OPEL CORSA F 2020 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2020, Model line: CORSA F, Model: OPEL CORSA F 2020Pages: 237, PDF Size: 20.49 MB
Page 51 of 237

Opbergen49In de middenconsole zit een opberg‐
ruimte.Bagageruimte
De rugleuning van de achterbankbestaat uit een 2/3 en een 1/3 deel.Beide delen kunnen apart worden
neergeklapt om de bagageruimte te
vergroten.
Voer zo nodig onderstaande stappen
uit voordat u de achterbank neerklapt:
● Verplaats zo nodig de voorstoe‐ len naar voren.
● Bagagerolhoes bagageruimte verwijderen 3 50.
● Duw de hoofdsteunen omlaag door de pal in te drukken en inge‐drukt te houden 3 26.
Achterste rugleuningen neer-/
opklappen
● Controleer of de veiligheidsgor‐ dels niet in de gordelsloten zitten,zodat de rugleuningen kunnen
worden verplaatst.
● Trek aan één kant of beide buitenste kanten aan de ontgren‐delingshendel en klap de rugleu‐
ningen neer op de zitting.
● U klapt de rugleuningen weer omhoog door deze zo ver
rechtop te zetten dat ze hoorbaar vastklikken. Zorg dat de gordelsgoed zitten en blijf uit de buurt
van de opklapzone.
Page 52 of 237

50Opbergen
De rugleuningen zijn goed
vergrendeld wanneer de rode
merktekens dicht bij de ontgren‐
delingshendels niet meer zicht‐
baar zijn.
9 Waarschuwing
Bij opklappen moet u zich ervan
verzekeren dat de rugleuningen
stevig op hun plaats vergrendeld
zijn alvorens te gaan rijden. Het
nalaten hiervan kan lichamelijk
letsel of schade aan de bagage of de auto tot gevolg hebben bij
krachtig remmen of een botsing.
Bij te snel opklappen van de rugleu‐
ning kan de veiligheidsgordel van de
middelste zitplaats geblokkeerd zijn.
Ontgrendel het oprolmechanisme
door de veiligheidsgordel in te steken of door deze ongeveer 20 mm naar
buiten te trekken en vervolgens los te
laten.
Bagageruimte-afdekking
Leg niets op de afdekking.
Afdekking verwijderen
Maak de ophangkoorden los van de
achterklep.
Page 53 of 237

Opbergen51Til de afdekking vooraan op en druk
deze achteraan omhoog.
Verwijder het deksel.
De afdekking plaatsen
Steek de hoedenplank in de zijgelei‐
ders en klap deze omlaag. Bevestig
de spanbanden aan de achterklep.
Vloerafdekking
bagageruimteDe afdekking laadruimte kan worden
opgetild en verwijderd. Gebruik de opening om de vloerbedekking achter omhoog te brengen en deze te verwij‐
deren.
Sjorogen
De sjorogen dienen om voorwerpen
vast te zetten, bijv. met spanbanden
of een bagagenet.
Dakdragersysteem
Dakdrager
Om veiligheidsredenen en ter vermij‐ ding van dakschade adviseren wij het
voor uw auto goedgekeurde dakdra‐
gersysteem te gebruiken. Neem
contact op met uw werkplaats voor
meer informatie.
Open alle portieren.
De bevestigingspunten zitten aan weerskanten in de portieropeningen.
Zet de dakdrager volgens de
montage-instructies vast.
Page 54 of 237

52OpbergenDakdrager wegnemen als deze niet
wordt gebruikt.Beladingsinformatie
● Zware voorwerpen in de bagage‐
ruimte tegen de rugleuningen
leggen. Controleer of de rugleu‐
ningen naar behoren zijn
vergrendeld. Bij stapelbare voor‐
werpen de zwaarste voorwerpen
onderop leggen.
● Voorkom dat losse voorwerpen gaan schuiven door ze met
banden vast te zetten aan de
sjorogen 3 51.
● Bagage niet boven de rugleunin‐ gen laten uitsteken.
● Niets op de hoedenplank of ophet instrumentenpaneel leggenen de sensor boven op het instru‐
mentenpaneel niet afdekken.
● De bagage mag de bediening van pedalen, handrem, schakel‐
hendel en de bewegingsvrijheid
van de bestuurder niet belemme‐ ren. Geen losse voorwerpen in
het interieur leggen.
● Niet met een geopende achter‐ klep rijden.9Waarschuwing
Controleer altijd of de lading in het
voertuig goed vastgezet is. Als datniet het geval is, kunnen er voor‐
werpen in het voertuig rondslinge‐
ren en letsel of schade aan de
lading of de auto veroorzaken.
● Het nuttig draagvermogen is het verschil tussen het maximaal
toelaatbare totaalgewicht van de
auto (zie typeplaatje 3 210) en
het EU-leeggewicht van de auto.
U berekent het nuttige draagver‐
mogen door de gegevens van uw
Page 55 of 237

