OPEL VIVARO B 2016 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2016, Model line: VIVARO B, Model: OPEL VIVARO B 2016Pages: 217, PDF Size: 4.74 MB
Page 31 of 217
Sleutels, portieren en ruiten29Druk op G om de achterdeuren/
achterklep (en de zijschuifdeuren) te
vergrendelen/ontgrendelen.
Elektronisch sleutelsysteem 3 23.
Bediening met fysieke sleutel
Deuren handmatig vergrendelen of
ontgrendelen door de sleutel in het
slot te draaien.
Centrale vergrendelingstoets Vergrendelt of ontgrendelt de portie‐
ren en de bagageruimte vanuit de
passagiersruimte.
Druk op e om de auto te vergrende‐
len. De activering wordt aangeduid
door de LED in de toets. Bij het sluiten
van een open deur wordt de deur au‐
tomatisch vergrendeld.
Druk nogmaals op e om de auto te
ontgrendelen.
Bij het rijden met een open bagage‐
ruimte kunnen de voordeuren (en de
zijschuifdeuren) nog steeds worden
vergrendeld. Met ingeschakeld con‐
tact e gedurende ongeveer
5 seconden ingedrukt houden. Bij het
sluiten van de achterdeuren/achter‐
klep worden ze automatisch vergren‐
deld.
Automatisch vergrendelen 3 29.
Bij het indrukken van e wordt hands‐
free bediening automatisch uitge‐
schakeld. Start de motor om de han‐
denvrije bediening weer te activeren.
Elektronisch sleutelsysteem 3 23.
Deurvangers
Bij bepaalde modellen worden de slo‐
ten van de laadruimte apart bediend
voor meer veiligheid.
Bij deurvangers dient de bagage‐
ruimte met de hand te worden ge‐ opend door de sleutel in het slot te
steken en om te draaien, ofschoon de deuren met de handzender of de
elektronische sleutel kunnen worden
vergrendeld en ontgrendeld.
Achterdeuren 3 31.
Automatisch vergrendelen Automatisch vergrendelen na
wegrijden
U kunt deze beveiligingsfunctie zoda‐
nig configureren dat de deuren en de
bagageruimte automatisch worden
vergrendeld zodra de auto begint te
rijden.
Page 32 of 217
30Sleutels, portieren en ruitenInschakelen
Met ingeschakeld contact e op de
centrale vergrendelingstoets gedu‐
rende ca. 5 seconden ingedrukt hou‐
den. Ter bevestiging van de inscha‐
keling klinkt een geluidssignaal.
Uitschakelen
Met ingeschakeld contact e op de
centrale vergrendelingstoets gedu‐
rende ca. 5 seconden ingedrukt hou‐
den. De uitschakeling wordt beves‐
tigd door een geluidssignaal.
Centrale vergrendelingstoets 3 25.
KinderslotenHet kinderslot voor de zijschuifdeur zit achter op de schuifdeur.
Open de zijschuifdeur en schakel het
kinderslot in om te voorkomen dat de
deur van binnen kan worden ge‐
opend.9 Waarschuwing
Gebruik de kindersloten steeds
wanneer kinderen op de achter‐
bank zitten om te voorkomen dat
het portier per ongeluk van binnen wordt geopend.
Draai de kinderslotschakelaar in de
zijschuifdeur met geschikt gereed‐
schap naar de vergrendelde stand;
de deur kan niet van binnen worden
geopend.
Het kinderslot blijft zelfs na het ont‐
grendelen van de auto met de af‐
standsbediening ingeschakeld. De deur kan alleen van buiten af worden geopend.
De kinderslotschakelaar naar de ont‐
grendelde stand draaien om deze te
deactiveren.
Portieren
Schuifdeur
Open en sluit de schuifdeur alleen
wanneer de auto stilstaat met de
handrem aangetrokken.
Trek de binnenhandgreep naar ach‐
teren om te ontgrendelen en te ope‐
nen.
De deur is van de binnenzijde te ver‐
grendelen met de binnenste vergren‐
delingstoets.
