display OPEL ANTARA 2015 Gebruikershandleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: OPEL, Model Year: 2015, Model line: ANTARA, Model: OPEL ANTARA 2015Pages: 231, PDF Size: 6.07 MB
Page 5 of 231
Inleiding3Uw autogegevensVoer hier de gegevens van de auto in
zodat ze gemakkelijk te vinden zijn.
Deze informatie is beschikbaar in de
hoofdstukken "Service en onder‐
houd" en "Technische gegevens",
alsmede op het typeplaatje.
Inleiding Uw auto is de intelligente combinatievan vernieuwende techniek, overtui‐
gende veiligheid, milieuvriendelijk‐
heid en zuinigheid.
In deze gebruikershandleiding vindt u alle informatie die u nodig hebt om uw
auto veilig en efficiënt te kunnen be‐
dienen.
Zorg ervoor dat uw passagiers ervan
op de hoogte zijn dat onjuist gebruik
van de auto een ongeval tot gevolg
kan hebben en dat er risico bestaat
voor persoonlijk letsel.
Houd u altijd aan de specifieke wet‐
geving van het land waarin u zich be‐
vindt. Deze wetgeving kan afwijken
van de informatie in deze gebruikers‐
handleiding.Wanneer wij u in deze gebruikers‐
handleiding adviseren de hulp van
een werkplaats in te roepen, raden wij uw Opel Service Partner aan.
Elke Opel Service Partner biedt u eer‐
steklas service tegen redelijke prij‐
zen. Ervaren, door Opel geschoolde specialisten werken volgens speciale
richtlijnen van Opel.
Houd het informatiepakket voor de
gebruiker altijd onder handbereik in
de auto.
Gebruik van deze
handleiding ■ Deze handleiding geeft een om‐ schrijving van alle voor dit model
beschikbare opties en functies.
Mogelijk zijn bepaalde
omschrijvingen, waaronder die voor display- en menufuncties, niet op uw auto van toepassing
wanneer er sprake is van een
modelvariant, afwijkende
landenspecificaties of speciale
uitrustingen of accessoires.
■ In het hoofdstuk "Kort en bondig" krijgt u een beknopt overzicht.■ De inhoudsopgave aan het beginvan de handleiding en in de afzon‐
derlijke paragrafen geeft aan waar
u de informatie die u zoekt kunt vin‐
den.
■ Met behulp van het trefwoordenre‐ gister kunt u specifieke informatie
zoeken.
■ In deze gebruikershandleiding wor‐
den linksgestuurde auto's getoond.De bediening van rechtsgestuurdeauto's is vergelijkbaar.
■ In de gebruikershandleiding wor‐ den motoraanduidingen van de fa‐
briek gebruikt. De bijbehorende
marktaanduidingen vindt u in de paragraaf "Technische gegevens".
■ Richtingaanduidingen in de be‐ schrijvingen, zoals links, rechts,
voor of achter moeten altijd met de
blik in de rijrichting worden gezien.
■ De displays van het voertuig onder‐
steunen mogelijkerwijs uw taal niet.
■ Displayteksten en opschriften in het
interieur zijn vet gedrukt.
