OPEL ANTARA 2016.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2016.5, Model line: ANTARA, Model: OPEL ANTARA 2016.5Pages: 231, PDF Size: 6.11 MB
Page 11 of 231
Kort en bondig9SpiegelverstellingBinnenspiegel
U verstelt de spiegel door het spie‐
gelhuis in de gewenste richting te ver‐
plaatsen.
Binnenspiegel 3 29, automatisch
dimmende binnenspiegel 3 30.
Buitenspiegels
Desbetreffende buitenspiegel selec‐
teren en verstellen.
Bolle buitenspiegels 3 28, elektri‐
sche verstelling 3 28, inklapbare
buitenspiegels 3 28, verwarmde
buitenspiegels 3 29.
Stuurwiel instellen
Hendel omlaagbewegen, stuurwiel
instellen, hendel omhoogbewegen en
vergrendelen.
Stuurwiel uitsluitend bij stilstaande
auto en ontgrendeld stuurslot verstel‐ len.
Airbagsysteem 3 45, contactslot‐
standen 3 127.
Page 12 of 231
10Kort en bondigOverzicht instrumentenpaneel
Page 13 of 231
Kort en bondig111Zijdelingse luchtroosters ....122
2 Vaste uitstroomkanalen .....122
3 Grootlicht ............................ 108
Lichtsignaal ........................ 108
Richtingaanwijzers .............110
Omgevingsverlichting ......... 114
Parkeerlichten ....................111
Cruise control ....................... 92
4 Afstandsbediening op
stuurwiel ............................... 74
Tripcomputer ...................... 102
5 Claxon .................................. 74
6 Instrumenten ........................ 80
Driver Information Center ...... 93
7 Voorruitwissers en
voorruitsproeiers,
koplampsproeiers ................. 75
Achterruitwisser en ach‐
terruitsproeier ....................... 768Info-Display .......................... 96
Check-Control, banden‐
spanningscontrolesysteem 187
Tripcomputer ...................... 102
9 Middelste luchtroosters ......122
10 Alarmknipperlichten ...........109
Parkeerhulp ........................ 151
Elektronische
stabiliteitsregeling ...............147
Systeem voor
gecontroleerde afdaling .....148
Status-LED voor diefstala‐
larmsysteem ......................... 25
Inklapbare buitenspiegels ....28
Zuinige stand ...................... 124
11 Infotainment-systeem ........... 10
12 Passagiersairbag .................48
13 Status-LED's voor
passagiersairbag voor .........50
Controlelamp
veiligheidsgordel
voorpassagier ......................43
14 Handschoenenkastje ...........5815Zekeringhouder ..................180
16 Verwarming en ventilatie ...116
17 Contactslot met stuurslot ...127
18 Gaspedaal ......................... 126
19 Bestuurdersairbag ...............48
20 Rempedaal ......................... 144
21 Koppelingspedaal ..............125
22 Stuurwiel instellen ................74
23 Motorkap ontgrendelen ......161
24 Munthouder .......................... 57
25 Kaarthouder ......................... 57
26 Lichtschakelaar ..................107
Automatisch dimlicht ..........108
Instrumentenverlichting ......112
Mistachterlicht ....................111
Mistlampen ......................... 110
Koplampverstelling ............108
Page 14 of 231
12Kort en bondigRijverlichting
Lichtschakelaar draaien:
AUTO:Automatische verlichting:
De koplampen worden au‐
tomatisch in- en uitgescha‐
keld, afhankelijk van het om‐
gevingslicht7:Uit (of deactivering van de
automatische verlichting)8:Zijmarkeringslichten9:Dimlicht of grootlicht
Toets indrukken:
>:Mistlampenø:Mistachterlicht
Verlichting 3 107.
Lichtsignaal, grootlicht en dimlichtLichtsignaal:Hendel naar u toe
trekkenGrootlicht:Hendel van u af
duwenDimlicht:Hefboom naar
achteren naar
stuurwiel trekken
Automatische verlichting 3 108,
grootlicht 3 108, lichtsignaal 3 108.
RichtingaanwijzersRechts:Hendel omhoogLinks:Hendel omlaag
Richtingaanwijzers 3 110, parkeer‐
lichten 3 111.
Page 15 of 231
Kort en bondig13Alarmknipperlichten
Om in te schakelen ¨ indrukken.
Alarmknipperlichten 3 109.
Claxon
j indrukken.
Wis-/wasinstallatie
Voorruitwissers&:snel%:langzaam$:intervalschakeling of automa‐
tisch wissen met regensensor§:uit
Hendel omlaag duwen om wissers
één slag te laten maken wanneer de
voorruitwisser uitgeschakeld is.
Voorruitwisser 3 75, wisserblad
vervangen 3 169.
Page 16 of 231
14Kort en bondigVoorruit- en koplampsproeiers
Hendel naar u toe trekken.
Voorruitsproeiers en koplampsproei‐
ers 3 75, sproeiervloeistof 3 164.
Achterruitwisser en
achterruitsproeierWissers aan:Hendel van u af
duwenWissers uit:Hendel naar u toe
trekkenWassen:Toets ingedrukt
houden
Achteruitwisser en achteruitsproeier
3 76, wisserblad vervangen 3 169,
sproeiervloeistof 3 164.
Klimaatregeling
Verwarmbare achterruit,
verwarmbare buitenspiegels
Ü indrukken om de verwarming in te
schakelen.
Verwarmbare achterruit 3 32, Ver‐
warmbare buitenspiegels 3 29.
Page 17 of 231
Kort en bondig15Ruiten ontwasemen en ontdooien
Luchtverdeling op V (of l).
