OPEL MOVANO_B 2016 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2016, Model line: MOVANO_B, Model: OPEL MOVANO_B 2016Pages: 239, PDF Size: 5.61 MB
Page 11 of 239
Kort en bondig9BuitenspiegelsHandmatig verstellen
Spiegel in gewenste richting draaien.
Buitenspiegels 3 33.
Elektrisch verstelbare buitenspiegels
Desbetreffende buitenspiegel selec‐
teren en verstellen.
Bolle buitenspiegels 3 33, elektri‐
sche verstelling 3 34, inklapbare
buitenspiegels 3 34, verwarmde
buitenspiegels 3 34.
Stuurwiel instellen
Hendel omlaagbewegen, stuurwiel
instellen, hendel omhoogbewegen en
vergrendelen.
Stuurwiel uitsluitend bij stilstaande
auto en ontgrendeld stuurslot verstel‐ len.
Airbags 3 51, Contactslotstanden
3 121.
Page 12 of 239
10Kort en bondigOverzicht instrumentenpaneel
Page 13 of 239
Kort en bondig111Vaste ventilatieopeningen ..117
2 Instellen koplampreikwijdte 100
Park pilot met
ultrasoonsensoren ..............147
Traction Control-systeem ....141
Elektronisch stabiliteits‐
programma (ESP) ..............142
3 Zijdelingse luchtroosters ....116
4 Lichtschakelaar ....................98
Richtingaanwijzers .............101
Grootlicht en dimlicht,
lichtsignaal ........................... 99
Zijmarkeringslichten ..............98
Automatisch dimlicht ............98
Omgevingsverlichting ......... 104
Mistlampen ......................... 101
Mistachterlicht ....................102
Grootlichtassistentie .............. 995 Instrumenten ........................ 80
Versnellingsbakdisplay .........84
Driver Information Centre
(DIC) ..................................... 92
6 Claxon .................................. 76
Bestuurdersairbag ...............54
7 Afstandsbediening op
stuurwiel ................................ 76
Cruisecontrol ...................... 143
8 Voorruitwissers,
voorruitsproeiers ..................77
Boordcomputer .....................95
9 Munthouder .......................... 67
10 Elektrische aansluiting,
USB-sleuf .............................. 79
11 Middelste luchtroosters ......116
12 Opbergvak ............................ 67
13 Passagiersairbag ..................54
Opbergvak ........................... 67
14 Handschoenenkastje ...........68
15 Bekerhouders ....................... 6816Klimaatregelsysteem .......... 106
Elektronische
klimaatregeling (ECC) .........108
Gordelverklikker ....................87
Passagiersairbag
deactiveren ........................... 56
17 Aansteker ............................. 80
Stekkerdoos ......................... 79
18 Schakelhefboom,
handgeschakelde
versnellingsbak ...................134
Geautomatiseerde
versnellingsbak ...................134
19 Cruise control en snel‐
heidsbegrenzer ..................143
Geautomatiseerde
versnellingsbak,
winter- en beladingsmodus . 137
Stationair-toerentalregeling . 122
Stop/Start-systeem .............123
Modus ECO ........................ 120
20 Contactslot met stuurslot ...121
21 Stuurkolomknoppen .............76
Page 14 of 239
12Kort en bondig22Stuurwiel instellen ................76
23 Ontgrendelingshandgreep
motorkap ............................ 160
24 Hulpverwarming ..................113
25 Opbergvak ........................... 67
Zekeringenkast ..................177Rijverlichting
Buitenste lichtschakelaar draaien:
7:uit0:zijmarkeringslichten9 P:dimlicht of grootlichtAUTO:automatische verlichting:
koplampen worden automa‐ tisch in- en uitgeschakeld.
Verlichting 3 98, automatische ver‐
lichting 3 98, waarschuwingsappa‐
raat koplampen 3 94, adaptief rij‐
licht (AFL) 3 101.
Mistlampen en mistachterlicht
Binnenste lichtschakelaar draaien:
>:mistlampenr:mistachterlichten
Mistlampen en mistachterlicht 3 101,
3 102.
Page 15 of 239
Kort en bondig13Lichtsignaal, grootlicht en dimlicht
Hendel naar u toe trekken.
Grootlicht 3 99, lichtsignaal 3 100.
Richtingaanwijzershendel omhoog:rechter richting‐
aanwijzerhendel omlaag:linker richtingaan‐
wijzer
Richtingaanwijzers 3 101.
Alarmknipperlichten
Bediening met toets ¨.
Alarmknipperlichten 3 101.
Page 16 of 239
14Kort en bondigClaxon
j indrukken.
Wis-/wasinstallatie
Voorruitwissers0:uitP /
AUTO:intervalschakeling of au‐
tomatisch wissen met
regensensor1:langzaam2:snel
Voorruitwisser 3 77, wisserblad
vervangen 3 167.
Voorruitsproeiers
Hendel naar u toe trekken.
kort trekken:wisser maakt één
slag en er wordt
sproeiervloeistof
tegen de voorruit
gespotenlang trekken:wisser maakt en‐
kele slagen en er
wordt sproeier‐
vloeistof tegen de
voorruit gespoten
Voorruitsproeiers 3 77, sproeier‐
vloeistof 3 164.
