display Lancia Voyager 2013 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2013, Model line: Voyager, Model: Lancia Voyager 2013Pages: 404, PDF Size: 4.27 MB
Page 102 of 404

Vervolgens wordt u gevraagd uwmobiele telefoon een prioriteits-
nummer tussen 1 en 7 te geven,
waarbij 1 de hoogste prioriteit is. U
kunt maximaal zeven mobiele tele-
foons aan Uconnect™ Phone kop-
pelen. Er kan echter slechts één
aangesloten mobiele telefoon tege-
lijk worden gebruikt met het
Uconnect™ systeem. Het priori-
teitssysteem laat Uconnect™
Phone weten welke mobiele tele-
foon moet worden gebruikt als er
meerdere mobiele telefoons in de
auto aanwezig zijn. Als er bijvoor-
beeld twee telefoons, één met prio-
riteit 3 en één met prioriteit 5, in de
auto aanwezig zijn, gebruikt
Uconnect™ Phone de mobiele tele-
foon met prioriteit 3 om te bellen. U
kunt op elk gewenst ogenblik een
mobiele telefoon met een lagere pri-
oriteit gebruiken (raadpleeg "Ge-
avanceerde telefoonverbindin-
gen"). Kiezen door het nummer uit te
spreken
Druk op de toets
om te begin-
nen.
Na de prompt "Ready" en de daar- opvolgende pieptoon zegt u "Dial"
(kies).
Het systeem vraagt u vervolgens het gewenste nummer in te
spreken.
U kunt bijvoorbeeld zeggen: "012 34 56 78".
Uconnect™ Phone zal dan het tele- foonnummer bevestigen en vervol-
gens het nummer kiezen. Het num-
mer verschijnt bij bepaalde radio's
in het display.
Bellen door een naam uit te
spreken
Druk op de toetsom te begin-
nen.
Na de prompt "Ready" (Gereed) en de daaropvolgende pieptoon zegt u
"Call" (bel). Het systeem vraagt u vervolgens de
naam van de persoon in te spreken
die u wilt bellen.
Na de prompt "Ready" (Gereed) en de daaropvolgende pieptoon zegt u
de naam van de persoon die u wilt
bellen. U kunt bijvoorbeeld "Jan
Jansen" zeggen, waarbij Jan Jansen
een eerder opgeslagen naam is in
Uconnect™ telefoonboek of in het
gedownloade telefoonboek. Raad-
pleeg "Namen toevoegen aan uw
Uconnect™ telefoonboek" om te le-
ren hoe u een naam opslaat in het
telefoonboek.
Uconnect™ Phone bevestigt de naam en kiest vervolgens het bijbe-
horende telefoonnummer, dat bij
sommige radio's mogelijk ook op
het display wordt weergegeven.
Namen toevoegen aan uw
Uconnect™ telefoonboek
OPMERKING: Het wordt afgera-
den namen aan het Uconnect™ te-
lefoonboek toe te voegen tijdens
het rijden.
96
Page 110 of 404

uit te spreken die u wilt zenden.
Uconnect™ Phone zal vervolgens het
telefoonnummer dat aan deze vermel-
ding is gekoppeld via de telefoon ver-
zenden als tonen.
OPMERKING:
Het is mogelijk dat u vanwege denetwerkconfiguratie van de mo-
biele telefoon niet alle tonen
kunt horen. Dit is echter nor-
maal.
Sommige leveranciers van pager- en voicemaildiensten
hebben een uitschakeltijd die te
kort is, waardoor deze functie
niet bruikbaar is.
Onderbreken — prompts negeren
De toets Voice Command-toets kan
worden gebruikt als u een deel van
een prompt wilt overslaan en de ge-
sproken opdracht onmiddellijk wilt
geven. Als bijvoorbeeld de prompt
"Would you like to pair a phone, clear
a...," (Wilt u een telefoon koppelen,
annule…,) klinkt, kunt u de toets
indrukken en zeggen "Pair a
Phone" (Een telefoon koppelen) om die optie te selecteren zonder dat u
naar de rest van de prompt hoeft te
luisteren.
