sensor Lancia Voyager 2011 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2011, Model line: Voyager, Model: Lancia Voyager 2011Pages: 376, PDF Size: 4.31 MB
Page 17 of 376
Driepuntsgordels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
VEILIGHEIDSGORDELS OPPASSAGIERSZITPLAATSEN . . . . . . . . . . . . . . 40
AUTOMATISCH BLOKKEREND OPROLMECHANISME (ALR) . . . . . . . . . . . . . . 41
SPANKRACHTBEGRENZER . . . . . . . . . . . . . . 41
GORDELSPANNERS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
EXTRA ACTIEVE HOOFDSTEUNEN (AHR) . . . 42
ACTIEF MOTORKAPSYSTEEM . . . . . . . . . . . . 44
GEAVANCEERD AUTOGORDELWAARSCHUWINGSSYSTEEM
(BeltAlert®) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46
Veiligheidsgordels en zwangerschap . . . . . . . . 47
EXTRA VEILIGHEIDSSYSTEEM (SRS) - AIRBAGS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 47
ONDERDELEN VAN HET AIRBAGSYSTEEM . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
KENMERKEN GEAVANCEERDE FRONTAIRBAGS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
SENSOREN EN REGELKNOPPEN VOOR OPBLAZEN AIRBAGS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51
GEBEURTENISRECORDER (EDR) . . . . . . . . . . 56
AUTOGORDELS VOOR KINDEREN . . . . . . . . . 57
AANBEVELINGEN BIJ INRIJDEN VAN DE MOTOR . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67
Aanvullende vereisten voor een dieselmotor (voor bepaalde uitvoeringen/markten) . . . . . . . 67
11
Page 50 of 376
4. De AHR-helft met zachte schuim
en bekleding moet in de achterste
helft van decoratief kunststof ver-
grendeld worden. OPMERKING:
Als u problemen ondervindt methet opnieuw instellen van de ac- tieve hoofdsteunen, neemt u
contact op met een erkende dea-
ler.
Laat uit veiligheidsoverwegin- gen de actieve hoofdsteunen
controleren door een specialist
bij een erkende dealer.
ACTIEF MOTORKAPSYSTEEM
Het actieve motorkapsysteem is be-
doeld om de bescherming van voet-
gangers te verhogen door de motor-
kap van de auto omhoog te laten
springen bij een aanrijding van een
voetganger of voorwerp. Het systeem
wordt automatisch geactiveerd wan-
neer de auto binnen een gespecifi-
ceerd snelheidsbereik rijdt. Het sys-
teem moet een verscheidenheid aan
voetgangers kunnen detecteren,
waardoor het ook mogelijk is dat an-
dere aangereden voorwerpen het ac-
tieve motorkapsysteem in werkingstellen.
Sensoren en regeleenheden voor activering
De elektronische voetgangersbescher-
mingsmodule (EPPM) bepaalt of de actuatoren bij een frontale aanrijding
geactiveerd moeten worden. Op basis
van de botsingsensoren bepaalt de
EPPM wanneer de actuatoren geacti-
veerd worden. De botsingsensoren be-
vinden zich bij de voorbumper.
De elektronische voetgangersbescher-
mingsmodule (EPPM) bewaakt de ge-
reedheid van de elektronische onder-
delen van het actieve
motorkapsysteem wanneer de con-
tactschakelaar in de stand START of
ON/RUN staat. Als de sleutel in de
stand LOCK, in de stand ACC, of niet
op contact staat, is het actieve motor-
kapsysteem niet ingeschakeld en zal
de actieve motorkap niet geactiveerd
worden.
De EPPM beschikt over een reserve-
voeding, waardoor de actuatoren ook
geactiveer kunnen worden wanneer
de accu leeg is of is losgekoppeld.
Onderhoud actieve motorkapsysteem
Als de EPPM de actieve motorkap
heeft geactiveerd of een storing in een
van de onderdelen van het systeem
detecteert, licht het waarschuwings-3 — laatste beweging omlaag om
het vergrendelmechanisme te acti-
veren
AHR in reset positie
44
Page 54 of 376
bag kan zo meer of minder krachtig
worden opgeblazen, afhankelijk van
de soort aanrijding en de ernst ervan.
