OPEL MOVANO_B 2015.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2015.5, Model line: MOVANO_B, Model: OPEL MOVANO_B 2015.5Pages: 223, PDF Size: 5.16 MB
Page 171 of 223

Verzorging van de auto169
Als w bij lagere temperaturen oplicht
en na een stukje rijden dooft, kan dit duiden op een te lage bandenspan‐
ning. Bandenspanning controleren.
Schakel het contact uit wanneer de
bandenspanning moet worden ver‐
hoogd of verlaagd.
Monteer uitsluitend wielen met druk‐
sensoren, omdat anders de banden‐
spanning niet wordt weergegeven.
Bovendien zal w dan enkele secon‐
den knipperen en vervolgens blijven
branden, samen met controlelamp
A 3 85 en verschijnt er een bijbeho‐
rend bericht op het Driver Information
Center.
Een reservewiel of tijdelijk wiel is niet uitgerust met druksensoren. Bij der‐
gelijke wielen zal het TPMS niet wer‐
ken. Bij de drie andere wielen blijft het
TPMS wel werken.
Controlelamp w en het bijbehorende
bericht blijven actief totdat de banden op de juiste bandenspanning zijn ge‐
zet.
Driver Information Center 3 89.
Boordinformatie 3 90.Lekke band
Een lekke band of een veel te lage
bandenspanning wordt aangegeven door het oplichten van controlelamp
w samen met C 3 86 en een bijbe‐
horend bericht op het Driver Informa‐
tion Center. Stop de auto en schakel
de motor uit.
Bandenspanning 3 210, Bandenre‐
paratieset 3 172, Reservewiel
3 177, Wiel verwisselen 3 175.
Afhankelijkheid van
temperatuur
De bandenspanning hangt af van de temperatuur van de band. Onderweg
lopen de temperatuur en de spanning van de band op.
De bandenspanningswaarde die u op
het Driver Information Centre ziet, is
de daadwerkelijke bandenspanning.
Daarom is het belangrijk de banden‐
spanning bij koude banden te contro‐ leren.Inleerfunctie
Wanneer de wielen zijn verwisseld,
moet het TPMS opnieuw worden in‐
geleerd.
Selecteer met een stilstaande auto
het menu Bandenspanning op het
Driver Information Center door de
knop op het uiteinde van de wisser‐ hendel in te drukken. Houd de knop
gedurende ongeveer 4 seconden in‐
gedrukt om het systeem opnieuw te
laten berekenen. Een bijbehorend be‐ richt verschijnt in het Driver Informa‐
tion Center.
Page 172 of 223

170Verzorging van de auto
Het inleren is voltooid nadat ongeveer10 km of 10 minuten is gereden. Het
systeem kan tijdens deze tijd alleen
beperkte informatie verstrekken.
Wanneer tijdens het inleren proble‐
men optreden, blijft controlelamp w
branden en wordt een waarschu‐
wingsbericht op het Driver Informa‐
tion Center weergegeven.
Driver Information Center 3 89.
Boordinformatie 3 90.
Algemene informatie Gebruik van in de handel verkrijgbare
vloeibare bandenreparatiesets kan
de werking van het systeem nadelig
beïnvloeden. Gebruik door de fabriek goedgekeurde bandenreparatiesets.
Bandenreparatieset 3 172.
Externe radioapparatuur met een
groot vermogen kan storing veroor‐
zaken bij het TPMS.
Wanneer de banden zijn verwisseld,
moeten de TPMS-sensoren altijd
door een werkplaats worden gede‐
monteerd en nagekeken.Profieldiepte
Regelmatig de profieldiepte controle‐
ren.
Om veiligheidsredenen de banden te
vervangen wanneer een profieldiepte
van 2–3 mm (4 mm voor winterban‐
den) is bereikt.
Omwille van de veiligheid wordt het
aanbevolen dat de profieldiepte van de banden op één as onderling niet
meer dan 2 mm verschilt.
De wettelijk toegestane minimumpro‐
fieldiepte (1,6 mm) is bereikt wanneer het profiel tot aan één van de slijtage- indicatoren (TWI = Tread Wear Indi‐
cator) is afgesleten. De positie van de slijtage-indicatoren wordt aangeduid
door merktekens op de zijwand van
de band.
Banden verouderen ook wanneer er
niet mee gereden wordt. Wij raden u
aan de banden om de 6 jaar te ver‐
vangen.
Van banden- en velgmaat
veranderen
Bij het gebruik van banden met een
andere bandenmaat dan af fabriek
gemonteerd, moeten mogelijk de
snelheidsmeter en de voorgeschre‐
ven bandenspanning geherprogram‐
meerd worden en moeten er eventu‐
eel andere aanpassingen aan de auto
worden verricht.
Na montage van banden met een an‐ dere bandenmaat de sticker met debandenspanning laten vervangen.
Page 173 of 223

