OPEL GRANDLAND X 2019.75 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2019.75, Model line: GRANDLAND X, Model: OPEL GRANDLAND X 2019.75Pages: 281, PDF Size: 7.76 MB
Page 121 of 281

Verlichting119Binnenverlichting
Regelbare
instrumentenverlichting
Wanneer de rijverlichting aanstaat,
kunt u de lichtsterkte van de volgende lampen regelen:
● instrumentenverlichting
● Info-Display
● verlichte schakelaars en bedie‐ ningselementen
Draai aan het kartelwiel A en houd dit
vast tot de gewenste lichtsterkte is
bereikt.
Binnenverlichting
De interieurverlichting voor- en
achterin wordt bij het in- en uitstappen
automatisch ingeschakeld en dooft
met enige vertraging.
Let op
Bij een ongeval waarbij de airbags
geactiveerd worden gaat de vloer‐
verlichting automatisch aan.
Interieurverlichting voorinw:automatisch in- en
uitschakelendruk op u:aandruk op v:uitInterieurverlichting achterin
Licht op in combinatie met de instap‐
verlichting voor.
Leeslampen
Werken door het indrukken van s en
t in de instapverlichting.
Page 122 of 281

120Verlichting
Afgebeeld is de interieurverlichting
achterin.
Verlichting zonneklep
Brandt wanneer u het klepje opent.
Verlichtingsfuncties
Verlichting middenconsole Een in de dakconsole geïntegreerde
spot zorgt voor verlichting van de
middenconsole, wanneer de koplam‐
pen zijn ingeschakeld.
Instapverlichting
Welkomstverlichting Een of meer van de volgende verlich‐
tingsfuncties worden korte tijd inge‐ schakeld door de auto te ontgrende‐
len met de handzender:
● dimlicht of groot licht
● grondverlichting
● interieurverlichting
Hoeveel verlichtingsfuncties er
worden ingeschakeld hangt af van de
omgevingsverlichting.
De verlichting wordt meteen uitge‐
schakeld zodra het contactslot wordt
ingeschakeld.
Wegrijden 3 17.Deze functie is te activeren of te deac‐
tiveren in de Persoonlijke instellingen.
Persoonlijke instellingen 3 106.
De volgende verlichting gaat ook branden wanneer u het bestuurders‐
portier opent:
● verlichting van sommige schake‐
laars
● Driver Information Center ● portiervakverlichting
Uitstapverlichting
De volgende verlichtingsfuncties
worden ingeschakeld wanneer het
contact wordt uitgeschakeld:
● dimlicht of groot licht
● binnenverlichting
● verlichting middenconsole
Worden automatisch uitgeschakeld
na een vertraging. Deze functie werkt
alleen wanneer het donker is.
Page 123 of 281

Verlichting121Ontlaadbeveiliging accu
Om te voorkomen dat de accu leeg‐
raakt terwijl het contact is uitgescha‐
keld, wordt de interieurverlichting na
enige tijd automatisch uitgeschakeld.
Page 124 of 281

122KlimaatregelingKlimaatregelingKlimaatregelsystemen...............122
Verwarmings- en ventilatiesysteem ....................122
Airconditioning ......................... 123
Elektronisch klimaatregelsysteem ............... 126
Hulpverwarming ......................131
Luchtroosters ............................. 131
Verstelbare luchtroosters ........131
Vaste luchtroosters ..................132
Koeling handschoenenkastje ..132
Onderhoud ................................. 132
Luchtinlaat ............................... 132
Airconditioning regelmatig aanzetten ............................... 133
Service .................................... 133Klimaatregelsystemen
Verwarmings- en
ventilatiesysteem
Bedieningsorganen voor: ● temperatuur £
● luchtverdeling l, M en K
● luchtdebiet Z
● ontwasemen en ontdooien à
● achterruit- en buitenspiegelver‐ warming b
● stoelverwarming ß
Verwarmbare achterruit b 3 42.
Verwarmbare buitenspiegels b 3 39.
Verwarmde stoelen ß 3 52.
Temperatuur
Temperatuur aanpassen door £ op
de gewenste temperatuur te draaien.rode zone:warmerblauwe zone:kouder
De verwarming werkt pas optimaal
als de motor de normale bedrijfstem‐
peratuur heeft bereikt.
Luchtverdeling
l:naar de voorruit en de voorste
zijruitenM:naar hoofdhoogte via de verstel‐ bare luchtroostersK:naar de voetenruimte en voorruit
Alle combinaties zijn mogelijk.
Ventilatorsnelheid Pas de luchtopbrengst aan door Z op
de gewenste snelheid te draaien.
rechtsom:versnellenlinksom:vertragen
Page 125 of 281