Page 13 of 231
Kort en bondig11
1Zijdelingse luchtroosters ....124
2 Vaste uitstroomkanalen .....125
3 Grootlicht ............................ 111
Lichtsignaal ........................ 111
Richtingaanwijzers .............112
Omgevingsverlichting ......... 117
Parkeerlichten ....................114
Cruise control ....................... 95
4 Afstandsbediening op
stuurwiel ............................... 77
Tripcomputer ...................... 105
5 Claxon .................................. 78
6 Instrumenten ........................ 84
7 Voorruitwissers en
voorruitsproeiers,
koplampsproeiers ................. 78
Achterruitwisser en ach‐
terruitsproeier ....................... 808Info-Display .......................... 98
Check-Control, banden‐
spanningscontrolesysteem 185
Tripcomputer ...................... 105
9 Middelste luchtroosters ......124
10 Alarmknipperlichten ...........112
Parkeerhulp ........................ 148
Elektronische
stabiliteitsregeling ...............144
Systeem voor
gecontroleerde afdaling .....145
Status-LED voor diefstala‐ larmsysteem ......................... 26
Inklapbare buitenspiegels ....29
Eco-knop voor stop/start-
systeem ............................... 129
11 Infotainment-systeem ........... 10
12 Passagiersairbag .................5013Status-LED's voor
passagiersairbag voor .........52
Controlelamp
veiligheidsgordel
voorpassagier ......................44
14 Handschoenenkastje ...........60
15 Zekeringhouder ..................178
16 Verwarming en ventilatie ...119
17 Contactslot met stuurslot ...128
18 Gaspedaal ......................... 128
19 Bestuurdersairbag ...............50
20 Rempedaal ......................... 142
21 Koppelingspedaal ..............127
22 Stuurwiel instellen ................77
23 Motorkap ontgrendelen ......159
24 Munthouder .......................... 59
25 Kaarthouder ......................... 59
26 Lichtschakelaar ..................110
Automatisch dimlicht ..........110
Instrumentenverlichting ......115
Mistachterlicht ....................113
Page 79 of 231
Instrumenten en bedieningsorganen77Instrumenten en
bedieningsorganenBedieningsorganen ......................77
Waarschuwingslampen, meters
en controlelampen .......................84
Informatiedisplays ........................96
Boordinformatie ......................... 103
Tripcomputer .............................. 105Bedieningsorganen
Stuurwielverstelling
Hendel omlaagbewegen, stuurwiel
instellen, hendel omhoogbewegen en
vergrendelen.
Stuurwiel uitsluitend bij stilstaande
auto en ontgrendeld stuurslot verstel‐ len.
Stuurbedieningsknoppen
U kunt het Infotainmentsysteem en
een gekoppelde mobiele telefoon be‐
dienen met de knoppen op het stuur‐ wiel.
Nadere informatie vindt u in de ge‐
bruiksinstructie van het "Infotain‐
ment"-systeem.
Page 82 of 231
80Instrumenten en bedieningsorganen
Bij een te laag sproeiervloeistofpeil
brandt controlelampje G op de in‐
strumentengroep.
Door de ruitenwisser
geactiveerde verlichting
Wanneer de lichtschakelaar in de
AUTO -stand staat en de ruitenwisser
8 slagen of meer maken, lichten de
buitenverlichting automatisch op.
Wis-/wasinstallatie
achterruitAchterruitenwisser met hendel acti‐
veren:Hendel van u af duwen=wisser aanHendel naar u
toe trekken=wisser uit
Knop aan uiteinde van hefboom inge‐
drukt houden om achterruitenwisser
te activeren. Het systeem spuit
sproeiervloeistof op de achteruit en
bij het loslaten van de knop maakt de wisser een paar slagen.
Niet inschakelen wanneer de voorruit bevroren is.
Uitschakelen in wasstraten.
Buitentemperatuur
Een dalende temperatuur wordt on‐
middellijk aangeduid, een stijgende
temperatuur met enige vertraging.
Daalt de buitentemperatuur tot 3 °C,
dan verschijnt als waarschuwing voor
ijzel het symbool : op
Board-Info-Display . Bij het stijgen van
de buitentemperatuur dooft het sym‐
bool : pas vanaf 5 °C.
Page 83 of 231
Instrumenten en bedieningsorganen81
Bij auto’s met Graphic-Info-Display of
Colour-Info-Display verschijnt als
waarschuwing voor ijzel een bericht
op het display. Onder –5 °C verschijnt er geen melding.
9 Waarschuwing
Ook bij een aanduiding van enkele
graden boven 0 °C kan het weg‐
dek al beijzeld zijn.
Klok
Datum en tijd worden op het
Info-Display weergegeven.
Board-Info-Display 3 96.
Graphic-Info-Display,
Colour-Info-Display 3 98.
Page 84 of 231
82Instrumenten en bedieningsorganen
Automatische tijdsynchronisatie
Board-Info-Display
Het RDS-signaal (Radio Data Sys‐
tem) van de meeste FM-zenders stelt de tijd automatisch in, te herkennen
aan } op het display.
