OPEL INSIGNIA 2014.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2014.5, Model line: INSIGNIA, Model: OPEL INSIGNIA 2014.5Pages: 329, PDF Size: 9.05 MB
Page 191 of 329

Rijden en bediening189
De adaptieve cruise control berekent
aan de hand van de centrifugale
kracht een voorspelde koers. Deze voorspelde koers neemt de kenmerâ
ken van de huidige bocht in aanmerâ
king, maar kan geen veranderingen incalculeren. Het systeem kan de huiâ dige voorligger verliezen of zich op
een voertuig in een andere rijstrook
richten. Dit kan gebeuren tijdens het inzetten of uitrijden van een bocht of
als de bocht scherper of minder
scherp wordt. Als het systeem geen
voorligger meer detecteert, dooft de
controlelamp A.
Als de centrifugale kracht in een bocht te groot is, zal het systeem de rijsnelheid enigszins verlagen. Deze
remactie is niet ontworpen om te
voorkomen dat de auto uit de bocht
vliegt. De bestuurder is verantwoorâ
delijk voor het verlagen van de snelâ
heid bij het ingaan van een bocht en
in het algemeen voor het aanpassen
van de snelheid aan het wegtype en
de geldende maximumsnelheid.
Snelwegen
Op snelwegen moet u de ingestelde
snelheid aanpassen aan de omstanâ
digheden en het weer. Bedenk altijd
dat de adaptieve cruise control een
beperkt zichtbereik, een beperkte
remkracht en een bepaalde reactietijd
heeft waarin wordt geverifieerd of een
voertuig zich al dan niet voor u beâ
vindt. De adaptieve cruise control is
mogelijk niet in staat om de auto tijdig af te remmen, om aanrijdingen te verâ mijden met veel langzamer rijdende
voorliggers of na een rijstrookwissel.
Dit geldt met name bij hoge snelheâ den of als het zicht door de weersomâ
standigheden beperkt is.
Bij het oprijden of verlaten van een
snelweg kan de adaptieve cruise conâ
trol de voorligger uit het zicht verlieâ
zen en naar de instelde snelheid acâ
celereren. Verlaag daarom de snelâ heid voor het oprijden of verlaten van
de snelweg.
Koersveranderingen
Als een ander voertuig voor u invoegt, zal de adaptieve cruise control dit
voertuig pas incalculeren op het moâ
ment dat deze zich volledig op uw pad
bevindt. Wees alert en gereed om te
remmen als sneller remmen noodzaâ
kelijk is.
Bij heuvels en aanhangers
Page 192 of 329

190Rijden en bediening
De systeemprestaties onder heuvelâ
achtige omstandigheden hangen af
van de rijsnelheid, de belading, de
verkeersomstandigheden en het helâ
lingspercentage. In heuvelachtige
omstandigheden worden voorliggers
mogelijk niet gedetecteerd. Op steile
hellingen moet u mogelijk gas bijgeâ
ven om de rijsnelheid te behouden.
Bij het naar beneden rijden kan het
nodig zijn om te remmen om uw snelâ heid te behouden of te verlagen.
Let op: door te remmen deactiveert u
het systeem. Het wordt niet aanbevoâ
len om de adaptieve cruise control op
steile hellingen te gebruiken.Radareenheid
De radareenheid bevindt zich achter
de radiateurgrille onder het embleem.
9 Waarschuwing
De radareenheid is tijdens de faâ
bricage zorgvuldig uitgelijnd. Na een frontale aanrijding het sysâteem daarom niet gebruiken. De
voorbumper kan nog intact lijken,
maar de sensor die erachter ligt,
kan verschoven zijn en onjuist reâ
ageren. Na een aanrijding een
werkplaats raadplegen om de poâ
sitie van de adaptieve cruise conâ
trol sensor te controleren en corriâ geren.
Instellingen
Instellingen kunnen in het menu Perâ soonlijke instellingen op het Colour-
Info-Display worden gewijzigd.
Selecteer de betreffende instelling in
Instellingen , I Voertuig op het Colour-
Info-Display.
Colour-Info-Display 3 121.
Persoonlijke instellingen 3 126.
Storing
Als de adaptieve cruise control door
tijdelijke omstandigheden (bijv. door
ijsafzetting) niet werkt, of als er een permanente systeemfout is, dan verâ
schijnt er een melding in het Driver
Information Center.
Page 193 of 329