Klimaatregeling123Ontwasemen en ontdooien
● Druk op à: de lucht wordt in de
richting van de voorruit geleid.
● Draaiknop voor temperatuur £ in hoogste stand zetten.
● Aanjagersnelheid Z op hoogste
stand zetten.
● Verwarming achterruit b inscha‐
kelen.
● Zijdelingse luchtroosters naar wens openen en op de zijruiten
richten.
Achterruit-, voorruit- en buitenspie‐
gelverwarming b 3 42.
Verwarmde stoelen ß 3 52.
Airconditioning
Bedieningselementen voor:
● temperatuur £
● luchtverdeling l, M en K
● ventilatorsnelheid Z
● ontwasemen en ontdooien à
● koeling A/C
● luchtrecirculatie 4
● achterruit- en buitenspiegelver‐ warming b
● voorruitverwarming ,
● stoelverwarming ß
Verwarmbare achterruit b 3 42.
Verwarmbare buitenspiegels b 3 39.
Voorruitverwarming , 3 43.
Verwarmde stoelen ß 3 52.
Sommige aanpassingen van de
instellingen verschijnen korte tijd op
het Info-Display. Het led-lampje in de
desbetreffende knop geeft de geacti‐
veerde functie aan.
Temperatuur
Temperatuur aanpassen door £ op
de gewenste temperatuur te draaien.
rode zone:warmerblauwe zone:kouder
Page 126 of 281

124KlimaatregelingDe verwarming werkt pas optimaal
als de motor de normale bedrijfstem‐
peratuur heeft bereikt.
Luchtverdelingl:naar de voorruit en de voorste
zijruitenM:naar hoofdhoogte via de verstel‐ bare luchtroostersK:naar de voetenruimte en voorruit
Alle combinaties zijn mogelijk.
Ventilatorsnelheid Pas de luchtopbrengst aan door Z op
de gewenste snelheid te draaien.
rechtsom:vergrotenlinksom:verkleinenKoeling A/C
Druk op A/C om naar koeling om te
schakelen. Het led-lampje in de knop brandt om activering aan te geven.
Koeling werkt alleen bij een draai‐
ende motor en ingeschakelde venti‐
lator.
Druk opnieuw op A/C om koeling uit
te schakelen.
De airconditioning koelt en ontvoch‐
tigt (droogt) de lucht wanneer de
buitentemperatuur iets boven het
vriespunt ligt. Er kan zich dan
condens vormen en onder de auto op
de grond druppelen.
Als geen koeling of droging gewenst
is, moet u omwille van het brandstof‐
verbruik de koeling uitschakelen.
Geactiveerde koeling kan een Auto‐
stop verhinderen.
Stop/Start-systeem 3 139.
Luchtrecirculatiesysteem
Luchtrecirculatiemodus met 4
inschakelen. Het led-lampje in de
knop brandt om activering aan te
geven.
Luchtrecirculatiemodus weer met
4 uitschakelen.
Page 127 of 281

Klimaatregeling1259Waarschuwing
Als het luchtrecirculatiesysteem is
ingeschakeld, vermindert de lucht‐verversing. Bij het gebruik zonder
koeling neemt de luchtvochtigheid
toe waardoor de ruiten van
binnenuit kunnen aandampen. De kwaliteit van de binnenlucht neemt
na verloop van tijd af, wat tot
vermoeidheidsverschijnselen bij de inzittenden kan leiden.
Wanneer de omgevingslucht warm
en zeer vochtig is, kan de voorruit aan de buitenkant beslaan wanneer er
koude lucht tegenaan stroomt. Als de
voorruit aan de buitenkant aandampt, moet u de ruitenwisser aanzetten en
l uitzetten.
Maximale koeling
Ruiten kortstondig openen zodat de
warme lucht snel kan ontsnappen.
● Koeling A/C inschakelen.
● Druk op 4 voor luchtrecircula‐
tiesysteem aan.
● Druk op M voor luchtverdeling.
● Draaiknop voor temperatuur £ in laagste stand zetten.
● Aanjagersnelheid Z op hoogste
stand zetten.
● Alle luchtroosters openen.
Achterruit-, voorruit- en buitenspie‐
gelverwarming b 3 42.
Verwarmde stoelen ß 3 52.
Ruiten ontwasemen en ontdooien
● Druk op à: de lucht wordt in de
richting van de voorruit geleid.
● Draaiknop voor temperatuur £ in hoogste stand zetten.
● Schakel, indien nodig, de A/C in.
● Aanjagersnelheid Z op hoogste
stand zetten.
● Achteruitverwarming b inscha‐
kelen.
Page 128 of 281