Sommige RDS-zenders zenden geen
correct tijdsignaal uit. In dergelijke ge‐
vallen de automatische tijdsynchroni‐ satie uitschakelen en de tijd handma‐
tig instellen.
Automatische tijdsynchronisatie
deactiveren ( Clock Sync.Off ) of acti‐
veren ( Clock Sync.On ) met de pijltjes‐
toetsen op het "Infotainment"-sys‐
teem.
Voor handmatig instellen van datum
en tijd, menuoptie voor tijd- en datum‐
instellingen uit het menu Instellingen
selecteren en naar keuze instellen.
De in te stellen waarde wordt met pij‐ len gemarkeerd. Gewenste instelling
verrichten met de pijltjestoetsen. De
instelling wordt bij verlaten van de
menukeuzemogelijkheid overgeno‐
men.
Om de tijd met RDS gelijk te stellen in
het, de menuoptie uit het menu
Instellingen selecteren en naar keuze
instellen.
Board-Info-Display 3 96.Graphic-Info-Display, Colour-Info-
Display
Bij het navigatiesysteem worden da‐
tum en tijd bij ontvangst van een
GPS-satellietsignaal automatisch in‐
gesteld. Als de weergegeven tijd en
de plaatselijke tijd niet overeenko‐
men, kan de eerste via een RDS-tijds‐ ignaal handmatig of automatisch wor‐
den aangepast.
Sommige RDS-zenders zenden geen
correct tijdsignaal uit. In dergelijke ge‐ vallen de automatische tijdsynchroni‐
satie uitschakelen en de tijd handma‐
tig instellen.
Page 85 of 231
Instrumenten en bedieningsorganen83
Voor handmatig instellen van datum
en tijd, menuoptie Tijd, Datum van het
menu Instellingen selecteren. Nu ver‐
schijnt het menu. De vereiste menu-
items selecteren en de gewenste in‐
stelling kiezen.
Voor het gelijkstellen van de tijd met
RDS: menu-item Autom. tijdsynchro‐
nisatie in het menu Tijd, Datum se‐
lecteren. Het vakje vóór Autom. tijds‐
ynchronisatie wordt aangevinkt.
Graphic-Info-Display,
Colour-Info-Display 3 98.
Elektrische aansluitingen De aansluiting is geschikt voor hetaansluiten van elektrische accessoi‐
res.
Er zitten 12 V-aansluitingen onder de
bekerhouder in de middenconsole
voor, in de middenconsole achter en
rechts in de bagageruimte.
De dop bij gebruik van de aansluiting verwijderen en terugplaatsen als
deze niet wordt gebruikt.
Het maximaal opgenomen vermogen mag niet meer bedragen dan
120 watt.
Werkt wanneer het contactslot in
stand ACC of ON staat. Bij gebruik
van de aansluitingen voor accessoi‐
res terwijl de motor niet loopt, raakt de
accu ontladen. De 12 V-aansluitingen
worden ook gedeactiveerd wanneer
de accuspanning te laag is.
Aangesloten elektrische accessoires moeten wat betreft de elektromagne‐
tische compatibiliteit voldoen aan de
DIN-norm VDE 40 839.Voorzichtig
Geen accessoires aansluiten die
stroom leveren, zoals bijv. laad‐
toestellen of accu's.
Aansluitbus niet beschadigen
door het gebruik van ongeschikte stekkers.
Stop/Start-systeem 3 129.
Page 86 of 231
84Instrumenten en bedieningsorganenWaarschuwingslam‐
pen, meters en controlelampen
Instrumentengroep
Bij sommige uitvoeringen draaien de naalden van de instrumenten even tot tegen de eindaanslag wanneer deontsteking wordt ingeschakeld.
Snelheidsmeter
Aanduiding van de rijsnelheid.
Kilometerteller
Het display van de kilometerteller zit
midden in de instrumentengroep.
Op de onderste regel staat de afge‐
legde afstand in kilometer.
Dagteller
Op de bovenste regel ziet u de afge‐
legde weg sinds de laatste reset.