Controlevragen in- of
uitschakelen
Als u de controlevragen uitschakelt,
vraagt het systeem u niet langer uw
keuzes te bevestigen (Uconnect™
Phone zal bijvoorbeeld het telefoon-
nummer niet herhalen voordat het
wordt gekozen).
Druk op de toets
om te begin-
nen.
Na de prompt "Ready" (Gereed) en de daaropvolgende pieptoon zegt u:
– "Setup Confirmations Prompts On" (Instellen Controlevragen
Aan)
– "Setup Confirmations Prompts Off" (Instellen Controlevragen
Uit)
Indicatoren voor telefoon- en
netwerkstatus
Uconnect™ Phone meldt de status
van uw telefoon en netwerk wanneer
u probeert een oproep tot stand te brengen via Uconnect™, indien uw
mobiele telefoon, de radio en/of een
display van hoge kwaliteit, zoals het
instrumentenpaneel, deze functie on-
dersteunen. De status wordt aange-
duid voor de signaalsterkte van het
netwerk, de status van de telefoon-
accu, etc.
Kiezen via de toetsen van de
mobiele telefoon
U kunt via uw mobiele telefoon een
nummer kiezen en tegelijkertijd
Uconnect™ Phone gebruiken (wan-
neer u de toetsen van de mobiele tele-
foon gebruikt, moet u echter voor-
zichtig te werk gaan en zorgen dat u
de veiligheid niet in gevaar brengt).
Als u een nummer kiest via de gekop-
pelde mobiele Bluetooth® telefoon,
wordt het geluid hoorbaar via het au-
diosysteem van uw auto. Uconnect™
Phone werkt op dezelfde wijze als
wanneer u het nummer kiest via een
gesproken opdracht.
104
Page 154 of 404

WAARSCHUWING!
De cruisecontrol kan gevaarlijk zijn
in situaties waar het systeem geen
constante snelheid kan aanhouden.
Uw auto kan gezien de omstandig-
heden te snel gaan, waardoor u de
controle over de auto kunt verliezen
en mogelijk een ongeval veroor-
zaakt. Gebruik de cruisecontrol
nooit in druk verkeer of op boch-
tige, beijzelde, besneeuwde of an-
derszins gladde wegen.
PARKSENSE®
PARKEERSENSOREN
ACHTER (voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
ParkSense® parkeersensoren achter
zorgen voor zichtbare en hoorbare
aanwijzingen m.b.t. de afstand tussen
de achterzijde van de auto en een ge-
detecteerd obstakel bij het achteruit-
rijden, bijv. tijdens een parkeerma-
noeuvre. Zie de
voorzorgsmaatregelen voor gebruik van het ParkSense® systeem voor de
beperkingen van dit systeem en aan-
bevelingen.
Wanneer u de contactschakelaar in de
stand ON/RUN zet, wordt door Park-
Sense® automatisch de systeemstatus
(ingeschakeld of uitgeschakeld) her-
steld die actief was voordat het con-
tact werd uitgeschakeld.
ParkSense® kan uitsluitend worden
geactiveerd wanneer de schakelhen-
del in de stand REVERSE staat. Wan-
neer ParkSense® bij een deze stand
van de schakelhendel wordt ingescha-
keld, blijft het systeem actief totdat de
rijsnelheid is toegenomen tot ongeveer
18 km/u of hoger. Het systeem wordt
weer actief als de rijsnelheid is ge-
daald tot minder dan ongeveer
16 km/u.
PARKSENSE® SENSOREN
De vier ParkSense® sensoren die zich
in achterkant/achterbumper bevin-
den, bewaken het gebied achter de
auto dat binnen het zichtveld van de
sensoren valt. De sensoren kunnen
obstakels detecteren tot een afstandvan ongeveer 30 tot 200 cm van de
achterkant/achterbumper in horizon-
tale richting, afhankelijk van de
plaats, het type en de stand van het
obstakel.
PARKSENSE® WAAR-
SCHUWINGSSCHERM
Het ParkSense® waarschuwingsdis-
play wordt alleen weergegeven wan-
neer "Sound and Display" (Geluid en
weergave) wordt geselecteerd in het
deel met door de klant te programme-
ren functies van het Elektronisch
voertuiginformatiecentrum (EVIC).