126Klimaatregeling● Voorruitverwarming , inscha‐
kelen.
● Zijdelingse luchtroosters openen naar wens en op de zijruiten rich‐ten.
Let op
Als à wordt ingedrukt terwijl de
motor loopt, wordt een Autostop verhinderd totdat er opnieuw op à
wordt gedrukt.
Als à wordt ingedrukt terwijl de
motor in een Autostop is, zal de
motor automatisch herstarten.
Stop/Start-systeem 3 139.
Elektronisch
klimaatregelsysteem
Dankzij de twee zones van de
klimaatregeling kunt u de tempera‐
tuur aan de bestuurders- en passa‐
gierskant voorin afzonderlijk regelen.
In de automatische modus worden
temperatuur, luchtdebiet en luchtver‐
deling automatisch geregeld.
Bedieningsorganen voor:
● temperatuur bestuurderszijde £
● met MENU gaat u naar het menu
Klimaatinstelling op het Info- Display
● luchtdebiet Z
● automatische modus AUTO
● temperatuur passagierszijde voorin £
● koeling A/C
● handmatig bediende luchtrecir‐ culatie 4
● ontwasemen en ontdooien à
● achterruit- en buitenspiegelver‐
warming b
● voorruitverwarming ,
● stoelverwarming ß
● stoelventilatie A
Achterruitverwarming Ü 3 42.
Verwarmbare buitenspiegels Ü 3 39.
Verwarmde stoelen ß 3 52.
Geventileerde stoelen A 3 52.
Het led-lampje in de desbetreffende
knop geeft de geactiveerde functie
aan.
De elektronische klimaatregeling
(ECC) werkt alleen optimaal bij een
draaiende motor.
Ga na of de zonnesensor van het
elektronisch klimaatregelsysteem
niet afgedekt 3 10 is.
Page 129 of 281

Klimaatregeling127Menu Instellingen klimaatregeling
Druk op MENU om handmatig de
volgende klimaatregelingsfuncties in
te stellen:
● luchtverdeling l, M , K
● luchtdebiet Z
● temperatuur voor bestuurders- en passagierszijde
● temperatuursynchronisatie met twee zones MONO
● koeling A/C
● automatische modus AUTO
Het menu Klimaatinstelling is ook
weer te geven:
● door Klimaat te selecteren op het
7" Colour-Info-Display of
● door Í in te drukken en vervol‐
gens Climate te kiezen in het
menu op het
8" Colour-Info-Display.
Automatische modus AUTOBasisinstelling voor maximaal
comfort:
● Druk op AUTO, de luchtverdeling
en ventilatorsnelheid worden
automatisch geregeld.
● Open alle luchtroosters voor opti‐
male luchtverdeling in de auto‐
matische modus.
● De airconditioning moet zijn geactiveerd voor optimale
koeling en ontwaseming. Druk op A/C om de airconditioning in te
schakelen. Het led-lampje in de
toets geeft aan dat het systeem
geactiveerd is.
● Stel de voorkeurtemperaturen voor de bestuurders- en passa‐
gierszijde voorin in met de linker
en rechter draairing. De aanbe‐
volen temperatuur is 22 °C.
Handmatige instellingen U kunt de instellingen van de klimaat‐
regeling aanpassen door de volgende
functies te activeren:
Page 130 of 281

128KlimaatregelingLuchtdebiet Z
Pas de opbrengst aan door de draai‐
ring naar de gewenste snelheid te
draaien. Draai de knop linksom om de
opbrengst te verlagen of rechtsom
om de opbrengst te verhogen. De
ventilatorsnelheid is ook aan te
passen in het menu Klimaatinstellin‐
gen. Druk op MENU om naar het
menu te gaan.
Draai de draairing zo ver mogelijk
linksom: de ventilator en de koeling
worden uitgeschakeld.
Om de automatische modus opnieuw in te schakelen: AUTO indrukken.
Luchtverdeling l, M , K
Druk op MENU om naar het menu te
gaan.
Colour-Info-Display aanraken:
l:naar de voorruit en de voorste
zijruitenM:naar hoofdzone en zitplaatsen
achterin via verstelbare lucht‐
roostersK:naar voetenruimte voor en
achter en voorruit
Druk om de automatische luchtverde‐ ling opnieuw in te schakelen op
AUTO .
Temperatuur selecteren £
Stel de voorkeurstemperaturen voor
de bestuurders- en passagierszijde
voorin afzonderlijk met de linker en
rechter draairing in op de gewenste
waarde. Met de draairing aan de
passagierszijde verandert u de
temperatuur aan passagierszijde.
Met de draairing aan de bestuurders‐
zijde wijzigt u alleen de temperatuur
aan bestuurderszijde of aan beide
zijden, afhankelijk van de vraag of de
synchronisatie MONO in het menu
Klimaatinstellingen is geactiveerd of
niet. Druk op MENU om naar het
menu te gaan.