Lancia Thesis 2007 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2007, Model line: Thesis, Model: Lancia Thesis 2007Pages: 382, PDF Size: 4.74 MB
Page 61 of 382

57
VAN BINNENUIT
OPENEN/SLUITENTrek om het portier te openen aan
handgreep A(fig. 33 voorportieren -
fig. 34 achterportieren) aan de boven-
zijde van het paneel. Dit kan ook bij
vergrendeld slot.
Dicht bij de handgreep van ieder
portier bevinden zich twee druk-
knoppen voor het ver-/ontgrendelen
van de sloten:
– B drukknop voor het ontgrendelen
van de sloten;
– C drukknop voor het vergrendelen
van de sloten.
Het tweekleurige lampje rood/groen
A (fig. 31 voorportieren – fig. 32 ach-
terportieren) geeft aan of de portier-
sloten zijn ver-/ontgrendeld. Het
lampje wordt ongeveer 3 seconden
rood verlicht na het inschakelen van
de centrale portiervergrendeling. Het
lampje is groen verlicht na het ont-
grendelen van de portieren.
Dead lock-systeem
Met het dead lock-systeem kunnen
de interne handgrepen voor het ope-
nen van de portieren mechanisch wor-
den ontkoppeld, zodat de portieren
niet meer van binnenuit kunnen wor-
den geopend door aan de handgrepen
te trekken na het inslaan van een ruit
(extra beveiliging tegen diefstal).
Het systeem schakelt in als binnen 1
seconde na het sluiten van de portie-
ren op het knopje B(fig. 27) op de af-
standsbediening wordt gedrukt: als de
functie is ingeschakeld klinkt er een
geluidssignaal en knipperen de rich-
tingaanwijzers (pijlen) twee keer.
Het systeem schakelt alleen in als
alle portieren goed gesloten zijn.
Zodra het dead lock-systeem is in-
geschakeld, knipperen de lampjes op
de portierpanelen twee maal rood.
Na inschakeling van het
systeem is het onmogelijk
de auto te verlaten: het
dead lock-systeem mag dus alleen
worden ingeschakeld nadat ge-
controleerd is of er geen personen
meer aan boord zijn. Als aan de handgreep aan de bin-
nenzijde van het bestuurdersportier
wordt getrokken, worden gelijktijdig
alle portieren of alleen het bestuur-
dersportier ontgrendeld, afhankelijk
van de in het CONNECT geselec-
teerde instelling.
Bij iedere interne handgreep bevindt
zich een lampje, waardoor de hand-
greep in het donker beter zichtbaar is.
De lampjes branden ongeveer 2 mi-
nuten nadat de contactsleutel in stand
STOP is gedraaid of totdat een por-
tier wordt geopend.
fig. 34
L0A0052b
Page 62 of 382

58
Signalering geopende portierenDe bestuurder wordt geattendeerd
op een niet goed gesloten portier (één
of meerdere) door het gaan branden
van het betreffende symbool (één of
meerdere) op het display van het in-
strumentenpaneel, met daarbij het be-
richt “PORTIER OPEN” of “POR-
TIEREN OPEN”.
Kinderveiligheidsslot
Hierdoor kunnen de achterportieren
van binnenuit niet geopend worden.
U schakelt het systeem in door langer
dan 1 seconde knop A(fig. 35) op het
paneel van het bestuurdersportier in
te drukken.
Als het kinderveiligheidsslot is inge-
schakeld, brandt het lampje op de knop. Het kinderveiligheidsslot blijft ook
ingeschakeld na het elektrisch ont-
grendelen van de portieren.
Druk nogmaals op knop Aom het
systeem uit te schakelen. Als het sys-
teem is uitgeschakeld, is het lampje op
de knop gedoofd en verschijnt op het
display van het instrumentenpaneel
het symbool
qmet daarbij het be-
richt “KINDERSLOT ACHTER
UIT”. AUTOMATISCHE
PORTIERVERGRENDELING
BOVEN 20 KM/H
In het CONNECT kan de automati-
sche vergrendeling van de sloten van
de portieren, het kofferdeksel en het
klepje van de brandstoftank worden
ingesteld als de snelheid van de auto
hoger is dan 20 km/h.
Zie voor het in-/uitschakelen van
deze instellingen het CONNECT-
boekje dat bij de auto wordt geleverd.
Schakel dit systeem altijd
in als u kinderen vervoert.
Zo wordt voorkomen dat
ze tijdens het rijden de portieren
openen.
fig. 35
L0A0100b
Page 63 of 382