Page 33 of 217
Sleutels, portieren en ruiten319Waarschuwing
Wees voorzichtig wanneer u de
zijschuifdeur bedient. Kans op let‐ sel.
Zorg ervoor dat er niets beklemd
raakt tijdens de bediening en dat
er niemand in de bewegingszone
staat.
Bij parkeren op een helling kunnen geopende schuifdeuren door hun
eigen gewicht ongewild bewegen.
Vóór het wegrijden schuifdeuren
sluiten.
Achterdeuren
Om de linker achterdeur te openen
aan de buitenkruk trekken. De deur
wordt van de binnenkant geopend
door aan de binnenste handgreep te trekken.
De rechter achterdeur wordt ontgren‐
deld met de hendel.
9 Waarschuwing
Wanneer de auto langs de kant
van de weg geparkeerd is en de
achterportieren openstaan, zijn de
achterlichten mogelijk niet te zien.
Medeweggebruikers attent makenop de auto door een gevarendrie‐
hoek te gebruiken of andere ap‐
paratuur zoals aanbevolen door
het verkeersreglement in uw land.
De deuren worden met deurvangers
onder een hoek van 90° gehouden.
Om de deuren 180° of verder te ope‐ nen aan de deurontgrendelingshand‐
grepen trekken en de deuren tot in de gewenste stand open zwaaien.
9 Waarschuwing
Ver openslaande deuren goed
vastzetten bij maximale opening.
Geopende deuren kunnen door de wind met kracht dichtslaan!
Page 34 of 217
32Sleutels, portieren en ruiten
Bij het sluiten van de deuren bevestigtu elke deurvanger op de pal op het
deurframe.
Altijd eerst de rechter deur sluiten en
daarna de linker deur.
Diefstalvergrendeling
Schakel om te voorkomen dat de lin‐
ker achterdeur van buiten af wordt ge‐ opend de diefstalvergrendeling bin‐
nen in de auto in.
Draai de handgreep rechtsom in de
vergrendelde stand. De deur is ver‐
grendeld en kan niet van buitenaf
worden geopend.
Schakel de vergrendeling uit door de handgreep linksom te draaien, om de
deur te kunnen openen.
Bagageruimte
Achterklep
Openen
Na ontgrendeling, de knop van ach‐
terklep indrukken en de achterklep
helemaal openen.
De achterklep kan ook van binnen
worden geopend door op de binnen‐
ste ontgrendelingshandgreep op de
achterklep te drukken.
Page 35 of 217
Sleutels, portieren en ruiten33Let op
Bij zeer strenge vorst bieden de hy‐
draulische veren mogelijk minder
ondersteuning bij het openen van de
achterklep.
Centrale vergrendeling 3 25.
Sluiten
Achterklep aan de binnenste lus
dichttrekken. Controleren of de ach‐
terklep goed dichtzit.
Centrale vergrendeling 3 25.
Achterklep in noodsituaties van
binnenuit openen
Zo nodig eerst de afdekking aan de
binnenkant van de achterklep verwij‐
deren en dan het metalen snoer naar
beneden trekken om te ontgrendelen.
Tegen de achterklep duwen om hem te openen.
Algemene tips voor de
achterklepbediening9 Gevaar
Niet met een geopende of op een
kier staande achterklep rijden,
bijv. bij het vervoer van omvang‐
rijke bagage, omdat er dan giftige, onzichtbare en reukloze uitlaat‐
gassen de auto kunnen binnen‐
dringen. Hierdoor kunt u bewuste‐ loos raken en zelfs sterven.
Voorzichtig
Voordat u de achterklep opent,
moet u belemmeringgen in de
hoogte controleren, zoals een ga‐
ragedeur, om schade aan de ach‐ terklep te voorkomen.
Voor voldoende ruimte (min.
2,15 meter) boven en achter de
auto zorgen, wanneer de achter‐
klep wordt geopend.
