display Lancia Thema 2014 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2014, Model line: Thema, Model: Lancia Thema 2014Pages: 380, PDF Size: 3.73 MB
Page 108 of 380

Pauzes, wachten of andere te-kens die door sommige telefoons
worden ondersteund worden
niet via Bluetooth® onder-
steund. Deze extra symbolen
worden tijdens het kiezen gene-
geerd.
Onderbreken — prompts negeren
De toets
kan worden gebruikt als
u een deel van een prompt wilt over-
slaan en de spraakbedieningsop-
dracht onmiddellijk wilt geven. Wan-
neer het systeem bijvoorbeeld zegt
"There are 2 numbers with the name
John. Say the full name" (Er zijn 2
nummers met de naam John. Spreek
de volledige naam uit.) kunt u op de
toets
drukken en zeggen, "John
Smith" om die optie te kiezen zonder
naar de rest van de prompt te hoeven
luisteren.
Voice Response Length (Lengte
voor reactie op spraakbediening)
U kunt kiezen tussen korte en gede-
tailleerd. 1. Kies de schermtoets More (meer,
indien aanwezig) en daarna de
schermtoets Settings (instellingen),
2. Kies de schermtoets "Display" en
scroll vervolgens omlaag naar Voice
Response Length (Lengte voor reactie
op spraakbediening),.
3. Kies "Brief" (Kort) of "Detailed"
(Gedetailleerd) door het vakje naast
de selectie aan te raken. Een vinkje
geeft uw selectie weer.
Indicatoren voor telefoon- en
netwerkstatus
Uconnect® Phone meldt de status van
uw telefoon en netwerk wanneer u
probeert een oproep tot stand te
brengen via Uconnect® Phone. De
status wordt aangeduid voor de sig-
naalsterkte van het netwerk en de sta-
tus van de telefoonaccu.
Kiezen via de toetsen van de
mobiele telefoon
WAARSCHUWING!
Voor het comfort en gemak van u en
uw passagiers is uw nieuwe auto
uitgerust met vele voorzieningen.
Gebruik deze functies alleen wan-
neer als het veilig is. Als u deze
waarschuwing niet opvolgt, kan dit
ernstig en zelfs dodelijk letsel tot
gevolg hebben.
U kunt via uw mobiele telefoon een
nummer kiezen en tegelijkertijd
Uconnect® Phone gebruiken (wan-
neer u de toetsen van de mobiele tele-
foon gebruikt, moet u echter voor-
zichtig te werk gaan en zorgen dat u
de veiligheid niet in gevaar brengt).
Als u een nummer kiest via de gekop-
pelde mobiele Bluetooth® telefoon,
wordt het geluid hoorbaar via het au-
diosysteem van uw auto. Uconnect®
Phone werkt op dezelfde wijze als
wanneer u het nummer kiest via een
spraakbedieningsopdracht.
102
Page 130 of 380

Bediening van stoelverwarming
voor — Uconnect® 8.4 en 8.4 N:
Kies de schermtoets "Controls" (be-
dieningselementen) onder in het
Uconnect® scherm.Druk eenmaal op de
schermtoets onder "Driver"
(bestuurder) of "Passen-
ger" (passagier) om een
hoge verwarmingsstand (HI) te kie-
zen. Druk een tweede keer op de
schermtoets om een lage verwar-
mingsstand (LO) te kiezen. Druk een
derde keer op de schermtoets om de
verwarmingselementen uit te schake-
len (OFF). OPMERKING: Zodra u een stand
hebt geselecteerd, voelt u na twee
tot vijf minuten dat de stoel warm
wordt.
