sensor MAZDA MODEL CX-5 2013 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: MAZDA, Model Year: 2013, Model line: MODEL CX-5, Model: MAZDA MODEL CX-5 2013Pages: 657, PDF Size: 5.51 MB
Page 129 of 657

OPMERKING
lIndien het
beveiligingssysteemindikatielampje
tijdens het rijden voortdurend blijft
knipperen, de motor niet stopzetten.
Ga naar een officiële Mazda
reparateur en laat het lampje daar
controleren. Als u de motor stop zet
terwijl het indikatielampje knippert,
zult u de motor niet opnieuw kunnen
starten.
lAangezien bij reparatie van het start-
blokkeersysteem de elektronische
codes opnieuw ingesteld worden,
zijn de sleutels nodig. Breng alle
sleutels naar een officiële Mazda
reparateur zodat deze
geprogrammeerd kunnen worden.
Anti-diefstal
beveiligingssysteem
(Europese modellen)
í
Als het anti-diefstal beveiligingssysteem
bespeurt dat iemand op een onjuiste wijze
toegang probeert te krijgen tot de auto of
als de inbraaksensor beweging binnen in
de auto bespeurt, hetgeen tot gevolg kan
hebben dat de auto of de inhoud er van
wordt gestolen, waarschuwt een alarm de
omgeving voor een abnormale situatie
door het laten klinken van de sirene en het
laten knipperen van de
waarschuwingsknipperlichten.
Het systeem zal niet functioneren als dit
niet op de juiste wijze in staat van
paraatheid is gebracht. Wanneer u de auto
verlaat, dient u de procedure van het in
staat van paraatheid brengen dus correct te
volgen.
Inbraaksensor
De inbraaksensor maakt gebruik van
ultrasonische golven voor het bespeuren
van beweging binnen in de auto en laat in
het geval van inbraak in de auto een
waarschuwingsalarm afgaan.
De inbraaksensor bespeurt bepaalde
vormen van beweging binnen in de auto,
echter deze kan ook reageren op
gebeurtenissen buiten de auto, zoals
bijvoorbeeld trillingen, harde geluiden,
wind en luchtstromen.
Alvorens te gaan rijden
Beveiligingssysteem
3-51íBepaalde modellen.
Page 130 of 657

OPGELET
Let op de volgende punten om de
inbraaksensor normaal te kunnen laten
functioneren:
lHang geen kleding of voorwerpen
op aan een hoofdsteun of een
kledinghaak.
lPlaats de uitschuifbare zonnekleppen
in hun oorspronkelijke posities terug.
lDe inbraaksensor niet afschermen
door deze af te dekken of er
voorwerpen voor te hangen.
lLaat de inbraaksensor niet vuil
worden en deze niet met een
vloeistof afvegen.
lDe inbraaksensor of het
inbraaksensorsierstuk niet
blootstellen aan schokken of stoten.
lBreng geen zittingen of
zittinghoezen aan die geen originele
Mazda producten zijn.
lOm afscherming van de
inbraaksensor te voorkomen, geen
voorwerpen of lading hoger dan de
hoofdsteunen in de buurt van de
inbraaksensor plaatsen.
Inbraaksensor en
inbraaksensorsierstuk
qWerking
Gevallen waarbij de sirene wordt
ingeschakeld
De sirene wordt met tussenpozen
ingeschakeld en de
waarschuwingsknipperlichtenzullen
gedurende ongeveer 30 seconden
knipperen wanneer het systeem door een
van onderstaande oorzaken in werking
wordt gesteld:
lOntgrendelen van een portier met de
sleutel of een binnenvergrendelknop.
lOpen forceren van een portier, de
motorkap of de achterklep.
lWanneer de motorkap met behulp van
de motorkapontgrendelhendel wordt
geopend.
lHet contact op ON zetten zonder de
startdrukknop te gebruiken.
lDe inbraaksensor registreert een
beweging in de auto.
Het systeem zal opnieuw in werking
gesteld worden (in totaal 10 keer) als een
van de hierboven aangegeven condities
blijft voortbestaan.
lLosmaken van de accuverbinding (de
waarschuwingsknipperlichtenknipperen
niet).
Het systeem zal ongeveer 10 maal in
werking gesteld worden.
3-52
Alvorens te gaan rijden
Beveiligingssysteem
Page 131 of 657

