OPEL KARL 2017 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2017, Model line: KARL, Model: OPEL KARL 2017Pages: 207, PDF Size: 5.31 MB
Page 141 of 207

Verzorging van de auto139● Koelvloeistofpeil controleren.
● Zo nodig kentekenplaat monte‐ ren.
Verwerking van sloopauto
Informatie over autodemontagebe‐
drijven en de recycling van sloopau‐
to's vindt u op onze website. Laat dit
werk uitsluitend over aan een erkend
autodemontagebedrijf.
Gasvoertuigen moeten worden afge‐
voerd door een speciaal daartoe
bevoegd bedrijf.Controle van de auto
Werkzaamheden uitvoeren9 Waarschuwing
Controles in de motorruimte alleen
met uitgeschakelde ontsteking
uitvoeren.
De koelventilator kan ook bij uitge‐ schakelde ontsteking gaan
draaien.
9 Gevaar
Het ontstekingssysteem werkt met
een extreem hoge spanning. Nietaanraken.
Motorkap
Openen
Aan de ontgrendelingshendel trekkenen in de uitgangspositie terugduwen.
Page 142 of 207

140Verzorging van de auto
Leg de veiligheidsgrendel links opzij
en open de motorkap.
9 Waarschuwing
Raak wanneer de motor heet is de
motorkapstang alleen bij de
schuimomwikkeling aan.
Til de motorkap op, haal de motor‐
kapstang uit de houder en zet de
motorkapstang goed vast.
Als de motorkap wordt geopend
tijdens een Autostop, wordt de motor
om veiligheidsredenen automatisch
herstart.
Sluiten Controleer voordat u de motorkapsluit of alle doppen goed gesloten zijn en druk de stang in de houder.
Laat de motorkap zakken en laat
deze vanaf een lage hoogte
(20-25 cm) in de grendel vallen.
Controleer of de motorkap vergren‐
deld is.
Voorzichtig
Druk de motorkap niet in het slot
om deuken te voorkomen.
Motorolie
Het motoroliepeil op gezette tijden
handmatig controleren om schade
aan de motor te voorkomen.
Controleer of de gebruikte olie de
juiste specificatie heeft. Aanbevolen
olie en smeermiddelen 3 178.
Het maximale motorolieverbruik is 0,6 l per 1000 km.
Alleen op een vlakke ondergrond
controleren. De motor moet op
bedrijfstemperatuur zijn en minstens
vijf minuten uitgeschakeld zijn
geweest.
Oliepeilstok uittrekken, afvegen, tot aan de aanslag van de handgreep
weer insteken, opnieuw uittrekken en het motoroliepeil aflezen.
Peilstok tot aan de aanslag van de
handgreep insteken en een halve
slag draaien.
Page 143 of 207

Verzorging van de auto141
Wanneer het motoroliepeil tot het
merkteken MIN is gedaald, dan
motorolie bijvullen.
Het wordt geadviseerd dezelfde soort
olie te nemen als voor de laatste olie‐
verversing is gebruikt.
Het motoroliepeil mag niet hoger
staan dan het bovenste merkteken
MAX op de peilstok.Voorzichtig
Een teveel aan motorolie moet
worden afgetapt of afgezogen.
Inhouden 3 190.
Dop recht terugplaatsen en vast‐ draaien.
Koelvloeistof De koelvloeistof biedt vorstbescher‐
ming tot ca. -28 °C. In noordelijke
landen met extreem lage temperatu‐
ren biedt de af fabriek bijgevulde koel‐
vloeistof vorstbescherming tot ca.
-37 °C.
Voorzichtig
Alleen goedgekeurde antivries
gebruiken.
Koelvloeistof en anti-vries 3 178.
KoelvloeistofpeilVoorzichtig
Een te laag koelvloeistofpeil kan
motorschade veroorzaken.
Bij een koud koelsysteem moet de koelvloeistof boven de vulstreep
staan. Bijvullen als het peil te laag is.
Page 144 of 207

