelijk is, zodat de ge-
avanceerde frontairbags ruimte heb-
ben om te kunnen worden opgebla-zen.
Zit daarom niet tegen het portier of
het raam geleund. Als de auto zijair-
bags heeft, worden die tijdens een
aanrijding krachtig opgeblazen in de
ruimte tussen uzelf en het portier.
Indien het airbagsysteem in deze auto
veranderd moet worden om gebruik
door een invalide mogelijk te maken,
neem dan contact op met klantenser-vice.
WAARSCHUWING!
Als u alleen op de airbags ver-trouwt, kan dit bij een aanrijding
leiden tot ernstig letsel. De airbags
werken in combinatie met uw au-
togordel om u op de juiste wijze te
beschermen. Bij sommige aanrij-
dingen worden de airbags niet op-
geblazen. Draag uw autogordels
altijd, ook als uw auto is uitgerust
met airbags.
Als u tijdens het activeren van de
geavanceerde frontairbag te dicht
op het stuur of bij het instrumen-
tenpaneel zit, kunt u ernstig of
dodelijk letsel oplopen. Airbags
hebben ruimte nodig om te wor-
den opgeblazen. Ga achterover
zitten en strek uw armen zodanig
dat u comfortabel het stuur en het
instrumentenpaneel kunt bedie-nen.
De zijairbags hebben ook ruimte
nodig om zich te ontplooien. Zit
daarom niet tegen het portier of
het raam geleund. Zit rechtop op
het midden van de stoel. SENSOREN EN
REGELKNOPPEN VOOR
OPBLAZEN AIRBAGS
Beschermingssysteem voor de
inzittenden (ORC)Het
Beschermingssysteem voor de
inzittenden (ORC) maakt deel uit
van een voorgeschreven veiligheids-
systeem dat vereist wordt voor ditvoertuig.
Het ORC bepaalt of het nodig is de
voor- en/of zijairbags op te blazen bij
een frontale of zijwaartse botsing. Op
basis van de signalen van de botsings-
sensoren activeert een centrale elek-
tronische ORC indien nodig de ge-
avanceerde frontairbags, gordijn-
zijairbags, extra zijairbags in de
voorstoelen, extra knieairbag voor de
bestuurder en de gordelspanners vóór,
naargelang de aard en de ernst van debotsing.
De geavanceerde frontairbags en de
knieairbag aan bestuurderszijde zijn
ontworpen om naast de veiligheids-
gordels bij bepaalde frontale aanrij-
dingen afhankelijk van de ernst en de
aard extra bescherming te bieden. Ge-
42
Page 49 of 324

avanceerde frontairbags zijn niet be-
doeld voor het verminderen van het
risico op letsel bij botsingen van ach-
teren, botsingen van opzij of over de
kop slaan.
De geavanceerde frontairbags en de
knieairbag aan bestuurderszijde wor-
den niet bij alle frontale botsingen
geactiveerd. Dit geldt ook voor som-
mige frontale botsingen die ernstige
schade aan het voertuig tot gevolg
hebben, zoals bepaalde aanrijdingen
tegen palen, aanrijdingen waarbij de
auto onder een vrachtwagen terecht-
komt en aanrijdingen onder een hoek.
Daarentegen kunnen de geavanceerde
frontairbags, afhankelijk van de aard
van de botsing en de plaats waar de
auto wordt geraakt, opgeblazen wor-
den bij aanrijdingen die geringe
schade aan de voorkant van het voer-
tuig tot gevolg hebben, maar die aan-
vankelijk een grote afname van de
snelheid veroorzaken.
De zijairbags worden niet opgeblazen
bij alle zijdelingse botsingen. Het op-
blazen van de zijairbags is afhankelijk
van de ernst en aard van de aanrij-ding.Omdat airbagsensoren de vertraging
van het voertuig meten, zijn de snel-
heid van het voertuig en de schade op
zichzelf geen goede indicatoren voor
de noodzaak van het wel of niet op-
blazen van een airbag.
Veiligheidsgordels zijn bij alle onge-
vallen noodzakelijk voor uw bescher-
ming en om uw lichaam in de juiste
positie te houden, uit de buurt van een
airbag die wordt opgeblazen.
Het beschermingssysteem voor inzit-
tenden (OCR) bewaakt de gereedheid
van de elektronische onderdelen van
het airbagsysteem wanneer de con-
tactschakelaar in de stand START of
ON/RUN staat. Als de sleutel in de
stand OFF, in de stand ACC, of niet op
contact staat, is het airbagsysteem
niet ingeschakeld en zullen de airbags
niet geactiveerd worden.
Het ORC beschikt over een reserve-
voeding die de airbags kan ontvou-
wen, zelfs als de accu leeg is of wordt
losgekoppeld voordat de airbags wor-
den geactiveerd.
De ORC schakelt ook hetairbag-
waarschuwingslampje op
het instrumentenpaneel in
voor een zelftest gedurende 4 tot 8 se-
conden, wanneer het contact voor de
eerste keer wordt aangezet. Na de
zelftest gaat het waarschuwings-
lampje van de airbag uit. Als het ORC
een storing in het systeem detecteert,
gaat het waarschuwingslampje voor
het airbagsysteem knipperen of con-
stant branden. Een enkel geluidssig-
naal klinkt als het lampje gaat bran-
den na de eerste keer starten.
Het ORC bevat ook diagnosefuncties
die het waarschuwingslampje voor
het airbagsysteem in de instrumen-
tengroep laten branden wanneer een
storing wordt geconstateerd die het
airbagsysteem zou kunnen beïnvloe
den. De diagnose meldt eveneens de
aard van het defect.
43
Page 52 of 324

