OPEL VIVARO B 2017.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2017.5, Model line: VIVARO B, Model: OPEL VIVARO B 2017.5Pages: 239, PDF Size: 5.39 MB
Page 201 of 239
Verzorging van de auto199Wielbouten bewaren op een plek
waar de draadwindingen niet
verontreinigd raken.
6. Wiel verwisselen. Reservewiel 3 199.
7. Wielbouten indraaien.
8. Laat de auto zakken en neem de krik weg.
9. Alle wielbouten met de wielsleutel
kruislings vastdraaien. Zorg dat
de sleutel goed ingrijpt. Om de
bouten vast te draaien de sleutel
rechtsom draaien. Zo nodig de
draairichting van de sleutel
aanpassen.
Het aanhaalmoment bedraagt
160 Nm.
10. Plaats de wieldop terug en laat daarbij het ventielgat in de wiel‐
dop samenvallen met het ventiel
van de band.
Let op
Breng, indien van toepassing, anti‐
diefstalbouten aan het dichtst bij het
ventiel van de band (anders is het
wellicht niet mogelijk om de wieldop weer aan te brengen).11. Het vervangen wiel 3 199 en het
boordgereedschap 3 188 opber‐
gen.
12. Nieuwe wiel op de auto laten uitbalanceren.
Bandenspanning van de aange‐
brachte band controleren 3 225.
Aanhaalkoppel van de wielbout controleren.
Defecte band zo spoedig mogelijk
laten vervangen of repareren.
Reservewiel
Sommige auto's hebben in plaats van
een reservewiel een bandenrepara‐
tieset 3 194.
Bij het aanbrengen van een reserve‐
wiel met een andere maat dan de
andere wielen kan het wiel worden
beschouwd als een tijdelijk reserve‐
wiel en gelden de betreffende maxi‐
mumsnelheden, zelfs als dit niet door een label wordt aangegeven. Raad‐
pleeg een werkplaats voor informatie
over de geldende maximumsnelheid.Voorzichtig
Is het gemonteerde reservewiel
kleiner dan de andere wielen of
wordt het gebruikt in combinatie
met winterbanden, dan kunnen de
rijeigenschappen negatief worden
beïnvloed. Defecte band zo spoe‐
dig mogelijk laten vervangen.
Bij een maximaal beladen auto met
een lekke achterband moet de auto
mogelijk eerst opgekrikt worden om
bij het reservewiel te kunnen.
Wiel verwisselen 3 197.
Page 202 of 239
200Verzorging van de autoHet reservewiel zit achter onder de
vloer van de auto en kan worden
bevestigd met een veiligheidsbout die alleen met de meegeleverde wiel‐
boutmof kan worden losgedraaid.
Boordgereedschap 3 188.9 Waarschuwing
Gezien het gewicht van het wiel
voorzichtig te werk gaan bij het
losmaken van de reservewielhou‐ der. De bout 1 niet verwijderen.
Het reservewiel op passende
wijze ondersteunen om te voorko‐ men dat wiel uit de houder kan
vallen bij het losdraaien van de klembouten – risico van verwon‐
dingen!
Draai om de reservewielhouder los te
maken bout 2 helemaal eruit, draai
bout 1 los, maar verwijder deze nog
niet. Beweeg daarna de reservewiel‐
houder op en neer en van links naar
rechts totdat deze voorbij bout 1 komt
en laat de houder als geheel zakken.
Bij het monteren van het wiel contro‐
leren of de reservewielhouder goed
zit alvorens de bouten aan te halen.
Zomer- en winterbanden Bij gebruik van winterbanden kan blij‐
ken dat er nog een zomerband om het reservewiel ligt.
Als u een reservewiel met een zomer‐ band erom gebruikt, kan de bestuur‐
baarheid van de auto worden beïn‐
vloed, met name op gladde wegen.
Draairichtingsgebonden banden
Draairichtingsgebonden banden zo
monteren dat ze in de rijrichting afrol‐ len. De draairichting is herkenbaar
aan een symbool (bijv. een pijl) op de zijwand van de band.