Verzorging van de auto1719Waarschuwing
Het gebruik van ongeschikte ban‐
den of velgen kan tot ongelukken
leiden en maakt de typegoedkeu‐
ring van het voertuig ongeldig.
Wieldoppen
Gebruik wieldoppen en banden die
door de fabriek voor de desbetref‐
fende auto zijn goedgekeurd en daar‐
mee aan alle eisen voor de desbe‐
treffende combinatie van wielen en
banden voldoen.
Als geen wieldoppen en banden wor‐ den gebruikt die door de fabriek zijn
goedgekeurd, mogen de banden niet
voorzien zijn van een velgbescher‐
mingsrand.
Wieldoppen mogen de koeling van de remmen niet belemmeren.
9 Waarschuwing
Het gebruik van ongeschikte ban‐
den of wieldoppen kan tot plotse‐
ling drukverlies leiden met onge‐
lukken als mogelijk gevolg.
Sneeuwkettingen
Sneeuwkettingen zijn alleen toege‐
staan op de aangedreven as.
Bij modellen met dubbele banden
achter zijn sneeuwkettingen alleen op de buitenste banden toegestaan.
Fijne sneeuwkettingen gebruiken, die(inclusief kettingslot) maximaal
15 mm buiten het loopvlak en de bin‐
nenkant van de band uitsteken.9 Waarschuwing
Beschadigingen kunnen een klap‐
band veroorzaken.
Wieldoppen op stalen velgen kunnentegen delen van de sneeuwketting
aankomen. In dit geval wieldoppen
verwijderen.
Sneeuwkettingen mogen alleen wor‐
den gebruikt bij snelheden tot
50 km/u en mogen bij het rijden over
sneeuwvrije wegen slechts korte tijd
worden gebruikt, omdat ze op een
harde ondergrond snel slijten en kun‐ nen knappen.
Het gebruik van sneeuwkettingen op
een compact reservewiel is niet toe‐
gestaan.
Page 174 of 223

172Verzorging van de autoBandenreparatieset
Lichte beschadigingen van de loop‐
vlakken van de banden kunnen met
de bandenreparatieset worden ver‐
holpen.
Vreemde voorwerpen niet uit de ban‐
den verwijderen.
Beschadigingen die groter zijn dan
4 mm of die in de bandwang dichtbij
de velg zitten, kunnen niet met de
bandenreparatieset worden verhol‐
pen.9 Waarschuwing
Niet sneller rijden dan 80 km/u.
Niet langdurig gebruiken.
Bestuurbaarheid en rijeigen‐
schappen worden mogelijk nade‐
lig beïnvloed.
Bij een lekke band:
Trek de handrem aan en schakel neu‐
traal (handgeschakelde versnellings‐
bak) of N (geautomatiseerde versnel‐
lingsbak) in.
De bandenreparatieset zit onder de
voorstoel. Stoel geheel naar voren
schuiven en de rugleuning neerklap‐
pen om de set te pakken.
1. Haal de bandenreparatieset on‐ der de voorstoel uit.
2. Verwijder de compressor.
3. Verwijder de voedingskabel(s) en de luchtslang uit de opbergvak‐
ken aan de onderkant van de
compressor.
4. Schroef de compressorluchtslang
op de koppeling van de fles af‐
dichtmiddel.
5. Zet de fles afdichtmiddel in de houder op de compressor.
Plaats de compressor dichtbij de band, zodanig dat de fles afdicht‐
middel rechtop staat.
6. Ventieldop van defecte band los‐ schroeven.
7. Schroef de vulslang voor het af‐dichtmiddel op het ventiel van de
band.
8. Zet de wipschakelaar op de com‐ pressor in de stand O.
Page 175 of 223