Als de hoge stand (HI) is geselecteerd,
geeft de verwarming extra veel
warmte tijdens de eerste vier ge-
bruiksminuten. Daarna neemt de uit-
gestraalde warmte af tot de normale
hoge stand (HI). Als de hoge stand
(HI) is geselecteerd, schakelt het sys-
teem automatisch na maximaal 60
minuten continue werking naar de
lage stand (LO). Op dat moment ver-
andert het display van HI (hoge
stand) in LO (lage stand). De lage
stand (LO) wordt automatisch na 45
minuten uitgeschakeld (OFF).Stoelverwarming achterin
Bij sommige modellen zijn de twee
buitenste zitplaatsen uitgerust met
verwarmde zittingen. De stoelverwar-
mingsschakelaars van deze stoelen
bevinden zich aan de achterzijde van
de middenconsole. Met de twee scha-
kelaars voor de stoelverwarming kun-
nen de achterpassagiers de stoelen af-
zonderlijk bedienen.
U kunt kiezen uit de verwarmings-
standen HI (hoog), LO (laag) en OFF
(uit). Oranje indicatielampjes in beide
schakelaars geven de gekozen verwar-
mingsstand weer. Er gaan twee indi-
catielampjes branden voor de stand
HI (hoog), één voor LO (laag) en geen
voor OFF (uit).
Druk eenmaal op de scha-
kelaar om de hoge verwar-
mingsstand (HI) te kiezen.
Druk een tweede keer op de
schakelaar om een lage verwarmings-
stand (LO) te kiezen. Druk een derde
keer op de schakelaar om de verwar-
mingselementen uit te schakelen
(OFF).
Schermtoets Controls
(bedieningselementen)
Schermtoetsen stoelverwarming
124
Page 144 of 380

Instrumentenverlichting
Draai de linker dimschakelaar om-
hoog naar de eerste klikstand. Met
deze functie wordt de helderheid van
de verlichting van alle tekstdisplays,
zoals de kilometerteller, EVIC (voor
bepaalde uitvoeringen/landen) en de
radio vergroot wanneer de parkeer-
lichten of koplampen branden.
RUITENWISSERS EN
-SPROEIERS
Met de multifunctionele hendel be-
dient u de ruitenwissers- en sproeiers
wanneer de contactschakelaar in de
stand ON/RUN of ACC staat. De hen-
del bevindt zich aan de linkerzijde
van de stuurkolom.Draai de multifunctionele hendel naar
de eerste klikstand, voorbij de inter-
valstand voor langzame wisbewegin-
gen of naar de tweede klikstand voor-
bij de intervalstand voor snelle
wisbewegingen.
LET OP!
Zet de ruitenwissers uit wanneer
u door een automatische was-
straat gaat. De ruitenwissers kun-
nen beschadigd raken wanneer u
ze niet uitschakelt.
Laat bij winters weer de ruitenwis-
sers eerst in hun beginstand terug-
keren voordat u de motor afzet en
zorg dat de ruitenwissers zijn uit-
geschakeld. Als de ruitenwissers
ingeschakeld blijven, vriezen de
ruitenwissers aan de voorruit vast
en kan de ruitenwissermotor be-
schadigd raken wanneer de motor
weer wordt gestart.
(Vervolgd)
LET OP!(Vervolgd)
Verwijder altijd achtergebleven sneeuw als die verhindert dat de
wisserbladen terugkeren naar de
beginstand. Wanneer u de ruiten-
wissers uitschakelt en de wisser-
bladen niet kunnen terugkeren
naar de beginstand, kan de rui-
tenwissermotor beschadigd ra-
ken.
INTERVALSTAND
Gebruik de intervalstand wanneer het
door de weersomstandigheden wense-
lijk is om de ruitenwissers met een va-
riabel interval te laten wissen. Draai de
multifunctionele hendel naar de eerste
klikstand en kies vervolgens het ge-
wenste interval met het uiteinde van de
hendel. Er zijn vijf verschillende inter-
vallen, van 1 seconde tot ca.18 secon-
den. De intervallen worden twee keer zo
lang wanneer de snelheid van de auto
16 km/u of lager is.
MIST-FUNCTIE
Draai het uiteinde van de hendel naar
de stand MIST voor één wisbewegingBediening van ruitenwissers/-
sproeiers
138
Page 166 of 380

Wanneer u de contactschakelaar in de
stand ON/RUN zet, wordt door Park-
Sense® automatisch de systeemstatus
(ingeschakeld of uitgeschakeld) her-
steld die actief was voordat het con-
tact werd uitgeschakeld.