Dit voertuig kan zijn uitgerust met
een gesp voor de veiligheidsgordel
voor de bestuurdersstoel en/of de
voorpassagiersstoel die registreert of
de veiligheidsgordel voor de bestuur-
dersstoel of de voorpassagiersstoel is
vastgeklikt. De gesp van de veilig-
heidsgordel kan de mate van opbla-
zen van de geavanceerde frontairbagsaanpassen.
Dit voertuig is uitgerust met extra
gordijn-zijairbags (SABIC), ter be-
scherming van de bestuurder en pas-
sagiers voor en achter die naast een
raam zitten. De gordijnairbags (SA-
BIC) bevinden zich boven de zijra-
men, de afdekkappen zijn voorzien
van het opschrift SRS AIRBAG.
Deze auto is ook voorzien van in de
stoelen gemonteerde zijairbags
(SAB). De extra zijairbags in de voor-
stoelen zijn gemarkeerd met een air-
baglabel aan de buitenzijde van devoorstoelen.OPMERKING:
De airbagpanelen zullen in de
interieurbekleding amper op-
vallen, maar springen wel dege-
lijk open tijdens het opblazen
van de airbag.
Na ieder ongeval dient de auto onmiddellijk naar een erkende
dealer te worden gebracht.
ONDERDELEN VAN HET AIRBAGSYSTEEM
Uw auto kan zijn uitgerust met de
volgende onderdelen van het airbag-systeem:
Beschermingssysteem voor de inzit- tenden (ORC)
Waarschuwingslampje voor het air- bagsysteem
Stuur en stuurkolom
Instrumentenpaneel
Kniebescherming (voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Geavanceerde frontairbag aan be- stuurderszijde
Geavanceerde frontairbag aan pas- sagierszijde Extra zijairbags in de voorstoelen
(SAB)
Opblaasbare gordijn-zijairbags (SABIC)
Sensors frontale en zijbotsingen
Gordelspanners voorin en schake- laar van gordelsluiting
KENMERKEN
GEAVANCEERDE
FRONTAIRBAGS
Het systeem van de geavanceerde
frontairbags bestaat uit airbags aan
de bestuurderszijde en aan de passa-
gierszijde die zich in meerdere stadia
ontvouwen. Dit systeem reageert
overeenkomstig de kracht en de aard
van de botsing die worden vastgesteld
door het beschermingssysteem voor
de inzittenden (ORC), dat informatie
kan ontvangen van de botsingsensors.
Het eerste opblaasmechanisme wordt
onmiddellijk geactiveerd tijdens een
botsing waarbij ontvouwing van de
airbag noodzakelijk is. Deze geringe
opblazing wordt gebruikt voor min-
48
Page 56 of 376
De airbagpanelen zullen in deinterieurbekleding amper op-
vallen, maar springen wel dege-
lijk open tijdens het opblazen
van de airbag.
Als u zich tijdens het activeren te dicht bij de extra zijairbags in
de voorstoelen en de extra
gordijn-zijairbags bevindt, kunt
u ernstig of dodelijk letsel oplo-pen.
Het systeem bevat sensoren voor zij-
delingse botsingen die zijn geijkt om
de zijairbags te activeren bij botsin-
gen die bescherming van de inzitten-
den door airbags noodzakelijk ma-ken.
WAARSCHUWING!
Uw auto is uitgerust met extra gordijn-zijairbags aan de linker-
en rechterzijde. Stapel bagage of
andere lading niet dermate hoog
op dat de afdekpanelen van de
extra gordijn-zijairbags worden
geblokkeerd. In de omgeving van
de extra gordijn-zijairbag mogen
zich geen obstakels bevinden.
Gebruik geen aanvullende stoel-
hoezen en plaats geen voorwerpen
tussen uzelf en de zijairbags. De
werking van de airbags kan zo
verslechteren en/of voorwerpen
kunnen met kracht tegen u aan
slaan en zo ernstig letsel veroorza-ken.
