OPEL ZAFIRA C 2014.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2014.5, Model line: ZAFIRA C, Model: OPEL ZAFIRA C 2014.5Pages: 303, PDF Size: 9.05 MB
Page 151 of 303

Verlichting149Leeslampen
Worden bediend met de toetsen s en
t in de voorste en achterste interi‐
eurverlichting.
Verlichting zonneklep Brandt wanneer u het klepje opent.
Verlichtingsfuncties
Verlichting middenconsole
De spot in de interieurverlichting gaat aan wanneer de koplampen worden
ingeschakeld.
Instapverlichting
Welkomstverlichting De koplampen, achterlichten, kente‐
kenverlichting, instrumentenpaneel‐
verlichting, binnenverlichting en licht‐
strips in deuren en FlexConsole wor‐
den even ingeschakeld wanneer u de auto met de handzender ontgrendelt.Deze functie werkt alleen wanneer
als het donker is en helpt u om de auto
te lokaliseren.
De verlichting wordt meteen uitge‐ schakeld zodra u de contactsleutel in
stand 1 3 161 draait.
U kunt deze functie in- of uitschakelen in het menu Instellingen op het
Info-display . Persoonlijke instellingen
3 133.U kunt de instellingen opslaan voor
de gebruikte sleutel 3 23.
De volgende verlichting gaat ook
branden wanneer u het bestuurders‐
portier opent:
■ Alle schakelaars
■ Driver Information Center
■ Portiervakverlichting
Uitstapverlichting
De volgende verlichting gaat branden wanneer u de sleutel uit het contact‐
slot haalt:
■ Interieurverlichting
■ Instrumentenverlichting (alleen wanneer het buiten donker is)
■ Lichtstrips in deuren en FlexCon‐ sole
■ Kentekenverlichting (grondverlich‐ ting)
De verlichting wordt na een bepaalde tijd automatisch uitgeschakeld en bij
het openen van het bestuurderspor‐
tier opnieuw ingeschakeld.
Page 152 of 303

150Verlichting
De koplampen, achterlichten en ken‐tekenverlichting blijven een instelbare
tijd branden wanneer u de auto ver‐
laat.
Inschakelen
1. Contact uitschakelen.
2. Contactsleutel verwijderen.
3. Bestuurdersportier openen.
4. Richtingaanwijzerhendel naar u toe trekken.
5. Bestuurdersportier sluiten.
Wordt het bestuurdersportier niet ge‐
sloten, dan gaat de verlichting na
twee minuten uit.
De uitstapverlichting wordt meteen
uitgeschakeld als u de richtingaanwij‐
zerhendel naar u toe trekt, terwijl het
bestuurdersportier geopend is.
U kunt de activering, deactivering en
duur van deze functie wijzigen in het
menu Instellingen op het Info-display.
Persoonlijke instellingen 3 133.
U kunt de instellingen opslaan voor
de gebruikte sleutel 3 23.
Ontlaadbeveiliging accu Om te voorkomen dat de accu leeg‐
raakt terwijl de ontsteking is uitge‐
schakeld, wordt de binnenverlichting
na enige tijd automatisch uitgescha‐
keld.
Page 153 of 303

Klimaatregeling151KlimaatregelingKlimaatregelsystemen...............151
Luchtroosters ............................. 157
Onderhoud ................................. 159Klimaatregelsystemen
Verwarmings- en
ventilatiesysteem
Bedieningsorganen voor: ■ Temperatuur
■ Luchtverdeling
■ Ventilatorsnelheid
■ Ontwasemen en ontdooien
Achterruitverwarming Ü 3 35.
Temperatuur
rood bereik=warmblauw bereik=koudDe verwarming werkt pas optimaal
als de motor de normale bedrijfstem‐
peratuur heeft bereikt.
Luchtverdelingl=naar de voorruit en de voorste
zijruitenM=naar hoofdhoogte via de ver‐
stelbare luchtroostersK=naar de voetenruimte
Alle combinaties zijn mogelijk.
Ventilatorsnelheid
Ventilatorsnelheid instellen door de
ventilatorknop in de gewenste stand
te zetten.
Ontwasemen en ontdooien ■ Knop V indrukken: ventilator
schakelt automatisch over op hoger toerental, de luchtstroom wordt op
de voorruit gericht.
■ Draaiknop voor temperatuur in hoogste stand zetten.
■ Verwarming achterruit Ü inschake‐
len.
■ Zijdelingse luchtroosters naar wens
openen en op de zijruiten richten.
Page 154 of 303