ParkSense® kan uitsluitend worden
geactiveerd wanneer de schakelhen-
del in de stand REVERSE (achteruit)
of DRIVE (rijden) staat. Wanneer
ParkSense® bij een van deze standen
van de schakelhendel wordt ingescha-
keld, blijft het systeem actief totdat de
rijsnelheid is toegenomen tot ongeveer
11 km/u of hoger. Het systeem wordt
weer actief als de rijsnelheid is ge-
daald tot minder dan ongeveer
9 km/u.PARKSENSE® SENSOREN
De vier ParkSense® sensoren die zich
in achterkant/achterbumper bevin-
den, bewaken het gebied achter de
auto dat binnen het zichtveld van de
sensoren valt. De sensoren kunnen
obstakels detecteren tot een afstand
van ongeveer 150 cm van de
achterkant/achterbumper in horizon-
tale richting, afhankelijk van de
plaats, het type en de stand van het
obstakel.
De zes ParkSense® sensoren die zich
in de voorkant/voorbumper bevin-
den, bewaken het gebied vóór de auto
dat binnen het zichtveld van de sen-
soren valt. De sensoren kunnen obsta-
kels detecteren tot een afstand van
ongeveer 120 cm van de voorkant/
voorbumper in horizontale richting,
afhankelijk van de plaats, het type en
de stand van het obstakel.
PARKSENSE® WAAR-
SCHUWINGSSCHERM
Het ParkSense® waarschuwings-
scherm wordt alleen weergegeven als
Sound and Display (beeld en geluid) is
geselecteerd met het Uconnect® sys-
teem. Raadpleeg "Uconnect® instellin-
gen" in het hoofdstuk "Het instrumen-
tenpaneel" voor meer informatie
hierover.
Het ParkSense® waarschuwings-
scherm bevindt zich in het elektroni-
sche voertuiginformatiecentrum
(EVIC). Het geeft visuele waarschu-
wingen om de afstand tussen de
achterkant/achterbumper en/of de
voorkant/voorbumper en het gedetec-
teerde obstakel aan te geven.
Parkeerhulpscherm
160
Page 168 of 380

WAARSCHUWINGEN
Afstand achter (cm) Groter dan
150 cm 150-100 cm 100-65 cm 65-30 cm Kleiner dan 30
cm
Afstand vóór (cm) Groter dan
120 cm 120-100 cm 100-65 cm 65-30 cm Kleiner dan 30
cm
Geluidssignaal Geen Enkele toon, 1/2
seconde (alleen
voor achterzijde) Langzaam
(alleen voor ach- terzijde) Snel
Continu
Boog Geen3 brandend
(continu) 3 langzaam
knipperend 2 langzaam
knipperend 1 langzaam knip-
perend
GELUIDSSIGNALEN VAN
PARKEERHULP VÓÓR
ParkSense® schakelt het geluidssig-
naal van de parkeerhulp vóór 3 secon-
den nadat een obstakel is gedetec-
teerd uit als de auto stilstaat en het
rempedaal is ingetrapt.
PARKSENSE® IN- EN
UITSCHAKELEN
ParkSense® kan worden in- en uitge-
schakeld met het Uconnect® systeem.
De beschikbare keuzemogelijkheden
zijn: OFF (uit), Sound Only (alleen
geluid) of Sound and Display (beeld
en geluid). Raadpleeg "Uconnect® instellingen" in het hoofdstuk "Het
instrumentenpaneel" voor meer infor-
matie hierover.