Verzorging van de auto173
9.De rode voedingskabel < op de
compressor op de starthulpaan‐
sluiting 3 179 aansluiten.
Let op
Afhankelijk van het model kan de
starthulpaansluiting zich aan de lin‐
ker- of rechterkant van de motor‐
ruimte bevinden.10. De andere zwarte ] voedingska‐
bel op de massa van de auto aan‐
sluiten, bijv. op het motorblok of
op een bout van de motorophan‐
ging.
Let op
Afhankelijk van het type bandenre‐
paratieset kan het nodig zijn om de
enkelvoudige voedingskabel op de
voedingsaansluiting van de sigaret‐
tenaansteker aan te sluiten.
Bij dit type zullen de rode < en
zwarte ] voedingskabels niet aan‐
wezig zijn.
Om te voorkomen dat de accu
leegraakt, is het raadzaam de mo‐
tor te laten draaien.
11. Zet de wipschakelaar van de com‐
pressor in de stand I. De band
wordt nu met afdichtmiddel ge‐
vuld.
12. De drukmeter van de compressor
slaat kortstondig uit tot 6 bar.
Daarna begint de druk te dalen.
13. Al het afdichtmiddel wordt in de band gepompt. Daarna wordt de
band opgepompt.
Page 176 of 223

174Verzorging van de auto
14. De voorgeschreven bandenspan‐ning moet binnen 10 minuten wor‐
den bereikt. Bandenspanning
3 210. Schakel na het bereiken
van de juiste spanning de com‐
pressor uit door de wipschakelaar
in de stand O te zetten.
Wordt de voorgeschreven ban‐
denspanning niet binnen
10 minuten bereikt, dan de ban‐
denreparatieset verwijderen. Auto
één wielomwenteling verrijden
(ca. 2 meter). De bandenrepara‐
tieset weer aansluiten en het vul‐
proces 10 minuten lang voortzet‐
ten. Wordt de voorgeschreven
bandenspanning dan nog niet be‐ reikt, dan is de band te ernstig be‐
schadigd. De hulp van een werk‐
plaats inroepen.
Bouw eventueel de te hoge ban‐
denspanning af via de knop naast de manometer.
Compressor niet langer dan
10 minuten achtereen laten wer‐
ken.
15. Maak de bandenreparatieset los.
16. Eventueel vrijgekomen afdicht‐ middel met een doek verwijderen.
17. Etiket met toelaatbare maximum‐ snelheid van de fles met afdicht‐
middel halen en in het zicht van de
bestuurder aanbrengen.
18. Schroef de vulslang voor het af‐ dichtmiddel op de vrije koppeling
van de fles afdichtmiddel. Hier‐
door wordt voorkomen dat er af‐
dichtmiddel uit de fles stroomt.
Fles met afdichtmiddel in de plas‐ tic zak doen. Bandenreparatieset
onder de voorstoel opbergen.
19. Onmiddellijk verder rijden zodat het afdichtmiddel zich gelijkmatig
over de binnenkant van de band
kan verspreiden. Na ca. 10 km rij‐
den – uiterlijk na 10 minuten –
stoppen en de bandenspanning
met de compressor controleren.
Hiervoor de luchtslang van de
compressor rechtstreeks op
bandventiel en compressor
schroeven.
20. Bij een bandenspanning hoger dan 3,1 bar de bandenspanning
op de voorgeschreven waarde
Page 177 of 223