59
FUNCTIE AUTOCLOSE
(AUTOMATISCHE
VERGRENDELING MET
KEYLESS SYSTEM)Op uitvoeringen met het Keyless
System kunt u met behulp van de in-
stellingen van het CONNECT de
functie “Autoclose” in-/uitschakelen.
Met deze functie worden de sloten van
de portieren en het kofferdeksel auto-
matisch vergrendeld op het moment
dat de CID van de auto weggaat.
Als u zich van de auto verwijdert en
een portier (één of meerdere) is niet
goed gesloten, dan blijft de auto open
en klinkt een tweede geluidssignaal
dat aangeeft dat de sloten niet ver-
grendeld zijn.
De functie “Autoclose” schakelt
noch het diefstalalarm noch het dead
lock-systeem van de portieren (zie de
betreffende paragraaf) in. Deze func-
ties kunnen in ieder geval met de af-
standsbediening worden geactiveerd. ONTGRENDELING VAN DE
SLOTEN BIJ EEN ONGEVAL
De veiligheidsschakelaar schakelt bij
een ongeval ook de centrale portier-
vergrendeling uit, waardoor het inte-
rieur van buitenaf bereikbaar blijft. Het openen van de por-
tieren van buitenaf is ech-
ter afhankelijk van de
staat van de portieren na een on-
geval: als een portier vervormd is,
kan het onmogelijk zijn het portier
te openen ook als het slot is ont-
grendeld. Probeer in dat geval de
andere portieren te openen.
CENTRALE
PORTIERVERGRENDELING
INITIALISEREN
Iedere keer als de accu wordt losge-
koppeld en daarna weer wordt vast-
gekoppeld of de accu wordt opgela-
den als deze volledig leeg was of na
het vervangen van een zekering, moe-
ten voor een correcte werking van de
portiervergrendeling, de klimaatrege-
ling en het ESP-systeem, de hande-
lingen voor het initialiseren worden
uitgevoerd die in de paragraaf “Accu
loskoppelen” in het hoofdstuk “Nood-
gevallen” vermeld staan.
De mechanische externe
verbindingen zijn alleen
actief als de portieren ont-
grendeld zijn. Als de bestuurder van binnenuit
de centrale portiervergrendeling
heeft ingeschakeld en bij een on-
geval de veiligheidsschakelaar de
centrale portiervergrendeling niet
heeft kunnen uitschakelen door
lekkage of beschadiging aan de
accu, kan het interieur niet van
buitenaf bereikt worden.
Page 64 of 382

60
HANDBEDIENDE VERSTELLING
IN LENGTERICHTING (fig. 36)
Trek de hendel Aomhoog en schuif
de stoel naar voren of naar achteren:
als u rijdt, moeten de armen licht ge-
bogen zijn en de handen op het stuur-
wiel steunen.
ZITPLAATSEN
VOOR
De bestuurdersstoel mag
alleen worden afgesteld als
de auto stilstaat. Laat de hendel los en con-
troleer of de stoel goed ge-
blokkeerd is door naar vo-
ren en naar achteren te schuiven.
Als de stoel niet goed geblokkeerd
is, kan deze onverwachts verschui-
ven, waardoor u de controle over de
auto kunt verliezen.
ELEKTRISCHE VERSTELLING
De elektrische verstelling van de
stoelen is mogelijk als:
– de sleutel in stand MARstaat
– ongeveer 1 minuut nadat de sleu-
tel is uitgenomen of in stand STOPis
gedraaid
– ongeveer 3 minuten bij uitgeno-
men contactsleutel of met de contact- sleutel in stand
STOPen geopend
portier.
Bedieningsknoppen voor het verstel-
len van de stoel:
fig. 37 - Stoelen met handbediende
verstelling in lengterichting
A – Verticale stand
B – Rugleuning verstellen
C – Lendensteun verstellen.
fig. 38 - Stoelen met elektrische ver-
stelling in lengterichting, instellingen
opslaan en verwarming
A - Verticale stand, in lengterichting
en kantelen voor en achter
B - Rugleuning verstellen en stand
hoofdsteun
C - Lendensteun verstellen
fig. 36
L0A0248b
fig. 38
L0A0153b
fig. 37
L0A0249b
Page 65 of 382