Wanneer de schermtoets ParkSense®
wordt gekozen om het systeem uit te
schakelen, verschijnt op het EVIC ge-
durende vijf seconden het bericht
"PARK ASSIST SYSTEM OFF" (par-
keerhulpsysteem uit).. Raadpleeg de
paragraaf "Elektronisch voertuigin-
formatiecentrum (EVIC)" in het
hoofdstuk "Het instrumentenpaneel"
voor meer informatie hierover. Als de
schakelhendel in de stand REVERSE
(achteruit) wordt gezet en Park-
Sense® is uitgeschakeld, verschijnt
op het instrumentenpaneel het bericht"PARK ASSIST SYSTEM OFF" (par-
keerhulp uitgeschakeld) zolang de
schakelhendel in REVERSE (achter-
uit) staat bij een rijsnelheid van
11 km/u of lager.
ONDERHOUD VAN
PARKSENSE® PARKEER-
HULPSYSTEEM
Tijdens het starten van de auto, wan-
neer het ParkSense® parkeerhulpsys-
teem een storing heeft gedetecteerd,
laat het elektronische voertuiginfor-
matiecentrum (EVIC) eenmaal per
contactcyclus een geluidssignaal ho-
ren en op het display wordt het be-
richt "CLEAN PARK ASSIST" (par-
keersensoren reinigen), "SERVICE
162
Page 204 of 380

als het aanbevolen schakelpunt is be-
reikt. Deze indicatie waarschuwt de
bestuurder dat hij door te schakelen
het brandstofverbruik kan verminde-
ren.
Wanneer het controlelampje voor op-
schakelen (+) wordt getoond op het
display, adviseert de GSI de bestuur-
der een hogere versnelling in te scha-
kelen.
Wanneer het controlelampje voor te-
rugschakelen (-) wordt getoond op
het display, adviseert de GSI de be-
stuurder een lagere versnelling in te
schakelen.Het GSI-controlelampje in het EVIC
blijft branden totdat de bestuurder
schakelt, of de rijomstandigheden te-
rugkeren naar een situatie waar het
schakelen niet nodig is om het brand-
stofverbruik te verbeteren.
OLIEVERVERSING
VEREIST
Uw auto is uitgerust met een indicator
voor olieverversing. Het bericht "Oil
change due"(olie verversen) knippert
ongeveer 10 seconden in het EVIC-
scherm na één geluidsignaal om de
volgende oliebeurt aan te geven. De
indicator voor olieverversing is geba-
seerd op de belasting van de motor,wat betekent dat de periodieke olie-
beurten afhankelijk zijn van uw per-
soonlijke rijstijl.
Als dit bericht niet wordt gereset, ver-
schijnt dit bericht telkens wanneer u
de contactschakelaar in de stand ON/
RUN zet. Om het bericht tijdelijk uit
te schakelen, drukt u kort op de knop
BACK (terug). Raadpleeg uw
LANCIA dealer om de indicator voor
olieverversing te laten resetten.
BERICHTEN ROETFILTER
DIESELMOTOR (DPF)
Uitlaatsysteem — regeneratie nu
vereist. In omstandigheden waarbij
alleen zeer korte ritten met lage
snelheid worden gemaakt, of ritten
waarbij alleen met lage snelheid
wordt gereden, bereiken de motor
en het uitlaatgasnabehandelings-
systeem nooit de vereiste omstan-
digheden om de opgevangen roet-
deeltjes te verwijderen. Als dit zich
voordoet, wordt het bericht "Ex-
haust System Regeneration Re-
quired Now" (regeneratie van het
uitlaatsysteem nu vereist) weerge-
geven in het EVIC. Door met uw
GSI-controlelampje opschakelen (+)
GSI-controlelampje terugschakelen
(-)
198
Page 209 of 380

DOOR DE KLANT TE
PROGRAMMEREN
FUNCTIES — Uconnect®
8.4 INSTELLINGEN
Kies de schermtoets "More" (meer) en
daarna op de schermtoets "Settings"
(Instellingen) om het scherm voor het
instellen van menu's weer te geven. In
deze modus hebt u via het Uconnect®
systeem toegang tot programmeer-
bare functies die op uw auto aanwezig
kunnen zijn, zoals scherm, klok,
veiligheid/hulp, verlichting, portieren
en sloten, motor afzetten, kompasin-
stellingen, audio en telefoon/
Bluetooth.
