OPEL MOVANO_B 2016 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2016, Model line: MOVANO_B, Model: OPEL MOVANO_B 2016Pages: 239, PDF Size: 5.61 MB
Page 31 of 239
Sleutels, portieren en ruiten29Controleer de stand van de buiten‐
kruk. Zet de kruk terug als deze nog
open staat en gebruik de sleutel voor de portiersloten.
Neem als de storing aanhoudt con‐
tact op met een werkplaats.
Elektrische treeplank9 Waarschuwing
Gebruik de elektrische treeplank
voorzichtig, met name bij nat en
koud weer.
De elektrische treeplank werkt auto‐
matisch wanneer de elektrische
schuifdeur geopend of gesloten
wordt.9 Waarschuwing
Zorg ervoor dat er voldoende spe‐
ling is om de elektrische treeplankongehinderd volledig in- en uit te
doen schuiven.
Bij een actieve elektrische treeplank
brandt het lampje. Als deze na het
sluiten van de deur nog brandt, is de
treeplank niet ingetrokken.
Trek bij een storing de elektrische
treeplank handmatig in door het
oranje handwieltje onder de treeplank
los te schroeven en zorg dat er niets
bij het sluiten in de weg ligt. Schroef
het oranje handwieltje na het intrek‐
ken van de treeplank weer vast. De
hulp van een werkplaats inroepen.
Achterdeuren Vergrendel en ontgrendel de achter‐deuren met de handzender of de
sleutel (indien aanwezig).
Om de rechterachterdeur te openen,
aan de buitenkruk trekken.
De rechterdeur kan ook vanuit het in‐
terieur worden geopend door aan de
binnenkruk te trekken.
Page 32 of 239
30Sleutels, portieren en ruiten
De linkerachterdeur wordt dan ont‐
grendeld met de hefboom.
9 Waarschuwing
Wanneer de auto langs de kant
van de weg geparkeerd is en de
achterportieren openstaan, zijn de
achterlichten mogelijk niet te zien.
Medeweggebruikers attent makenop de auto door een gevarendrie‐
hoek te gebruiken of andere ap‐
paratuur zoals aanbevolen door
het verkeersreglement in uw land.
De deuren worden met deurvangers
onder een hoek van 90º gehouden.
Om de deuren 180º of verder (afhan‐
kelijk van het model) te openen, de
deurvangers van de pallen op de deurlijsten halen en de deuren tot de
gewenste stand openen.
Als de deuren tot 270º worden ge‐ opend, worden ze door magneten in
de zijkant van de carrosserie geheel
open gehouden.9 Waarschuwing
Ver openslaande deuren goed
vastzetten bij maximale opening.
Geopende deuren kunnen door de wind met kracht dichtslaan!
Bij het sluiten van de portieren beves‐ tigt u elke portiervanger op de pal op
het portierlijst.
De achterdeuren kunnen vanuit het
interieur worden vergrendeld met de
interieurvergrendelingsschakelaar
aan de binnenkant van de rechter‐
deur.
Altijd eerst de linkerdeur, dan de rech‐
terdeur sluiten.
Combi, bus
Bij modellen met stuurwiel links wor‐
den de achterdeuren vanuit het inte‐
rieur geopend door aan de interieur‐ hendel te trekken.
Page 33 of 239
Sleutels, portieren en ruiten31Trek bij modellen met stuurwiel rechts
de rechterdeur met de interieurhendel open en zet de linkerdeur open doorde hefboom omlaag te drukken.
Altijd eerst de linkerdeur, dan de rech‐
terdeur sluiten.Antidiefstalbeveiliging
Vergrendelingssysteem9 Waarschuwing
Niet inschakelen als er zich perso‐
nen in de auto bevinden! Ontgren‐ delen van de binnenzijde is niet
mogelijk.
De portieren worden tegen openen
beveiligd. Voor activering van het
systeem moeten alle portieren geslo‐
ten zijn.
Let op
Het vergrendelingssysteem kan niet
worden geactiveerd als de alarm‐
knipperlichten of stadslichten zijn in‐
geschakeld.
Vergrendelen en ontgrendelen is niet mogelijk met de centrale vergrende‐
lingstoets.
Activering
Binnen 3 seconden e tweemaal in‐
drukken.
Alarmknipperlichten knipperen
vijf keer ter bevestiging.
Deactivering Ontgrendel de portieren door op dehandzender op c te drukken.
Diefstalalarmsysteem Het anti-diefstalalarmsysteem wordt
samen met de centrale vergrendeling
bediend.
