OPEL ASTRA J 2014.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2014.5, Model line: ASTRA J, Model: OPEL ASTRA J 2014.5Pages: 335, PDF Size: 10.16 MB
Page 131 of 335

Instrumenten en bedieningsorganen129
aangeduid als een van de grootste
verbruikers, zonder dat de bestuur‐
der deze heeft geactiveerd.
■ Zuinig rijden : Weergave van de ont‐
wikkeling van het gemiddelde
brandstofverbruik over een afstand
van 50 km. Gevulde segmenten ge‐
ven het verbruik weer in stappen
van 5 km en laten het effect van de
omgeving of het rijgedrag op het
brandstofverbruik zien.
Menu prestaties
Druk op de knop MENU om de Menu
prestaties te selecteren, of selecteer
C op het Uplevel-Combi-display.
Draai aan het stelwiel om een sub‐
menu te kiezen. Druk ter bevestiging op de toets SET/CLR.
Submenu's zijn: ■ Acceleratie : Weergave van de hui‐
dige acceleratie in alle richtingen.
■ Rondetijd : Weergave van rondetij‐
den, topsnelheid, gemiddelde snel‐
heid en gemiddelde tijd. Volg de in‐
structies in het submenu.
■ Koelvl.temp. : Weergave van koel‐
vloeistoftemperatuur.
■ Accusp. : Weergave van accuspan‐
ning.
Graphic-Info-Display,
Color-Info-Display
Afhankelijk van de voertuigconfigura‐
tie heeft het voertuig een
Graphic- of een Colour-Info-Display. Het Info-Display bevindt zich in het in‐
strumentenpaneel boven het infotain‐
ment-systeem.
Graphic-Info-Display
Page 132 of 335

130Instrumenten en bedieningsorganen
Afhankelijk van het infotainmentsys‐
teem is het Graphic-Info-Display in
twee versies leverbaar.
Graphic-Info-Display geeft aan:
■ tijd 3 110
■ buitentemperatuur 3 109
■ datum 3 110
■ Infotainmentsysteem, zie beschrij‐ ving in de handleiding van het Info‐
tainmentsysteem
■ persoonlijke instellingen 3 138
Colour-Info-Display
Het Colour-Info-Display geeft in kleur
weer:
■ tijd 3 110
■ buitentemperatuur 3 109
■ datum 3 110
■ Infotainmentsysteem, zie beschrij‐ ving in de handleiding van het Info‐
tainmentsysteem
■ navigatie, zie beschrijving in de handleiding van het Infotainment‐
systeem
■ systeeminstellingen
■ boordinformatie 3 132
■ persoonlijke instellingen 3 138
De getoonde informatie en de weer‐
gave ervan hangen af van de uitvoe‐
ring van de auto en de geselecteerde
instellingen.
Menu's en instellingen
selecteren
Via het display krijgt u toegang tot de menu's en instellingen.
Page 133 of 335

Instrumenten en bedieningsorganen131
U maakt uw selecties via:■ de menu's
■ de functietoetsen en de multifuncti‐
onele toets van het infotainment- systeem
Selecteren met het infotainment-
systeem
Selecteer een functie via de knoppen
van het infotainment-systeem. Het menu van de geselecteerde functie
wordt weergegeven.
U gebruikt de multifunctionele toets
voor het selecteren en bevestigen
van een item.
Multifunctionele knop
De multifunctionele toets is het cen‐
trale bedieningselement voor de me‐
nu's:
Draaien ■ Voor het markeren van een menu‐ optie
■ Voor het instellen van een nume‐ rieke waarde of het weergeven vaneen menuoptie
Drukken (op de buitenste ring) ■ Voor het selecteren of activeren van de gemarkeerde optie
■ Voor het bevestigen van de inge‐ stelde waarde
■ Voor het in-/uitschakelen van een systeemfunctie
BACK -knop
Druk op de toets om: ■ een menu te verlaten zonder de in‐
stellingen te wijzigen
■ vanuit een submenu naar een ho‐ ger menuniveau terug te keren
■ het laatste teken van een teken‐ reeks te wissenDruk op de knop en houd deze enkele
seconden vast om de gehele invoer
te wissen.
Persoonlijke instellingen 3 138.
Opgeslagen instellingen 3 25.
Regeleenheid smartphone
Via de regeleenheid smartphone hebt u via een smartphone toegang tot
boordgegevens via WLAN of een
Bluetooth-verbinding. Daarna kunt u
deze gegevens op de smartphone
weergeven en analyseren.
Page 134 of 335