Er zijn twee gescheiden werkende
dagtellers. Een keer op de dagteller‐
knop drukken om tussen Trip A en
Trip B om te schakelen.
Terugzetten door een van de beide
knoppen van de dagteller met inge‐
schakeld contact ingedrukt te hou‐
den.
Toerenteller
Geeft het motortoerental aan.
In elke versnelling zo veel mogelijk met een laag toerental rijden.
Page 87 of 231
Instrumenten en bedieningsorganen85Voorzichtig
Als de naald in het rode gebied
komt, betekent dit dat het maxi‐
maal toegestane toerental wordt
overschreden. Gevaar voor de
motor.
Brandstofmeter
Geeft het brandstofpeil in de tank
aan.
Bij een te laag brandstofpeil brandt
controlelamp Y. Onmiddellijk bijtan‐
ken 3 151.
Tank nooit leegrijden. Onregelmatige
brandstoftoevoer kan tot oververhit‐
ting van de katalysator leiden 3 134.
Dieselmotoren: Als de tank is leegge‐
reden, het brandstofsysteem ontluch‐
ten 3 166.
Door brandstofresten in de tank kan
de hoeveelheid brandstof die kan
worden bijgetankt kleiner zijn dan de
gespecificeerde tankinhoud 3 216.
Service-display
Het controlesysteem van de oliekwa‐
liteit laat u weten wanneer de motor‐
olie en het oliefilter moeten worden
vervangen. Afhankelijk van de rijom‐
standigheden, kan het aangegeven vervangingsinterval van de motorolie
en het oliefilter aanzienlijk variëren.
Motorolie verversen 3 93.
Service-informatie 3 204.Versnellingsbakdisplay
Toont de modus of geselecteerde
versnelling bij automatische versnel‐
lingsbak.
P=parkeerstandR=achteruitversnellingN=neutrale standD=rijstand (automatische modus)1-6=geselecteerde versnelling in
handgeschakelde modus
Page 94 of 231
92Instrumenten en bedieningsorganen
Wanneer het contact is ingeschakeld:t brandt kort. Werkplaats raadplegen
als het niet oplicht.
Brandt na het handmatig uitschake‐
len van ESC met knop t op de mid‐
denconsole.
Elektronische stabiliteitsregeling
3 144.
Koelvloeistoftemperatuur W brandt rood.
Na het starten van de motor licht W
kort op. Werkplaats raadplegen als het niet oplicht.
Brandt bij een draaiende motorStop de auto en schakel de motor uit.Voorzichtig
Koelvloeistoftemperatuur is te
hoog.
Koelvloeistofpeil controleren 3 160.
Werkplaats raadplegen als er vol‐
doende koelvloeistof is.
Voorverwarming
! brandt geel.
Voorverwarming is geactiveerd.
Wordt alleen bij lage buitentempera‐
turen ingeschakeld.
Zo spoedig mogelijk hulp van een
werkplaats inroepen als het onder‐
weg gaat branden of als de motor niet
kan worden gestart.
Motor starten 3 128.
Roetfilter
% brandt of knippert geel.
Het dieselpartikelfilter moet gerege‐
nereerd worden.
Blijven rijden totdat % dooft.
Brandt onderweg Controlelamp % licht op en er klinkt
een geluidssignaal wanneer het roet‐ filter vol is. Start het reinigingsproces
zo spoedig mogelijk.Knippert onderweg
Controlelamp % knippert wanneer
het maximale vulniveau van het filter wordt bereikt. Start het reinigingspro‐
ces onmiddellijk om schade aan de
motor te voorkomen. Er klinkt om de
3 minuten een geluidssignaal totdat
het systeem gereinigd is.
Roetfilter 3 133, Stop-startsysteem
3 129.
Bandenspanningscontro‐
lesysteem
w brandt of knippert geel.
Brandt
Banden verliezen spanning. Meteen
stoppen en bandenspanning contro‐
leren.
Er verschijnt ook een bijbehorend be‐
richt op het Info-Display 3 96.
Knippert
Storing in het systeem of montage
van een wiel zonder druksensor
(bijv. reservewiel). Na ongeveer