Verzorging van de auto175
brengen. Procedure herhalen tot‐dat de bandenspanning niet meer
afneemt.
Bij een bandenspanning lager
dan 3,1 bar niet verder rijden met
de auto. De hulp van een werk‐
plaats inroepen.
21. Bandenreparatieset onder de voorstoel opbergen.
Let op
De rijeigenschappen van de her‐ stelde band zijn veel minder goed,
daarom deze band laten vervangen.
Bij abnormale geluiden of sterke ver‐
hitting van de compressor, deze mi‐
nimaal 30 minuten lang uitschake‐
len.
Het ingebouwde veiligheidsventiel
opent bij een druk van 7 bar.
Let op de vervaldatum van de set.
Na deze datum is niet meer gega‐
randeerd dat het middel nog goed
afdicht. Let op de bewaarinstructies op de fles met afdichtmiddel.Gebruikte fles met afdichtmiddel
vervangen. Afvoeren volgens de
desbetreffende wettelijke voorschrif‐ ten.
De compressor en het afdichtmiddel zijn vanaf ca. -30 °C te gebruiken.
Wiel verwisselen
Sommige auto's hebben in plaats van
een reservewiel een bandenrepara‐
tieset 3 172.
De onderstaande voorbereidingen
treffen en de instructies opvolgen:
■ Auto op een vlakke, stevige en slip‐
vrije ondergrond parkeren. Voor‐
wielen in de rechtuitstand draaien.
■ Trek de handrem aan en schakel de eerste versnelling of de achter‐
uitversnelling (handgeschakelde
versnellingsbak) of N (geautomati‐
seerde versnellingsbak) in.
■ Schakel het luchtveringssysteem uit 3 120.
■ Reservewiel verwijderen 3 177.
■ Vervang nooit meer dan één wiel tegelijk.■ Gebruik de krik alleen om een wielte wisselen in geval van banden‐
pech en niet voor de jaarlijkse mon‐
tage van winter- of zomerbanden.
■ De krik is onderhoudsvrij.
■ Bij een zachte ondergrond, een ste‐
vige plank (max. 1 cm dik) onder de
krik leggen.
■ In de op te krikken auto mogen zich
geen personen of dieren bevinden.
■ Nooit onder een opgekrikte auto kruipen.
■ Bij een opgekrikte auto de motor niet starten.
■ Wielbouten/-moeren en de schroef‐
draden ervan voorafgaand aan
montage van wiel reinigen.9 Waarschuwing
Vet de wielbout, de wielmoer en
de conus van de wielmoer niet in.
1. Wieldop met meegeleverde haak loshalen. Boordgereedschap
3 165.
Page 178 of 223

176Verzorging van de auto
2. Plaats de wielsleutel stevig op dewielmoer en draai elke bout/moer
een halve slag los.
3. Auto's met voorwielaandrijving:
Auto opkrikken door de hefpla‐
teautap recht onder het kriksteun‐
punt plaatsen dat zich het dichtst
bij het te verwisselen wiel bevindt.
Erop letten dat de krik goed onder
het kriksteunpunt staat. De krik‐
voet dient loodrecht onder het
kriksteunpunt op de grond te
staan en wel zo dat de krik niet
kan wegglijden.
Wielsleutel aan de krik bevestigen
en de auto met de sleutel opkrik‐
ken totdat het wiel van de grond
komt.
Auto's met achterwielaandrijving:
Ga te werk zoals beschreven in de
gebruiksaanwijzing bij de hydrau‐
lische krik en zet de vereiste on‐
derdelen volgens de specificaties
in elkaar.
Adapter plaatsen bij het krikgat
dat het dichtst bij het desbetref‐
fende wiel zit.
Erop letten dat de krik goed onder
het kriksteunpunt staat. De kop
van de krik moet op een lijn met
het krikgat zijn. Krik oppompen
door op de wielsleutel te drukken, om de grondplaat goed te plaat‐
sen.
De auto met de wielsleutel opkrik‐ ken totdat het wiel van de grond
komt.
4. Wielbouten/-moeren geheel los‐ draaien en met een doek schoon‐vegen.
Wielbouten/-moeren bewaren op
een plek waar de schroefdraden
niet verontreinigd raken.
5. Wiel verwisselen.
6. Wielbouten/-moeren indraaien.
7. Auto laten zakken.
Page 179 of 223