Voor meer informatie raadpleegt u
"Elektronisch voertuiginformatiecen-
trum (EVIC)/Persoonlijke Instellin-
gen (door de klant te programmeren
functies)" in "Functies van het instru-
mentenpaneel".
Het ParkSense® waarschuwings-
scherm bevindt zich op het EVIC-
scherm op de instrumentengroep. Het
geeft zowel visuele als akoestische
waarschuwingen om het verschil tus-
sen het achterpaneel/de achterbum-
per en het gedetecteerde obstakel aan
te geven.
148
Page 157 of 404

PARKSENSE®
INSCHAKELEN/
UITSCHAKELEN
ParkSense® kan worden in- en uitge-
schakeld via het onderdeel "Door de
klant te programmeren functies" in
het EVIC. De beschikbare keuzes zijn:
OFF (uit), Sound Only (alleen geluid)
of Sound and Display (geluid en
beeld). Raadpleeg de paragraaf
"Elektronisch voertuiginformatiecen-
trum (EVIC)/Persoonlijke instellin-
gen (door de klant te programmeren
functies)" in het hoofdstuk "Het in-
strumentenpaneel" voor meer infor-
matie hierover.
Als ParkSense® is uitgeschakeld,
wordt op de instrumentengroep gedu-
rende circa vijf seconden het bericht
"PARK ASSIST SYSTEM OFF"
(PARKEERHULPSYSTEEM UIT)
weergegeven. Raadpleeg de paragraaf
"Elektronisch voertuiginformatiecen-
trum (EVIC)" in het hoofdstuk "Het
instrumentenpaneel" voor meer infor-
matie hierover. Als de keuzehendel in
de stand REVERSE (achteruit) wordt
gezet en het systeem is uitgeschakeld,verschijnt op het EVIC het bericht
"PARK ASSIST OFF" (parkeerhulp
uitgeschakeld) zolang de schakelhen-
del in REVERSE (achteruit) staat.
ONDERHOUD VAN
PARKSENSE®
PARKEERSENSOREN
Wanneer de ParkSense® parkeersen-
soren achter niet correct werken,
klinkt in de instrumentengroep een-
maal per contactcyclus een geluids-
signaal en verschijnt op het display
het bericht "CLEAN PARK ASSIST
SENSORS" (parkeersensoren reini-
gen) of "SERVICE PARK ASSIST
SYSTEM" (laat parkeersensoren re-
pareren). Raadpleeg de paragraaf
"Elektronisch voertuiginformatiecen-
trum (EVIC)" in het hoofdstuk "Het
instrumentenpaneel" voor meer infor-
matie hierover. Wanneer het keuze-
hendel in de stand REVERSE (ach-
teruit) wordt gezet en het systeem een
storing heeft gedetecteerd, wordt het
bericht "CLEAN PARK ASSIST SEN-
SORS" (parkeersensoren reinigen) of
"SERVICE PARK ASSIST SYSTEM"
(laat parkeersensoren repareren)weergegeven zolang de schakelhendel
in de stand REVERSE staat. In een
dergelijk geval werkt ParkSense®
niet.
Als het bericht "CLEAN PARK AS-
SIST SENSORS" (parkeersensoren
reinigen) op het EVIC verschijnt, ter-
wijl u er zeker van bent dat de
achterzijde/-bumper geen sneeuw, ijs,
modder, vuil of andere obstakels be-
vat, neemt u contact op met een er-
kende dealer.
Als het bericht "SERVICE PARK AS-
SIST SYSTEM" (laat parkeersenso-
ren repareren) in het EVIC wordt
weergegeven, breng dan een bezoek
aan uw erkende dealer.
PARKSENSE® SYSTEEM
REINIGEN
Reinig de ParkSense® sensoren met
water, een schoonmaakmiddel voor
auto's en een zachte doek. Gebruik
geen ruwe of harde doeken. Maak de
sensoren voorzichtig schoon (niet
hard drukken of borstelen). Anders
kunnen de sensoren beschadigd ra-
ken.
151
Page 213 of 404

selectieknop totdat naast de instelling
een vinkje verschijnt welke aangeeft
dat de instelling geselecteerd is.