Kniebescherming (voor bepaaldeuitvoeringen/markten)
De kniebescherming helpt de knieën
van de bestuurder en de voorpassa-
gier te beschermen en hen correct te
laten zitten bij het eventueel opblazen
van de geavanceerde airbags voorin.
In combinatie met de autogordels,
gordelspanners en kniebescherming
geven de geavanceerde frontairbags extra bescherming aan de bestuurder
en voorpassagier. Ook de zijairbags
zorgen in combinatie met de autogor-
dels voor een betere bescherming van
de inzittenden.
Hier volgen enkele eenvoudige advie-
zen om het risico op letsel door een
opgeblazen airbag te verminderen:
Kinderen van 12 jaar en jonger moe-
ten altijd goed vastgegespt op de ach-
terbank zitten.
WAARSCHUWING!
Kinderen mogen nooit in achter-
waarts geplaatste kinderzitjes wor-
den vervoerd op de voorstoel van
auto's met een geavanceerde fron-
tairbag aan passagierszijde. Bij het
opblazen kan de airbag ernstig en
zelfs dodelijk letsel aan kinderen in
die zitpositie toebrengen.
Kinderen die niet groot genoeg zijn
om de autogordel op de juiste wijze te
dragen (zie het hoofdstuk Kinderzit-
jes) moeten veilig op de achterbank
worden vervoerd in een kinderzitje of
op een zitverhoger met de veiligheids-
gordels. Oudere kinderen die geen
50
Page 57 of 376
kinderzitje of vast te gespen zitverho-
ger gebruiken, horen op de achter-
bank te zitten en de autogordel om te
gespen. Sta nooit toe dat kinderen de
schoudergordel onder de arm door
dragen of achter de rug langs latenlopen.
Lees de instructies bij het baby- of
kinderzitje, zodat u zeker weet dat u
het zitje goed gebruikt.
Alle inzittenden moeten te allen tijde
hun driepuntsveiligheidsgordel op de
juiste wijze dragen.
Schuif de stoelen van bestuurder en
voorpassagier zo ver naar achteren als
praktisch mogelijk is, zodat de ge-
avanceerde frontairbags ruimte heb-
ben om te kunnen worden opgebla-zen.
Zit daarom niet tegen het portier of
het raam geleund. Als de auto zijair-
bags heeft, worden die tijdens een
aanrijding krachtig opgeblazen in de
ruimte tussen uzelf en het portier.
Indien het airbagsysteem in deze auto
veranderd moet worden om gebruikdoor een invalide mogelijk te maken,
neem dan contact op met klantenser-vice.
WAARSCHUWING!
Als u alleen op de airbags ver-
trouwt, kan dit bij een aanrijding
leiden tot ernstig letsel. De airbags
werken in combinatie met uw au-
togordel om u op de juiste wijze te
beschermen. Bij sommige aanrij-
dingen worden de airbags niet op-
geblazen. Draag uw autogordels
altijd, ook als uw auto is uitgerust
met airbags.
Als u tijdens het activeren van de
geavanceerde frontairbag te dicht
op het stuur of bij het instrumen-
tenpaneel zit, kunt u ernstig of
dodelijk letsel oplopen. Airbags
hebben ruimte nodig om te wor-
den opgeblazen. Ga achterover
zitten en strek uw armen zodanig
dat u comfortabel het stuur en het
instrumentenpaneel kunt bedie-nen.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
De zijairbags hebben ook ruimte
nodig om zich te ontplooien. Zit
daarom niet tegen het portier of
het raam geleund. Zit rechtop op
het midden van de stoel.
SENSOREN EN
REGELKNOPPEN VOOR
OPBLAZEN AIRBAGS
Beschermingssysteem voor de
inzittenden (ORC)Het Beschermingssysteem voor de
inzittenden (ORC) maakt deel uit
van een voorgeschreven veiligheids-
systeem dat vereist wordt voor ditvoertuig.
