OPEL CROSSLAND X 2019.75 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2019.75, Model line: CROSSLAND X, Model: OPEL CROSSLAND X 2019.75Pages: 255, PDF Size: 7.79 MB
Page 41 of 255

Sleutels, portieren en ruiten39Druk N voorzichtig tot aan de eerste
aanslag aan de achterzijde: het
zonnescherm wordt gesloten zolang
u de schakelaar bedient.
Druk N stevig tot aan de tweede
aanslag en laat dan aan de voorzijde los: het zonnescherm wordt compleet
gesloten.
BeveiligingsfunctieStuit het zonnescherm tijdens het
automatisch sluiten op een obstakel,
dan stopt het meteen en gaat het
weer open.
Initialiseren na uitvallen van
stroom
Na het uitvallen van de stroom kan
het zonnescherm wellicht alleen in
beperkte mate worden bediend.
Initialiseer het systeem als volgt:
1. Schakel het contact in.
2. Druk N tweemaal voorzichtig tot
aan de eerste aanslag aan de
achterzijde: het zonnescherm
opent een stukje.
3. Druk N onmiddellijk tweemaal
voorzichtig tot aan de eersteaanslag aan de voorzijde: het
zonnescherm sluit een stukje.
Na stap 3 is het zonnescherm in
de initialisatiemodus zonder
veiligheidsfunctie.
4. Druk N voorzichtig tot aan de
eerste aanslag aan de achterzijde
totdat het zonnescherm volledig
openstaat.
5. Druk N voorzichtig tot aan de
eerste aanslag aan de voorzijde
totdat het zonnescherm volledig
dichtstaat.
Na deze procedure wordt het zonne‐
scherm geïnitialiseerd met geacti‐
veerde veiligheidsfunctie.
Wanneer u tijdens het initialiseren
N stevig tot aan de tweede aanslag
drukt, wordt de procedure geannu‐
leerd.
Page 42 of 255

40Stoelen, veiligheidssystemenStoelen,
veiligheidssysteme
nHoofdsteunen .............................. 40
Voorstoelen .................................. 41
Stoelpositie ................................ 41
Stoelverstelling .......................... 42
Armsteun ................................... 44
Verwarming ............................... 44
Achterbank ................................... 45
Zitplaatsen achterin ...................45
Armsteun ................................... 46
Veiligheidsgordels .......................46
Driepuntsgordel ......................... 47
Airbagsysteem ............................. 49
Frontaal airbagsysteem .............53
Zijdelings airbagsysteem ...........53
Gordijnairbagsysteem ...............54
Airbag deactiveren ....................54
Kinderveiligheidssystemen ..........56
Inbouwposities kinderveilig‐ heidssystemen ......................... 59Hoofdsteunen
Stand9 Waarschuwing
Alleen met correct ingestelde
hoofdsteunen rijden.
De bovenzijde van de hoofdsteun moet op gelijke hoogte zijn als de
bovenzijde van het hoofd. Is dit bij
zeer lange personen niet mogelijk,
dan de hoofdsteun in de hoogste
stand zetten (bij zeer kleine personen
de hoofdsteun juist in de laagste
stand zetten).
Hoofdsteunen van voorstoelen
Hoogteverstelling
Ontgrendelknop indrukken, hoogte
instellen, vastklikken.
Page 43 of 255

