Lancia Thesis 2003 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2003, Model line: Thesis, Model: Lancia Thesis 2003Pages: 382, PDF Size: 4.74 MB
Page 111 of 382

107
INSTRUMENTEN
SNELHEIDSMETER (fig. 99)
Geeft de snelheid van de auto in ki-
lometers per uur (km/h). Het instru-
ment geeft informatie als de snelheid
hoger is dan ongeveer 4 km/h. TOERENTELLER (fig. 100)
Als de wijzernaald in het rode gebied
staat (gevarenzone), dan draait de
motor met extreem hoge toerentallen.
Het is raadzaam deze toerentallen
slechts kort aan te houden.
Bij stationair draaiende motor kan
de toerenteller een geleidelijke of plot-
selinge toerentalstijging aangeven; dit
is normaal en vindt plaats, bijvoor-
beeld, als de airconditioning of de
elektroventilateur inschakelt. Een
langzame wijziging in toerental dient
vooral voor het behoud van de lading
van de accu. BELANGRIJK
Afhankelijk van de
motoruitvoering van de auto verschilt
het meetbereik en de gevarenzone van
de toerenteller.
BELANGRIJK De regeleenheid van
de elektronische inspuiting sluit de
brandstoftoevoer tijdelijk af als de
motor met te hoge toerentallen draait,
waardoor het motorvermogen zal af-
nemen.
fig. 99
L0A0232b
fig. 100
L0A0233b
Page 112 of 382

108
fig. 102
L0A0236b
KOELVLOEISTOF-
TEMPERATUURMETER MET
WAARSCHUWINGSLAMPJE
VOOR TE HOGE
KOELVLOEISTOF-
TEMPERATUUR (fig. 101)Het instrument geeft de temperatuur
aan van de motorkoelvloeistof, zodra
de koelvloeistoftemperatuur hoger
wordt dan ongeveer 50 °C.
Onder normale omstandigheden
staat de wijzernaald ongeveer in het
midden van de schaal. Als de wijzer-
naald in de buurt komt van de maxi-
male waarden, moet gas worden te-
ruggenomen. Als het waarschuwingslampje
Agaat
branden en op het display van het in-
strumentenpaneel het bericht “TE
HOGE KOELVLOEISTOFTEMP”
verschijnt, dan is de koelvloeistoftem-
peratuur te hoog; zet in dat geval de
motor uit en wendt u tot de Lancia-
dealer.
BELANGRIJK De wijzernaald kan
ook in de buurt komen van de maxi-
male waarden door opeenhoping van
vuil aan de buitenzijde van de radia-
teur van het motorkoelsysteem. In dat
geval is het raadzaam de radiateur te
controleren, eventueel vuil te verwij-
deren en zo snel mogelijk de buiten-
zijde van de radiateur grondig te rei-
nigen. BRANDSTOFMETER MET
WAARSCHUWINGSLAMPJE
VAN DE RESERVEBRANDSTOF
(fig. 102)
Het waarschuwingslampje van de
brandstofreserve Agaat branden en
op het display van het instrumenten-
paneel verschijnt het bericht
“BRANDSTOF TANKEN”, als er nog
ongeveer 10 liter brandstof aanwezig
is.
BELANGRIJK Rijd niet met een
bijna lege tank: door een onregelma-
tige brandstoftoevoer kan de kataly-
sator beschadigen.
fig. 101
L0A0235b
Page 113 of 382

109
BELANGRIJKTank uitsluitend
brandstof als de motor is uitgezet en
de contactsleutel in stand STOPstaat.
Als getankt wordt bij uitgezette mo-
tor maar met de contactsleutel in
stand MAR, kan het brandstofniveau
tijdelijk verkeerd worden weergege-
ven. Dit wordt veroorzaakt door de
werking van het controlesysteem en
niet door een storing in het systeem. ACTUEEL BRANDSTOF
-
VERBRUIK (fig. 103)
Het instrument Ageeft het actuele
brandstofverbruik aan: om te voorko-
men dat de waarde te sterk schom-
melt, wordt het gemiddelde verbruik
van de laatste minuten aangegeven,
uitgedrukt in l/100 km (verbruikte li-
ters per 100 km).
De bestuurder kan met de aangege-
ven waarde de verschillen in brand-
stofverbruik in relatie tot de rijstijl be-
palen. De wijzer van het instrument staat:
– op waarde 0 l/100 km als de auto
stilstaat
– dicht bij de waarde 2 l/100 km bij
een snelheid tussen 4 en 20 km/h en
als het gaspedaal wordt losgelaten als
de auto rijdt
– op de waarde van het normale
brandstofverbruik (tussen 2 en 20
l/100 km) bij een snelheid boven 20
km/h.
fig. 103
L0A0234b
Page 114 of 382