152KlimaatregelingAirconditioning
Naast het verwarmings- en ventilatie‐systeem kunnen de volgende functiesvia het airconditioningssysteem wor‐den geregeld:
n=koeling4=luchtrecirculatie
Verwarmde stoelen ß 3 46, Ver‐
warmd stuurwiel * 3 100.
Koeling n
Druk op toets n om koeling in te
schakelen. De activering wordt aan‐
geduid door de LED in de toets. Koe‐
ling werkt alleen bij een draaiende
motor en ingeschakelde ventilator
van de klimaatregeling.
Druk opnieuw op toets n om koeling
uit te schakelen.
De airconditioning koelt en ontvoch‐
tigt (droogt) de lucht van zodra de bui‐
tentemperatuur iets boven het vries‐
punt ligt. Er kan zich dan condens
vormen en onder de auto op de grond
druppelen.
Als geen koeling of droging gewenst
is, moet u omwille van het brandstof‐
verbruik de koeling uitschakelen. Ge‐ activeerde koeling kan een Autostop
verhinderen.
Luchtrecirculatiesysteem 4
Luchtrecirculatiemodus met de toets
4 inschakelen. De activering wordt
aangeduid door de LED in de toets.
Recirculatiemodus uitschakelen door
weer op toets 4 te drukken.9Waarschuwing
Als het luchtrecirculatiesysteem is
ingeschakeld, vermindert de lucht‐verversing. Bij het gebruik zonder
koeling neemt de luchtvochtigheid
toe waardoor de ruiten van bin‐
nenuit kunnen aandampen. De
kwaliteit van de binnenlucht neemt
na verloop van tijd af, wat tot ver‐
moeidheidsverschijnselen bij de
inzittenden kan leiden.
Wanneer de omgevingslucht warm
en zeer vochtig is, kan de voorruit aan
de buitenkant aandampen wanneer
er koud lucht naartoe stroomt. Als de
voorruit aan de buitenkant aandampt, moet u de ruitenwisser aanzetten en
l uitzetten.
Maximale koeling Ruiten kortstondig openen zodat de
warme lucht snel kan ontsnappen.
■ Koeling n inschakelen.
■ Luchtrecirculatiesysteem 4 aan.
■ Luchtverdeelschakelaar M indruk‐
ken.
Page 155 of 303

Klimaatregeling153
■ Draaiknop voor temperatuur inlaagste stand zetten.
■ Luchtdebiet op hoogste stand zet‐ ten.
■ Alle ventilatieopeningen openen.
Ruiten ontwasemen en
ontdooien V
■
Toets V indrukken: aanjager
schakelt automatisch over op hoger
toerental, de luchtstroom wordt op
de voorruit gericht.
■ Koeling n inschakelen.
■ Draaiknop voor temperatuur in hoogste stand zetten.
■Verwarming achterruit Ü inschake‐
len.
■ Zijdelingse luchtroosters openen naar wens en op de zijruiten rich‐
ten.
Let op
Als de V-knop wordt ingedrukt ter‐
wijl de motor loopt, wordt een Auto‐
stop verhinderd totdat er opnieuw op
de V-knop wordt gedrukt.
Als de V-knop wordt ingedrukt ter‐
wijl de motor in een Autostop is, zal de motor automatisch herstarten.
Stop-startsysteem 3 163.
Elektronisch
klimaatregelsysteem
Dankzij de twee zones van de kli‐
maatregeling kunt u de temperatuur
aan de bestuurders- en passagiers‐
kant voorin afzonderlijk regelen.
In de automatische modus worden
temperatuur, luchtdebiet en luchtver‐
deling automatisch geregeld.
Bedieningsorganen voor:
■ Temperatuur bestuurderskant
■ Luchtverdeling
■ Luchtdebiet
■ Temperatuur passagierskant voorin
n=koelingAUTO=automatische modus4=handmatig bediende lucht‐recirculatieV=ontwasemen en ontdooien
Achterruitverwarming Ü 3 35, Stoel‐
verwarming ß 3 46 , Verwarmd stuur‐
wiel * 3 100.
Page 156 of 303