Het ORC bepaalt of het nodig is de
voor- en/of zijairbags op te blazen bij
een frontale of zijwaartse botsing. Op
basis van de signalen van de botsings-
sensoren activeert een centrale elek-
tronische ORC zo nodig de geavan-
ceerde frontairbags, gordijn-
zijairbags, extra zijairbags in de
stoelen en de gordelspanners vóór,
naargelang de aard en de ernst van debotsing.
51
Page 58 of 376
Geavanceerde frontairbags zijn be-
doeld om extra bescherming te bieden
doordat ze een aanvulling vormen op
de autogordels bij bepaalde frontale
botsingen, afhankelijk van de ernst en
aard van de aanrijding. Geavanceerde
frontairbags zijn niet bedoeld voor het
verminderen van het risico op letsel
bij botsingen van achteren, botsingen
van opzij of over de kop slaan.
De geavanceerde frontairbags worden
niet opgeblazen bij alle frontale bot-
singen, ook niet bij sommige frontale
botsingen die ernstige schade aan het
voertuig tot gevolg hebben — bijvoor-
beeld sommige aanrijdingen met pa-
len, met (onder) vrachtwagens en
aanrijdingen onder een hoek. Daaren-
tegen kunnen de geavanceerde fron-
tairbags, afhankelijk van de aard van
de botsing en de plaats waar de auto
wordt geraakt, opgeblazen worden bij
aanrijdingen die geringe schade aan
de voorkant van het voertuig tot ge-
volg hebben, maar die aanvankelijk
een grote afname van de snelheid ver-oorzaken.
De zijairbags worden niet opgeblazen
bij alle zijdelingse botsingen. Het op-blazen van de zijairbags is afhankelijk
van de ernst en aard van de aanrij-ding.
Omdat airbagsensoren de vertraging
van het voertuig meten, zijn de snel-
heid van het voertuig en de schade op
zichzelf geen goede indicatoren voor
de noodzaak van het wel of niet op-
blazen van een airbag.
Veiligheidsgordels zijn bij alle onge-
vallen noodzakelijk voor uw bescher-
ming en om uw lichaam in de juiste
positie te houden, uit de buurt van een
airbag die wordt opgeblazen.
Het beschermingssysteem voor inzit-
tenden (OCR) bewaakt de gereedheid
van de elektronische onderdelen van
het airbagsysteem wanneer de con-
tactschakelaar in de stand START of
ON/RUN staat. Als de sleutel in de
stand OFF, in de stand ACC, of niet op
contact staat, is het airbagsysteem
niet ingeschakeld en zullen de airbags
niet geactiveerd worden.
Het ORC beschikt over een reserve-
voeding die de airbags kan ontvou-
wen, zelfs als de accu leeg is of wordt
losgekoppeld voordat de airbags wor-
den geactiveerd.
De ORC schakelt ook hetairbag-
waarschuwingslampje op
het instrumentenpaneel in
voor een zelftest gedurende 4 tot 8 se-
conden, wanneer het contact voor de
eerste keer wordt aangezet. Na de
zelftest gaat het waarschuwings-
lampje van de airbag uit. Als het ORC
een storing in het systeem detecteert,
gaat het waarschuwingslampje voor
het airbagsysteem knipperen of con-
stant branden. Een enkel geluidssig-
naal klinkt als het lampje gaat bran-
den na de eerste keer starten.
Het ORC bevat ook diagnosefuncties
die het waarschuwingslampje voor
het airbagsysteem in de instrumen-
tengroep laten branden wanneer een
storing wordt geconstateerd die het
airbagsysteem zou kunnen beïnvloe
den. De diagnose meldt eveneens de
aard van het defect.52
Page 60 of 376
hankelijk van de kracht en de aard
van de botsing. In deze gevallen blaast
het ORC alleen de gordijn-zijairbag
op aan de kant van de botsing.