Voor banden die tegen de draairich‐
ting in gemonteerd zijn geldt:
● Rijeigenschappen worden moge‐
lijk nadelig beïnvloed. Laat de
defecte band zo snel mogelijk vervangen of repareren en breng deze in plaats van het reserve‐
wiel aan.● Niet sneller rijden dan 80 km/u.
● Bij regen en sneeuw bijzonder voorzichtig rijden.
Page 203 of 239
Verzorging van de auto201Starthulp gebruiken
Niet starten met een snellader.
Bij een ontladen accu kan de motor
worden gestart met hulpstartkabels
en de accu van een andere auto.9 Waarschuwing
Hulpstartkabels alleen met de
uiterste voorzichtigheid gebrui‐
ken. Elke afwijking van de onder‐
staande instructies kan letsel of
schade als gevolg van het explo‐
deren van de accu's en schade
aan de elektrische systemen van
beide auto's tot gevolg hebben.
9 Waarschuwing
Laat de accu niet in contact komen
met de ogen, huid, weefsels en
lakwerk. De vloeistof bevat
zwavelzuur, dat bij direct contact
letsel en schade kan veroorzaken.
● De accu nooit aan vonken of open vuur blootstellen.
● Een ontladen accu kan al bij eentemperatuur van 0 °C bevriezen.
Ontdooi de bevroren accu alvo‐
rens hulpstartkabels aan te slui‐ ten.
● Bij werkzaamheden aan de accu oogbescherming en bescher‐
mende kleding dragen.
● Gebruik een hulpaccu met dezelfde spanning (12 volt). De
capaciteit (Ah) mag niet veel minder zijn dan die van de ontla‐den accu.
● Gebruik hulpstartkabels met geïsoleerde aansluitklemmen en
een diameter van minstens
16 mm 2
(25 mm 2
voor dieselmo‐
toren).
● De ontladen accu niet van de auto loskoppelen.
● Alle onnodige stroomverbruikers uitschakelen.
● Tijdens de hulpstart niet over de accu leunen.
● De aansluitklemmen van de ene kabel mogen die van de andere
niet raken.● Ook de auto’s mogen elkaar tijdens de hulpstart niet raken.
● Handrem aantrekken, versnel‐ lingsbak in neutrale stand.
● Open de beschermkappen van de pluspolen van beide accu's.
De trechter bevindt zich in de baga‐
geruimte.
Accu verwijderen om toegang te krij‐
gen tot de accu.
Let op
De extra accu wordt mits aanwezig
alleen automatisch aan de hoofd‐
accu gekoppeld wanneer de motor
Page 204 of 239
202Verzorging van de autoloopt. U hoeft deze niet handmatig teontkoppelen voordat u de starthulp
voor de auto gebruikt.
Accu 3 174.
Aansluitvolgorde van de kabels:
1. Rode kabel op de pluspool (1) van
de hulpstartaccu aansluiten.
2. Sluit het andere uiteinde van de rode kabel aan op de pluspool (2)
van de ontladen accu.
3. Zwarte kabel op de minpool (3) van de hulpstartaccu aansluiten.
4. Het andere uiteinde van de zwarte
kabel op de massa (4) van de auto aansluiten, bijv. op het motorblok
of op een bout van de motorop‐
hanging. Zover mogelijk van de
ontladen accu aansluiten; mini‐
maal 60 cm.
De kabels zo leggen dat ze niet door
de draaiende delen in de motorruimte
geraakt kunnen worden.
Om de motor te starten: 1. De motor van het startstroom leverende voertuig starten.
2. Na vijf minuten de andere motor starten. Startpogingen niet langer
dan 15 seconden laten duren met
tussenpozen van één minuut.
3. Beide motoren met aangesloten kabels ca. drie minuten stationair
laten draaien.
4. Elektrische verbruikers (bijv. koplampen, achterruitverwar‐
ming) van de stroom ontvan‐
gende auto inschakelen.