Dit houdt echter niet in dat het
airbagsysteem niet werkt.
Bij een aanrijding waarbij de airbags
worden opgeblazen, kan zich het vol-
gende voordoen:
Het nylon van de airbag kan somsschaafwonden en/of een rode huid
veroorzaken bij de bestuurder en de
voorpassagier tijdens het opblazen
van de airbags. De schaafwonden
lijken op de wonden die u oploopt
als u zich schaaft aan een touw, de
vloerbedekking of op de vloer van
een gymnastiekzaal. Deze schaaf-
wonden worden niet veroorzaakt
door contact met chemische pro-
ducten. De schaafwonden zijn niet
blijvend en genezen normaal ge-
sproken snel. Als uw schaafwonden
echter na enkele dagen nog niet zijn
genezen of als u last hebt van bla-
ren, ga dan onmiddellijk naar uwhuisarts.
Terwijl de airbags leeglopen ziet u misschien rondvliegende stofdeel-
tjes die op rook lijken. Dit stof is een
normaal bijproduct van het active-
ringsproces voor het niet-giftige op- blaasgas. Deze rondzwevende stof-
deeltjes kunnen de huid, ogen, neus
of keel irriteren. Spoel met koud
water als u last hebt van geïrri
teerde ogen of huid. Zorg voor
frisse lucht bij neus- of keelirrita-
ties. Raadpleeg uw huisarts als de
irritatie zich blijft voordoen. Als
deze deeltjes op uw kleding terecht-
komen, volg dan de gebruikelijke
wasvoorschriften van de kledingfa-
brikant om de kleding te reinigen.
Rijd niet in uw auto nadat de airbags
opgeblazen zijn geweest. Als u op-
nieuw bij een aanrijding betrokken
raakt, zullen de airbags geen enkele
bescherming bieden.
WAARSCHUWING!
Eenmaal geactiveerde airbags en
gordelspanners hebben geen enkel
effect bij een volgende aanrijding.
Laat de airbags, gordelspanners en
rolautomaat van de veiligheidsgor-
dels voorin onmiddellijk vervangen
door een erkende dealer. U moet ook
het ORC-systeem laten nakijken. Onderhoud van het airbagsysteem
WAARSCHUWING!
Wijzigingen aan delen van het air-
bagsysteem kunnen tot gevolg
hebben dat het systeem bij een
aanrijding niet functioneert. U
kunt gewond raken doordat de
airbag niet werkt en u niet be-
schermt. Breng geen wijzigingen
aan de onderdelen of bedrading
aan en plak nooit emblemen of
stickers op het afdekpaneel op het
stuur of aan de rechterzijde van
het instrumentenpaneel. Breng
geen wijzigingen aan op de voor-
bumper of de carrosseriestructuur
en monteer geen los verkrijgbare
treeplanken.
Het is gevaarlijk zelf onderdelen
van het airbagsysteem te repare-
ren. Waarschuw iedereen die aan
uw auto werkt dat de auto is uit-
gerust met airbags.
(Vervolgd)
46
Page 66 of 324

wangen op insnijdingen, scheuren en
bobbels. Controleer of de wielmoeren
stevig zijn aangedraaid. Controleer de
bandenspanning (met inbegrip van
het reservewiel) terwijl de banden
koud zijn. Lampjes
Laat iemand de werking van de ver-
lichting controleren terwijl u in de
auto de verlichting bedient. Contro-
leer de controlelampjes voor de rich-
tingaanwijzers en het grootlicht op
het instrumentenpaneel.Portiersloten
Controleer de sloten op juiste afstel-
ling wat betreft openen, sluiten en
vergrendelen. Vloeistoflekkage
Kijk na een nacht parkeren onder de
auto. Controleer op brandstof-,
koelvloeistof-, olie- of andere vloei-
stoflekkage. Ook als u een benzine-
lucht ruikt of lekkage van brandstof
of rem- of stuurbekrachtigingsvloei-
stof vermoedt, moet direct de oorzaak
worden gevonden en gecorrigeerd.
60
Page 76 of 324