Stoelen, veiligheidssystemen41Hoofdsteunen van achterbankHoogteverstelling
Hoofdsteun omhoogtrekken of borg‐
veren indrukken om hoofdsteun te
ontgrendelen en omlaag te schuiven.
Hoofdsteun achter wegnemen
Bijv. bij gebruik van een kinderveilig‐
heidssysteem 3 56.
Hoofdsteun omhoog trekken of borg‐ veren indrukken om hoofdsteun te
ontgrendelen en eruit te trekken.
Voorstoelen
Stoelpositie9 Waarschuwing
Alleen met een correct ingestelde
stoel rijden.
9 Gevaar
Altijd op minstens 25 cm afstand
van het stuurwiel zitten zodat de
airbag veilig in werking kan treden.
9 Waarschuwing
Stoelen nooit tijdens het rijden
verstellen, omdat ze ongecontro‐
leerd kunnen bewegen.
● Uw zitvlak zo dicht mogelijk naar de rugleuning schuiven. De
afstand tot de pedalen zo instel‐
len dat de benen bij het volledig
intrappen van de pedalen licht
gebogen zijn. De passagiersstoel
voorin zover mogelijk naar
achteren schuiven.
● Zithoogte zo instellen, dat u rondom een goed zicht hebt en
de instrumentengroep goed kunt
aflezen. Tussen hoofd en
dakframe moet minstens een
handbreedte ruimte zitten. De dijen moeten licht op de zitting
rusten, zonder druk uit te oefe‐
nen.
Page 44 of 255

42Stoelen, veiligheidssystemen● Uw schouders zo dicht mogelijknaar de rugleuning schuiven. Stelde hoek van de rugleuning zo in
dat u het stuurwiel gemakkelijk
met licht gebogen armen kunt vastpakken. Bij het verdraaien
van het stuurwiel contact blijven houden tussen schouders en
rugleuning. De rugleuning mag
niet te ver achteroverhellen. De
aanbevolen hellingshoek
bedraagt maximaal ca. 25°.
● Stel de stoel en het stuur zodanig
op elkaar af dat wanneer uw pols
bovenop het stuur rust, uw arm
volledig is gestrekt en uw schou‐
ders de rugleuning raken.
● Stuurwiel instellen 3 72.
● Hoofdsteun instellen 3 40.
● De instelbare dijbeensteun zo instellen dat de afstand tussen derand van de zitting en de knie‐
holte ca. twee vingers breed is.
● Lendensteun zo instellen dat deze de natuurlijke vorm van dewervelkolom ondersteunt.Stoelverstelling
Zorg bij het rijden dat de stoelen en
rugleuningen altijd vastgeklikt zijn.
Verstelling in de lengterichting
Aan handgreep trekken, stoel
verschuiven, handgreep loslaten.
Probeer de stoel heen en weer te
schuiven om er zeker van te zijn dat de stoel vergrendeld is.
Hoek van rugleuning
Aan handwiel draaien. Bij het verstel‐
len de rugleuning niet belasten.
Page 45 of 255

Stoelen, veiligheidssystemen43Zithoogte
Pompbeweging van de hendel
omhoog:stoel omhoogomlaag:stoel omlaagZithoek
Druk op de schakelaar
boven:voorkant omhoogonder:voorkant omlaagLendensteun
Stel de lendensteun naar uw
persoonlijke wens af met de vierweg‐
schakelaar.
Lendensteun omhoog en omlaag:
duw de schakelaar omhoog of
omlaag.
Meer of minder ondersteuning: duw
de schakelaar naar voren of
achteren.
Page 46 of 255

44Stoelen, veiligheidssystemenVerstelbare dijbeensteun
Trek aan de hendel en verschuif de
dijbeensteun.
Armsteun
De armsteun is op te klappen.
Verwarming
Afhankelijk van de gewenste verwar‐
ming, ß van de desbetreffende stoel
een of meerdere malen indrukken. Het controlelampje in de toets geeftde status aan.
Langdurig gebruik van de hoogste
instelling wordt afgeraden voor perso‐ nen met een gevoelige huid.
De stoelverwarming werkt wanneer
de motor loopt.
Tijdens een Autostop werkt de stoel‐
verwarming ook.
Stop/Start-systeem 3 128.
Page 47 of 255

Stoelen, veiligheidssystemen45Achterbank
Zitplaatsen achterin
Zorg bij het rijden dat de stoelen en
rugleuningen altijd vastgeklikt zijn.9 Waarschuwing
Stoelen nooit tijdens het rijden
verstellen, omdat ze ongecontro‐
leerd kunnen bewegen.
Omklapbare rugleuningen 3 64.
Verstelling in de lengterichting Beide delen van de achterbank
kunnen afzonderlijk naar voren of
naar achteren worden verplaatst.Aan handgreep trekken, stoel
verschuiven, handgreep loslaten.
Probeer de stoel heen en weer te
schuiven om er zeker van te zijn dat
de stoel vergrendeld is.
Hoek van rugleuning
Trek aan de lus, pas de hoek aan en
laat de lus los. Bij het verstellen de
rugleuning niet belasten.
Page 48 of 255