SCHERM KEYLESS
ENTER-N-GO (voor
bepaalde uitvoeringen/
landen)
Wanneer op de knop ENGINE
START/STOP (Motor Aan/Uit) wordt
gedrukt om de stand van de contact-
schakelaar te wijzigen, wordt rechts-
onder in het EVIC, rechts van de ki-
lometerstand, de huidige status van
het contact getoond.
Raadpleeg voor meer informatie:
"Keyless Enter-N-Go" onder "Starten
en rijden".
KOMPAS-/
TEMPERATUURWEERGAVE
(voor bepaalde
uitvoeringen/landen)De kompasuitlezingen geven aan in
welke richting de auto wijst. Het
EVIC geeft een van de acht mogelijke
kompasstanden en de buitentempera-
tuur weer.
OPMERKING: Bij het starten
geeft het systeem de laatst bekende
buitentemperatuur weer. Het sys-
teem heeft mogelijk meerdere mi-
nuten rijtijd nodig voordat de wer-
kelijke buitentemperatuur
weergegeven wordt. De tempera-
tuur van de motor kan van invloed
zijn op de weergave van de buiten-
temperatuur, daarom wordt de
weergegeven temperatuur niet
geüpdate wanneer het voertuig stil
staat.
Automatische kompaskalibratie
Het kompas is zelfijkend, zodat u het
niet handmatig hoeft te resetten. Mo-
gelijk geeft het kompas onjuiste waar-
den weer wanneer de auto nieuw is. Indat geval geeft het EVIC het bericht
CAL weer totdat het kompas is geka-
libreerd. U kunt het kompas ook ka-
libreren door één of meerdere keren
360° rond te rijden (op een plaats
zonder grote metalen voorwerpen),
tot het EVIC-bericht "CAL" ver-
dwijnt. Het kompas werkt dan nor-
maal.
OPMERKING: Voor juiste ijking
is een vlak wegdek en een omge-
ving zonder grote metalen voor-
werpen zoals gebouwen, bruggen,
ondergrondse kabels, spoorrails
enz. vereist.
Kompas handmatig kalibreren
(voor bepaalde uitvoeringen/
landen)
Als het kompas onjuiste waarden
weergeeft, maar het CAL-
indicatielampje niet op het EVIC-
display verschijnt, zet u het kompas
als volgt handmatig in de kalibratie-
modus:
1. Schakel het contact in.
207
Page 216 of 404

DOOR DE KLANT TE
PROGRAMMEREN
FUNCTIES
(SYSTEEMINSTELLINGEN)
Via Personal Settings (persoonlijke
instellingen) kunt u functies instellen
en weer oproepen wanneer de versnel-
lingsbak in de stand PARK is gezet.
Als de keuzehendel niet in de stand
PARK staat of de auto begint te rijden,
wordt het waarschuwingsbericht
SYSTEM SETUP NOT AVAILABLE
VEHICLE NOT IN PARK(Systeem-
instellingen niet beschikbaar, auto
staat niet in PARK) getoond wanneer
u probeert in het hoofdmenu de optie
"System Setup" (Systeeminstellin-
gen) te selecteren.
Druk kort op de toets OMHOOG of
OMLAAG totdat de melding "System
Setup" (Systeeminstellingen) wordt
gemarkeerd in het hoofdmenu van het
EVIC. Druk vervolgens op de selectie-
knop om het submenu Systeeminstel-
lingen te openen. Druk kort op de
toets OMHOOG of OMLAAG om een
van de volgende functies te selecteren: Taal
In dit scherm kunt u een van de vijf
talen voor de schermweergave selecte-
ren, met inbegrip van de ritfuncties en
het navigatiesysteem (voor bepaalde
uitvoeringen/landen). Gebruik in dit
scherm de toetsen OMHOOG of OM-
LAAG om door de beschikbare talen
te bladeren. Druk op de selectieknop
om English (Engels), Spaans (Es-
pañol) of Frans (Français) te kiezen.
Alle verdere informatie wordt getoond
in de taal van uw keuze.