Opbergen53auto in de tabel Gewichten voorindeze handleiding in te voeren.
Het EU-leeggewicht omvat ook
het gewicht van de bestuurder
(68 kg), de bagage (7 kg) en alle
vloeistoffen (brandstoftank voor
90% gevuld).
Extra uitrusting en accessoires
verhogen het leeggewicht.
● Rijden met daklading verhoogt de zijwindgevoeligheid van de
auto en verslechtert het rijgedrag
door het hogere zwaartepunt.
Verdeel de lading gelijkmatig en
zet deze goed vast met spanban‐ den. Stem de bandenspanning
en rijsnelheid af op de beladings‐ toestand. Controleer de span‐
banden regelmatig en span ze
nodig bij.
Rijd niet sneller dan 120 km/u.
De toegestane daklast is 70 kg.
Laad niet hoger dan 40 cm. De
dakbelasting is de som van het
gewicht van het dakdragersys‐
teem en de lading.
Page 56 of 237

54Instrumenten en bedieningsorganenInstrumenten en
bedieningsorganenBedieningsorganen ......................55
Stuurwielverstelling ...................55
Stuurbedieningsknoppen ...........55
Verwarmd stuurwiel ...................55
Claxon ....................................... 56
Wis- en wasinstallatie voorruit ...56
Wis- en wasinstallatie achterruit .................................. 58
Buitentemperatuur .....................58
Klok ........................................... 59
Elektrische aansluitingen ...........59
Inductief opladen .......................60
Aansteker .................................. 61
Asbakken ................................... 61
Waarschuwingslampen, meters
en controlelampen .......................62
Instrumentengroep ....................62
Snelheidsmeter ......................... 63
Kilometerteller ........................... 63
Dagteller .................................... 63
Toerenteller ............................... 64
Brandstofmeter .......................... 64
Koelvloeistoftemperatuurme‐ ter ............................................. 64Peilsensor motorolie..................65
Service-display .......................... 65
Controlelampen ......................... 66
Richtingaanwijzers ....................66
Gordelverklikker ........................66
Airbag en gordelspanners .........67
Airbag-deactivering ...................67
Laadsysteem ............................. 67
Storingsindicatielamp ................68
Service-indicatie ........................68
Schakel motor uit .......................68
Systeemcontrole ........................68
Rem- en koppelingssysteem .....68
Handrem .................................... 68
Elektrische handrem ..................69
Elektrische handrem defect .......69
Automatische bediening van elektrische handrem uit ............69
Antiblokkeersysteem (ABS) .......69
Schakelen .................................. 69
Lane keep assist .......................69
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction Control-systeem ....70
Koelvloeistoftemperatuur ...........70
Voorverwarming ........................70
Uitlaatfilter ................................. 70
AdBlue ....................................... 71
Drukverliesdetectiesysteem ......71
Motoroliedruk ............................. 71
Te laag brandstofpeil .................71Autostop.................................... 71
Rijverlichting .............................. 72
Dimlicht ...................................... 72
Groot licht .................................. 72
Grootlichtassistentie ..................72
LED-koplampen .........................72
Mistlampen voor ........................72
Mistachterlicht ........................... 72
Regensensor ............................. 72
Actief noodstopsysteem ............72
Portier open ............................... 73
Displays ....................................... 73
Driver Information Center ..........73
Info-Display ............................... 75
Boordinformatie ........................... 76
Geluidssignalen .........................77
Persoonlijke instellingen ..............78
Telematicaservices ......................79
Opel Connect ............................ 79
Page 57 of 237

