OPEL MERIVA 2016.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2016.5, Model line: MERIVA, Model: OPEL MERIVA 2016.5Pages: 259, PDF Size: 8.08 MB
Page 101 of 259

Instrumenten en bedieningsorganen99Storing door vervuilde of met sneeuw
of ijs bedekte sensoren
of
Storingen door externe bronnen van
ultrasoon geluid. Als de storingsbron
wordt verwijderd, dan werkt het sys‐
teem weer normaal.
Oorzaak van de systeemstoring on‐
middellijk door een werkplaats laten
verhelpen.
Ultrasoonparkeerhulp 3 159.
Elektronische stabiliteitsregeling UIT
n brandt geel.
Het systeem wordt gedeactiveerd.
Elektronische
stabiliteitsregeling en Traction Control
b brandt of knippert geel.Brandt
Er zit een storing in het systeem. Ver‐
der rijden is mogelijk. De rijstabiliteit
kan echter afhankelijk van de staat
van het wegdek verslechteren.
Oorzaak van de storing onmiddellijk
door een werkplaats laten verhelpen.
Knippert Het systeem is actief ingeschakeld.
Het motorvermogen kan worden be‐
grensd en de auto kan automatisch
iets worden afgeremd.
Elektronische stabiliteitsregeling
3 157, Traction Control 3 156.
Traction Control-systeem UIT
k brandt geel.
Het systeem wordt gedeactiveerd.
Voorverwarming ! brandt geel.Het voorverwarmen van de dieselmo‐
tor is geactiveerd. Wordt alleen bij
lage buitentemperaturen ingescha‐
keld.
Roetfilter
% brandt of knippert geel.
Het dieselpartikelfilter moet gerege‐
nereerd worden.
Blijven rijden totdat % dooft. Laat het
motortoerental zo mogelijk niet onder
2000 omw/min dalen.
Brandt
Het dieselpartikelfilter is vol. Start het regeneratieproces zo spoedig moge‐
lijk.
Knippert
Het maximale vulniveau van het filter
is bereikt. Start het regeneratieproces onmiddellijk om schade aan de motor
te voorkomen.
Roetfilter 3 148.
Stop/Start-systeem 3 145.
Page 102 of 259

100Instrumenten en bedieningsorganenBandenspanningscontrole‐systeem
w brandt of knippert geel.
Brandt
Banden verliezen spanning. Meteen
stoppen en bandenspanning contro‐
leren.
Knippert Storing in het systeem of montage
van een wiel zonder druksensor (bijv.
reservewiel). Na 60–90 seconden
brandt de controlelamp continu. De
hulp van een werkplaats inroepen.
Bandenspanningscontrolesysteem
3 203.
Motoroliedruk
I brandt rood.
Brandt na het inschakelen van de ont‐ steking en dooft vlak na het starten
van de motor.Brandt bij een draaiende motorVoorzichtig
Motorsmering wordt mogelijk on‐
derbroken. Dit kan aanleiding ge‐
ven tot motorschade en/of tot het
blokkeren van de aandrijfwielen.
1. Koppelingspedaal intrappen.
2. Versnellingsbak in neutrale stand zetten, keuzehendel in stand N
zetten.
3. Zo spoedig mogelijk de verkeers‐ stroom verlaten zonder hierbij an‐dere weggebruikers te hinderen.
4. Contact uitschakelen.
9 Waarschuwing
Bij uitgeschakelde motor gaat
remmen en sturen aanmerkelijk zwaarder. Tijdens een Autostop
werkt de rembekrachtigingseen‐
heid nog altijd.
Verwijder de sleutel niet voordat
de auto stilstaat, anders kan het
stuurslot onverwacht ingescha‐
keld worden.
Controleer het oliepeil voordat u de hulp van een werkplaats inroept
3 179.
Te laag brandstofpeil i brandt of knippert geel.
Brandt Peil in brandstoftank is te laag.
Bovendien wordt een waarschu‐
wingsbericht weergegeven op auto's
met Uplevel-display.
Knippert
Brandstofvoorraad opgebruikt. On‐
middellijk bijtanken. Tank nooit leeg‐
rijden.
Bovendien wordt een waarschu‐
wingsbericht weergegeven op auto's met Midlevel- en Uplevel-display.
Tanken 3 167.
Katalysator 3 149.
Page 103 of 259