De koeling A/C (of n) en de luchtre‐
circulatie 4 worden automatisch in‐
geschakeld voor beter ontdooien (in
auto's met elektronische klimaatrege‐
ling wordt de luchtrecirculatie 4 au‐
tomatisch uitgeschakeld).
Temperatuur op hoogste stand zet‐
ten.
Luchtdebiet op hoogste stand zetten.
Verwarming achterruit Ü inschake‐
len.
De middelste ventilatieopeningen sluiten, de zijdelingse ventilatieope‐
ningen openen en op de zijruiten rich‐ ten.
Klimaatregelsysteem 3 116.Versnellingsbak
Handgeschakelde
versnellingsbak
Achteruit: vanuit stilstand de koppe‐
ling intrappen en 3 seconden wach‐
ten alvorens de achteruitrijversnelling in te schakelen.
Kan de versnelling niet worden inge‐
schakeld, dan koppeling in de neu‐
trale stand laten opkomen, koppeling
weer intrappen en nogmaals schake‐
len.
Handgeschakelde versnellingsbak 3 141.
Page 18 of 231
16Kort en bondigAutomatische versnellingsbakP:parkeerstandR:achteruitversnellingN:neutrale standD:rijstand
Handmatige modus: duw de keuze‐
hendel vanuit D naar links.
<:hogere versnelling]:lagere versnelling
U kunt de keuzehendel uit P zetten
wanneer de ontsteking is ingescha‐
keld en u het rempedaal intrapt. Om
P of R in te schakelen, drukt u de ont‐
grendelingsknop in.
Automatische versnellingsbak
3 137.Voordat u wegrijdt
Voor het wegrijden controleren ● Bandenspanning en - staat 3 186, 3 217.
● Motoroliepeil en vloeistofniveaus 3 162.
● Ruiten, spiegels, rijverlichting en kentekenplaat: vrij van vuil,
sneeuw of ijs en gebruiksklaar.
● Juiste positie van spiegels, stoe‐ len en veiligheidsgordels 3 28,
3 35, 3 43.
● Werking van remsysteem (bij lage snelheid), vooral bij vochtige
remmen.
Page 19 of 231
Kort en bondig17Motor starten
● sleutel naar stand ACC draaien
● verdraai het stuurwiel een beetje,
zodat het stuurslot vrijkomt
● handgeschakelde versnellings‐ bak in neutrale stand
● trap het koppelings- en rempe‐ daal in
● automatische versnellingsbak in P of N
● geef geen gas
● dieselmotoren: draai de sleutel naar ON voor het voorgloeien en
wacht tot controlelamp ! dooft
● sleutel kort op START zetten en
loslaten
Motor starten 3 127.Stop/Start-systeem
Als de auto langzaam rijdt of stilstaat
en aan bepaalde voorwaarden is vol‐ daan, activeer dan een Autostop
zoals hieronder beschreven:
● Bedien het koppelingspedaal
● Zet de keuzehendel in N
● Laat het koppelingspedaal los
Een Autostop wordt aangegeven
door de naald op de AUTOSTOP-po‐
sitie in de toerenteller.
Om de motor te herstarten, moet u het koppelingspedaal opnieuw bedienen.
Stop/Start-systeem 3 128.
Page 20 of 231
18Kort en bondigParkeren9Waarschuwing
● De auto niet op een licht ont‐
vlambare ondergrond parke‐
ren. De ondergrond kan door
de hoge temperatuur van het
uitlaatgassysteem mogelijk
vlam vatten.
● Trek altijd de elektrische hand‐ rem aan.
Schakelaar m naar u toe trek‐
ken.
De elektrische handrem is aan‐
getrokken wanneer controle‐ lamp m oplicht 3 87.
Voor de maximale kracht, bijv.
bij het parkeren met een aan‐
hanger of op een helling, trekt
u m tweemaal aan de schake‐
laar.
● Zet de motor af.
● Als de auto vlak of op een op‐ lopende helling staat, dan vóór
het verwijderen van de contact‐ sleutel de eerste versnelling in‐
schakelen of de keuzehendel in stand P zetten. Op een oplo‐
pende helling bovendien de
voorwielen van de stoeprand
wegdraaien.
Als de auto op een aflopende
helling staat, dan vóór het ver‐
wijderen van de contactsleutel
de achteruitversnelling inscha‐
kelen of de keuzehendel in
stand P zetten. Bovendien de
voorwielen naar de stoeprand toedraaien.
● Sluit de ramen en het zonne‐ dak.
● Draai de contactsleutel in de stand LOCK, druk de sleutel in
het contactslot en trek deze er‐ uit.
Bij auto's met automatische
versnellingsbak trapt u het rem‐ pedaal in en schakelt u naar P
voordat u de sleutel in het con‐ tactslot duwt en eruit trekt.
Stuurwiel verdraaien totdat het
stuurslot merkbaar vergrendelt.● Vergrendel de auto met p op de
handzender 3 21.
● Activeer het alarmsysteem 3 25.
● Koelventilatoren kunnen ook na het afzetten van de motor in wer‐
king treden 3 161.
● Na een rit waarbij met hoge mo‐ tortoerentallen of met hoge mo‐
torbelasting werd gereden, de
motor vóór het afzetten gedu‐
rende een korte tijd met lage be‐
lasting laten draaien of gedu‐
rende ongeveer 1 of 2 minuten
stationair laten lopen om de tur‐
bolader te beschermen.
Sleutels, sloten 3 19, auto een lan‐
gere tijd stilzetten 3 160.