Page 36 of 217
34Sleutels, portieren en ruitenLet op
Afhankelijk van het gewicht van
eventueel gemonteerde accessoi‐
res blijft de achterklep mogelijk niet
in geopende stand staan.Antidiefstalbeveiliging
Vergrendelingssysteem9 Waarschuwing
Niet inschakelen als er zich perso‐
nen in de auto bevinden! Ontgren‐ delen van de binnenzijde is niet
mogelijk.
Alle deuren en de bagageruimte wor‐
den tegen openen beveiligd.
Voor activering van het systeem moe‐ ten alle deuren en de bagageruimte
gesloten zijn.
Let op
Het vergrendelingssysteem kan niet
worden geactiveerd als de alarm‐
knipperlichten of stadslichten zijn in‐
geschakeld.
Vergrendelen en ontgrendelen is niet mogelijk met de centrale vergrende‐
lingstoets.
Centrale vergrendeling 3 25.
Bediening met handzender met
2 toetsen en 3 toetsen
De werking wordt bevestigd wanneer
de alarmknipperlichten vijfmaal knip‐
peren.
Inschakelen
Tweemaal op e drukken.
- of -
Fysieke sleutel in het slot van de be‐
stuurdersdeur tweemaal naar de ach‐
terkant van de auto draaien.
Page 37 of 217
Sleutels, portieren en ruiten35Uitschakelen
Ontgrendel de deuren door c op de
handzender in te drukken of door de
fysieke sleutel in het slot van de be‐
stuurdersdeur naar de voorkant van
de auto te draaien.
Werking elektronisch
sleutelsysteem
De werking wordt bevestigd door dealarmknipperlichten.
Inschakelen
Voor handenvrije bediening moet de
elektronische sleutel buiten de auto
zijn, binnen een bereik van ongeveer
één meter van de voordeuren of de
bagageruimte.
Druk tweemaal op de knop op een
van de buitenkrukken.
- of -
Tweemaal op e drukken.
Uitschakelen
Ontgrendel de deuren door op de
knop op een van de buitenkrukken te
drukken of druk op c.
Handenvrije bediening wordt automa‐
tisch gedeactiveerd wanneer de toet‐
sen op de elektronische sleutel zijn
gebruikt (of de centrale vergrende‐
lingstoets e wordt ingedrukt). Start de
motor om de handenvrije bediening
weer te activeren.
Centrale vergrendeling 3 25.
Elektronisch sleutelsysteem 3 23.
Diefstalalarmsysteem Het diefstalalarmsysteem wordt sa‐
men met de centrale vergrendeling bediend 3 25.
Het bewaakt: ● portieren, achterklep, motorkap
● interieur
● bagageruimte
● ontsteking
● onderbreking van voeding alarm‐
sirene
Page 38 of 217
36Sleutels, portieren en ruitenInschakelen
Alle deuren en de motorkap moeten
worden gesloten.
De alarmknipperlichten knipperen ter
bevestiging van het activeren. Als de
alarmknipperlichten bij inschakeling
van het diefstalalarmsysteem niet
knipperen, zit een van de deuren of
de motorkap niet goed dicht.
Handzender met 2 toetsen en
3 toetsen
e indrukken om het diefstalalarmsys‐
teem te activeren.
Elektronische sleutel
Voor handenvrije bediening moet de
elektronische sleutel buiten de auto
zijn, binnen een bereik van ongeveer
één meter van de voordeuren of de
bagageruimte.
Druk op de knop op een van de bui‐
tenkrukken.
- of -
e indrukken om het diefstalalarmsys‐
teem te activeren.
Elektronisch sleutelsysteem 3 23.
Uitschakelen
Bij het ontgrendelen van de auto (met c of de knop op een van de buiten‐
krukken) of het inschakelen van het
contact wordt het diefstalalarmsys‐
teem gedeactiveerd. De alarmknip‐
perlichten knipperen ter bevestiging
van het deactiveren.
Het systeem wordt niet gedeactiveerd bij het ontgrendelen van de bestuur‐
dersdeur met de sleutel of met de
centrale vergrendelingstoets in het in‐
terieur.