Rijden en bediening191
Boordinformatie 3 123.
Frontaanrijdingswaarâ
schuwing De frontaanrijdingswaarschuwing
kan helpen schade bij frontale aanrijâ
dingen te vermijden of beperken.
Een voorligger wordt aangegeven
door een controlelamp A.
Als een voorligger te snel nadert,
klinkt er een geluidssignaal en verâ
schijnt er een waarschuwing in het
Driver Information Centre.
De frontaanrijdingswaarschuwing
moet echter wel in het menu Persoonâ lijke instellingen 3 126 geactiveerd
zijn, en niet met de knop V gedeacâ
tiveerd zijn (afhankelijk van het sysâ
teem; zie onderstaand).
Afhankelijk van de uitrusting van de
auto, zijn er twee varianten van de frontaanrijdingswaarschuwing:
â Frontaanrijdingswaarschuwing op
radarbasis
op auto's met een adaptieve cruise control 3 183.
â Frontaanrijdingswaarschuwing met
voorcamerasysteem
bij auto's zonder cruise control of
alleen conventionele cruise control
3 180.
Frontaanrijdingswaarschuwing op radarbasis
Het systeem gebruikt de radarsensor achter de radiateurgrille om een voerâ
tuig te detecteren dat zich voor u beâ
vindt, tot een afstand van max.
150 meter.
Activering
De frontaanrijdingswaarschuwing
werkt automatisch bij snelheden boâ
ven wandelsnelheid, op voorwaarde
dat de instelling Autom. voorbereiding
botsing niet is uitgeschakeld in het
menu Persoonlijke instellingen
3 126.
Page 194 of 329

192Rijden en bediening
De gevoeligheid van het systeeminstellen
De gevoeligheid van het alarm kan op dichtbij, gemiddeld en ver worden afâ
gesteld.
Druk op de knop E, de huidige inâ
stelling verschijnt op het Driver Inforâ
mation Center. Druk opnieuw op E
om de gevoeligheid van het systeem te wijzigen. De instelling verschijnt
ook op het Driver Information Center.
Let op: de instelling voor de gevoeligâ heid van het alarm wordt gedeeld met
de afstand tot voorligger van de adapâ tieve cruise control 3 183. Door de
gevoeligheid van de waarschuwing te
wijzigen, wordt dus ook de afstand tot
voorligger van de adaptieve cruise
control gewijzigd.
De bestuurder verwittigen
Een groene controlelamp voorligger
gedetecteerd A licht op in de instruâ
mentengroep wanneer het systeem
een voorligger heeft geconstateerd.
De controlelamp A wordt geel wanâ
neer de afstand tot een voorligger te
kort wordt of wanneer u een ander
voertuig te snel nadert.
Tegelijkertijd verschijnt het botsingsâ
waarschuwingssymbool op het Driver Information Center.
Bij een dreigende botsing klinkt er een geluidssignaal. Trap het rempeâ
daal in als de situatie dit vereist.
Instellingen
Instellingen kunnen in het menu Perâ soonlijke instellingen op het Colour-
Info-Display worden gewijzigd.
Selecteer de betreffende instelling in
Instellingen , I Voertuig op het Colour-
Info-Display.
Colour-Info-Display 3 121.
Persoonlijke instellingen 3 126.
Page 195 of 329