110
DISPLAY KILOMETERTELLER
(TOTAALSTAND EN
DAGTELLER) EN
AUTOMATISCHE
VERSNELLINGSBAK Op het display ( fig. 104) worden
weergegeven:
– op de eerste regel onderaan Ade
totaalstand (6 cijfers);
– op de tweede regel Bde dagteller-
stand (4 cijfers);
– aan de bovenzijde Cde inge-
schakelde of geselecteerde versnelling
(uitvoeringen met elektronisch gere-
gelde automatische versnellingsbak). Voor het op nul zetten van de dag-
stand moet knopje A(fig. 105) ten
minste 2 seconden worden ingedrukt.
Als het knopje korter dan 2 secon-
den wordt ingedrukt, worden even-
tuele storingsmeldingen op het display
gewist.
Als de contactsleutel in stand STOP
staat of is uitgenomen, is het display
gedoofd. Als een voorportier wordt
geopend of gesloten, wordt het display
verlicht en verschijnt ongeveer 20 se-
conden de dagteller- en totaalstand.
BELANGRIJK Als de accu wordt
losgekoppeld, wordt de dagstand uit
het geheugen gewist.
fig. 104
L0A0237b
fig. 105
L0A0092b
MULTIFUNCTIONEEL DISPLAY
(fig. 106)
Het multifunctionele display geeft
alle nuttige en noodzakelijke
informatie tijdens de rit weer:
Informatie op het
standaardscherm
– Tijd A
– Buitentemperatuur B.
fig. 106
L0A0258b
Page 115 of 382

111
Informatie over hulpsystemenbij het rijden
– Informatie over de cruise-control
– Informatie over de adaptieve
cruise-control
De taal die gebruikt wordt voor de
storingsmeldingen en de berichten op
het multifunctionele display is de-
zelfde taal als die voor het CONNECT
(waar de taal kan worden ingesteld).
Informatie over de auto
– Afstand tot volgende servicebeurt
– Motoroliepeil (alleen JTD-uitvoe-
ringen)
– Lichtsterkteregeling bedienings-
knoppen
– Weergave storingen
– Weergave waarschuwingen met
bijbehorende symbolen (bijv. “LET
OP: GEVAAR OP IJSVORMING”,
“ASR UITGESCHAKELD”, enz.). Informatie CONNECT
Informatie die door het CONNECT
geleverd wordt:
– Informatie over het AUDIOSYS-
TEEM
– Informatie over het NAVIGATIE-
SYSTEEM (herhaling pictogrammen)
– Informatie over de TELEFOON
– Informatie over het SPRAAK-
VELD
– Melding van ontvangst van SMS-
berichten.
Page 116 of 382

112
STARTCONTROLEAls voor het starten van de motor de
contactsleutel in stand MARwordt
gedraaid, worden de belangrijkste
elektronische systemen van de auto en
het motoroliepeil (alleen JTD-uitvoe-
ringen) gecontroleerd en aangegeven
wanneer de eerstvolgende on-
derhoudsbeurt van het Geprogram-
meerd Onderhoud moet worden uit-
gevoerd.
Startcontrole
Lampje/symbool
y
z
Opmerkingen
–
–
Bericht
DIAGNOSE WORDT UITGE- VOERD
OK Betekenis van het bericht
De startcontrole is bezig
De startcontrole is
voltooid en alle gecontroleerde systemen zijn in orde
Page 117 of 382