154Klimaatregeling
Instellingen van de klimaatregeling
worden weergegeven op het Graphic- Info-Display, of afhankelijk van deversie, op het Colour-Info-Display.
Wijzigingen in instellingen verschij‐
nen kort op beide displays, bovenop
het op dat moment weergegeven
menu.
De elektronische klimaatregeling
(ECC) werkt alleen optimaal bij een
draaiende motor.
Automatische modus AUTO
Basisinstelling voor maximaal com‐
fort:
■ Druk op de knop AUTO, de lucht‐
verdeling en ventilatorsnelheid
worden automatisch geregeld.
■ Open alle luchtroosters voor opti‐ male luchtverdeling in de automati‐
sche modus.
■ Druk op n voor het inschakelen
van optimale koeling en ontwase‐
ming. De activering wordt aange‐
duid door de LED in de toets.
■ Stel de voorkeurtemperaturen voor
de bestuurders- en passagierskant
voorin in met de linker en rechter
draaiknop. De aanbevolen tempe‐
ratuur is 22 °C.
U kunt de snelheidsregeling van de
aanjager in de automatische modus
veranderen in het menu Instellingen.
Persoonlijke instellingen 3 133.
In de automatische modus worden alle luchtroosters automatisch be‐
diend. Daarom moeten de luchtroos‐
ters altijd openstaan.
Temperatuur selecteren De temperatuur kan op een gewenstewaarde tussen 16 °C en 28 °C worden ingesteld.
Page 157 of 303

Klimaatregeling155
Als de minimumtemperatuur Lo is in‐
gesteld, levert de klimaatregeling
maximale koeling, als de koeling n
wordt ingeschakeld.
Wanneer u de maximumtemperatuur
Hi instelt, zorgt het klimaatregelsys‐
teem voor een maximale verwarming.
Let op
Als n wordt ingeschakeld, kan door
het verlagen van de ingestelde tem‐
peratuur de motor vanuit een Auto‐
stop opnieuw worden gestart of een
Autostop worden belemmerd.
Ruiten ontwasemen en
ontdooien V
■ Toets V indrukken. De activering
wordt aangeduid door de LED in de toets.
■ Druk op de toets n voor koeling. De
activering wordt aangeduid door de
LED in de toets.
■ Temperatuur en luchtverdeling worden automatisch ingesteld, de
aanjager draait met een hoge snel‐
heid.
■ Verwarming achterruit Ü inschake‐
len.
■ Om terug te gaan naar de vorige modus: toets V indrukken; om
naar de automatische modus te gaan: toets AUTO indrukken.
U kunt de instelling van de automati‐
sche achterruitverwarming wijzigen in het menu Instellingen op het
Info-display . Persoonlijke instellingen
3 133.Let op
Als de V-knop wordt ingedrukt ter‐
wijl de motor loopt, wordt een Auto‐ stop verhinderd totdat er opnieuw op
de V-knop wordt gedrukt.
Als de V-knop wordt ingedrukt ter‐
wijl de motor in een Autostop is, zal de motor automatisch herstarten.
Stop-startsysteem 3 163.
Handmatige instellingen U kunt de instellingen van het klimaat‐
regelsysteem als volgt met de toetsen
en draaiknoppen veranderen. Wan‐
neer u een instelling verandert, wordt
de automatische modus gedeacti‐
veerd.
Page 158 of 303