132Instrumenten en bedieningsorganenBoordinformatieBerichten worden voornamelijk weer‐
gegeven op het Driver Information
Centre (DIC); in sommige gevallen
samen met een waarschuwingszoe‐
mer.
Druk op de knop SET/CLR, de knop
MENU of draai aan het stelwieltje om
een bericht te bevestigen.
Boordinformatie op
Midlevel-display
De boordinformatie verschijnt in de
vorm van cijfercodes.
Nr.Boordinformatie2Geen handzender herkend,
koppeling intrappen om
opnieuw te starten3Koelvloeistofpeil te laag4Airconditioning UIT5Stuurwiel is geblokkeerdNr.Boordinformatie6Trap de rem in om de elektri‐
sche handrem los te zetten7Draai aan het stuurwiel, schakel
de ontsteking uit en weer in9Draai aan het stuurwiel, start de motor opnieuw12Auto overbeladen13Compressor oververhit15Derde remlicht defect16Remlicht defect17Koplampverstelling defect18Linker dimlicht defect19Mistachterlicht defect20Rechter dimlicht defect21Zijmarkeringslicht links defect22Zijmarkeringslicht rechts defect23Achteruitrijlicht defect24Kentekenverlichting defect25Richtingaanwijzer linksvoor
defect
Page 135 of 335

Instrumenten en bedieningsorganen133
Nr.Boordinformatie26Richtingaanwijzer linksachter
defect27Richtingaanwijzer rechtsvoor
defect28Richtingaanwijzer rechtsachter
defect29Controleer remlicht aanhanger30Controleer achteruitrijlicht
aanhanger31Controleer linker richtingaan‐
wijzer aanhanger32Controleer rechter richtingaan‐
wijzer aanhanger33Controleer mistachterlicht
aanhanger34Controleer achterlicht
aanhanger35Vervang batterij in handzender48Reinig blindehoekdetectiesys‐
teem49Lane Departure Warning werkt
nietNr.Boordinformatie53Draai tankdop vast54Water in dieselbrandstoffilter55De roetfilter is vol 3 17456Ongelijke bandenspanning op
vooras57Ongelijke bandenspanning op
achteras58Banden zonder TPMS-
sensoren herkend59Open en sluit portierruit
bestuurder60Open en sluit portierruit voor‐
passagier61Open en sluit portierruit links‐
achter62Open en sluit portierruit rechts‐
achter65Poging tot diefstal66Service diefstalalarmsysteem67Service stuurslot68Service stuurbekrachtigingNr.Boordinformatie69Service wielophanging70Service niveauregeling71Service achteras74Service AFL75Service airconditioning76Service blindehoekdetectiesys‐
teem77Service Lane Departure
Warning79Vul motorolie bij81Service versnellingsbak82Vervang motorolie binnenkort83Service adaptieve cruise
control84Motorvermogen verminderd89Onderhoud spoedig94Schakel in parkeerstand
voordat u de auto verlaat95Service airbag128Motorkap open
Page 136 of 335

134Instrumenten en bedieningsorganen
Nr.Boordinformatie134Storing parkeerhulp, reinig
bumper136Service parkeerhulp145Controleer het sproeiervloei‐
stofpeil174Accu bijna leeg258Parkeerhulp uit
Boordinformatie op het Uplevel-
display of Uplevel-Combi-
display
De boordinformatie verschijnt in de
vorm van teksten. Volg de instructies
van deze teksten.
Het display toont teksten over de vol‐
gende onderwerpen:
■ Vloeistofniveaus
■ Diefstalalarmsysteem
■ Remmen
■ Rijsystemen
■ Elektronische hulpsystemen bij het rijden
■ Cruise control
■ Detectiesystemen
■ Verlichting, gloeilampen vervangen
■ Wis-/wasinstallatie
■ Portieren, ruiten
■ Handzender
■ Veiligheidsgordels
■ Airbagsystemen
■ Motor en versnellingsbak ■ Bandenspanning
■ Dieselpartikelfilter
■ AccustatusBoordinformatie op het Colour-
Info-Display
Sommige belangrijke meldingen ver‐
schijnen tevens op het
Colour-Info-Display. Druk op de mul‐
tifunctionele toets om een boodschap te bevestigen. Sommige meldingen
verschijnen slechts gedurende en‐
kele seconden als popup.
Geluidssignalen Bij het starten van de motor oftijdens het rijden Er klinkt slechts één geluidssignaal
tegelijk.
Het geluidssignaal voor niet gedra‐
gen veiligheidsgordels geniet de pri‐
oriteit boven alle andere geluidssig‐
nalen.
■ Wanneer de veiligheidsgordel niet wordt gedragen.
■ Wanneer bij het wegrijden een van de portieren of de achterklep niet
goed gesloten is.
Page 137 of 335