OPMERKING
Als de accu uitgeput raakt terwijl het
anti-diefstal beveiligingssysteem in
staat van paraatheid is, zal de sirene
geactiveerd worden en zullen de
waarschuwingsknipperlichtengaan
knipperen wanneer de accu geladen of
vervangen wordt.
qIn staat van paraatheid brengen
van het systeem
1. De ramen en het schuifdakígoed
sluiten.
OPMERKING
Ook als een raam of het schuifdakíis
open blijven staan, kan het systeem in
staat van paraatheid gebracht worden,
echter zelfs het gedeeltelijk open laten
staan van de ramen en het schuifdak
í
kan een uitnodiging zijn tot diefstal, en
wind die in de auto blaast zou het alarm
kunnen activeren.
De functie van de inbraaksensor kan
ook geannuleerd worden.
Zie Annuleren van de inbraaksensor op
pagina 3-54.
2. Druk de startdrukknop uit.
3. Zorg er voor dat de motorkap, de
portieren en de achterklep gesloten
zijn.4. Druk op de vergrendeltoets op de
zender.
De
waarschuwingsknipperlichtenzullen
eenmaal knipperen.
(Met geavanceerde afstandbediende
portiervergrendelingsfunctie)
Druk op een verzoekschakelaar.
Het veiligheidsindikatielampje in het
instrumentenpaneel gaat gedurende 20
seconden tweemaal per seconde
knipperen.
Zie Waarschuwings/indikatielampjes
op pagina 4-41.
5. Na 20 seconden is het systeem volledig
in staat van paraatheid.
OPMERKING
lHet anti-diefstal beveiligingssysteem
kan ook in staat van paraatheid
gebracht worden door het activeren
van de automatische
hervergrendelfunctie terwijl alle
portieren, de achterklep en de
motorkap gesloten zijn.
Zie Zender op pagina 3-5.
Alvorens te gaan rijden
Beveiligingssysteem
3-53íBepaalde modellen.
Page 132 of 657

OPMERKING
lHet systeem wordt buiten werking
gesteld wanneer binnen 20 seconden
na het indrukken van de
vergrendeltoets een van de volgende
handelingen wordt uitgevoerd:
lOntgrendelen van een portierlEen portier of de achterklep
geopend wordt.
lDe motorkap geopend wordt.lHet contact wordt aan gezet.
Voor het opnieuw in staat van
paraatheid brengen van het systeem,
de procedure voor het in staat van
paraatheid brengen nogmaals
uitvoeren.
lWanneer de portieren vergrendeld
worden door het indrukken van de
vergrendeltoets op de zender terwijl
het anti-diefstalbeveiligingssysteem
in staat van paraatheid is, zullen de
waarschuwingsknipperlichteneenmaal
knipperen om aan te geven dat het
systeem in staat van paraatheid is.
qAnnuleren van de inbraaksensor
Als het anti-diefstal beveiligingssysteem
in staat van paraatheid gebracht is
wanneer er sprake is van een van
onderstaande omstandigheden, de
inbraaksensor annuleren om te
voorkomen dat het alarm onnodig
geactiveerd wordt.
(Inbraaksensor)
lWanneer de auto wordt achtergelaten
terwijl er zich een beweegbaar object,
passagiers of huisdieren in bevinden.
lWanneer u een voorwerp in de auto
achterlaat dat heen en weer kan rollen,
zoals bijvoorbeeld wanneer de auto bij
transport op een schuin aflopende,
onstabiele ondergrond geplaatst wordt.
lWanneer kleine voorwerpen/
accessoires in de auto zijn opgehangen,
kleding aan een kledinghaak is
opgehangen of andere voorwerpen zijn
aangebracht die gemakkelijk binnen in
de auto kunnen bewegen.
lBij het parkeren op een plaats waar
zich sterke trillingen of harde geluiden
voordoen.
lBij het gebruik van een hogedruk of
automatische autowasinstallatie.
lWanneer voortdurend schokken en
trillingen van hagel of donder en
bliksem op de auto worden
overgebracht.
lPortieren vergrendeld worden terwijl
een raam of het schuifdakíis open
blijven staan.
lEen extra verwarming of apparaat dat
luchtstromen en trillingen produceert in
gebruik is, terwijl het anti-diefstal
beveiligingssysteem in staat van
paraatheid gebracht is.
OPMERKING
Als een portier of de achterklep
gedurende 30 seconden gesloten blijft,
zullen alle portieren en de achterklep
automatisch hervergrendeld worden en
zal het anti-diefstalbeveiligingssysteem
in staat van paraatheid gebracht worden
als een raam en het schuifdak
íis open
blijven staan.
3-54
Alvorens te gaan rijden
íBepaalde modellen.
Beveiligingssysteem
Page 133 of 657