Instrumenten en bedieningsorganen55Bedieningsorganen
Stuurwielverstelling
Hendel omlaagbewegen, stuurwiel
instellen, hendel omhoogbewegen en
vergrendelen.
Stuurwiel uitsluitend bij stilstaande
auto en ontgrendeld stuurslot verstel‐ len.
Stuurbedieningsknoppen
U kunt bepaalde bestuurdersonder‐
steuningssystemen, het Infotain‐
mentsysteem en een aangesloten
mobiele telefoon bedienen met de
knoppen op het stuurwiel.
Meer informatie staat in de handlei‐
ding van het infotainmentsysteem.
Bestuurdersondersteuningssyste‐
men 3 124.
Verwarmd stuurwiel
Druk op Z om verwarming te active‐
ren. De activering wordt aangeduid
door de LED in de toets.
Page 58 of 237

56Instrumenten en bedieningsorganenDe gedeelten van het stuurwiel die
specifiek aanbevolen zijn voor plaat‐
sing van de handen zijn sneller warm en worden warmer dan de overigegedeelten.
De verwarming werkt bij een draai‐
ende motor en tijdens een Autostop.
Stop/Start-systeem 3 106.
Claxon
Druk op d.
Wis- en wasinstallatie
voorruit
Voorruitwissers met verstelbaar
wisintervalHI:snelLO:langzaamINT:intervalschakelingOFF:uit
Hendel omlaag in de stand 1x duwen
om wissers één slag te laten maken
wanneer de voorruitwisser uitgescha‐
keld is.
Niet inschakelen wanneer de voorruit bevroren is.
Uitschakelen in wasstraten.
Om de intervalwisfunctie te activeren
de volgende keer dat u het contact
inschakelt, moet u de hendel omlaag in de stand OFF duwen en terughalen
naar INT.
Instelbaar wisinterval
Wisserhendel in stand INT.
Draai aan het stelwiel om het gewen‐
ste wisinterval in te stellen.
Page 59 of 237

Instrumenten en bedieningsorganen57Voorruitwisser met regensensorHI:snelLO:langzaamAUTO:automatische wisfunctie
met regensensorOFF:uit
In de stand AUTO registreert de
regensensor de hoeveelheid neer‐ slag op de voorruit en stuurt automa‐
tisch de wissnelheid van de voorrui‐
twisser aan. Als het contact gedu‐
rende meer dan één minuut uit is,
wordt de automatische wisfunctie
gedeactiveerd. Om de automatische
wisfunctie te activeren de volgende
keer dat u het contact inschakelt,
moet u de hendel omlaag in de stand
OFF duwen en terughalen naar
AUTO .
Hendel omlaag in de stand 1x duwen
om wissers één slag te laten maken
wanneer de voorruitwisser uitgescha‐
keld is.
Niet inschakelen wanneer de voorruit bevroren is.
Uitschakelen in wasstraten.
Instelbare gevoeligheid van de
regensensor
Aan stelwiel draaien om de gevoelig‐
heid in te stellen.
Sensor vrijhouden van stof, vuil en ijs.
Controlelamp y 3 56.
Voorruitsproeiers
Page 60 of 237

58Instrumenten en bedieningsorganenHendel naar u toe trekken. Er wordt
sproeiervloeistof op de voorruit
gespoten en de ruitenwisser maakt
een paar slagen.
Sproeiervloeistof 3 172.
Wis- en wasinstallatie achterruit
AchterruitwisserOFF:uitINT:onderbroken werkingON:continue werking
Niet inschakelen wanneer de achter‐
ruit bevroren is.
Uitschakelen in wasstraten.
Als de voorruitwisser aanstaat, wordt
de achterruitwisser bij het inschake‐
len van de achteruitversnelling auto‐
matisch ingeschakeld.
In- of uitschakeling van deze functie
kunt u wijzigen in met menu Persoon‐ lijke instellingen 3 78.
Achterruitsproeier
Hendel van u af duwen.
Er wordt sproeiervloeistof op de
achterruit gespoten en de ruitenwis‐
ser maakt een paar slagen.
Sproeiervloeistof 3 172.
Buitentemperatuur
Een dalende temperatuur wordt
onmiddellijk aangeduid, een stij‐
gende temperatuur met enige vertra‐
ging.
De afbeelding laat een voorbeeld
zien.
Als de buitentemperatuur tot een
bepaalde waarde daalt, verschijnt er
een waarschuwingsbericht op het
Driver Information Center.