Nav–Turn By Turn (navigatie van
afslag naar afslag) (voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
Wanneer u deze functie gekozen heeft,
zal het navigatiesysteem u, door mid-
del van gesproken aanwijzingen, kilo-
meter na kilometer en afslag na afslag
langs de gekozen route begeleiden tot-
dat u de eindbestemming bereikt
heeft. Om uw keuze te maken drukt u
herhaald kort op de selectieknop, tot-
dat een vinkje naast de functie ver-
schijnt, waarmee aangegeven wordt
dat het systeem geactiveerd is, of tot-
dat het vinkje verdwijnt waarmee
wordt aangegeven dat het systeem is
uitgeschakeld.
Enable/Disable the Rear Park
Assist System (Parkeersensoren
achter in-/uitschakelen) (voor
bepaalde uitvoeringen/landen)
De parkeersensoren achter tasten het
gebied achter de auto af op obstakels
indien de schakelhendel in de achter-
uitversnelling staat en de snelheid la-
ger is dan 18 km/u. Het systeem kan
worden ingesteld met Sound Only (al-
leen geluid), Sound and Display (ge-
luid en beeld) of worden uitgescha-
keld (OFF) via het EVIC. Om uw
keuze te maken drukt u herhaald kort
op de selectieknop, totdat een vinkje
naast de functie verschijnt, waarmee
aangegeven wordt dat het systeem ge-
activeerd is, of totdat het vinkje ver-
dwijnt waarmee wordt aangegeven
dat het systeem is uitgeschakeld.
Raadpleeg "Rear Park Assist System"
(parkeersensoren achter) in "Functies
van uw auto begrijpen" voor meer
informatie over de werking en bedie-
ning.
210
Page 222 of 404

De iPod® of het externe
USB-apparaat aansluiten
Gebruik de verbindingskabel om een
iPod® of extern USB-apparaat aan te
sluiten op de USB-poort van de auto
in het handschoenenkastje.
OPMERKING: Het handschoe-
nenkastje heeft een uitsparing
waardoor de kabel van de iPod®
of het elektronisch audio-
apparaat kan worden geleid zon-
der de kabel te beschadigen wan-
neer het handschoenenkastje
wordt gesloten. Hierdoor is het
mogelijk de kabel te geleiden zon-
der de kabel te beschadigen wan-
neer het handschoenenkastje
wordt gesloten. Als geen uitsparingin het handschoenenkastje aanwe-
zig is, geleidt u de kabel weg van
het slot van het handschoenen-
kastje naar een plaats waar het
mogelijk is het handschoenen-
kastje te sluiten zonder de kabel te
beschadigen.
Nadat het audio-apparaat is aange-
sloten en synchronisatie met het
iPod®/USB/MP3systeem van de
auto heeft plaatsgevonden (de iPod®
of het externe USB-apparaat heeft
mogelijk enkele seconden nodig om
de verbinding tot stand te brengen),
begint het audio-apparaat met opla-
den en is het apparaat gereed voor
gebruik via het indrukken van de ra-
dioknoppen, zoals hierna wordt be-
schreven.
OPMERKING: Wanneer de batte-
rij van het audio-apparaat volle-
dig leeg is, bestaat de kans dat er
geen communicatie met het
iPod®/USB/MP3systeem moge-
lijk is voordat de batterij een mi-
nimum laadniveau heeft bereikt.
Als het audio-apparaat aangeslo-
ten laat op het iPod®/USB/MP3
systeem in stand laat, kan de bat-
terij worden opgeladen tot het
vereiste minimum laadniveau.
Gebruik van deze functie
Bij gebruik van een iPod-kabel of ex-
tern USB-apparaat voor aansluiting
op USB-poort:
De audio van het apparaat kan
worden afgespeeld via het audio-
systeem van de auto, terwijl de me-
tagegevens (artiest, titel, album,
enzovoort) worden weergegeven op
het radiodisplay.
Het audio-apparaat kan worden bediend door de radioknoppen te
gebruiken voor afspelen, bladeren
en een overzicht van de inhoud van
de iPod®.
USB-aansluitpoort
216
Page 224 of 404

INFO-knop weer terug in het
scherm met de afspeelmodus op de
radio.