Rijden en bediening193
Frontaanrijdingswaarschuwingmet voorcamerasysteem De frontaanrijdingswaarschuwing geâ
bruikt het camerasysteem in de voorâ
ruit om voertuigen te vinden die zich
op een afstand van ong. 60 meter diâ rect voor u bevinden.
Activering
De frontaanrijdingswaarschuwing
werkt automatisch bij snelheden boâ
ven 40 km/u als deze niet is gedeacâ
tiveerd met de knop V, zie hieronder.
De gevoeligheid van het systeem
instellen
De gevoeligheid van het alarm kan op dichtbij, gemiddeld en ver worden afâ
gesteld.
Druk op de knop V, de huidige instelâ
ling verschijnt op het Driver Informaâ
tion Center. Druk opnieuw op V om
de gevoeligheid van het systeem te
wijzigen.De bestuurder verwittigen
Een groene controlelamp voorligger
gedetecteerd A licht op in de instruâ
mentengroep wanneer het systeem
een voorligger heeft geconstateerd.
Wanneer de afstand tot een voorligâ
ger te kort wordt of wanneer u een
ander voertuig te snel nadert en er
Page 196 of 329

194Rijden en bediening
een botsing driegt, verschijnt het botâsingswaarschuwingssymbool op het
Driver Information Center.
Er klinkt tegelijkertijd een waarschuâ
wingsgeluid. Trap het rempedaal in
als de situatie dit vereist.
Deactivering
Het systeem kan uitgeschakeld worâ
den. Druk op de knop V totdat Botsâ
waarschuwing voor uit op het Driver
Information Center verschijnt.
Algemene informatie voor beide uitvoeringen van frontaanrijâ
dingswaarschuwing9 Waarschuwing
De frontaanrijdingswaarschuwing
is een waarschuwingssysteem dat de remmen niet activeert. Bij het
met een te hoge snelheid naderen
van een voorligger, kan er onvolâ
doende tijd zijn om een aanrijding
te voorkomen.
De bestuurder aanvaardt de volle
verantwoordelijkheid voor het beâ
waren van een veilige onderlinge
afstand bij de betreffende verâ
keers-, weers- en zichtomstandigâ heden.
De bestuurder moet onder het rijâ
den altijd zijn of haar onverdeelde
aandacht aan het verkeer geven.
De bestuurder moet altijd gereed
zijn om actie te ondernemen en te
remmen.
Systeembeperkingen
Het systeem is ontworpen om alleen
bij voertuigen te waarschuwen, maar
het kan ook op andere metalen strucâ
turen reageren.
In de volgende gevallen detecteert de frontaanrijdingswaarschuwing welâ
licht geen voorliggers of kunnen de prestaties van de sensor beperkt zijn:
â op bochtige wegen,
â als het zicht door weersomstandigâ
heden beperkt is, zoals bijv. bijmist, regen of sneeuw,
â als de sensor vervuild is door sneeuw, ijs, slijk, modder of vuil, of
als de voorruit beschadigd is.
Indicatie afstand tot
voorligger De volgende afstandsaanduiding
toont de afstand tot een bewegend
voorliggend voertuig. Afhankelijk van
de uitrusting van de auto gebruikt het systeem de radar achter de radiateurâ grille of de camera in de voorruit om
de afstand tot een voertuig in de rijâ
baan vóór u te bepalen. Hij is actief bij
snelheden boven 40 km/u.
Wanneer een voorliggend voertuig
wordt gedetecteerd, wordt de afstand
in seconden weergegeven en geâ
toond op een pagina in het Driver Inâ
formation Center 3 114.
Page 197 of 329