5. Bovenstaande procedure bij het verwijderen van de kabels in de
omgekeerde volgorde volgen.Trekken
Auto slepen
Het sleepoog is opgeborgen bij het
boordgereedschap 3 188.
Dop losmaken met geschikt gereed‐
schap.
Sleepoog rechtsom in het voorste
sleeppunt schroeven en het met de
wielsleutel geheel vastdraaien.
Sleepkabel – beter is een sleepstang
– aan het sleepoog bevestigen, nooit
aan de bumper of voorwielophanging.
Page 205 of 239
Verzorging van de auto203Voorzichtig
Sleep de auto niet vanaf de
achterkant. Het sleepoog vooraan mag alleen worden gebruikt om teslepen. Het is niet geschikt om een
voertuig te bergen.
Voorzichtig
Activeer de kindersloten in de
achterportieren als de zitplaatsen achterin bezet zijn. Kindersloten3 32.
Contact inschakelen zodat de
remlichten, claxon en voorruitwissers
kunnen werken en het stuurwiel een klein beetje draaien om het stuurslot
te ontgrendelen.
Let op
Afhankelijk van de versie moet u
wellicht de motor starten om de
remlichten te laten werken.
Versnellingsbak in neutrale stand.
Voorzichtig
Langzaam wegrijden. Schok‐
kende bewegingen vermijden.
Buitensporige trekkrachten
kunnen de auto beschadigen.
Bij uitgeschakelde motor gaat
remmen en sturen aanmerkelijk
zwaarder.
Alarmknipperlichten inschakelen
3 111.
Recirculatiesysteem 3 118 inschake‐
len en ruiten sluiten, zodat geen
uitlaatgassen van de slepende auto
kunnen binnendringen.
De hulp van een werkplaats inroepen. Na het wegslepen, sleepoog
losdraaien en kapje terugplaatsen.
Andere auto slepen
Het vaste sleepoog bevindt zich
onder de achterbumper, links op de
auto.
Sleepkabel – beter is een sleepstang – aan het achterste sleepoog beves‐
tigen, nooit aan de achteras of achter‐
wielophanging.
Achterste sleepoog alleen gebruiken
om de auto weg te slepen en niet om deze te bergen.
Page 206 of 239
204Verzorging van de autoVoorzichtig
Langzaam wegrijden. Schok‐
kende bewegingen vermijden.
Buitensporige trekkrachten
kunnen de auto beschadigen.
Trekhaak 3 165.
Verzorging van uiterlijk
Verzorging exterieur
Sloten
De sloten zijn af fabriek gesmeerd
met een hoogwaardig slotcilindervet.
Ontdooimiddelen alleen in dringende gevallen gebruiken, omdat ze ontvet‐
tend werken en de werking van de
sloten belemmeren. Na gebruik van
ontdooimiddelen, de sloten door een
werkplaats opnieuw laten smeren.
Wassen Het lakwerk van uw auto staat blootaan invloeden van buitenaf. Was uw auto daarom regelmatig.
Ga hiervoor bij voorkeur naar een
wasstraat met stoffen borstels met
een programma zonder aanbrengen
van was. Beperkingen voor carrosse‐
rieonderdelen met hoogglans- of
matte lak of sierstrippen, zie "Polijs‐
ten en in de was zetten".
Gebruik nooit een stoomreiniger of
een hogedrukreiniger voor de motor‐
ruimte.Breng regelmatig was op het lakwerk van de auto aan.
Vogeluitwerpselen, dode insecten,
boomhars en stuifmeel e.d. onmid‐ dellijk verwijderen. Hierin zitten
agressieve bestanddelen bevatten
die lakschade kunnen veroorzaken.
Bij een bezoek aan een wasstraat, de aanwijzingen van de exploitant opvol‐
gen. De voorruitwissers en de achter‐ ruitwisser moeten uitgeschakeld zijn
en de buitenspiegels moeten inge‐
klapt zijn. Antenne en accessoires op de buitenkant van de auto zoals een
dakdragersysteem verwijderen.
Bij handmatig wassen erop letten dat
ook de binnenkant van de wielkasten grondig schoongespoten wordt.