61
D- Toetsen voor het opslaan van de
stoelinstellingen
E - Verwarming
Stand van de stoel verstellen - bedie-
ningsknop A (fig. 37)
1 - Stoel omhoog zetten
2 - Stoel omlaag zetten.
Stand van de stoel verstellen - bedie-
ningsknop A(fig. 39)
1 - Voorzijde omhoog zetten
2 - Achterzijde omhoog zetten
3 - Verticale verplaatsing
4 - Verplaatsing in lengterichting. Stand rugleuning verstellen - bedie-
ningsknop B (fig. 37)
3 - Rugleuning omhoog zetten
4 - Rugleuning omlaag zetten.
Stand rugleuning verstellen - bedie-
ningsknop B(fig. 40)
5 - Rugleuning omhoog zetten
6 - Rugleuning omlaag zetten.
Stand hoofdsteun verstellen - bedie-
ningsknop B (fig. 40)
7 - Hoofdsteun omhoog zetten
8 - Hoofdsteun omlaag zetten.
fig. 39
L0A0149b
fig. 40
L0A0150b
fig. 41
L0A0151b
Lendensteun verstellen
Hierdoor kan de steun in de rug ver-
anderd worden voor meer comfort.
Druk op de voorzijde van de knop
voor meer steun en op de achterzijde
voor minder steun.
Op enkele stoelen kan het steunvlak
van de rugleuning ook in verticale
richting versteld worden: druk op de
bovenzijde van de knop voor meer
steun en op de onderzijde voor min-
der steun.
Bedieningsknop C (fig. 37)
5 – Meer steun in de rug
6 – Minder steun in de rug
Bedieningsknop C (fig. 41) 9 - Meer steun in de rug
Page 66 of 382

62
10- Minder steun in de rug
11 - Meer verticale steun
12 - Minder verticale steun.
VERWARMING (fig. 42) Draai voor inschakeling van de ver-
warming bedieningsknop Ein stand
“ 1 ”, “ 2” of “ 3”. De standen komen
overeen met verschillende verwar-
mingsniveaus. Draai voor uitschake-
ling van de verwarming de bedie-
ningsknop Ein stand “ 0”.
De inschakeling van de verwarming
wordt op het display van het CON-
NECT aangegeven.
fig. 42
L0A0175b
INSTELLINGEN VAN DE
BESTUURDERSSTOEL
OPSLAAN (fig. 43)
Met deze voorziening kunnen drie
verschillende instellingen van de be-
stuurdersstoel en de buitenspiegels in
het geheugen worden opgeslagen en
opgeroepen.
Samen met de instellingen van de
stoel wordt ook de stand van de
hoofdsteun, de buitenspiegels en het
stuurwiel (alleen uitvoeringen met
elektrische stuurwielverstelling) in het
geheugen opgeslagen.
De instellingen van de stoel, de bui-
tenspiegels en de stand van het stuur-
wiel kunnen alleen worden opgesla-
gen als de contactsleutel in stand
MAR staat. Stel de stand van de bestuurders-
stoel, de hoofdsteun, de buitenspiegels
en het stuurwiel in met de betreffende
bedieningsknoppen. Druk vervolgens
ongeveer 3 seconden op één van de
toetsen “ 1”, “ 2” of “ 3” waaronder
een instelling kan worden opgeslagen,
totdat u een geluidssignaal hoort ter
bevestiging.
Als u de instelling van de stoel in het
geheugen opslaat, wordt ook de stand
van de hoofdsteun, de buitenspiegels
en het stuurwiel in het geheugen op-
geslagen.
Als u een nieuwe stand in het ge-
heugen opslaat, wordt automatisch de
vorige stand, die met dezelfde knop is
opgeslagen, gewist.
BELANGRIJK De instelling van de
lendensteun en de inschakeling van de
stoelverwarming kunnen niet in het
geheugen worden opgeslagen.
Opgeslagen instellingen
oproepen
Druk voor het oproepen van een op-
geslagen instelling (met de contact-
sleutel in stand MAR) op de be-
treffende toets “ 1”, “ 2” of “ 3”. De
stoel wordt automatisch in de opge-
slagen stand gezet.
fig. 43
L0A0152b
Page 67 of 382