113
Controle van het motoroliepeil (alleen JTD-uitvoeringen)
Het motoroliepeil wordt alleen juist weergegeven als de auto op een vlakke ondergrond staat.
Als het oliepeil te laag is, moet, voordat wordt bijgevuld, eerst het oliepeil gecontroleerd worden met de peilstok, zoals is
aangegeven in de paragraaf “Niveaus controleren” in het hoofdstuk “Onderhoud van de auto”.
Lampje/symbool
Ç
k
Ñ
Opmerkingen
Als het oliepeil dicht bij
het MIN-merkteken staat,
vul dan zo snel mogelijk bij
Herstel het juiste motoroliepeil
Controleer met de peilstok of
het oliepeil het MAX-merk-
teken niet overschrijdtAls het oliepeil het
MAX-merkteken
overschrijdt, wendt
u dan tot de Lancia-
dealer
Bericht
MOTOROLIEPEIL
TE LAAG MOTOROLIEPEIL
ZET DE MOTOR AF
RIJD NIET VERDER
TE HOOG MOTOROLIE-
PEIL Betekenis van het bericht
Geeft het motoroliepeil aan
Het motoroliepeil is onder het
minimum niveau
Het motoroliepeil
kan boven
het maximum niveau staan
Page 118 of 382

114
Informatie over het
Geprogrammeerd OnderhoudDe informatie wordt gegeven in km
of dagen, afhankelijk van de eerstvol-
gende servicebeurt.
Het Geprogrammeerd Onderhoud
voorziet in 9 onderhoudsbeurten die
iedere 20.000 km of ieder jaar moe-
ten worden uitgevoerd. – in dagen: 27 - 24 - 21 - 18 - 15 -
12 - 9 - 6 - 3.
BELANGRIJK De informatie die
door het instrumentenpaneel wordt
opgeslagen, blijft bewaard ook als de
voeding onderbroken wordt.
De informatie verschijnt op het dis-
play vanaf 2.000 km of 30 dagen
vóór de servicebeurt en daarna met de
volgende intervallen:
– in km: 1.800 - 1.600 - 1.400 -
1.200 - 1.000 - 800 - 600 - 400 - 200
- 100 - 50
Lampje/symbool
É
Bericht
GEPROGRAMMEERD
ONDERHOUD
BINNEN: xxxx km
GEPROGRAMMEERD
ONDERHOUD
BINNEN: xx dd
GEPROGRAMMEERD
ONDERHOUD
VERSTREKEN: 0 km
GEPROGRAMMEERD
ONDERHOUD
VERSTREKEN: 0 dd
Betekenis van het bericht
Geeft het aantal kilometers
aan waarbinnen de volgende
onderhoudsbeurt van het
Geprogrammeerd Onderhoud
moet worden uitgevoerd
Geeft het aantal dagen aan
waarbinnen de volgende on-
derhoudsbeurt van het
Geprogrammeerd Onderhoud
moet worden uitgevoerd
Geeft aan dat de termijn is be-
reikt waarop de onderhouds -
beurt van het Geprogram-
meerd Onderhoud moet wor-
den uitgevoerd.
Geeft aan dat 1 jaar is ver-
streken na de laatste on-
derhoudsbeurt van het
Geprogrammeerd Onderhoud
Opmerkingen
Als de termijn vervallen is, wendt u
dan tot de Lancia-dealer voor het
programmeren van de volgende on-
derhoudsbeurt van het
Geprogrammeerd Onderhoud
Als de termijn vervallen is, wendt u
dan tot de Lancia-dealer
voor het programmeren
van de onderhoudsbeurt van het
Geprogrammeerd Onderhoud
Wendt u zo snel mogelijk tot de Lancia-dealer om de onderhouds-
beurt van het Geprogrammeerd On-
derhoud te laten uitvoeren
Wendt u zo snel mogelijk tot de Lancia-dealer om de onderhouds-
beurt van het Geprogrammeerd On-
derhoud te laten uitvoeren
Page 119 of 382