Randen en naden van geopende
portieren, achterklep en motorkap en
de gebieden die erdoor bedekt
worden reinigen.
Reinig de glanzende metalen sierlijs‐
ten met een voor aluminium
geschikte reinigingsoplossing, om
schade te voorkomen.
Page 207 of 239
Verzorging van de auto205Voorzichtig
Gebruik altijd een reinigingsmid‐
del met een pH-waarde van
vier tot negen.
Gebruik reinigingsmiddelen niet
op warme oppervlakken.
Daarna de auto grondig afspoelen en afzemen. Zeemlap vaak uitspoelen.
Voor de carrosserie en de ruiten
verschillende zeemlappen gebruiken:
wasresten op de ruiten belemmeren het zicht.
Laat alle portierscharnieren door een
werkplaats smeren.
Teervlekken niet met harde voorwer‐
pen verwijderen. Op gelakte opper‐
vlakken een spray voor het verwijde‐
ren van teervlekken gebruiken.
Rijverlichting De glazen van de koplampen en de
andere lampen zijn gemaakt van
kunststof. Geen schurende, bijtende
of agressieve middelen of ijskrabbers
gebruiken en ze niet droog reinigen.
Polijsten en in de was zetten
Zet de auto regelmatig in de was
(uiterlijk wanneer het water geen
druppeltjes meer vormt). Anders zal
het lakwerk uitdrogen.
Polijsten is alleen nodig als de laklaag mat geworden is of aanslag vertoont.
Autopolish met siliconen vormt een
vuilwerende laag, waardoor in de was
zetten overbodig is.
Ongelakte kunststof carrosseriedelen mogen niet met autowas of polijstmid‐ delen worden behandeld.
Matgelakte carrosserieonderdelen of
sierstrippen mogen niet worden
gepolijst, om glanzen te voorkomen.
Gebruik als de auto is uitgerust met deze onderdelen in wasstraten geen
programma's met hete was.
Matgelakte carrosserieonderdelen,
bijv. kap spiegelbehuizing, mogen
niet worden gepolijst. Anders zouden
deze onderdelen gaan glanzen of zou
de kleur vervangen.Ruiten en ruitenwisserbladen
Een zachte, pluisvrije doek of een
zeemleer en een ruitenreiniger en insectenverwijderaar gebruiken.
Wrijf bij het reinigen van de achterruit van de binnenkant altijd parallel aan
het verwarmingselement om schade
te voorkomen.
Om handmatig ijs te verwijderen, een ijskrabber met een scherpe rand
gebruiken. IJskrabber stevig tegen de
ruit drukken, zodat er geen vuil onder de krabber kan komen en er geenkrassen op de ruit worden gemaakt.
Verwijder achtergebleven vuil van
wisserbladen die strepen op de ruit
veroorzaken, met een zachte doek en ruitenreiniger. Zorg dat u ook achter‐
gebleven was, insecten en dergelijke
van de ruit verwijdert.
IJs, verontreiniging en continu vegen
op droge ruiten beschadigen of
vernietigen zelfs de wisserbladen.
Velgen en banden Niet schoonmaken met hogedrukrei‐
nigers.
Page 208 of 239
206Verzorging van de autoVelgen met een pH-neutrale velgen‐
reiniger reinigen.
Velgen zijn gelakt en kunnen met dezelfde middelen worden behandeld als de carrosserie.
Lakschade Geringe lakschade voordat er roest‐
vorming optreedt met een lakstift
herstellen. Grotere lakschade of
roestvorming door een werkplaats
laten herstellen.
Onderstel
Sommige delen van de bodemplaat
zijn voorzien van een beschermende
pvc-laag, terwijl er op andere delen
een duurzame beschermende
waslaag is aangebracht.
De bodemplaat na het schoonspuiten
controleren en zo nodig een nieuwe
waslaag laten aanbrengen.
Bitumineuze/rubber materialen
kunnen de pvc-laag aantasten. Werk‐ zaamheden aan de bodemplaat door
een werkplaats laten uitvoeren.De bodemplaat vóór en ná de winter
schoonspuiten en daarna de
beschermende waslaag laten contro‐ leren.