Page 34 of 239
32Sleutels, portieren en ruitenHet bewaakt:● portieren, achterklep, motorkap
● interieur
● bagageruimte
● ontsteking
● onderbreking van voeding alarm‐
sirene
Activering Alle deuren en de motorkap moeten
worden gesloten.
e indrukken om het diefstalalarmsys‐
teem in te schakelen. De alarmknip‐
perlichten knipperen tweemaal ter be‐ vestiging van de inschakeling.
Als de alarmknipperlichten bij inscha‐
keling van het diefstalalarmsysteem
niet knipperen, zit een van de deuren of de motorkap niet goed dicht.
Let op
Bij wijzigingen in het interieur, zoals
het gebruik van stoelhoezen en bij
open ruiten, werkt de bewaking van
het interieur wellicht minder goed.
Deactivering
Bij het ontgrendelen van de auto of
het inschakelen van het contact wordt
het diefstalalarmsysteem uitgescha‐
keld. De alarmknipperlichten knippe‐ ren eenmaal ter bevestiging van de
uitschakeling.
Let op
Indien het alarm is afgegaan, zal de
alarmsirene niet uitschakelen als de
auto wordt ontgrendeld. Om de si‐
rene uit te schakelen, moet u het
contact inschakelen. De alarmknip‐
perlichten knipperen niet bij uitscha‐ keling, indien het alarm is afgegaan.Inschakelen zonder bewaking
van passagiersruimte
Schakel de bewaking van de passa‐ giersruimte uit als er mensen of die‐
ren in de auto verblijven of als de ti‐ mer of de afstandsbediening is inge‐
steld voor het inschakelen van de
hulpverwarming 3 113.
Afhankelijk van voertuigconfiguratie:
● houd e ingedrukt of
● contact tweemaal snel in- en uit‐ schakelen en dan de portieren
sluiten en het diefstalalarmsys‐
teem activeren
Page 35 of 239
Sleutels, portieren en ruiten33Ter bevestiging zal er een geluidssig‐
naal klinken.
Deze status blijft gehandhaafd tot de
deuren worden ontgrendeld.
AlarmWanneer het alarm afgaat klinkt de
noodstroomsirene met zijn eigen bat‐
terij en knipperen de alarmknipper‐
lichten. Het aantal alarmsignalen en
de duur ervan zijn wettelijk vastge‐
legd.
Indien de accu van de auto wordt los‐ gekoppeld of de stroomvoorziening
wordt onderbroken, zal de alarmsi‐
rene afgaan. Daarom vóór het los‐
koppelen van de voertuigaccu het
diefstalalarmsysteem uitschakelen.
Om een alarmsirene uit te zetten (in‐
dien geactiveerd) en hiertoe het dief‐
stalalarmsysteem uit te schakelen, de
voertuigaccu opnieuw aansluiten en
de auto ontgrendelen met toets c op
de handzender (of het contact inscha‐ kelen).Startbeveiliging
Het systeem is onderdeel van de con‐ tactschakelaar en het controleert of
de auto met de gebruikte sleutel mag worden gestart.
De startbeveiliging wordt automatisch
geactiveerd na het verwijderen van
de sleutel uit het contactslot, of wan‐
neer de motor wordt afgezet zonder
de sleutel uit het contactslot te verwij‐
deren.
Als de motor niet kan worden gestart,
contact uitschakelen en sleutel eruit
trekken, ongeveer 2 seconden wach‐
ten en opnieuw proberen te starten.
Als dat niet lukt, kunt u proberen om de motor met de reservesleutel te
starten en daarna de hulp van een
werkplaats inroepen.
Let op
De startbeveiliging vergrendelt de
portieren niet. Vergrendel daarom
steeds na het verlaten van de auto de portieren en schakel het diefstal‐
alarmsysteem in 3 21, 3 31.Buitenspiegels
Bolle vorm
De bolle buitenspiegel bevat een as‐
ferisch gebied en verkleint de dode
hoek. Door de vorm van de spiegel
lijken voorwerpen kleiner dan ze zijn,
waardoor afstanden moeilijker zijn in
te schatten.
Handmatig verstellen
Spiegels instellen door deze in de ge‐wenste richting te draaien.
De onderste spiegels zijn niet te ver‐ stellen.
Page 36 of 239
34Sleutels, portieren en ruitenElektrische verstelling
Schakel het contact in om de elektri‐
sche buitenspiegels te verstellen.
De betreffende buitenspiegel selecte‐
ren door de knop naar links of rechts
te schakelen en vervolgens de knop
te verdraaien om de spiegel af te stel‐ len.
Als de knop in de middelste stand
staat, is er geen spiegel geselec‐
teerd.