Voor het annuleren van de inbraaksensor,
de toets op de zender binnen 20 seconden
na het indrukken van de vergrendeltoets
indrukken.
De
waarschuwingsknipperlichtenzullen
driemaal knipperen.
OPMERKING
lVoor het opnieuw activeren van de
inbraaksensor, het anti-diefstal
beveiligingssysteem uitschakelen en
dit vervolgens opnieuw in staat van
paraatheid brengen.
lDe inbraaksensor is in werking
wanneer het anti-diefstal
beveiligingssysteem in staat van
paraatheid is gebracht. Voor het
annuleren van de inbraaksensor, op
de annuleertoets van de
inbraaksensor drukken wanneer het
anti-diefstal beveiligingssysteem in
staat van paraatheid is gebracht.
qUitschakelen van een in staat van
paraatheid gebracht systeem
Een systeem dat in staat van paraatheid is
gebracht kan uitgeschakeld worden met
gebruik van een van onderstaande
methodes:
lDruk op de ontgrendeltoets op de
zender.
lDe motor wordt gestart met behulp van
de startdrukknop.
l(Met geavanceerde afstandbediende
portiervergrendelingsfunctie)
lDruk op een verzoekschakelaar op
de portieren.
lDruk op de elektrische
achterklepopener terwijl u de sleutel
bij u hebt.De
waarschuwingsknipperlichtenzullen
tweemaal knipperen.
OPMERKING
Wanneer de portieren ontgrendeld
worden door het indrukken van de
ontgrendeltoets op de zender terwijl het
anti-diefstalbeveiligingssysteem
uitgeschakeld is, zullen de
waarschuwingsknipperlichtentweemaal
knipperen om aan te geven dat het
systeem uitgeschakeld is.
qStopzetten van het
waarschuwingsalarm
Een geactiveerd alarm kan uitgeschakeld
worden met gebruik van een van
onderstaande methodes:
lDruk op de ontgrendeltoets op de
zender.
lDe motor wordt gestart met behulp van
de startdrukknop.
l(Met geavanceerde afstandbediende
portiervergrendelingsfunctie)
lDruk op een verzoekschakelaar op
de portieren.
lDruk op de elektrische
achterklepopener terwijl u de sleutel
bij u hebt.
De
waarschuwingsknipperlichtenzullen
tweemaal knipperen.
Alvorens te gaan rijden
Beveiligingssysteem
3-55
Page 157 of 657