Er ontwikkelt zich een grote hoeveel-
heid niet-giftig gas om de gordijn-
zijairbag op te blazen. De gordijn-
zijairbag drukt de buitenrand van de
hemelbekleding opzij en bedekt het
zijraam. De airbag wordt in circa 30
milliseconden opgeblazen (ongeveer
een kwart van de tijd die nodig is om
met de ogen te knipperen). Dit ge-
beurt met zoveel kracht dat u letsel
kunt oplopen als u niet correct op uw
stoel zit en/of uw gordel niet (correct)
heeft vastgemaakt of als de gordijn-
zijairbag bij het opblazen een voor-
werp in uw richting wegdrukt. Dat
geldt vooral voor kinderen. De
gordijn-zijairbag heeft na het opbla-
zen slechts een dikte van circa 9 cm.
Omdat airbagsensoren de vertraging
van het voertuig schatten, zijn de
snelheid van het voertuig en de schade
geen goede indicatoren voor de nood-
zaak van het wel of niet opblazen van
een airbag.OPMERKING:
Wanneer het voertuig over de kop
slaat, kunnen de gordelspanners
en/of de extra zijairbags in de
voorstoelen en de extra gordijn-
zijairbags worden geactiveerd aan
beide zijden van de auto.
Sensors frontale en zijbotsingen
Bij frontale en zijdelingse botsingen
kunnen de botsingsensors het ORC
helpen bij het bepalen van de juiste
reactie op de botsingen.
Verbeterd ongelukkenresponssysteem
Bij een botsing die leidt tot het opbla-
zen van de airbags zal het ORC, als
het communicatienetwerk en de voe-
ding intact blijven en afhankelijk van
de aard van de botsing, bepalen of het
geavanceerde ongelukkenresponssys-
teem de volgende functies uitvoert:
De brandstoftoevoer naar de motor
afsluiten.
De waarschuwingsknipperlichten inschakelen zo lang de accu energie
heeft of het contact wordt afgezet. De binnenverlichting inschakelen
zolang de accu werkt of totdat de
contactsleutel wordt verwijderd.
De deuren automatisch ontgrende- len.
Als een airbag wordt opgeblazen
Het ontwerp van de geavanceerde
frontairbags is zodanig uitgevoerd,
dat deze airbags na het opblazen on-
middellijk leeglopen. OPMERKING:
De voor- en/of zijairbags worden
niet bij alle botsingen opgeblazen.
Dit houdt echter niet in dat het
airbagsysteem niet werkt.
Bij een aanrijding waarbij de airbags
worden opgeblazen, kan zich het vol-
gende voordoen:
Het nylon van de airbag kan soms schaafwonden en/of een rode huid
veroorzaken bij de bestuurder en de
voorpassagier tijdens het opblazen
van de airbags. De schaafwonden
lijken op de wonden die u oploopt
als u zich schaaft aan een touw, de
vloerbedekking of op de vloer van
een gymnastiekzaal. Deze schaaf-
wonden worden niet veroorzaakt
54
Page 81 of 376
RICHTINGAANWIJZERS . . . . . . . . . . . . . . . . 132
DIMLICHT/GROOTLICHTSCHAKELAAR . . . 133
PASSEERSIGNAAL . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 133
SMARTBEAM™ (voor bepaaldeuitvoeringen/markten) . . . . . . . . . . . . . . . . . . 133
HOOGTEVERSTELLING KOPLAMPEN . . . . . 134
RUITENWISSERS EN -SPROEIERS . . . . . . . . . 134 TIPFUNCTIE, RUITENWISSER/-SPROEIERVÓÓR . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 135
INTERVAL-, LAGE EN HOGE STAND VOOR DE RUITENWISSERS . . . . . . . . . . . . . . . . . . 135
RUITENWISSER/-SPROEIER ACHTER . . . . . 135
REGENSENSOR (voor bepaalde uitvoeringen/markten) . . . . . . . . . . . . . . . . . . 136
KOPLAMPSPROEIERS (voor bepaalde uitvoeringen/markten) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 137
IN LENGTE EN HOOGTE VERSTELBARE STUURKOLOM . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 137