115
CONTROLE-/WAAR -
SCHUWINGSLAMP -
JES EN MELDINGEN
OP HET INSTRU -
MENTENPANEEL
Op het instrumentenpaneel bevin-
den zich de belangrijkste controle-
/waarschuwingslampjes. Sommige
van deze lampjes verschijnen tege-
lijkertijd met bijbehorende waar-
schuwingen ook op het multifunctio-
nele display op het dashboard.
Veel meldingen/berichten verschijnen
tegelijkertijd met een symbool alleen
op het multifunctionele display met de
bijbehorende waarschuwingen voor de
gebruiker.
BELANGRIJK Sommige meldingen
hangen af van de uitvoering en bij-
behorende uitrusting van de auto. ALGEMENE OPMERKINGEN
Naast de storingsmeldingen die op
het multifunctionele display worden
weergeven, het geluidssignaal dat u
hoort en het gaan branden van het
betreffende lampje (indien aanwezig),
verschijnen er specifieke waar-
schuwingsberichten (bijvoorbeeld:
“BEZOEK EEN WERKPLAATS”,
“ZET DE MOTOR AF”, enz.). Deze
berichten zijn korten uit voorzorg
en hebben tot doel u er op attent te
maken snel actie te ondernemen als
er een storing in de werking van de
auto wordt gevonden. Een dergelijk
bericht moet echter als een aanvulling
worden gezien en niet als alternatief
voor de informatie in dit instructie-
boekje. Wij raden u daarom aan dit
instructieboekje goed door te lezen.
Houdt u bij een storingsmelding al-
tijd aan de aanwijzingen die in dit
hoofdstuk beschreven worden .De storingsmeldingen die op het dis-
play Infocenter verschijnen, zijn on-
derverdeeld in twee categorieën: zeer
ernstige storingen en ernstige storin-
gen. Bij de zeer ernstige storingen ver-
schijnen er afwisselend, enkele secon-
den, het bericht met betrekking tot de
storing en het waarschuwingsbericht.
Deze “cyclus” wordt een onbepaalde
tijd herhaald, waarbij de weergave die
daarvoor op het display werd aange-
geven onderbroken wordt. Iedere keer
als u de contactsleutel in stand MAR
zet, wordt de “cyclus” opnieuw weer-
gegeven, totdat de oorzaak van de sto-
ring is verholpen. Bovendien is het
mogelijk de “cyclus” te onderbreken
door kort (minder dan twee seconden)
het knopje voor het op nul zetten van
de dagstand in te drukken. In dat ge-
val blijft het symbool dat betrekking
heeft op de storing centraal op het
display weergegeven, totdat de oor-
zaak van de storing verholpen is.
Page 120 of 382

116
RICHTINGAANWIJZER
LINKS (pijlen)Het lampje gaat branden
als de richtingaanwijzer links (pijlen)
wordt ingeschakeld en, tegelijkertijd
met het lampje van de rechter rich-
tingaanwijzer, als de waarschuwings-
knipperlichten worden ingeschakeld.
RICHTINGAANWIJZER
RECHTS (pijlen)Het lampje gaat branden
als de richtingaanwijzer rechts (pij-
len) wordt ingeschakeld en, tege-
lijkertijd met het lampje van de linker
richtingaanwijzer, als de waar-
schuwingsknipperlichten worden in-
geschakeld. BUITENVERLICHTING
Het lampje gaat branden
als de buiten- of parkeer-
verlichting wordt ingeschakeld.
GROOTLICHT Het lampje gaat branden
als het grootlicht wordt in-
geschakeld of als het grootlichtsignaal
wordt gegeven.
MISTLAMPEN VOOR Het lampje gaat branden
als de mistlampen voor
worden ingeschakeld.
Ÿ
Δ
3
1
5
Bij de ernstige storingen verschijnen
er afwisselend, enkele seconden, het
bericht met betrekking tot de storing
en het waarschuwingsbericht. Deze
cyclus wordt ongeveer 20 seconden
herhaald en verdwijnt daarna. Iedere
keer als u de contactsleutel in stand
MAR zet, wordt de cyclus opnieuw
weergegeven. Als de signaleringscy-
clus (ongeveer 20 seconden) ten einde
is of als kort (minder dan 2 seconden)
op het knopje voor het op nul zetten
van de dagstand wordt gedrukt,
wordt het symbool met betrekking tot
de storing gereduceerd tot een icoontje
en weergegeven aan de onderkant van
het display. Hierna wordt het scherm
weergegeven van voor de storings-
melding.