4Tijdens het rijden
Informatie betreffende veilig rijden en stoppen
Motor start/stop ....................................... 4-2
Contactschakelaar ............................... 4-2
Starten van de motor ........................... 4-4
Stopzetten van de motor .................... 4-11
i-stop
í.............................................. 4-13
Instrumentengroep en display .............. 4-24
Meters en tellers ................................ 4-24
Waarschuwings/indikatielampjes ...... 4-41
Transmissie ............................................ 4-77
Bediening van de handgeschakelde
versnellingsbak ................................. 4-77
Bedieningsorganen van de automatische
transmissie ........................................ 4-80
Schakelaars en regelaars ....................... 4-92
Lichtschakelaar ................................. 4-92
Koplampregelsysteem (HBC)
í........ 4-99
Voormistlichtení............................ 4-104
Achtermistlichtí............................. 4-105
Richtingaanwijzers en signalen voor
rijbaanverandering .......................... 4-107
Voorruitenwissers en ruitensproeier .... 4-109
Achterruitenwisser en ruitensproeier .... 4-113
Koplampsproeierí.......................... 4-114
Achterruitverwarming ..................... 4-114
Claxon ............................................. 4-115
Waarschuwingsknipperlichten ........ 4-116
Remmen ................................................ 4-117
Remsysteem .................................... 4-117
Noodstopsignaalsysteem ................. 4-120
Hellingwegrijsysteem (HLA) .......... 4-121
Stadsverkeer-remassistent (SCBS)í.... 4-123
ABS/TCS/DSC ..................................... 4-130
Anti-blokkeer remsysteem (ABS) ... 4-130
Anti-wielspin regeling (TCS) .......... 4-131
Dynamische stabiliteitsregeling (DSC) ... 4-133
4WD ...................................................... 4-134
Gebruik van de 4-wielaandrijving
(4WD) ............................................. 4-134
Stuurbekrachtiging ............................. 4-136
Stuurbekrachtiging .......................... 4-136
Kruissnelheidsregelaar ........................ 4-137
Kruissnelheidsregelaar
í................. 4-137
Bandenspanningcontrolesysteem ....... 4-141
Bandenspanningcontrolesysteem .... 4-141
Rijbaanveranderingcontrolesysteem
(RVM) ................................................... 4-145
Rijbaanveranderingcontrolesysteem
(RVM)
í.......................................... 4-145
Rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem
(LDWS) ................................................ 4-152
Rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem
(LDWS)
í....................................... 4-152
Dieseldeeltjesfilter ................................ 4-162
Dieseldeeltjesfilter (SKYACTIV-D
2.2) .................................................. 4-162
Achteruitkijkmonitor .......................... 4-163
Achteruitkijkmonitor
í.................... 4-163
Parkeersensorsysteem ......................... 4-180
Parkeersensorsysteem
í.................. 4-180
4-1íBepaalde modellen.
Page 213 of 657

qRVM waarschuwingslampje
(Oranje)/RVM indikatielampje
(Groen)
í
RVM waarschuwingslampje (oranje)
Dit waarschuwingslampje gaat branden
wanneer het contact op ON gezet wordt.
De kleur van de verlichting verandert van
oranje naar groen wanneer het
rijbaanveranderingcontrolesysteem in
werking is, of wordt uitgeschakeld
wanneer het systeem wordt uitgeschakeld.
Het lampje blijft branden als het systeem
defect is. Raadpleeg een officiële Mazda
dealer.
OPMERKING
Dit waarschuwingslampje kan gaan
branden als resultaat van een tijdelijke
vermindering in de gevoeligheid van de
radarsensor als gevolg van slecht weer
of vuil op het bumperoppervlak. Dit
duidt echter niet op een defect.
RVM indikatielampje (groen)
Dit indikatielampje brandt wanneer het
rijbaanveranderingcontrolesysteem
gebruiksklaar is.
qLDWS waarschuwingslampje
(Oranje)/LDWS indikatielampje
(Groen)
í
LDWS waarschuwingslampje (Oranje)
Wanneer het lampje brandt
lWanneer het contact op ON gezet
wordt, gaat het waarschuwingslampje
branden.
lHet indikatielampje gaat uit wanneer
het LDWS geannuleerd wordt.
lHet indikatielampje gaat branden
wanneer het LDWS standby is.
Onder de volgende omstandigheden gaat
het LDWS waarschuwingslampje (oranje)
continu branden.
lHet glas van de voorruit aan de
voorzijde van de vooruitrijcamera
(FSC) is beslagen of er is een obstakel.
lWanneer de rijsnelheid minder is dan
ongeveer 65 km/h.
lDe witte (gele) strepen worden niet
bespeurd.
Wanneer het lampje knippert
lHet waarschuwingslampje gaat
knipperen als het systeem defect is.
Laat uw auto bij een deskundige
reparateur, bij voorkeur een officiële
Mazda reparateur controleren.
lHet LDWS werkt niet wanneer het
waarschuwingslampje knippert.
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
4-57íBepaalde modellen.
Page 219 of 657

