OPEL MOVANO_B 2015.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2015.5, Model line: MOVANO_B, Model: OPEL MOVANO_B 2015.5Pages: 223, PDF Size: 5.16 MB
Page 161 of 223

Verzorging van de auto159
7. Gloeilamp iets in fitting duwen,linksom draaien, gloeilamp uitne‐men en vervangen.
Richtingaanwijzer ( 1)
Achter- en remlicht ( 2)
Achteruitrijlicht ( 3)
Mistachterlicht, wellicht aan één
kant ( 4)
8. Lamphouder weer in lamphuis aanbrengen.
9. Drie schroeven weer op lamphuis
achter aanbrengen.
10. Kabelboomstekker weer op lamp‐
huis aansluiten.
11. Lamphuis van buiten af in oor‐ spronkelijke stand terugplaatsen
en erop letten dat het goed vastzit.
12. Twee moeren weer op centreer‐ pennen achter op lamphuis
schroeven.
13. Afwerkingspaneel boven en on‐ der op stijl achter aanbrengen.Zijknipperlichten
1. Lamphuis naar rechts duwen en aan het lamphuis links trekken omdeze uit de opening te halen.
2. Kabelboomstekker van lamphuis loskoppelen.
3. Lamphouder 90° draaien, uit lamphuis verwijderen en lamp
vervangen.
4. Lamphouder in lamphuis aan‐ brengen.
5. Kabelboomstekker weer aanslui‐ten.
6. Lamphuis in opening aanbrengen
en naar links vastduwen.
Richtingaanwijzers in spiegels 1. Spiegel onder compleet van vo‐ ren af trekken om bij schroef te
komen.
2. Schroef met torxschroeven‐ draaier losdraaien.
3. Lamphouder uit spiegel ondercompleet achter halen.
4. Lamp vervangen.
Page 162 of 223

160Verzorging van de auto
5. Lamphouder vervangen.
6. Schroef vervangen.
Derde remlicht
1. Kap van binnenkant van achter‐ portier halen.
2. Moer van centreerpen achter van lamphuis schroeven.
3. Lamphuis uit opening aan buiten‐ kant trekken.
4. Kabelboomstekker van lamphuis loskoppelen.
5. Lamphouder uit lamphuis verwij‐ deren en lamp vervangen.
6. Lamphouder in lamphuis aan‐ brengen en kabelboomstekker
weer op lamphuis aansluiten.
7. Lamphuis in opening terugplaat‐ sen en erop letten dat het goed
vastzit.
8. Moer weer op centreerpen achter op lamphuis schroeven.
9. Kap op binnenkant van achterpor‐
tier aanbrengen.
Kentekenverlichting
1. Lens losklikken met een platte schroevendraaier.
2. Afdekking weghalen en lamp ver‐ vangen.
3. Lampglas weer aanbrengen.
Page 163 of 223

Verzorging van de auto161BinnenverlichtingVoorste binnenverlichting
1. Lens verwijderen met een platte schroevendraaier.
2. Lamp vervangen.
3. Lampglas weer aanbrengen.
Laadruimteverlichting
1. Lamphuis verwijderen met een platte schroevendraaier.
2. Kabelboomstekker van lamphuis loskoppelen.
3. Afdekking lampglas weghalen en lamp vervangen.
4. Kabelboomstekker weer aanslui‐ ten en lamphuis weer aanbren‐
gen.
Verlichting voorportierplaat
1. Lamphuis verwijderen met een platte schroevendraaier.
2. Glas op lamphuis weghalen.
3. Lamp vervangen en lampglas aanbrengen.
4. Lamphuis terugplaatsen.
Achterste binnenverlichting
Lampen door een werkplaats laten
vervangen.
Page 164 of 223

162Verzorging van de auto
Verlichting
handschoenenkastje
Lampen door een werkplaats laten
vervangen.
Instrumentenverlichting
Lampen door een werkplaats laten
vervangen.Elektrisch systeem
Zekeringen
Controleren of het opschrift op de ver‐ vangende zekering overeenkomt met
dat op de defecte zekering.
Er zitten twee zekeringendozen in de
auto:
■ links op het instrumentenpaneel, achter het afwerkingspaneel.
■ in de motorruimte onder het koel‐ vloeistofexpansievat.
Alvorens een zekering te vervangen,
de desbetreffende schakelaar en de
ontsteking uitschakelen.
Een defecte zekering is te herkennen aan de doorgebrande smeltdraad.
Zekering pas vervangen wanneer de oorzaak van de storing verholpen is.
Page 165 of 223