Instrumenten en bedieningsorganen101Dieselbrandstofsysteem ontluchten
3 184.
Startbeveiliging
d knippert geel.
Storing in de startbeveiliging. De mo‐
tor kan niet worden gestart.
Motorvermogen verminderd # brandt geel.
Het motorvermogen is beperkt. De
hulp van een werkplaats inroepen.
Rijverlichting 8 brandt groen.
De rijverlichting is ingeschakeld
3 123.
Grootlicht C brandt blauw.
Brandt bij ingeschakeld grootlicht en
bij lichtsignaal 3 125.
Adaptive Forward Lighting
f brandt of knippert geel.Brandt
Storing in het systeem.
De hulp van een werkplaats inroepen.
Knippert Systeem overgeschakeld op symme‐
trisch dimlicht.
Controlelamp f knippert na het in‐
schakelen van de ontsteking ca. 4 se‐ conden om u eraan te herinneren dat
het systeem is geactiveerd 3 125.
Automatische verlichting 3 124.
Mistlamp > brandt groen.
De voorste mistlampen zijn ingescha‐
keld 3 127.
Mistachterlicht
r brandt geel.
Het mistachterlicht is ingeschakeld 3 128.
Cruise control
m brandt wit of groen.Brandt wit
Het systeem is ingeschakeld.
Brandt groen Een bepaalde snelheid wordt opge‐
slagen.
Cruise control 3 158.
Portier open
h brandt rood.
Een portier of de achterklep is ge‐ opend.
Automatisch vergrendelen ^ brandt oranje.
Storing in de automatische vergren‐
deling.
Wellicht zijn de achterportieren niet
tegen openen beveiligd.
Page 104 of 259

102Instrumenten en bedieningsorganen9Waarschuwing
Stop onmiddellijk! Volg de instruc‐
ties onder het kopje "Storing in deautomatische vergrendeling"
voordat u uw reis vervolgt 3 24.
Raadpleeg een werkplaats.
Informatiedisplays
Driver Information Center
Het bestuurdersinformatiecentrum zit
op de instrumentengroep tussen de
snelheidsmeter en de toerenteller.
Beschikbaar als Midlevel-, Uplevel- of Uplevel-Combi-display.
Midlevel-display geeft aan:
● algemene kilometerteller
● dagteller
● een aantal controlelampen
● boordinformatie
● reis-/brandstofinformatie
● boordinformatie, in de vorm van cijfercodes 3 108
In het Uplevel-display kunnen via de
knop MENU op de richtingaanwijzer‐
hendel de volgende hoofdmenu's worden geselecteerd:
● Informatie- menu voertuig
● Informatiemenu dagteller/
brandst.
Page 105 of 259

Instrumenten en bedieningsorganen103
In het Uplevel-Combi-display kunnen
menupagina's worden geselecteerd
door op MENU op de richtingaanwij‐
zerhendel te drukken; er verschijnen
menusymbolen op de bovenste regel
van het display:
● X Informatie- menu voertuig
● W Informatiemenu dagteller/
brandst.
Sommige weergegeven functies ver‐
schillen onderweg ten opzichte van
stilstand van de auto. Sommige func‐ ties zijn alleen onderweg beschik‐
baar.
Persoonlijke instellingen 3 114, op‐
geslagen instellingen 3 21.
Menu's en functies selecteren
U selecteert de menu's en functies
met de toetsen op de richtingaanwij‐
zerhendel.
Druk op MENU om tussen de menu's
te schakelen of om vanuit een sub‐ menu één niveau terug te gaan.
Draai aan het stelwiel om een menu-
optie te markeren of om een nume‐
rieke waarde in te stellen.
Page 106 of 259

104Instrumenten en bedieningsorganenDruk op SET/CLR om een functie te
selecteren of om een bericht te be‐
vestigen.
Informatie- menu voertuig
Druk op MENU om de Informatie-
menu voertuig te selecteren of selec‐
teer X op het Uplevel-Combi-dis‐
play.
Draai aan het stelwiel om een sub‐
menu te selecteren. Druk op
SET/CLR om te bevestigen.
Volg de instructies in de submenu’s.
Mogelijke submenu's zijn, afhankelijk
van de versie:
● Eenheid : U kunt de eenheden op
de displays veranderen.
Op auto's met Midlevel-display
kunnen de volgende instellingen
worden geselecteerd:
● Eenheid1 : Groot-Brittannië
● Eenheid2 : Verenigde Staten
● Eenheid3 : Europa
● Band.span.controle : Controleert
de bandenspanning van alle ban‐
den onder het rijden 3 203.● Bandenbelasting : Selecteer de
bandenspanningscategorie vol‐
gens de huidige bandenspanning 3 203.
● Resterende levensduur olie :
Geeft aan wanneer de motorolie
ververst en het filter vervangen
moet worden 3 92.
● Snelheidswaarschuwing : Bij
overschrijden van de ingestelde
snelheidslimiet klinkt een ge‐
luidssignaal.
● Spraak : De getoonde taal kan
worden veranderd als de auto
niet is uitgerust met een radio.
Selectie en aanduiding kunnen afwij‐
ken in Midlevel-, Uplevel-, en Uplevel- Combi-display.
Page 107 of 259