spiegelbehuizing en naderingsverlich-
ting in de spiegel hebben vijf LED-lampjes.
Drie van de LED-lampjes vormen de
richtingaanwijzer die tegelijk met de
richtingaanwijzer aan de voor- en
achterzijde van de auto knipperen.
Door het inschakelen van de alarm-
knipperlichten worden deze LED-
lampjes ook geactiveerd.
De andere twee LED-lampjes zijn
voor de instapverlichting, die in beide
spiegels wordt ingeschakeld wanneer
u de afstandsbediening gebruikt of
een van de portieren opent. Deze
LED-lampjes schijnen opzij om de
grepen van de voor- en achterportie-
ren te verlichten. Ze schijnen ook naar
beneden om het gebied voor de deu-
ren te verlichten.
De instapverlichting gaat na 30 se-
conden langzaam uit of gaat onmid-
dellijk uit als het contactslot in de
stand RUN wordt gezet. OPMERKING:
De naderingsverlichting werkt niet
als de versnellingspook uit de
stand PARK is gehaald.SPIEGELS KANTELEN BIJ
ACHTERUITRIJDEN (voor
bepaalde uitvoeringen/markten)
Spiegels kantelen bij achteruitrijden
positioneert automatisch de buiten-
spiegels en zorgt ervoor dat de be-
stuurder de grond achter de voorpor-
tieren kan zien. De buitenspiegels
bewegen enigszins naar beneden van
de oorspronkelijke positie op het mo-
ment dat de auto in de achteruitstand
wordt geschakeld. De buitenspiegels
keren vervolgens terug naar hun oor-
spronkelijke positie wanneer de auto
uit de achteruitstand wordt gescha-
keld. Iedere opgeslagen geheugenin-
stelling heeft een hieraan gekoppelde
stand voor het kantelen van de spie-
gels bij achteruitrijden. OPMERKING:
De functie spiegels kantelen bij
achteruitrijden kan in- en uitge-
schakeld worden met het Uconnect
Touch™ systeem, raadpleeg
"Uconnect Touch™ instellingen"
in "Uw instrumentenpaneel be-
grijpen" voor meer informatie.
ELEKTRISCH BEDIENDE BUITENSPIEGELS
De bedieningselementen voor de elek-
trisch bediende buitenspiegels be-
vindt zich op het bekledingspaneel in
het bestuurdersportier.
De bedieningselementen van de elek-
trisch bediende buitenspiegels omvat-
ten de keuzeknoppen voor de spiegels
en een schakelaar met vier richtingen
het bedienen van de spiegels. Voor het
afstellen van een spiegel druk u hetzij
op de toets L (links) of R (rechts) om de
spiegel te selecteren die u wilt afstellen.OPMERKING:
Een lampje in de geselecteerde
toets brandt om aan te geven dat de
spiegel is geactiveerd en kan wor-
den versteld.
Elektrisch bediende spiegels
70
Page 91 of 324

bruikersprofiel wordt geannuleerd,
stoppen de bewegingen van de be-
stuurdersstoel, de zijspiegel, de ver-
stelbare pedalen (voor bepaalde
uitvoeringen/markten) en de elektri-
sche stuurkolom (voor bepaalde
uitvoeringen/markten). Na een ver-
traging van één seconde kunt u een
nieuwe positie selecteren.
GEMAKKELIJK IN- EN
UITSTAPPEN (alleen
leverbaar metstoelpositiegeheugen)
Deze functie zorgt ervoor dat de be-
stuurder makkelijker kan in- en uit-stappen.
De afstand waarover de bestuurders-
stoel zich beweegt, is afhankelijk van
de positie van de stoel op het moment
dat u het contactslot naar de stand
OFF draait.
Als u het contactslot naar de standOFF draait, beweegt de bestuur-
dersstoel ongeveer 60 mm naar
achteren als de stoel zich 67,7 mm
of meer voor de achterste stand be- vindt. De stoel keert terug naar de
ingestelde positie zodra u de sleutel
in het contactslot steekt en in de
positie ACC of RUN zet.
Als u het contactslot naar de stand OFF draait, beweegt de bestuur-
dersstoel naar een positie van 7,7
voor de achterste stand als de be-
stuurdersstoel zich in een positie
tussen 22,7 mm en 67,7 mm voor
de achterste stand bevindt. De stoel
keert terug naar de ingestelde posi-
tie zodra u de sleutel in het contact-
slot steekt en in de positie ACC of
RUN zet.
De functie Gemakkelijk in- en uit- stappen is uitgeschakeld wanneer
de bestuurderstoel zich op minder
dan 22,7 mm vóór de achterste stop
bevindt. Bij deze positie heeft het
voor de bestuurder geen zin om de
stoel te verplaatsen voor gemakke-
lijk in- en uitstappen.
Elke opgeslagen geheugeninstelling
heeft een bijbehorende positie voor
gemakkelijk in- en uitstappen. OPMERKING:
U kunt de functie Gemakkelijk in-
en uitstappen in- en uitschakelen
met het Uconnect Touch™ sys-
teem, raadpleeg "Uconnect
Touch™ instellingen" in "Uw in-
strumentenpaneel begrijpen" voor
meer informatie.
OPENEN EN SLUITEN
VAN DE MOTORKAP
Voor het openen van de motorkap
moeten twee vergrendelingen wordenvrijgegeven.
1. Trek aan de motorkaphendel links
onder het instrumentenpaneel.
Hendel motorkapontgrendeling
85