Verzorging van de auto163
Het wordt geadviseerd altijd een vol‐
ledige set zekeringen mee te nemen.
De hulp van een werkplaats inroepen.
Sommige functies worden door meer‐dere zekeringen beveiligd.
Er kunnen zekeringen aanwezig zijn
die geen functie hebben.
Let op
Het is mogelijk dat niet alle beschre‐
ven zekeringenkasten op uw auto
aanwezig zijn.
Raadpleeg bij een controle van de
zekeringenkast de bijbehorende sticker.
Zekeringtrekker
In de zekeringenkast op het instru‐
mentenpaneel zit een zekeringtrek‐
ker waarmee zekeringen gemakkelij‐
ker te vervangen zijn.
Zekeringtrekker van bovenaf of van
opzij op zekering steken en zekering
lostrekken.
Zekeringenkast in
motorruimte
Onder het koelvloeistofexpansievat.
Bepaalde functies worden mogelijk
door meerdere zekeringen beveiligd.
Zekeringen i.v.m. lastige toeganke‐
lijkheid door een werkplaats laten ver‐ vangen.SymboolStroomkringSZijverlichting rechtsTZijverlichting linksWDimlicht rechtsaDimlicht links>MistlampLGrootlicht linksNGrootlicht rechtsuABSKVoorruitwissers
Page 166 of 223

164Verzorging van de auto
SymboolStroomkringnVerwarmings- en ventila‐
tiesysteem, airconditio‐
ningVVerwarmde voorruit
Zekeringenkast
instrumentenpaneel
Achter het afwerkingspaneel aan de
linkerkant van het instrumentenpa‐
neel. Afwerkingspaneel vanaf de bo‐
venkant lostrekken.
Geen voorwerpen achter dit paneel
opbergen.
Bepaalde functies worden mogelijk
door meerdere zekeringen beveiligd.SymboolStroomkringZInfotainmentsysteem,
stoelverwarming, autodis‐
play, audioaansluitingen,
alarm?StekkerdoosÌAanstekereInstrumentenpaneelUCentrale vergrendelingORichtingaanwijzers,
mistachterlichten, carros‐
serieregelmoduleDIAGDiagnosestekkeruABS, elektronisch stabili‐
teitsprogrammadBinnenverlichting,
remlichtenZCarrosserieregelmoduleSTOPRemlichtSymboolStroomkringICarrosserieregelmodule,
elektrisch bediende ruiten,
verwarmings- en ventila‐
tiesysteem, airconditio‐
ningmVerwarmbare achterruit
linksnVerwarmbare achterruit
rechtsRVoorruitsproeiersMElektronische startbeveili‐
gingUStoelverwarmingFBLBochtlichtlHandsfree-aansluiting&TachograafPTOPTO (krachtafnemer)jClaxonÍDieselbrandstoffilter voor‐
verwarmenxAircoventilator
Page 167 of 223

Verzorging van de auto165
SymboolStroomkringADPExtra aanpassingen,Elektrisch bediende ruiten,
carrosserieregelmoduleBoordgereedschap
Gereedschap
De krik, wielsleutel, adapters (om het reservewiel te verwijderen), wieldop‐
haak en het sleepoog zijn samen op‐
geborgen onder de voorstoel.
Auto's met achterwielaandrijving:
Een hydraulische krik en een set ver‐
lengstukken voor gebruik bij de krik
zijn ook meegeleverd.
Page 168 of 223

166Verzorging van de auto
U hebt toegang tot het geheel door destoel geheel naar voren te schuiven
en de rugleuning neer te klappen.
Bandenreparatieset 3 172.
Wiel verwisselen 3 175.
Reservewiel 3 177.Velgen en banden
Conditie van banden en velgen Zo langzaam mogelijk en onder een
rechte hoek over obstakels. Het rijden
over scherpe randen kan schade aan banden en velgen tot gevolg hebben.
Banden niet tegen de stoeprand
klemmen.
De wielen regelmatig op beschadi‐
ging controleren. Bij beschadigingen
of abnormale slijtage de hulp van een werkplaats inroepen.
Wij raden aan de voorwielen niet om te wisselen met de achterwielen en
vice versa, om de rijstabiliteit te be‐
houden. Gebruik altijd minder versle‐
ten banden op de achteras.
Banden
Af fabriek gemonteerde banden zijn
op het chassis afgestemd en bieden
een optimum aan rijcomfort en veilig‐ heid.Winterbanden
Winterbanden verhogen bij tempera‐
turen onder 7°C de rijveiligheid en
dienen daarom om alle wielen gelegd
te worden.
De sticker met de maximumsnelheid
in overeenstemming met de geldende wetgeving in uw land in het gezichts‐
veld van de bestuurder aanbrengen.
Aanduidingen op banden Bijv. 215/65 R 16 C 109 R215=Bandbreedte in mm65=Hoogte-breedteverhouding
(bandhoogte t.o.v. band‐
breedte) in %R=Type koordlagen: RadiaalRF=Type: RunFlat16=Velgdiameter in inchesC=Cargo (bedrijfswagen)88=Kengetal voor draagvermo‐
gen, 109 komt bijv. overeen
met ongeveer 1030 kgR=Kenletter voor snelheid
Page 169 of 223