VERSTELBARE PEDALEN (voor bepaalde uitvoeringen/markten) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 137
ELEKTRONISCHE SNELHEIDSREGELING (voor bepaalde uitvoeringen/markten) . . . . . . . . 138
IN WERKING STELLEN . . . . . . . . . . . . . . . . 139
DE GEWENSTE SNELHEID INSTELLEN . . . . 139
BUITEN WERKING STELLEN . . . . . . . . . . . . 139
WEER OP INGESTELDE SNELHEID KOMEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 139
75
Page 82 of 376
INGESTELDE SNELHEID AANPASSEN . . . . . 139
ACCELEREREN OM IN TE HALEN . . . . . . . . 140
PARKSENSE® PARKEERSENSOREN ACHTER (voor bepaalde uitvoeringen/markten) . . . . . . . . 140
PARKSENSE® SENSOREN . . . . . . . . . . . . . . 141
PARKSENSE® WAARSCHUWINGSSCHERM . . . . . . . . . . . . . 141
PARKSENSE® DISPLAY . . . . . . . . . . . . . . . . 141
PARKSENSE® INSCHAKELEN/ UITSCHAKELEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 143
ONDERHOUD VAN DE PARKSENSE® PARKEERSENSOREN ACHTER . . . . . . . . . . . 143
PARKSENSE® SYSTEEM REINIGEN . . . . . . . 144
VOORZORGSMAATREGELEN BIJ GEBRUIK VAN HET PARKSENSE® SYSTEEM . . . . . . . . 144
PARKVIEW® ACHTERUITRIJCAMERA (voor bepaalde uitvoeringen/markten) . . . . . . . . 146
PARKVIEW® IN- OF UITSCHAKELEN — MET NAVIGATIE-/MULTIMEDIA-RADIO . . . 147
PARKVIEW® IN- OF UITSCHAKELEN — ZONDER NAVIGATIE-/MULTIMEDIA-
RADIO . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 147
DAKCONSOLES . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 147 DAKCONSOLE VOORIN . . . . . . . . . . . . . . . . 147
INSTAP- EN INTERIEURVERLICHTING . . . . 148
OPBERGVAKJE ZONNEBRIL (ALLEENZONDER SCHUIFDAK) . . . . . . . . . . . . . . . . . 148
76
Page 86 of 376
SPIEGELS
BINNENSPIEGEL MET
DAG-/NACHTSTAND (voor
bepaalde uitvoeringen/markten)
Via een dubbel scharniersysteem kunt
u de spiegel horizontaal en verticaal
verstellen. Stel de spiegel zo in dat u
door het midden van de achterruitkijkt.
Het weerspiegelen van de koplamp-
verlichting kunt u verminderen door
het hendeltje onder de spiegel in de
nachtstand te zetten (naar de achter-
kant van de auto bewegen). Stel de
spiegel af terwijl deze in de dagstand
staat (naar de voorruit toe).BINNENSPIEGEL MET
AUTOMATISCHE
DIMSTAND (voor bepaaldeuitvoeringen/markten)
Dit type spiegel dimt automatisch de
hinderlijke weerspiegeling van de
koplampverlichting van achterlig-
gers. U kunt deze functie aan- of uit-
zetten door de knop onder aan de
spiegel in te drukken. Links naast de
knop gaat een lampje branden als de
dimfunctie in werking is getreden. De
sensor rechts van de knop gaat nietbranden.
LET OP!
Om tijdens reinigen de spiegel niet te
beschadigen mag reinigingsvloeistof
nooit rechtstreeks op de spiegel wor-
den gespoten. Breng de vloeistof aan
op een schone doek en wrijf de spie-
gel daarmee schoon.
BUITENSPIEGELS
Voor optimaal resultaat dient u de
spiegels zo af te stellen dat u de naast-
liggende rijbaan goed in het zicht hebt
en er tevens een geringe overlapping is
met de binnenspiegel.WAARSCHUWING!
Auto's en andere voorwerpen lijken
in een bolle buitenspiegel kleiner en
verder weg dan ze in werkelijkheid
zijn. Als u te veel op uw buitenspie-
gels vertrouwt, kunt u in botsing
komen met een ander voertuig of
object. Gebruik uw binnenspiegel
om de grootte van of de afstand tot
een voertuig, dat u in een buiten-
spiegel waarneemt, te schatten.
Met de hand instelbare achteruitkijkspiegel
Automatisch dimmende spiegel
80