De onderste spiegels zijn niet te ver‐
stellen.
Inklapbare spiegels
Voor de veiligheid van voetgangers
klappen de buitenspiegels bij aansto‐
ten vanaf een bepaalde kracht weg uit de normale stand. Spiegel dan door
licht op de spiegelbehuizing te druk‐
ken terugduwen.
Parkeerstand U klapt de buitenspiegels in door
zachtjes op de buitenrand van de be‐
huizing te drukken, bijv. bij een
krappe parkeerplek.
Verwarmde spiegels
Wordt bediend door Ü op een van
beide systemen in te drukken. LED brandt tijdens de werking in de knop.
Page 37 of 239
Sleutels, portieren en ruiten35De verwarming werkt bij een draai‐
ende motor en wordt na korte tijd au‐
tomatisch uitgeschakeld.
Klimaatregelsysteem 3 106.
Elektronisch klimaatregelsysteem 3 108.Binnenspiegel
Handmatige dimfunctie
Om verblinding te verminderen, de
hendel aan de onderkant van de spie‐
gelbehuizing gebruiken.
Groothoekspiegel
Afhankelijk van het model is een grote
bolle spiegel in de zonneklep van de
voorpassagier opgenomen om het
zicht te vergroten en dode hoeken te
verkleinen.
Page 38 of 239
36Sleutels, portieren en ruitenRuitenVoorruit
Voorruitstickers Plak geen stickers, bijv. tolvignetten
o.i.d., rondom de binnenspiegel op de
voorruit. Anders kan de detectiezone
van de sensor in de spiegelbehuizing
worden beperkt.
Handbediende ruiten
De portierruiten kunnen met de hand‐ slingers worden geopend of gesloten.
Elektrisch bediende ruiten9 Waarschuwing
Wees voorzichtig bij het gebruik
van de elektrische ruitbediening.
Er bestaat verwondingsgevaar,
met name voor kinderen.
Ruiten tijdens het sluiten goed in
de gaten houden. Ervoor zorgen dat niets of niemand bekneld
raakt.
Schakel het contact in om de elek‐
trisch bediende ruiten te bedienen.
Druk de schakelaar van de betref‐
fende ruit in om de ruit te openen of
trek aan de schakelaar om de ruit te
sluiten.
Bij modellen met automatische func‐
tie voor het openen van de bestuur‐
dersportierruit; ruit stoppen door tij‐
dens het openen de schakelaar nog‐
maals te bedienen.
Bij een stroeve werking door ijsvor‐
ming e.d. meermaals aan de schake‐ laar trekken totdat de ruit in stappen
is gesloten.
Overbelasting
Worden de ruiten in korte tijd meer‐
maals bediend, dan wordt de ruitbe‐
diening enige tijd gedeactiveerd.
Achterste zijruiten Schuiframen zijkant
Druk op de grendel en schuif de ruit
om te openen. Zorg ervoor dat de
grendel bij het sluiten vastzit.
Page 39 of 239
Sleutels, portieren en ruiten37
Druk op de grendel en schuif de ruit
om te openen. Zorg ervoor dat de
grendel bij het sluiten vastzit.
Zijruiten openen
Aan hendel trekken om ruit te ope‐
nen.
Let op
Afhankelijk van het model gaan
sommige ruiten wellicht niet geheel
open.
Nooduitgang
Om een nooduitgang uit de auto te
maken, moet u hamer 1 gebruiken om
het glas te breken 2.
Afhankelijk van de versie kan de
nooduitgang via het panoramadak
zijn 3 38.
Achterruitverwarming
Wordt bediend door Ü op een van
beide systemen in te drukken. LED brandt tijdens de werking in de knop.
Page 40 of 239
38Sleutels, portieren en ruitenDe verwarming werkt bij een draai‐
ende motor en wordt na korte tijd au‐
tomatisch uitgeschakeld.
Klimaatregelsysteem 3 106.
Elektronisch klimaatregelsysteem
3 108.
Zonnekleppen Om verblinding te vermijden kunnen
de zonnekleppen worden neerge‐
klapt en opzij worden gedraaid.
Afdekkingen van eventueel in de zon‐
nekleppen aanwezige make-
upspiegels tijdens het rijden gesloten
houden.
De zonnekleppen kunnen tevens uit‐
gerust zijn met een houder voor par‐
keerbewijzen enz.
Groothoekspiegel 3 35.Dak
Panoramadak
Nooduitgang
In geval van nood kan het glas gebro‐ ken worden. Gebruik de hamer om
het glaspaneel in te slaan.
Afhankelijk van de versie kan de
nooduitgang via de zijruiten zijn 3 36.