OPMERKING: Er kan telkens
slechts één onderdeel van het aan-
raakscherm tegelijk worden weer-
gegeven.Kies een schermtoets om de gewenste
modus te activeren. Zodra de ge-
wenste modus actief is, kunt u een
instelling kiezen tot er een vinkje
naast de instelling wordt weergege-
ven. Dit geeft aan dat de instelling is
gekozen.
Nadat de instelling is voltooid, kiest u
de schermtoets met de pijl naar links
om naar het vorige menu terug te
keren of kiest u de schermtoets X om
het instellingenscherm te sluiten. U
kunt een instelling selecteren door de
schermtoets Omhoog of Omlaag te
kiezen.
Display (scherm)
Nadat u de schermtoets Display
(scherm) hebt gekozen, zijn de vol-
gende instellingen mogelijk. Display Mode (Schermmodus)
In dit scherm kunt u een van de auto-
matische scherminstellingen selecte-
ren. Voor het wijzigen van de modus-
status drukt u kort op de schermtoets
Day (dag), Night (nacht) of Auto (au-
tomatisch). Kies vervolgens de
schermtoets met de pijl naar links.
Display Brightness With Head-
lights ON (Helderheid van het
scherm bij ingeschakelde koplam-
pen)
In dit scherm kunt u de helderheid
van het scherm bij ingeschakelde
koplampen instellen. Pas de helder-
heid aan met de schermtoetsen + en –
of door een punt te kiezen op de
schaal tussen de schermtoetsen + en –.
Kies vervolgens de schermtoets met
de pijl naar links.
Display Brightness With Head-
lights OFF (Helderheid van het
scherm bij uitgeschakelde koplam-
pen)
In dit scherm kunt u de helderheid
van het scherm bij uitgeschakelde
Schermtoetsen van Uconnect® 8.4
203
Page 210 of 380

koplampen instellen. Pas de helder-
heid aan met de schermtoetsen + en –
of door een punt te kiezen op de
schaal tussen de schermtoetsen + en –.
Kies vervolgens de schermtoets met
de pijl naar links.
Taal
Druk op de schermtoets Language
(Taal) om dit scherm te veranderen.
In dit scherm kunt u een van de drie
talen voor de schermweergave selecte-
ren, met inbegrip van de ritfuncties en
het navigatiesysteem (voor bepaalde
uitvoeringen/landen). Druk op de
toets German (Duits), French
(Frans), Spanish (Spaans), Italian
(Italiaans), Dutch (Nederlands) of
English (Engels) om de gewenste taal
te selecteren. Druk vervolgens op de
schermtoets met de pijl naar links.
Alle verdere informatie wordt getoond
in de taal van uw keuze.
Eenheden
In dit scherm kunt u de maateenhe-
den van het EVIC, kilometerteller en
het navigatiesysteem (voor bepaaldeuitvoeringen/landen) van Ameri-
kaanse in metrische eenheden veran-
deren en omgekeerd. Kies US of Me-
tric (metrisch) tot een vinkje naast de
instelling verschijnt, wat aangeeft dat
de instelling is geselecteerd. Kies de
schermtoets met de pijl naar links om
naar het vorige menu terug te keren.
Voice Response Length (Lengte
voor reactie op spraakbediening)
In dit scherm kunt u de instelling van
de Voice Response Length (lengte ge-
sproken berichten) wijzigen. Om de
lengte van gesproken berichten te wij-
zigen, kiest u de schermtoets Brief
(kort) of Detailed (uitgebreid) tot het
vinkje naast de instelling verschijnt,
dat aangeeft dat de instelling is geko-
zen. Kies de schermtoets met de pijl
naar links om naar het vorige menu
terug te keren.
Touch Screen Beep (pieptonen
aanraakscherm)
In dit scherm kunt u schermtoetsto-
nen in- of uitschakelen. Kies de
schermtoets "Touchscreen Beep"
(toetstonen) tot een vinkje naast de
instelling verschijnt, wat aangeeft datde instelling is gekozen. Kies de
schermtoets met de pijl naar links om
naar het vorige menu terug te keren.