Page 17 of 239
Kort en bondig15KlimaatregelingVerwarmbare achterruit
Ü indrukken om de verwarming in te
schakelen.
Verwarmbare achterruit 3 37.
Verwarmbare buitenspiegels
Met Ü schakelt u ook de verwarm‐
bare buitenspiegels in.
Verwarmbare buitenspiegels 3 34.
Ruiten ontwasemen en ontdooien
Klimaatregelsysteem
● Draaiknop voor temperatuur in hoogste stand zetten.
● Luchtdebiet op hoogste stand zetten.
● Luchtverdeelschakelaar op V
zetten.
● Verwarming achterruit Ü inscha‐
kelen.
● Schakelaar koeling AC AAN.
● Zijdelingse luchtroosters openen naar wens en op de zijruiten rich‐ten.
Klimaatregelsysteem 3 106.
Page 18 of 239
16Kort en bondigElektronische klimaatregeling (ECC)
V indrukken.
Temperatuur en luchtverdeling wor‐
den automatisch ingesteld, de aanja‐
ger draait met een hoge snelheid.
Elektronisch klimaatregelsysteem
3 108.
Versnellingsbak
Handgeschakelde
versnellingsbak
Achteruit: vanuit stilstand na het in‐
trappen van het koppelingspedaal de ring op de keuzehendel omhoog trek‐
ken en de versnelling inschakelen.
Kan de versnelling niet worden inge‐
schakeld, dan het koppelingspedaal
in de neutrale stand laten opkomen
en weer intrappen; vervolgens nog‐
maals schakelen.
Handgeschakelde versnellingsbak
3 134.
Geautomatiseerde
versnellingsbakN:neutrale stando:rijstand+:hogere versnelling-:lagere versnellingA/M:wisselen tussen automatische
en handgeschakelde modusR:achteruitversnelling. Uitslui‐
tend inschakelen als de auto
stilstaat.
Geautomatiseerde versnellingsbak
3 134.
Page 19 of 239
Kort en bondig17Voordat u wegrijdt
Voor het wegrijden controleren ● Bandenspanning en - staat 3 181, 3 225.
● Motoroliepeil en vloeistofniveaus 3 161.
● Ruiten, spiegels, buitenverlich‐ ting en kentekenplaat: vrij van
vuil, sneeuw of ijs en gebruiks‐
klaar.
● Juiste positie van spiegels, stoe‐ len en veiligheidsgordels 3 34,
3 40, 3 49.
● Werking van remsysteem (bij lage snelheid), vooral bij vochtige
remmen.Motor starten
● Draai de sleutel naar stand 1.
● Stuurwiel iets verdraaien om het stuurslot te ontgrendelen.
● Trap de koppeling en rem in.
● Trap het gaspedaal niet in.
● Sleutel naar stand 2 draaien om
voor te verwarmen en wachten
totdat controlelamp ! op het Dri‐
ver Information Center (DIC)
dooft.
● Draai de sleutel naar stand 3 en
laat deze los.
Motor starten 3 121.
Stop/Start-systeem
Als de auto langzaam rijdt of stilstaat
en er bepaalde voorwaarden zijn ver‐ vuld, activeer dan een Autostop zoals hieronder beschreven:
● Het koppelingspedaal intrappen.
● Zet de keuzehendel in N.
● Laat het koppelingspedaal los.
Als controlelamp Ï op de instrumen‐
tengroep groen brandt, duidt dit op
een Autostop.
Om de motor te herstarten, moet u het koppelingspedaal opnieuw bedienen.
Stop-startsysteem 3 123.
Page 20 of 239
18Kort en bondigParkeren9Waarschuwing
● Parkeer de auto niet op een
licht ontvlambaar oppervlak.
Door de hoge temperatuur van
het uitlaatsysteem kan het op‐
pervlak ontbranden.
● Handrem altijd zonder indruk‐ ken van de ontgrendelingsknopstevig aantrekken. Op een af‐
lopende of oplopende helling
zo stevig mogelijk. Trap tegelij‐ kertijd het rempedaal in om de
bedieningskracht te verminde‐
ren.
● Zet de motor af.
● Schakel de eerste versnelling in als de auto op een effen on‐
dergrond of een oplopende hel‐
ling. Op een oplopende helling
bovendien de voorwielen van
de stoeprand wegdraaien.
Schakel de achteruitversnelling in als de auto op een aflopende helling staat. Bovendien de
voorwielen naar de stoeprand
toedraaien.
● Sluit de ruiten.
● Draai de contactsleutel naar de
stand 0 en trek deze eruit.
Stuurwiel verdraaien totdat het
stuurslot merkbaar vergrendelt.
● Vergrendel de auto door e op de
handzender in te drukken
3 21.
● Activeer het alarmsysteem 3 31.
● Koelventilatoren kunnen ook na het afzetten van de motor in wer‐
king treden 3 160.
Voorzichtig
Na een rit waarbij met hoge mo‐
tortoerentallen of met hoge motor‐
belasting werd gereden, de motor
vóór het afzetten gedurende een
korte tijd met lage belasting laten
draaien of gedurende ca.
30 seconden stationair laten
draaien om de turbolader te be‐
schermen.
Sleutels, sloten 3 19, auto een lan‐
gere tijd stilzetten 3 159.