Rijden en bediening195
Selecteer op het Baselevel-display
Instellingen X met de toets Menu
en selecteer de optie Indicatie
afstand tot voorligger via het stelwiel
op de richtingaanwijzer 3 114.
Selecteer op het Midlevel- en Upleâ
vel-display het menu Info en druk op
o om Indicatie afstand tot
voorligger te selecteren 3 114.
De minimale aangegeven afstand is
0,5 seconde.
Als er geen voorligger is of als de
voorligger buiten bereik is, worden er twee streepjes getoond: -,- s.
Als de adaptieve cruise control actiefis, geeft deze pagina in plaats daarâ
van de ingestelde afstand tot voorligâ
ger weer 3 183.
Actieve noodrem
Een actieve noodrem kan helpen om
de schade door aanrijdingen met
voorliggers of obstakels te beperken,
indien een aanrijding door remmen of
sturen niet langer kan worden vermeâ
den. Voordat de actieve noodrem acâ tiveert, krijgt de bestuurder een fronâ
taanrijdingswaarschuwing 3 191.
Deze functie maakt gebruik van input
uit vele bronnen (bijv. radarsensor,
remdruk, rijsnelheid) om de waarâ
schijnlijkheid van een frontale aanrijâ
ding te berekenen.
De actieve noodrem werkt automaâ
tisch bij snelheden boven wandelâ
snelheid, op voorwaarde dat de inâ
stelling Autom. voorbereiding
botsing niet is uitgeschakeld in het
menu Persoonlijke instellingen
3 126.Het systeem omvat:
â Anticiperend remsysteem
â Automatisch noodstopsysteem
â Anticiperend
remassistentiesysteem9 Waarschuwing
Dit systeem is niet bedoeld om de
verantwoordelijkheid van de beâ
stuurder, voor het besturen van de
auto en anticiperen op de verâ
keerssituatie, over te nemen. De
functie is puur ondersteunend van aard. De bestuurder moet, afhanâ
kelijk van de rij-omstandigheden,
zelf het rempedaal intrappen.
Anticiperend remsysteem
Als een voorligger met zodanige snelâ
heid wordt genaderd dat een aanrijâ ding waarschijnlijk is, zet het anticiâ
perend remsysteem een lichte remâ
actie in. Dit verkort de responstijd,
mocht handmatig of automatisch
remmen noodzakelijk zijn.
Het remsysteem is voorbereid op
sneller remmen.
Page 198 of 329

196Rijden en bediening
Automatisch noodstopsysteemNa de anticiperende remactie en net
voor het moment van aanrijding past
deze functie automatisch een beâ
perkte remactie toe om de snelheid
van de aanrijding te verlagen.
Bij snelheden van minder dan 18
km/u kan het systeem een noodstop
activeren.
Anticiperend
remassistentiesysteem
Naast het anticiperend remsysteem
en het automatisch noodstopsysteem verhoogt het anticiperende remassisâ
tentiesysteem de gevoeligheid van de
remassistentie. Daarom remt de auto bij minder stevig intrappen van het
rempedaal onmiddellijk krachtig af.
Deze functie helpt de bestuurder om
sneller en krachtiger te remmen vóór
de mogelijke aanrijding.9 Waarschuwing
De actieve noodrem is niet ontâ
worpen voor krachtig autonoom
remmen of het automatisch verâ
mijden van botsingen. Het is ontâ
worpen om de rijsnelheid voorafâ
gaand aan een aanrijding te verâ
lagen. Het systeem reageert moâ
gelijk niet op stilstaande voertuiâ
gen, voetgangers of dieren. Na
een plotselinge verandering van rijstrook, heeft het systeem enige
tijd nodig om de nieuwe voorligger te detecteren.
De bestuurder moet onder het rijâ
den altijd zijn of haar onverdeelde
aandacht aan het verkeer geven.
De bestuurder moet altijd gereed
zijn om actie te ondernemen en te remmen en sturen om aanrijdinâ
gen te voorkomen. Het systeem is
ontworpen voor een situatie
waarin alle inzittenden hun veiligâ
heidsgordels dragen.
Systeembeperkingen
De actieve noodrem werkt beperkt of
niet bij regen, sneeuw of modder, omâ dat de radarsensor door een waterâ
film, stof, ijs, of sneeuw bedekt kan
zijn. Bij een vervuilde sensor, de senâ
sorafdekking reinigen.
In sommige gevallen kan de actieve
noodrem automatisch remmen in siâ
tuaties waarin dat onnodig lijkt te zijn,
bijvoorbeeld in parkeergarages, als er
verkeersborden in een bocht staan of
door auto's die zich in een andere rijâ
strook bevinden. Dit behoort bij de
normale werking van het systeem, de auto behoeft geen onderhoud. Trap
het gaspedaal stevig in om het autoâ
matisch remmen op te heffen.
Instellingen
Instellingen kunnen in het menu Perâ soonlijke instellingen op het Colour-
Info-Display worden gewijzigd.
Selecteer de betreffende instelling in
Instellingen , I Voertuig op het Colour-
Info-Display.
Colour-Info-Display 3 121.
Persoonlijke instellingen 3 126.
Storing
Indien onderhoud aan het systeem
vereist is, verschijnt een bericht op
het Driver Information Center.
Page 199 of 329