Navigation Turn-By-Turn In
Cluster (navigatie van afslag naar
afslag in instrumentengroep) (voor
bepaalde uitvoeringen/landen)
Als deze functie is geselecteerd, wor-
den exacte aanwijzingen op het
scherm weergegeven wanneer de auto
een afslag in een geprogrammeerde
route nadert. Kies de schermtoets Na-
vigation Turn-By-Turn in Cluster
(navigatie van afslag naar afslag in
instrumentengroep) tot een vinkje
naast de instelling verschijnt, dat aan-
geeft dat de instelling is gekozen. Kies
de schermtoets met de pijl naar links
om naar het vorige menu terug te
keren.
Fuel Saver Display In Cluster
(brandstofbesparingsscherm in in-
strumentengroep)
Het bericht "ECO" wordt getoond op
het scherm van de instrumenten-
groep. Dit bericht kan worden in- en
uitgeschakeld. Kies de schermtoets
204
Page 211 of 380

Fuel Saver Display (brandstofbespa-
ringsscherm) tot een vinkje naast de
instelling verschijnt, dat aangeeft dat
de instelling is gekozen. Kies de
schermtoets met de pijl naar links om
naar het vorige menu terug te keren.
Clock (klok)
Nadat u de schermtoets Clock (klok)
hebt gekozen, zijn de volgende instel-
lingen mogelijk.
Sync Time With GPS (tijd syn-
chroniseren met GPS) (voor be-
paalde uitvoeringen/landen)
In dit scherm kunt u de tijd automa-
tisch door de radio laten instellen.
Kies, om de gesynchroniseerde tijds-
instelling te wijzigen de schermtoets
"Sync Time with GPS" (tijd synchro-
niseren met GPS) tot een vinkje naast
de instelling verschijnt, wat aangeeft
dat de instelling is gekozen. Kies de
schermtoets met de pijl naar links om
naar het vorige menu terug te keren.
Set Time Hours (Uren instellen)
In dit scherm kunt u de uren instellen.
De schermtoets "Sync Time with
GPS" (tijd synchroniseren met GPS)mag niet zijn geselecteerd. Kies de
schermtoetsen + of - om het getal van
de uren te verhogen of te verlagen.
Nadat de instelling is voltooid, kiest u
de schermtoets met de pijl naar links
om naar het vorige menu terug te
keren of kiest u de schermtoets X om
het instellingenscherm te sluiten.
Set Time Minutes (Minuten in-
stellen)
In dit scherm kunt u de minuten in-
stellen. De schermtoets "Sync Time
with GPS" (tijd synchroniseren met
GPS) mag niet zijn geselecteerd. Kies
de schermtoetsen + of - om het getal
van de minuten te verhogen of te ver-
lagen. Nadat de instelling is voltooid,
kiest u de schermtoets met de pijl naar
links om naar het vorige menu terug
te keren of kiest u de schermtoets X
om het instellingenscherm te sluiten.
Time Format (Tijdnotatie)
In dit scherm kunt u de notatie van de
weergegeven tijd veranderen. Kies de
schermtoets "Time Format" (tijdno-
tatie) tot een vinkje naast 12-uurs of
24-uurs notatie verschijnt, wat aan-
geeft dat de instelling is gekozen. Kiesde schermtoets met de pijl naar links
om naar het vorige menu terug te
keren.
Show Time in Status Bar (Tijd
in statusbalk weergeven)
In dit scherm kunt u de digitale klok
in de statusbalk in- of uitschakelen.
Om de status van de tijdsaanduiding
te veranderen, kiest u de schermtoets
Show Time in Status Bar (tijd weerge-
ven in statusbalk) tot een vinkje naast
de instelling verschijnt, wat aangeeft
dat de instelling is gekozen. Kies de
schermtoets met de pijl naar links om
naar het vorige menu terug te keren.