142Verzorging van de auto9Waarschuwing
Vóór het openen van de dop de
motor laten afkoelen. Dop voor‐
zichtig openen zodat de druk lang‐
zaam kan ontsnappen.
Gebruik voor bijvullen een mengsel
van een courante geconcentreerde
koelvloeistof met schoon kraanwater; verhouding 1 : 1. Gebruik schoon
kraanwater als er geen geconcen‐
treerde koelvloeistof voorhanden is.
Dop goed vastdraaien. Koelvloeistof‐
gehalte door een werkplaats laten
controleren en oorzaak van het koel‐
vloeistofverlies laten verhelpen.
Sproeiervloeistof
Schoon water vermengd met een
passende hoeveelheid goedge‐
keurde sproeiervloeistof bijvullen die
antivries bevat.
Voorzichtig
Alleen sproeiervloeistof met
voldoende antivries biedt
voldoende bescherming bij lage
temperaturen of een plotselinge
daling van de temperatuur.
Sproeiervloeistof 3 178.
Remmen
Wanneer de remvoering een mini‐ male dikte heeft, hoort u een piepend
geluid wanneer u remt.
Verder rijden is mogelijk maar laat de remblokken zo spoedig mogelijk
vervangen.
Na de montage van nieuwe remblok‐
ken de eerste paar ritten niet onnodig hard remmen.
Remvloeistof9 Waarschuwing
Remvloeistof is giftig en bijtend.
Contact met ogen, huid, textiel en
lakwerk vermijden.
Page 145 of 207

Verzorging van de auto143
De remvloeistof moet tussen de
merktekens MIN en MAX staan.
Roep de hulp in van een werkplaats
als het vloeistofpeil lager dan MIN is.
Rem- en koppelingsvloeistof 3 178.
Accu
De accu van de auto is onderhouds‐
vrij mits uw rijstijl zodanig is dat de accu voldoende wordt opgeladen. Bij
korte ritten en veelvuldig starten kan
de accu ontladen raken. Vermijd het
gebruik van onnodige elektrische
verbruikers.
Batterijen horen niet in het huisvuil
thuis. Ze moeten via speciale inza‐
melpunten gerecycled worden.
Wanneer de auto meer dan vier
weken achtereen stilstaat, kan de
accu ontladen raken. Poolklem van
de minpool van de accu loskoppelen.
Accu van de auto alleen bij uitgescha‐
keld contact aansluiten en loskoppe‐
len.
Ontlaadbeveiliging van accu 3 97.
De accu ontkoppelen
Als de boordaccu moet worden losge‐
koppeld (bijv. voor onderhoudswerk‐
zaamheden), moet de alarmsirene
als volgt worden gedeactiveerd:
Schakel het contact in en uit en
ontkoppel de boordaccu binnen
15 seconden.
Accu vervangen
Let op
Elke afwijking van de in dit hoofdstuk gegeven instructies kan leiden tot
een tijdelijke uitschakeling van het
stop- startsysteem.
Let er bij het vervangen van de accu
op dat er bij de pluspool geen lucht‐
roosters open zijn. Als er in dit gebied een ventilatieopening open is, moet
deze met een afdekkap worden afge‐
sloten en moet de ventilatie bij de
minpool worden geopend.
Vervang bij auto's met een AGM-accu
(Absorptive Glass Mat) de accu door
een andere AGM-accu.
Wij bevelen het gebruik aan van een
originele Opel-accu.
Let op
Als u een andere AGM-accu
gebruikt dan de originele Opel accu,
kunnen slechtere prestaties het
gevolg zijn.
Het wordt geadviseerd de accu door
een werkplaats te laten vervangen.
Page 146 of 207