Verzorging van de auto177
8. Plaats de wielsleutel stevig vasten haal elke wielbout/moer krui‐
selings aan. Aanhaalkoppel is:
172 Nm (voorwielaandrijving),
235 Nm (achterwielaandrijving
met dubbele banden achter),
264 Nm (achterwielaandrijving
met enkele banden achter).
9. Wieldop terugplaatsen.
Let op
Breng, indien van toepassing, anti‐
diefstalbouten aan het dichtst bij het ventiel van de band (anders is het
wellicht niet mogelijk om de wieldop weer aan te brengen).
10. Het vervangen wiel 3 177 en het
boordgereedschap 3 165 opber‐
gen.
11. Nieuwe wiel op de auto laten uit‐ balanceren. Bandenspanning
3 210 van het gemonteerde wiel
alsmede het aanhaalmoment van
de wielbouten/-moeren zo spoe‐
dig mogelijk controleren.
Defecte band laten vervangen of re‐
pareren.Reservewiel
Sommige auto's hebben in plaats van
een reservewiel een bandenrepara‐
tieset 3 172.
Bij het aanbrengen van een reserve‐
wiel met een andere maat dan de an‐
dere wielen kan het wiel worden be‐
schouwd als een tijdelijk reservewiel
en gelden de betreffende maximum‐
snelheden, zelfs als dit niet door een
label wordt aangegeven. Raadpleeg
een werkplaats voor informatie over
de geldende maximumsnelheid.Voorzichtig
Is het gemonteerde reservewiel
kleiner dan de andere wielen of
wordt het gebruikt in combinatie
met winterbanden, dan kunnen de
rijeigenschappen negatief worden
beïnvloed. Defecte band zo spoe‐
dig mogelijk laten vervangen.
Het reservewiel zit met een spil onder het frame van de auto en wordt vast‐
gezet door een kabel met de wielsleu‐
tel en de adapter vast te draaien.
Bij een maximaal beladen auto met
een lekke achterband moet de auto
mogelijk eerst opgekrikt worden om
bij het reservewiel te kunnen.
Haal het reservewiel eruit door de ka‐
bel met de wielsleutel en de adapter
los te draaien en het wiel helemaal te laten zakken.
Page 180 of 223

178Verzorging van de autoVoorzichtig
Laat het reservewiel alleen met dewielsleutel en de adapter zakken.
Het gebruik van pneumatisch ge‐
reedschap is verboden. Hierdoor
kunnen de lierkabel en de uitrus‐
ting beschadigd raken.
Wiel rechtop zetten, pen uit houder
halen en wiel van de kabel losmaken.
Bij auto's met dubbele achterbanden
is een extra montageplaat aan het re‐
servewiel bevestigd. Voorafgaand
aan gebruik van het wiel de moer los‐
draaien en de montageplaat verwij‐
deren.
Wanneer een reservewiel wordt te‐
ruggeplaatst, moet u eerst de monta‐
geplaat bevestigen (auto's met dub‐
bellucht achter) en deze met de moer vastzetten.
Plaats het wiel rechtop en leid vervol‐
gens de kabel vanaf de achterkant
van het wiel (zijde zonder ventiel)
door het midden van het wiel. Breng
de houder en pen zodanig aan dat al‐
les goed zit en dat de voorkant van
het wiel (zijde met ventiel) omlaag
wijst bij het terugplaatsen.
Plaats het wiel onder het frame van
de auto en maak vervolgens de kabel
vast met de wielsleutel en adapters,
totdat het wiel in volledig omhoog ge‐ brachte stand is vastgezet.9 Waarschuwing
Zorg ervoor dat de buitenzijde van
het wiel (de zijde met het ventiel)
naar beneden is gericht wanneer
het reservewiel onder het frame
van de auto wordt teruggeplaatst.
Compact reservewiel
Voorzichtig
Is het gemonteerde reservewiel
kleiner dan de andere wielen of
wordt het gebruikt in combinatie
met winterbanden, dan kunnen de
rijeigenschappen negatief worden
beïnvloed. Defecte band zo spoe‐
dig mogelijk laten vervangen.