Page 39 of 217
Sleutels, portieren en ruiten37Let op
Indien het alarm is afgegaan, zal de
alarmsirene niet uitschakelen als de
auto wordt ontgrendeld. Om de si‐
rene uit te schakelen, moet u het
contact inschakelen. De alarmknip‐
perlichten knipperen niet bij uitscha‐ keling, indien het alarm is afgegaan.
Inschakelen zonder bewaking
van passagiersruimte
Schakel de bewaking van de passa‐ giersruimte uit, bijv. wanneer er die‐
ren in de auto verblijven of als de ti‐
mer of de afstandsbediening is inge‐
steld voor het inschakelen van de
hulpverwarming 3 109.
Houd e op de handzender of de elek‐
tronische sleutel ingedrukt, er klinkt
een pieptoon ter bevestiging.
Deze status blijft gehandhaafd tot de
deuren worden ontgrendeld.
Alarm Wanneer het alarm afgaat, klinkt er
een geluid uit de speciale sirene met
een eigen accuvoeding en tegelijker‐
tijd knipperen de alarmknipperlichten.Het aantal en de duur van de alarm‐
signalen zijn voorgeschreven door de
wetgever.
Indien de accu van de auto wordt los‐ gekoppeld of de stroomvoorziening
wordt onderbroken, zal de alarmsi‐
rene afgaan. Daarom vóór het los‐
koppelen van de voertuigaccu het
diefstalalarmsysteem uitschakelen.
Om een alarmsirene uit te zetten (in‐
dien geactiveerd) en hiertoe het dief‐
stalalarmsysteem uit te schakelen, de
accu opnieuw aansluiten en de auto
ontgrendelen of het contact inscha‐
kelen.
Startbeveiliging De startbeveiliging is onderdeel van
het contactslot en het controleert of
de auto met de gebruikte sleutel mag
worden gestart.
De startbeveiliging wordt automatisch
geactiveerd na het verwijderen van
de sleutel uit het contactslot, of wan‐
neer de motor wordt afgezet zonder
de sleutel uit het contactslot te verwij‐ deren.Als de motor niet kan worden gestart,
contact uitschakelen en sleutel eruit
trekken, ongeveer 2 seconden wach‐
ten en opnieuw proberen te starten.
Als dat niet lukt, kunt u proberen om de motor met de reservesleutel te
starten en daarna de hulp van een
werkplaats inroepen.
Let op
De startbeveiliging vergrendelt de
portieren niet. Vergrendel daarom steeds na het verlaten van de auto
de portieren en schakel het diefstal‐
alarmsysteem in 3 25, 3 35.
Page 40 of 217
38Sleutels, portieren en ruitenBuitenspiegels
Bolle vorm De bolle buitenspiegel bevat een as‐
ferisch gebied en verkleint de dode
hoek. Door de vorm van de spiegel
lijken voorwerpen kleiner dan ze zijn,
waardoor afstanden moeilijker zijn in
te schatten.
Handmatig verstellen
Spiegels instellen door deze in de ge‐wenste richting te draaien.
De onderste spiegels zijn niet te ver‐ stellen.
Elektrische verstelling
De betreffende buitenspiegel selecte‐
ren door de knop naar links of rechts
te schakelen en vervolgens de knop
te verdraaien om de spiegel af te stel‐ len.
Als de knop in de middelste stand
staat, is er geen spiegel geselec‐
teerd.
De onderste spiegels zijn niet te ver‐
stellen.
Inklapbare spiegels
Voor de veiligheid van voetgangers
klappen de buitenspiegels bij aansto‐
ten vanaf een bepaalde kracht weg uit de normale stand. Spiegel dan door
licht op de spiegelbehuizing te druk‐
ken terugduwen.
Parkeerstand U klapt de buitenspiegels in door
zachtjes op de buitenrand van de be‐
huizing te drukken, bijv. bij een
krappe parkeerplek.
Afhankelijk van de uitvoering kunnen de buitenspiegels bij het vergrende‐
len van de auto automatisch in de