46Stoelen, veiligheidssystemenArmsteun
Armsteun neerklappen 3 64.
Veiligheidsgordels
De veiligheidsgordels worden bij
stevig optrekken of krachtig remmen
geblokkeerd om de inzittenden op
hun stoel te houden. Daarom neemt
het gevaar voor letsel aanzienlijk af.
9 Waarschuwing
Veiligheidsgordel vóór elke rit
omdoen.
Inzittenden die geen gebruik
maken van de veiligheidsgordel
brengen bij eventuele aanrijdin‐
gen medepassagiers en zichzelf in gevaar.
Veiligheidsgordels zijn bedoeld voor
gebruik door slechts één persoon
tegelijk.
Kinderzitje 3 56.
Alle onderdelen van het gordelsys‐
teem regelmatig op schade, veront‐
reiniging en juiste werking controle‐
ren.
Beschadigde onderdelen laten
vervangen. Na een aanrijding de
veiligheidsgordels en de gordelspan‐
ners door een werkplaats laten
vervangen.
Page 49 of 255

Stoelen, veiligheidssystemen47Let op
Zorg dat de veiligheidsgordels niet
door schoenen of voorwerpen met
scherpe randen beschadigd raken
klem komen te zitten. Oprolautoma‐
ten vrijhouden van vuil.
Gordelverklikker
Elke stoel is voorzien van een gordel‐
verklikker, aangeduid met een contro‐
lelampje X op de plafondconsole,
voor elke stoel één 3 83.
Gordelkrachtbegrenzers
De kracht die inwerkt op de carrosse‐ rie wordt beperkt doordat de gordels
tijdens een botsing geleidelijk worden
ontspannen.
Gordelspanners
De veiligheidsgordels van de voor- en
achterstoelen worden bij een
voldoende zware frontale botsing, of
een aanrijding van achteren of in de
zij strakgetrokken. De gordels van de voorstoelen worden bij iedere stoel
met twee voorspanners strak getrok‐ken. De gordels van de buitenste
zitplaatsen worden met één gordel
per stoel strak getrokken.9 Waarschuwing
Onjuist handelen (bijv. het verwij‐
deren of aanbrengen van gordels) kan de gordelspanners in werking
stellen.
Geactiveerde gordelspanners zijn te
herkennen aan het continu bran‐
dende controlelampje v 3 84.
Geactiveerde gordelspanners door een werkplaats laten vervangen.
Gordelspanners worden slechts
eenmaal geactiveerd.
Let op
Bevestig of monteer geen accessoi‐ res of andere voorwerpen die de
werking van de gordelspanners
kunnen verstoren. Geen aanpassin‐
gen aan onderdelen van de gordel‐
spanners aanbrengen, anders
vervalt de typegoedkeuring van de auto.
Driepuntsgordel
Omdoen
Gordel uit de oprolautomaat trekken,
zonder te verdraaien voor u langs
halen en de slottong in de sluiting
steken. Heupgordel tijdens het rijden van tijd tot tijd strak trekken door aan
de schoudergordel te trekken.
Page 50 of 255

48Stoelen, veiligheidssystemen
Loszittende kleding belemmert het
strak trekken van de gordel. Geen
voorwerpen zoals handtassen of
mobiele telefoons tussen de gordel
en uw lichaam leggen.
9 Waarschuwing
De gordel niet over harde of breek‐
bare voorwerpen in de zakken van
uw kleding laten lopen.
Gordelverklikker X 3 83.
Losmaken
Om de gordel los te maken, de rode
knop van het gordelslot indrukken.
Veiligheidsgordel midden op de
derde zitrij
De middelste zitplaats is uitgerust met
een driepuntsgordel.
Trek de slottongen met de riem uit de
gordelhouder aan het dak.