Als u op de knop REPEATdrukt,
wordt de modus van het audioap-
paraat veranderd om het nummer
dat op dat moment wordt afge-
speeld te herhalen. U kunt ook op
de knop VR drukken en dan "Re-
peat ON" (Herhalen AAN) of "Reat
Off" (Herhalen UIT) zeggen.
Druk op de SCAN-knop om de
scanmodus van het iPod®/USB/
MP3-apparaat te gebruiken. In
deze modus worden van elk num-
mer alleen de eerste 10 seconden
afgespeeld, waarna het volgende
nummer wordt geladen. Als u de
scanmodus wilt beëindigen om het
nummer van uw keuze volledig af
te spelen, drukt u tijdens de eerste
vijf seconden van het gewenste
nummer nogmaals op de SCAN-
knop. Tijdens de scanmodus kunt u
ook drukken op de knoppen <<
SEEK enSEEK>> om het vorige of
volgende nummer te selecteren. De
RND-knop (uitsluitend be-
schikbaar op de radio met verkoop-
code RES): als u op deze knop
drukt, schakelt de iPod® of het ex-
terne USB-apparaat tussen de modi
Shuffle ON en Shuffle OFF. U kunt
ook op de knop VR drukken en dan
"Shuffle ON" (Shuffle AAN) of
"Shuffle OFF" (Shuffle UIT) zeg-
gen. Als het pictogram RNDwordt
weergegeven op het radiodisplay, is
de modus Shuffle geactiveerd.
De List- of Browse-modus
Wanneer u in de afspeelmodus op een
van de hierna genoemde knoppen
drukt, activeert u de List-modus op.
In de List-modus kunt u bladeren in
de lijst met menu's en nummers op het
audio-apparaat.
Draaiknop TUNE: de draaiknop
TUNE werkt op dezelfde wijze als
de afstemknop op het audio-
apparaat of extern USB-apparaat.
Door de knop rechtsom (vooruit) of linksom (achteruit) te draaien,
kunt u in de lijsten bladeren ter-
wijl de gegevens van de nummers worden weergegeven op het ra-
diodisplay. Nadat u het nummer
van uw keuze heeft gemarkeerd
op het radiodisplay, drukt u op
de
TUNE-regelknop om het
nummer te selecteren en af te
spelen. Als u snel aan de TUNE-
regelknop draait, bladert u snel-
ler door de lijst. Wanneer u snel
bladert, wordt de informatie op
het radiodisplay mogelijk met
een kleine vertraging bijgewerkt.
In de List-modi geeft de iPod® alle lijsten weer in doorlopende
vorm. Draai als het nummer on-
deraan de lijst staat, de knop te-
rug (linksom) om eerder bij het
nummer te komen.
In de List-modus worden de PRESET-knoppen gebruikt als
sneltoetsen om naar de volgende
lijsten op de iPod® of het externe
USB-apparaat te gaan.
Preset 1 – Afspeellijsten
Preset 2 – Artiesten
Preset 3 – Albums
Preset 4 – Genres
Preset 5 – Luisterboeken
218
Page 239 of 404

4. Nadat alle cijfers zijn ingevoerd,
navigeert u naar de toets Go en drukt
u op de ENTER-toets van de af-
standsbediening.
Zenderlijstmenu
Als u tijdens het beluisteren van audio
via de satellietontvanger op de toets
MENU drukt, wordt een lijst met alle
beschikbare kanalen getoond. Navi-
geer door deze lijst met behulp van de
navigatietoetsen (▲,▼) van de af-
standsbediening om de gewenste zen-
der te vinden, en druk vervolgens op
de ENTER-toets van de afstandsbe-
diening om op die zender af te stem-
men. Om sneller door de lijst te blade-
ren, navigeert u naar de
pictogrammen "Page Up" (pagina
omhoog) en "Page Down" (pagina
naar beneden) op het scherm.
Menu voor disks
Bij het beluisteren van cd's of databe-
standen op cd verschijnt er een lijst
met alle opdrachten die betrekking
hebben op het afspelen van de cd
wanneer u op de toets MENU van de afstandsbediening drukt. Met de ver-
schillende opties kunt u het scannen
of in willekeurige volgorde afspelen
van de cd aan- of uitzetten.