Trekhaak Kogelstang niet met een stoom- of
hogedrukreiniger reinigen.
Verzorging interieur
Interieur en bekleding Interieur van de auto inclusief instru‐
mentenpaneel en bekleding alleen
met een droge doek of interieurreini‐
ger schoonmaken.
Reinig lederen bekleding met zuiver
water en een zachte doek. Gebruik een reinigingsmiddel voor leder als
de bekleding erg vuil is.
Instrumentengroep en de displays
alleen met een zachte, vochtige doek reinigen. Gebruik zo nodig water en
milde zeep.
Stoffen bekleding met een stofzuiger
en een borstel reinigen. Vlekken met
een bekledingreiniger verwijderen.Het weefsel van de stof is wellicht niet
kleurvast. Dit kan zichtbare verkleu‐
ringen veroorzaken, met name op
lichtgekleurde bekleding. Reinig
verwijderbare vlekken en verkleurin‐
gen zo spoedig mogelijk.
Veiligheidsgordels met lauw water of
een interieurreiniger schoonmaken.Voorzichtig
Klittenbandsluitingen sluiten
omdat geopende klittenbandslui‐
tingen schade aan de stoelbekle‐
ding kunnen toebrengen.
Hetzelfde geldt voor kledingstuk‐
ken met scherpe voorwerpen
zoals ritssluitingen, riemen of spij‐ kerbroeken met metalen accen‐
ten.
Page 209 of 239
Verzorging van de auto207Kunststof en rubber onderdelenKunststof en rubberen onderdelen
mogen met dezelfde middelen
worden gereinigd als de carrosserie.
Zo nodig een interieurreiniger gebrui‐
ken. Geen andere middelen gebrui‐ ken. Vooral geen oplosmiddelen of
brandstof. Niet schoonmaken met
hogedrukreinigers.
Page 210 of 239
208Service en onderhoudService en
onderhoudAlgemene informatie ..................208
Service-informatie ...................208
Aanbevolen vloeistoffen, smeer‐ middelen en onderdelen ............210
Aanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen .......................210Algemene informatie
Service-informatie
Het is voor de bedrijfs- en verkeers‐ veiligheid en voor het behoud van de
waarde van uw auto belangrijk dat
alle servicewerkzaamheden met de
voorgeschreven intervallen worden
uitgevoerd.
Het uitgebreide bijgewerkte service‐
schema voor uw auto is beschikbaar in de werkplaats.
Service-display 3 93.
Motoraanduiding 3 214.
Europese service-intervallen
Onderhoud van uw auto is nodig om
de 40.000 km of na twee jaar, afhan‐
kelijk van wat zich het eerst voordoet, tenzij anders aangegeven op het
service-display.
Bij een zwaardere belasting, bijv. bij
taxi's en politievoertuigen, geldt
wellicht een korter onderhoudsinter‐
val.
De Europese service-intervallen
gelden voor de volgende landen:Andorra, België, Denemarken, Duits‐
land, Estland, Finland, Frankrijk,
Griekenland, Hongarije, Ierland,
IJsland, Italië, Kroatië, Letland, Liech‐
tenstein, Litouwen, Luxemburg,
Nederland, Noorwegen, Oostenrijk,
Polen, Portugal, Slovenië, Slowakije,
Spanje, Tsjechische Republiek,
Verenigd Koninkrijk, Zweden, Zwit‐
serland.
Service-display 3 93.
Internationale service-intervallen Israël:
Onderhoud van uw auto is nodig om
de 40.000 km of na één jaar, afhan‐
kelijk van wat zich het eerst voordoet,
tenzij anders aangegeven op het
service-display.
Albanië, Bosnië-Herzegovina,
Kosovo, Macedonië, Montenegro,
Servië:
Onderhoud van uw auto is nodig om de 30.000 km of na twee jaar, afhan‐
kelijk van wat zich het eerst voordoet, tenzij anders aangegeven op het
service-display.