Safety / Assistance
(veiligheid/hulp)
Nadat u de schermtoets Safety / As-
sistance (veiligheid/hulp) hebt geko-
zen, zijn de volgende instellingen mo-
gelijk.
Front Collision Sensitivity (ge-
voeligheid FCW) (voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
De functie Front Collision Warning
(FCW) kan worden ingesteld op Far
205
Page 212 of 380

(veraf), Near (dichtbij) of Off (uitge-
schakeld). De standaardinstelling van
het FCW-systeem is Far (veraf). Hier-
bij waarschuwt het systeem u voor een
mogelijke aanrijding met een voertuig
vóór u terwijl u nog op een relatief
grote afstand van dit voertuig rijdt.
Dit geeft u de langste reactietijd. Voor
een meer dynamische rijervaring kiest
u de instelling Near (dichtbij). Het
systeem waarschuwt u dan voor een
mogelijk aanrijding wanneer de af-
stand tot uw voorligger veel kleiner.
Hierdoor is een meer dynamische rij-
ervaring mogelijk. Om de FCW-status
te wijzigen kiest u de schermtoets
OFF (uit), Near (dichtbij) of Far
(veraf). Kies vervolgens de scherm-
toets met de pijl naar links.
Raadpleeg de paragraaf "Adaptieve
cruisecontrol (ACC)" in het hoofd-
stuk "De functies van uw auto" voor
meer informatie hierover.
Park Assist (Parkeerhulp)
De parkeersensoren achter tasten het
gebied achter de auto af op obstakels
indien de versnellingspook in de ach-
teruitversnelling staat en de snelheidlager is dan 18 km/u. Het systeem kan
worden ingesteld met Sound Only (al-
leen geluid), Sound and Display
(beeld en geluid) of worden uitge-
schakeld. Als u de parkeerhulpstatus
wilt wijzigen, kiest u de schermtoets
OFF (uit), Sound Only (alleen geluid)
of Sound and Display (beeld en ge-
luid). Kies vervolgens de schermtoets
met de pijl naar links. Raadpleeg de
paragraaf "ParkSense® parkeer-
hulp" in het hoofdstuk "De functies
van uw auto" voor meer informatie
hierover.
Tilt Mirrors In Reverse (spiegels
kantelen bij achteruitrijden) (voor
bepaalde uitvoeringen/landen)
Wanneer deze functie is geselecteerd,
kantelen de buitenspiegels omlaag
wanneer de contactschakelaar in de
stand RUN staat en de schakelhendel
in de stand REVERSE staat. De spie-
gels keren terug naar hun oorspronke-
lijke stand zodra u uit de achteruitver-
snelling schakelt. Kies de schermtoets
Tilt Mirrors in Reverse (spiegels kan-
telen bij achteruitrijden) tot een
vinkje naast de instelling verschijnt,
dat aangeeft dat de instelling is geko-
zen. Kies de schermtoets met de pijl
naar links om naar het vorige menu
terug te keren.
Blind Spot Alert (dodehoekwaar-
schuwing) (voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
Wanneer deze functie is geselecteerd,
kan de dodehoekwaarschuwing wor-
den ingesteld op: Off (uit), Lights
(lampjes) of Lights and Chime (lamp-
jes en geluidssignaal). U kunt de func-
tie Blind Spot Alert (dodehoekwaar-
schuwing) activeren in de modus
"Lights" (lampjes). Wanneer deze
modus is geselecteerd, is de dode-
hoekbewaking ingeschakeld en wor-
den waarschuwingen als visuele sig-
nalen weergegeven in de
buitenspiegels. Wanneer de modus
"Lights and Chime" (lampjes en ge-
luidssignaal) is geactiveerd, zal de do-
dehoekbewaking een visuele waar-
schuwing in de buitenspiegels tonen
en een geluidssignaal weergeven wan-
neer de richtingaanwijzers worden in-
geschakeld. Als de instelling "Off"
(uit) is geselecteerd, is de dodehoek-
bewaking uitgeschakeld. Wanneer u
206