63
De opgeslagen stand kan alleen wor-
den opgeroepen als deze verschillend
is van de stand waarin de stoel staat
en de snelheid van de auto lager is
dan 10 km/h.
De stoel kan alleen verplaatst wor-
den als de contactsleutel in stand
MAR staat en ongeveer 1 minuut na-
dat de contactsleutel is uitgenomen of
in stand STOPis gezet: gedurende
deze tijd blijft de stand van de bui-
tenspiegels ongewijzigd; als de motor
daarna wordt gestart dan wordt de
stand van de buitenspiegels automa-
tisch ingesteld gelijk met de instelling
van de stoel (zie de paragraaf “Auto-
matische synchronisatie buitenspie-
gels”).
Als na het verstrijken van deze tijd
het oproepen van de opgeslagen in-
stelling nog bezig is, wordt deze fase
in ieder geval voltooid. Als de motor wordt gestart tijdens
het oproepen van de opgeslagen in-
stelling, wordt de beweging van de
stoel geblokkeerd; daarna wordt de
stoel automatisch in de opgeslagen
stand gezet.
BELANGRIJK Als tijdens het op-
roepen van een instelling op één van
de bedienings- of geheugentoetsen
wordt gedrukt, wordt de stoel onmid-
dellijk stilgezet.
“Parkeer”-stand van de buiten-
spiegel aan passagierszijde op-
slaan
Voor een optimaal zicht tijdens het
inparkeren kan, tijdens het inschake-
len van de achteruit, de buitenspiegel
aan passagierszijde in een stand wor-
den gezet die verschillend is van de
stand die normaal tijdens het rijden
gebruikt wordt. Deze stand kan wor-
den opgeslagen. Ga voor het opslaan als volgt te
werk:
– schakel bij stilstaande auto en met
de contactsleutel in stand MARde
achteruit in;
– stel de buitenspiegel aan passa-
gierszijde zodanig af met de be-
treffende bedieningsknoppen (zie de
paragraaf buitenspiegels) dat een op-
timaal zicht wordt verkregen voor het
inparkeren;
– houd ten minste 3 seconden één
van de geheugen-/oproeptoetsen “ 1”,
“ 2 ” of “ 3” ( fig. 43 ) ingedrukt;
– de “parkeer”-stand van de buiten-
spiegel aan passagierszijde wordt sa-
men met de stand van de buitenspie-
gel en de positie van de stoel aan be-
stuurderszijde en de stand van de
spiegel aan passagierszijde tijdens het
rijden, in het geheugen opgeslagen.
Als de stand van de spiegel is opge-
slagen, klinkt er een geluidssignaal.
Page 68 of 382