144Verzorging van de autoAccu opladen9Waarschuwing
Bij auto's met een stop-startsys‐
teem moet u ervoor zorgen dat het oplaadvermogen geen 14,6 volt
overschrijdt wanneer u een accu-
oplader gebruikt. Anders kunt u de accu beschadigen.
Starthulp gebruiken 3 171.
Stop-startsysteem 3 111.
Waarschuwingssticker
Betekenis van de symbolen: ● Geen vonken, open vuur en niet roken.
● Altijd een veiligheidsbril dragen. Explosieve gassen kunnen
aanleiding geven tot blindheid of
letsel.
● Houd de accu buiten het bereik van kinderen.
● De accu bevat zwavelzuur dat aanleiding kan geven tot blind‐
heid of ernstige brandwonden.
● Zie het Instructieboekje voor meer informatie.
● Er kan explosief gas aanwezig zijn in de buurt van de accu.Wisserblad vervangen
De wisserarm optillen. Druk het
ontgrendelingshendeltje in en haak
het wisserblad los.
Maak het ruitenwisserblad in een
lichte hoek vast aan de ruitenwisser‐
arm en druk het in tot het vastklikt.
Breng de ruitenwisserarm voorzichtig
naar omlaag.
Page 147 of 207

Verzorging van de auto145Wisserblad achterruit
Til de ruitenwisser op. Duw het
wisserblad onder een kleine hoek ten opzichte van de wisserarm omlaag tot hij loskomt.
Maak het ruitenwisserblad in een
lichte hoek vast aan de ruitenwisser‐
arm en druk het in tot het vastklikt.
Breng de ruitenwisserarm voorzichtig
naar omlaag.
Gloeilamp vervangen
Zet het contact uit en schakel de
desbetreffende schakelaar uit of sluit
de portieren.
Nieuwe gloeilamp alleen aan fitting vastpakken! Raak het glas van de gloeilamp niet aan met blote handen.
Gebruik bij vervanging altijd hetzelfdetype gloeilamp.
Vervang de gloeilampen van de
koplampen vanuit de motorruimte.
Lampcontrole Schakel het contact in na het vervan‐
gen van een lamp en bedien en
controleer de lichten.Halogeenkoplampen
Grootlicht en dimlicht
1. Aan de linkerkant van de auto: draai aan de vulpijp van het voor‐
ruitsproeiervloeistofreservoir en
trek hem eruit.
Page 148 of 207

146Verzorging van de auto
2.Verwijder het deksel van de zeke‐
ringenkast (alleen linkerkant van
de auto).
3. Druk beide clips bij elkaar en trek de stekker uit de gloeilamp.
4. Beschermkap demonteren.
5.Druk de veerklem in en maak hem
los.
6. Gloeilamp uit reflectorhuis nemen.
7. Bij het aanbrengen van de nieuwe
gloeilamp de lipjes in de uitsparin‐gen van het reflectorhuis steken.
8. Draadveerklem vastklikken.
9. Koplampafdekking aanbrengen en vastdraaien.
10. Zorg dat de beschermkap goed geplaatst is om binnendringende
water en veel condensvorming te
voorkomen.
Page 149 of 207

Verzorging van de auto147Zijmarkeringslicht/dagrijlicht1. Verwijder het deksel van de zeke‐
ringenkast (alleen linkerkant van
de auto).
2. Draai de lamphouder linksom en verwijder hem.
3. Haal de lamp uit de lamphouderen vervang deze.
4. Draai de lampfitting rechtsom in de reflector vast.
Zijmarkeringslicht/dagrijlicht met
leds
Zijmarkeringslicht en dagrijlicht zijn
uitgevoerd met leds en kunnen niet
worden vervangen. Neem bij een
defecte led contact op met een werk‐
plaats.
Mistlampen
1. Verdraai het wiel en verwijder de twee drukmoeren op de buiten‐
kant van het binnenscherm.
Page 150 of 207

148Verzorging van de auto2. Ontkoppel de stekker van delamphouder.
3. Draai de lampeenheid linksom en
trek hem er recht uit.
4. Plaats een nieuwe lampeenheid recht in de lamp en draai hem
rechtsom.
5. Sluit de stekker weer aan.
Richtingaanwijzers vooraan
1. Draai de lamphouder linksom en verwijder hem.
2. Draai de lamp linksom uit delamphouder.
3. Vervang de lamp.
4. Draai de lamphouder rechtsom in de reflector vast.
AchterlichtenAchterlichten, richtingaanwijzers,
remlichten en achteruitrijlichten
1. Draai beide schroeven los.
2. Achterlicht-unit verwijderen. De kabelgeleider moet op zijn plaats
blijven zitten.