Instrumenten en bedieningsorganen105Informatiemenu dagteller/
brandst.
Druk op MENU om de
Informatiemenu dagteller/brandst. te
selecteren of selecteer W op het
Uplevel-Combi-display.
Draai aan het stelwiel om een sub‐
menu te selecteren. Druk op
SET/CLR om te bevestigen.
● dagteller 1
● dagteller 2
● digitale snelheid
Dagteller 2 en digitale snelheid zijn alleen beschikbaar bij auto’s met een Uplevel- of Uplevel-Combi-display.
Zet de dagteller terug door gedu‐
rende enkele seconden op SET/CLR
op de richtingaanwijzerhendel te
drukken of door met het contact aan
op de resetknop tussen de snelheids‐
meter en het Driver Information Cen‐
ter te drukken.
Bij auto’s met een boordcomputer zijn
meer submenu’s beschikbaar.
Selectie en aanduiding kunnen afwij‐
ken in Midlevel-, Uplevel-, en Uplevel- Combi-display.
Informatiemenu dagteller/brandstof,
tripcomputer 3 111.
Graphic-Info-Display, Color-Info-Display
Afhankelijk van de configuratie is de
auto uitgevoerd met een
● Graphic-Info-Display
of
● Colour-Info-Display
Het Info-Display bevindt zich in het in‐
strumentenbord boven het "Infotain‐
ment"-systeem.Graphic-Info-Display
Afhankelijk van het
infotainment-systeem, is het
Graphic-Info-Display in twee versies
leverbaar.
Page 108 of 259

106Instrumenten en bedieningsorganen
Graphic-Info-Display geeft aan:● tijd 3 87
● buitentemperatuur 3 86
● datum 3 87
● instellingen elektronische kli‐ maatregeling 3 135
● Infotainmentsysteem, zie de om‐ schrijving van het Infotainment‐
systeem in de handleiding Info‐
tainment
● persoonlijke instellingen 3 114
Colour-Info-Display
Het Colour-Info-Display geeft in kleur
weer:
● tijd 3 87
● buitentemperatuur 3 86
● datum 3 87
● instellingen elektronische kli‐ maatregeling 3 135
● achteruitkijkcamera 3 162
● Infotainmentsysteem, zie de om‐ schrijving van het Infotainment‐
systeem in de handleiding Info‐
tainment
● navigatie, zie de beschrijving van
het Infotainmentsysteem in de
handleiding Infotainment
● systeeminstellingen
● boordinformatie 3 108
● persoonlijke instellingen 3 114
De getoonde informatie en de weer‐
gave ervan hangen af van de uitvoe‐
ring van de auto en de geselecteerde instellingen.
Menu's en instellingen selecteren
Via het display krijgt u toegang tot de menu's en instellingen.
Page 109 of 259

Instrumenten en bedieningsorganen107U maakt uw selecties via:● de menu's
● de functietoetsen en de multi‐ functionele toets van het infotain‐
ment-systeem
Selecteren met het infotainment-
systeem
Selecteer een functie via de knoppen
van het infotainment-systeem. Het menu van de geselecteerde functie
wordt weergegeven.
U gebruikt de multifunctionele toets
voor het selecteren en bevestigen
van een item.
Multifunctionele toets
De multifunctionele toets is het cen‐
trale bedieningselement voor de
menu's:
Draaien ● een menuoptie markeren
● voor het instellen van een nume‐
rieke waarde of het weergeven
van een menuoptie
Drukken (op de buitenste ring) ● de gemarkeerde optie selecteren
of inschakelen
● een ingestelde waarde bevesti‐ gen
● een systeemfunctie in- of uit‐ schakelen
BACK
Druk op BACK om:
● een menu te verlaten zonder de instellingen te wijzigen
● vanuit een submenu naar een hoger menuniveau terug te keren
● het laatste van een serie tekens te wissen
Houd BACK enkele seconden inge‐
drukt om de gehele invoer te wissen.Persoonlijke instellingen 3 114, op‐
geslagen instellingen 3 21.
Page 110 of 259

108Instrumenten en bedieningsorganenBoordinformatieBerichten worden voornamelijk weer‐
gegeven op het Driver Information
Center (DIC); in sommige gevallen
samen met een waarschuwingszoe‐
mer.
Druk op SET/CLR , MENU of draai
aan het stelwiel om een bericht te be‐ vestigen.
Boordinformatie op
Midlevel-display
De boordinformatie verschijnt in de
vorm van cijfercodes.
Nr.Boordinformatie2Geen handzender herkend,
trap de koppeling in om
opnieuw te starten3Koelvloeistofpeil te laag4Airconditioning UIT5Stuurwiel is geblokkeerd6Trap de rem in om de elektri‐
sche handrem los te zettenNr.Boordinformatie7Draai aan het stuurwiel, schakel
de ontsteking uit en weer in9Draai aan het stuurwiel, start de motor opnieuw12Auto overbeladen13Compressor oververhit15Derde remlicht defect16Remlicht defect17Koplampverstelling defect18Linker dimlicht defect19Mistachterlicht defect20Rechter dimlicht defect21Zijmarkeringslicht links defect22Zijmarkeringslicht rechts defect23Achteruitrijlicht defect24Kentekenverlichting defect25Richtingaanwijzer linksvoor
defect26Richtingaanwijzer linksachter
defect