Verzorging van de auto167
Kenletter voor snelheid:Q=tot 160 km/uS=tot 180 km/uT=tot 190 km/uH=tot 210 km/uV=tot 240 km/uW=tot 270 km/u
Draairichtingsgebonden
banden
Draairichtingsgebonden banden zo
monteren dat ze in de rijrichting afrol‐ len. De draairichting is herkenbaar
aan een symbool (bijv. een pijl) op de zijwand van de band.
Bandenspanning
De bandenspanning minstens om de 14 dagen en vóór elke lange rit bij
koude banden controleren. Het reser‐ vewiel niet vergeten. Dit geldt ook
voor auto's met een bandenspan‐
ningscontrolesysteem.
Bandenspanningswaarden 3 210.
Breng de banden op de spannings‐
waarden zoals vermeld op het label
op het frame van de bestuurdersdeur.
De voorgeschreven bandenspanning
geldt bij koude banden. De waarde
geldt voor zowel zomer- als winter‐
banden.
Reservewiel altijd oppompen tot de
bandenspanning bij maximale bela‐
ding.
Een onjuiste bandenspanning beïn‐
vloedt de veiligheid, het weggedrag,
het rijcomfort en het brandstofver‐
bruik negatief en verhoogt de ban‐
denslijtage.
De bandenspanningswaarden ver‐
schillen afhankelijk van de diverse
opties. Ga voor de juiste banden‐ spanningswaarde als volgt te werk:
1. Bepaal de code van de motor-ID. Motorgegevens 3 194.
2. Bepaal de betreffende band.
De bandenspanningswaardetabellen
vermelden alle mogelijke banden‐
combinaties 3 210.
Voor de voor uw auto goedgekeurde
banden kunt u de EEG-conformiteits‐
verklaring die bij uw auto is geleverd, of andere landelijke registratiedocu‐
menten raadplegen.De bestuurder is verantwoordelijk
voor het juist instellen van de ban‐
denspanning.9 Waarschuwing
Een te lage bandenspanning kan
aanleiding geven tot oververhitting van de banden en interne bescha‐
digingen, wat bij hoge snelheden
loslatende loopvlakken en zelfs
klapbanden kan veroorzaken.
Achterwielaandrijving, met
dubbele achterbanden
Bij het opblazen van de buitenste
band moet de opblaasbuis tussen de twee wielen door worden geleid.
Bandenspanningscontro‐
lesysteem
Het bandenspanningscontrolesys‐
teem (TPMS) gebruikt radiografische
en sensortechnologie ter controle van de bandenspanningswaarden.
Page 170 of 223

168Verzorging van de autoVoorzichtig
Het bandenspanningscontrole‐
systeem waarschuwt alleen bij
een te lage bandenspanning en
treedt niet in de plaats van regulier onderhoud van de banden door de bestuurder.
Alle wielen moeten zijn voorzien van
een druksensor en de banden moe‐
ten de voorgeschreven bandenspan‐
ning hebben.
Let op
In landen waar het bandenspan‐
ningscontrolesysteem wettelijk ver‐
eist is, wordt de typegoedkeuring
van het voertuig bij het gebruik van
wielen zonder druksensoren nietig.
De sensoren van het TPMS controle‐ ren de spanningswaarden van de
banden en verzenden de meetwaar‐
den naar een ontvanger in de auto.
Bandenspanningswaarden op
display U kunt de actuele bandenspannings‐
waarden bekijken op het Driver Infor‐
mation Center 3 89.
Druk bij een stilstaande auto meer‐
dere malen op de knop op het uit‐
einde van de wisserhendel totdat het
menu Bandenspanningswaarden
verschijnt.
Bandenspanning te laag
Een te lage bandenspanning wordt
aangegeven door het oplichten van
controlelamp w 3 87 en een bijbeho‐
rend bericht op het Driver Information Center.
Als w oplicht, stop dan bij de eerst‐
volgende gelegenheid en breng de banden op de aanbevolen spannings‐
waarden 3 210.
Na het op spanning brengen moet u
wellicht een stukje rijden om de ban‐
denspanningswaarden op het Driver
Information Center bij te werken.
Hierbij kan w oplichten.