64
fig. 44
L0A0310b
“Parkeer”-stand van de
buitenspiegel aan
passagierszijde oproepenGa als volgt te werk voor het oproe-
pen van de “parkeer”-stand van de
buitenspiegel aan passagierszijde:
– schakel bij stilstaande auto en met
de contactsleutel in stand MARde
achteruit in; de spiegel wordt auto-
matisch in de hiervoor opgeslagen
stand gezet.
Als er geen enkele “parkeer”-stand
is opgeslagen, wordt, als de achteruit
wordt ingeschakeld, de buitenspiegel
aan passagierszijde automatisch in
een vooraf ingestelde stand gezet om
het inparkeren te vergemakkelijken.
De buitenspiegel aan passagierszijde
keert ongeveer 10 seconden na het
uitschakelen van de achteruit auto-
matisch in de beginpositie terug of als
de snelheid van de auto bij vooruit rij-
den hoger is dan 10 km/h. BELANGRIJK
De “parkeer”-stand
kan alleen worden opgeslagen en op-
geroepen als de contactsleutel in stand
MAR staat.
Automatische synchronisatie
van de buitenspiegels
Iedere keer als u de contactsleutel in
stand MARdraait, worden de buiten-
spiegels automatisch in de laatst in-
gestelde en/of opgeroepen stand gezet
voordat de contactsleutel werd uitge-
nomen.
Hierdoor worden de spiegels weer in
de oorspronkelijke stand gezet als tij-
dens het parkeren met de hand en/of
per ongeluk één van de buitenspiegels
is versteld. COMFORT-STOELEN (fig. 44)
Met knop Aop de Comfort-stoelen
voor kunnen de betreffende instellin-
gen onafhankelijk ingeschakeld wor-
den. Als op de knop van één van de
voorstoelen wordt gedrukt, verschijnt
het betreffende menu van het CON-
NECT waarin, met behulp van de ver-
schillende opties, het verwarmingsni-
veau, de inschakeling van de ventila-
tie, de massage en de adaptieve func-
tie worden bepaald voor iedere voor-
stoel afzonderlijk.
De Comfort-instellingen kunnen ook
worden ingeschakeld door de knop
“Setup” van het CONNECT in te
drukken en vervolgens de functie
“Comfort stoel” te selecteren.
Page 69 of 382

65
Let erop dat de hoofd-
steun zo is ingesteld dat de
steun het hoofd steunt en
niet de nek. Alleen in deze positie
bieden ze bescherming, wanneer
de auto van achteren aangereden
wordt. Rijdt nooit zonder hoofd-
steunen: dit is niet alleen gevaar-
lijk maar ook wettelijk verboden. ARMSTEUN (fig. 46)
De armsteun Akan in hoogte ver-
steld worden in 3 standen. Om de
armsteun omhoog te klappen, moet u
aan de handgreep Btrekken. Voor het
neerklappen moet draaiknop Cinge-
drukt worden gehouden.
In de armsteun bevindt zich een
koel-/warmhoudvak voor drankjes
(zie de betreffende paragraaf in dit
hoofdstuk). Het vak is bereikbaar na-
dat de armsteun Aomhoog is geklapt
door aan de handgreep Bte trekken.
Klap om het vak te sluiten de arm-
steun neer totdat deze vergrendelt en
druk vervolgens op knop Com de
armsteun nog verder te laten zakken.Zie voor het inschakelen van deze
instellingen het CONNECT-boekje
dat bij de auto geleverd wordt.
HOOFDSTEUN (fig. 45)
De hoofdsteunen voor kunnen elek-
trisch worden aangepast aan de lengte
van de bestuurder.
Verplaats voor het omhoog zetten
van de hoofdsteun de bedieningsknop
B (fig. 40) naar 7. Verplaats voor het
omlaag zetten van de rugleuning de
bedieningsknop naar 8.
De hoofdsteunen kunnen worden
verwijderd door ze omhoog te trek-
ken. Om ze terug te plaatsen moeten
de stangen in de zittingen op de rug-
leuning worden gestoken.
fig. 45
L0A0148b
fig. 46
L0A0169b
Page 70 of 382

66
ZITPLAATSEN
ACHTER
HOOFDSTEUNEN De 3 hoofdsteunen achter ( fig. 47-
48) kunnen in hoogte worden ver-
steld. Verplaats de hoofdsteun
omhoog of omlaag in de gewenste
stand. Let erop dat de hoofd-
steunen zo zijn ingesteld
dat ze het hoofd steunen
en niet de nek. Alleen in deze po-
sitie bieden ze bescherming, wan-
neer de auto van achteren wordt
aangereden. De bestuurder kan de hoofdsteunen
van de zijzitplaatsen achter omlaag
zetten door met de sleutel in stand
MAR op de knop A(fig. 49) op de
middenconsole te drukken.
De hoofdsteunen achter kunnen niet
worden verwijderd.
fig. 47
L0A0166b
fig. 48
L0A0165b
fig. 49
L0A0168b