Rijden en bediening197
Als het systeem niet naar behoren
functioneert, verschijnen er berichten
in het Driver Information Centre.
Boordinformatie 3 123.
Parkeerhulp
9 Waarschuwing
De bestuurder is zelf geheel verâ
antwoordelijk voor het inparkeren.
Controleer bij het achteruit- en
vooruitrijden en het gebruik van de
parkeerhulp de zone rondom de
auto.
Parkeerhulp voor-achter
De parkeerhulp voor-achter meet de
afstand tussen de auto en voorgeleâ
gen obstakels en achter de auto. Het
systeem geeft geluidssignalen en
toont berichten.
Het systeem heeft vier ultrasone parâ
keersensoren elk in de achter- en
voorbumper.
Het gebruikt twee verschillende
akoestische waarschuwingssignalen
voor de controlezones voor en achter,
elk met een andere geluidsfrequentie.
Activering
Wanneer u de achteruitversnelling inâ schakelt, is de parkeerhulp voor enachter klaar voor gebruik.
Een brandende LED in de parkeerâ
hulptoets r geeft aan dat het sysâ
teem klaar voor gebruik is.
Bij langzaam vooruit rijden kan de
parkeerhulp voor ook worden geactiâ
veerd door de parkeerhulptoets r
in te drukken.
Na het indrukken van de toets r
binnen een contactcyclus wordt de parkeerhulp vooraan altijd opnieuw
Page 200 of 329

198Rijden en bediening
ingeschakeld wanneer de snelheid
van de auto tot onder een bepaalde
waarde daalt.
Melding
Het systeem waarschuwt de bestuurâ
der met akoestische signalen voor
mogelijk gevaarlijke obstakels vóór of achter de auto. Een gedetecteerd obâ
stakel wordt aangegeven door piepâ
tonen vanaf de voor- of achterzijde
van de auto. De tussenpozen tussen
de pieptonen worden korter naarmate de auto het obstakel nadert. Bij een
afstand van minder dan 30 cm klinkt
er een ononderbroken pieptoon.De afstand tot een obstakel voor en
achter wordt aangegeven door verâ
anderende afstandslijnen rondom de
auto.
De parkeerhulppagina op het display
kan worden verborgen door boordinâ
formatie met een hogere prioriteit. Na het overschrijven van de parkeerhulpâ
pagina door boordinformatie wordt er geen afstand meer aangegeven totâ
dat de parkeerhulp opnieuw wordt geâ
activeerd.
Deactivering
Toets r indrukken om het systeem
uit te schakelen.
De led in de knop dooft en u ziet Parkeerhulp uit op het Driver Informaâ
tion Centre.
Boven een bepaalde snelheid wordt
het systeem automatisch uitgeschaâ
keld.
Storing
Bij een storing in het systeem of als
het systeem door tijdelijke omstanâ
digheden niet operationeel is, bijv.door sneeuw op de sensoren, licht
r op of verschijnt er een melding op
het Driver Information Center.
Boordinformatie 3 123.
Geavanceerde parkeerhulp
De geavanceerde parkeerhulp laat de bestuurder inparkeren door instrucâ
ties te geven op het Driver Informaâ tion Center en door geluidssignalen.
Het systeem gebruikt de sensoren van de parkeerhulp in combinatie met
twee extra sensoren aan weerskanâ
ten van de voor- en achterbumper.