OPMERKING
lDoor het plaatsen van zware
voorwerpen op de
voorpassagierszitting kan de
veiligheidsgordelwaarschuwingsfunctie
van de voorpassagierszitting
geactiveerd worden, afhankelijk van
het gewicht van het voorwerp.
lGeen extra zitkussen op de
voorpassagierszitting plaatsen en
gebruiken om er voor te zorgen dat
de voorpassagiergewichtsensor juist
kan functioneren. De kans bestaat dat
de sensor niet goed functioneert
omdat het extra zitkussen de werking
van de sensor zou kunnen hinderen.
lWanneer een klein kind op de
voorpassagierszitting zit, is het
mogelijk dat het
waarschuwingslampje niet werkt.
Achterzittingí
Als de veiligheidsgordels van de
achterzitting niet zijn vastgemaakt en het
contact op ON staat, worden de
bestuurder en de passagier op de hoogte
gesteld door de waarschuwingslampjes.
Airconditioning
Volautomatisch
type
Handbediend type
De waarschuwingslampjes branden in
twee kleuren. Wanneer de
veiligheidsgordel niet is vastgemaakt, is
de verlichting van het
waarschuwingslampje rood. Wanneer de
veiligheidsgordel is vastgemaakt, is de
verlichting groen. De
waarschuwingslampjes werken ook als er
zich geen passagier op de achterzitting
bevindt. De waarschuwingszoemer klinkt
enkel als een veiligheidsgordel wordt
losgemaakt nadat deze is vastgemaakt.
OPMERKING
Als de veiligheidsgordels van de
achterzitting niet vastgemaakt worden
binnen een bepaalde tijd nadat de motor
is gestart, gaan alle
waarschuwingslampjes uit.
qOpen-portier
waarschuwingsindikatie/
waarschuwingslampje
í
Type A
Type B
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
4-63íBepaalde modellen.
Page 229 of 657

qTCS OFF indikatielampje
Dit indikatielampje blijft gedurende
enkele seconden branden wanneer het
contact op ON gezet wordt.
Dit lampje gaat ook branden wanneer op
de TCS OFF schakelaar wordt gedrukt en
het TCS systeem wordt uitgeschakeld.
Zie de TCS OFF schakelaar op pagina
4-132.
Als het lampje blijft branden wanneer het
TCS systeem niet is uitgeschakeld, uw
auto naar een deskundige reparateur, bij
voorkeur een officiële Mazda reparateur
brengen. Er is mogelijk een defect in het
DSC systeem.
qAFS OFF indikatielampjeí
Wanneer het lampje brandt
Dit indikatielampje gaat kortstondig
branden wanneer het contact op ON gezet
wordt en gaat vervolgens uit.
Door het indrukken van de AFS OFF
schakelaar wordt de AFS functie
geannuleerd en gaat het indikatielampje
branden.
Wanneer het lampje knippert
Het indikatielampje knippert continu als
er een defect in het systeem is. Raadpleeg
een deskundige reparateur, bij voorkeur
een officiële Mazda reparateur.
OPMERKING
lOok als het AFS systeem als gevolg
van een defect buiten bedrijf is, kan
de normale koplampfunctie alsnog
gebruikt worden.
lAls er een storing is in de
automatische koplamprichtfunctie,
gaat het indikatielampje knipperen.
qIndikatielampje voor lage
motorkoelvloeistoftemperatuur
(Blauw)
Het lampje brandt continu wanneer de
motorkoelvloeistoftemperatuur laag is en
gaat uit nadat de motor warmgedraaid is.
Als het indikatielampje voor lage
motorkoelvloeistoftemperatuur blijft
branden nadat de motor voldoende is
opgewarmd, bestaat de kans dat de
temperatuursensor defect is. Raadpleeg
een deskundige reparateur, bij voorkeur
een officiële Mazda reparateur.
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
4-73íBepaalde modellen.
Page 249 of 657

Met automatische verlichtingsregeling
Schakelaarstand
Contactstand ON OFF ON OFF ON OFF ON OFF
Koplampen――
Automa-
tisch*1―――××
Dagverlichting
í×―Automa-
tisch*1―――――
Achterlichten
Positielampen
Kentekenplaatlampen――
Automa-
tisch*1―××××
Instrumentenpaneelverlichting――
Automa-
tisch―××××
×: Aan
―: Uit
*1 De koplampen en overige verlichting worden automatisch ingeschakeld afhankelijk van de helderheid van de
omgeving zoals afgetast door de sensor.
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars
4-93íBepaalde modellen.