Beeldinstellingen
Wanneer u een videobron (dvd-video
met disk in afspeelmodus, Aux-video,
enz.) bekijkt, activeert u het menu
Display Settings (Beeldinstellingen)
door op de toets SETUP van de af-
standsbediening te drukken. Deze in-
stellingen bepalen de weergave van
het beeld op het scherm. De fabrieks-
instellingen zijn bedoeld voor opti-
male weergave,waardoor het onder
normale omstandigheden niet nodig is
deze instellingen te wijzigen.Om de instellingen te wijzigen drukt u
op de navigatietoetsen van de af-
standsbediening (▲,
▼) om een optie
te selecteren en drukt u vervolgens op
de navigatietoetsen van de afstands-
bediening (►, ◄) om de waarde van
de geselecteerde optie te wijzigen. Om
alle standaardwaarden van de instel-
lingen te herstellen, kiest u de menuo-
ptie Default Settings (Standaardin-
stellingen) en drukt u op de ENTER-
toets van de afstandsbediening.
De diskfuncties regelen de instellin-
gen van de externe dvd-speler (voor
bepaalde uitvoeringen/landen) voor
de dvd die in de externe speler wordt
bekeken.
Luisteren naar audio met gesloten
scherm
Alleen luisteren naar het audiodeel
van het kanaal, met het scherm geslo-
ten:
Stel het geluid in op de gewenste bron en het gewenste kanaal.
Sluit het beeldscherm.
Weergave-instellingen van het videoscherm
233
Page 242 of 404

Als u uw eigen bestanden aan-maakt, wordt aanbevolen bij mp3-
bestanden een vaste bitsnelheid
tussen 96 en 192 kbps te hanteren
en bij wma-bestanden een vaste
bitsnelheid tussen 64 en 192 kbps.
Variabele bitsnelheden worden ook
ondersteund. Voor beide soorten
bestanden is de aanbevolen sam-
plingfrequentie 44,1 kHz of 48
kHz.
Om het huidige bestand te verande- ren, drukt u op de toets ▲van de
afstandsbediening of dvd-speler
om door te gaan naar het volgende
bestand, of op de toets ▼om terug
te keren naar het begin van het
huidige of het vorige bestand.
Om de huidige directory te veran- deren, drukt u op de toetsen PROG
Up en PROG Down van de af-
standsbediening.
Diskfouten
Als de dvd-speler de disk niet kan
lezen, verschijnt het bericht "Disc Er-
ror" (diskfout) op het VES™ en het
weergavevenster van de radio en wordt de disk automatisch uitgewor-
pen. Oorzaken van het bericht "Disc
Error" (diskfout) zijn o.a. een ver-
vuilde of beschadigde disk of een in-
compatibel formaat.
Als de disk een beschadigd nummer
bevat waardoor er een hoorbare of
zichtbare storing van minstens 2 se-
conden optreedt, probeert de dvd-
speler de disk verder af te spelen door
telkens 1 à 3 seconden vooruit te
springen. Als het eind van de disk
wordt bereikt, keert de dvd-speler te-
rug naar het begin en probeert de
speler de disk vanaf het begin af te
spelen.
Onder extreem warme omstandighe-
den, bijvoorbeeld als het in de auto
warmer is dan 48 °C, is het mogelijk
dat de dvd-speler automatisch wordt
uitgeschakeld. In zo'n geval verschijnt
het bericht "VES High Temp" op de
dvd-speler, en worden alle displays
van het VES™ uitgeschakeld tot er
een veilige temperatuur is bereikt.
Deze onderbreking is noodzakelijk
om de optische onderdelen van de
dvd-speler te beschermen.Display (scherm)
Andere taal instellen
Alle taalinstellingen hebben de speci-
ale instelling "Other" (andere) om
andere talen dan Japans of Engels te
ondersteunen. De talen worden gese-
lecteerd met behulp van een speciale
code van vier cijfers.
Als u een andere taalcode wilt invoe-
ren, opent u het menu voor de dvd-
instellingen. U opent het menu voor
de dvd-instellingen door de dvd-
speler te stoppen, de modus Radio/cd
Menu Language (Taal) voor
dvd-speler
236