Instrumenten en bedieningsorganen135
■ Wanneer u met aangetrokkenhandrem een bepaalde snelheid
overschrijdt.
■ Wanneer u een geprogrammeerde snelheid overschrijdt.
■ Er verschijnt een waarschuwings‐ tekst of waarschuwingscode op het
Driver Information Centre.
■ Wanneer de parkeerhulp een ob‐ stakel herkent.
■ Bij een onbedoelde rijstrookwissel.
■ Na het inschakelen van de achter‐ uitversnelling en het uittrekken van
het draagsysteem achterzijde.
■ Als het roetfilter de maximale ver‐ zadigingsgraad bereikt.
Bij het parkeren van de auto en/ of het openen van hetbestuurdersportier ■ Als de contactsleutel nog in het contactslot steekt.
■ Bij ingeschakelde rijverlichting.Tijdens een Autostop ■ Als het bestuurdersportier geopend
is.
Batterijspanning
Wanneer de accuspanning laag is,
verschijnt er een waarschuwingsbe‐
richt of waarschuwings code 174 op
het Driver Information Center.
1. Schakel onmiddellijk alle elektri‐ sche verbruikers uit die niet nodigzijn voor een veilige rit, bijv. de
stoelverwarming, achterruitver‐
warming of andere hoofdverbrui‐
kers.
2. Laad de accu op door een tijdje te
rijden of door een oplaadapparaat
te gebruiken.
Het waarschuwingsbericht of de
waarschuwingscode verdwijnen na‐
dat de motor twee keer na elkaar is
gestart zonder een spanningsval.
Als de accu niet kan worden opgela‐
den, moet u de oorzaak van de sto‐
ring in een werkplaats laten verhel‐
pen.Tripcomputer
U selecteert de menu's en functies
met de toetsen op de richtingaanwij‐ zerhendel 3 125.
Druk op MENU om de
Informatiemenu dagteller/brandst. te
selecteren, of selecteer W op het
Uplevel-Combi-display.
Page 138 of 335

136Instrumenten en bedieningsorganen
Informatiemenu dagteller/brandst. op
Uplevel-display
Draai aan het stelwiel om één van de
submenu's te kiezen:
■ Dagteller 1
■ Dagteller 2
■ Actieradius
■ Gemiddeld verbruik
■ Momentaan verbruik
■ Gemiddelde snelheid
■ Digitale snelheid
■ Verkeersbordherkenning
■ Routebegeleiding
Informatiemenu dagteller/brandst. op
Uplevel-Combi-display
Draai aan het stelwiel om de subme‐
nu's te kiezen:■ Dagteller 1
■ Gemiddeld verbruik 1
■ Gemiddelde snelheid 1
■ Dagteller 2
■ Gemiddeld verbruik 2
■ Gemiddelde snelheid 2
Page 139 of 335

Instrumenten en bedieningsorganen137
■ Digitale snelheid
■ Actieradius
■ Momentaan verbruik
■ Routebegeleiding
Dagteller 1 en 2
De informatie van twee dagtellers kan
door het indrukken van de toets
SET/CLR apart worden gereset voor
kilometerteller, gemiddeld verbruik en gemiddelde snelheid, waardoor het
mogelijk is om verschillende tripinfor‐ matie voor verschillende bestuurders
weer te geven.Dagteller
De dagteller geeft de afgelegde af‐
stand vanaf een bepaalde reset weer.
De dagteller telt tot een afstand van
2000 km en start dan weer op 0.
Voor het resetten drukt u de toets
SET/CLR enkele seconden in.
Actieradius De actieradius wordt op basis van de
aanwezige tankinhoud en het mo‐
mentane verbruik berekend. Op het display verschijnen gemiddelde
waarden.
Na het tanken wordt de nieuwe actie‐ radius na korte tijd automatisch bijge‐
werkt.
Wanneer het brandstofpeil in de tank
laag is, verschijnt er bij auto’s met een Uplevel- of Uplevel-Combi-display
een bericht.
Wanneer de tank onmiddellijk moet
worden bijgevuld, verschijnt er een
waarschuwingscode of waarschu‐
wingsbericht bij auto’s met een Mid‐
level-, Uplevel- en Uplevel-Combi-
display.
Bovendien gaat de controlelamp i
in de brandstofmeter branden of knip‐
peren 3 123.
Gemiddeld verbruik
Weergave van het gemiddelde ver‐
bruik. De meting kan altijd opnieuw
worden ingesteld en begint met een
standaardwaarde.
Voor het resetten drukt u de toets SET/CLR enkele seconden in.
Momentaan verbruik
Weergave van het actuele verbruik.
Page 140 of 335

138Instrumenten en bedieningsorganen
Gemiddelde snelheid
Weergave van de gemiddelde snel‐
heid. De meting kan op elk moment
opnieuw worden gestart.
Voor het resetten drukt u de toets
SET/CLR enkele seconden in.
Digitale snelheid
Digitale weergave van de huidige
snelheid.
Verkeersbordherkenning
Toont waargenomen verkeersborden
tijdens het huidige traject 3 214.
Routebegeleiding
Naast de navigatie-informatie op het
Color-Info-Display wordt routebege‐
leiding op het Driver Information Cen‐
ter weergegeven.Persoonlijke
instellingen
U kunt het gedrag van de auto op uw wensen afstemmen door de instellin‐
gen in het Info-display te veranderen.
Sommige persoonlijke instellingen
kunnen voor verschillende bestuur‐
ders in elke autosleutel afzonderlijk
worden opgeslagen. Opgeslagen in‐
stellingen 3 25.
Afhankelijk van het uitrustingsniveau
en de specifieke regelgeving in uw
land, zijn sommige van de hieronder
beschreven functies eventueel niet
aanwezig.
Sommige functies worden alleen weergegeven of zijn alleen actief bij een draaiende motor.
Persoonlijke instellingen in hetGraphic-Info-Display
CD 300/CD 400/CD400plus
Druk op de knop CONFIG. Nu ver‐
schijnt het menu Instellingen.