156Klimaatregeling
Luchtdebiet Z
Druk op de onderste knop om de ven‐
tilatorsnelheid te verlagen of op de
bovenste knop om deze te verhogen,
zoals afgebeeld in de illustratie. U
herkent de aanjagersnelheid aan het
aantal segmenten op het display.
Wanneer u de onderste toets langer
indrukt: de aanjager en koeling wor‐
den uitgeschakeld.
Wanneer u de bovenste toets langer
indrukt: de aanjager draait met de
maximumsnelheid.
Automatische modus opnieuw in‐
schakelen: Toets AUTO indrukken.
Luchtverdeling l, M , K
Druk op de betreffende knop voor de
gewenste afstelling. De activering
wordt aangeduid door de LED in de
toets.l=naar de voorruit en de voorste
zijruiten.M=naar hoofdhoogte via de ver‐
stelbare luchtroosters.K=naar de voetenruimte.
Alle combinaties zijn mogelijk.
Automatische modus opnieuw in‐ schakelen: toets AUTO indrukken.
Koeling n
Druk op toets n om koeling in te
schakelen. De activering wordt aan‐
geduid door de LED in de toets. Koe‐
ling werkt alleen bij een draaiende
motor en ingeschakelde ventilator
van de klimaatregeling.
Druk opnieuw op toets n om koeling
uit te schakelen.
Het airconditioningssysteem koelt en
ontvochtigt (droogt) de lucht vanaf
een bepaalde buitentemperatuur. Er
kan zich dan condens vormen en on‐
der de auto op de grond druppelen.
Als geen koeling of droging gewenst
is, moet u omwille van het brandstof‐
verbruik de koeling uitschakelen.
Wanneer het koelsysteem wordt uit‐
geschakeld, vereist de klimaatrege‐
ling niet dat de motor wordt herstart
tijdens een Autostop. Uitzondering:
de ruitontdooier werkt en een buiten‐
temperatuur van meer dan 0 °C ver‐ eist opnieuw starten.
Op het display verschijnt ACON wan‐
neer de koeling aanstaat of ACOFF
wanneer de koeling uitstaat.
U kunt de werking van de koeling na
het starten van de motor in- of uit‐
schakelen in het menu Instellingen op
het Info-display. Persoonlijke instel‐ lingen 3 133.
Luchtrecirculatiemodus 4
Luchtrecirculatiemodus met de toets 4 inschakelen. De activering wordt
aangeduid door de LED in de toets.
Page 159 of 303

Klimaatregeling157
Recirculatiemodus uitschakelen door
weer op toets 4 te drukken.9Waarschuwing
Als het luchtrecirculatiesysteem is
ingeschakeld, vermindert de lucht‐verversing. Bij het gebruik zonder
koeling neemt de luchtvochtigheid
toe waardoor de ruiten van bin‐
nenuit kunnen aandampen. De
kwaliteit van de binnenlucht neemt
na verloop van tijd af, wat tot ver‐
moeidheidsverschijnselen bij de
inzittenden kan leiden.
Wanneer de omgevingslucht warm
en zeer vochtig is, kan de voorruit aan
de buitenkant aandampen wanneer
er koud lucht naartoe stroomt. Als de
voorruit aan de buitenkant aandampt, moet u de ruitenwisser aanzetten en
l uitzetten.
Basisinstellingen
Sommige instellingen kunt u veran‐
deren in het menu Instellingen op het
Info-display . Persoonlijke instellingen
3 133.
Hulpverwarming
Luchtverwarming
Quickheat is een elektrische hulpver‐
warming die automatisch aanslaat
om de lucht in de passagiersruimte
sneller op te warmen.
Luchtroosters
Verstelbare luchtroosters
Wanneer de koeling ingeschakeld is
moet er minimaal een luchtrooster openstaan.
U opent het rooster door het stelwiel
naar B te draaien. Stel de hoeveelheid
lucht bij de roosteruitlaat met het stel‐ wiel af.
Page 160 of 303

158Klimaatregeling
Door de roosters te kantelen en te
draaien de richting van de luchttoe‐
voer instellen.
U sluit het rooster door het stelwiel
naar 7 te draaien.
De luchtroosters voor de passagiers
achterin, bevinden zich links en
rechts achter de voorstoelen.
9 Waarschuwing
Geen voorwerpen bevestigen aan
de roosters van de ventilatieope‐
ningen. Kans op schade en letsel
in geval van een ongeluk.
Vaste luchtroosters
Er bevinden zich bovendien nog ven‐ tilatieopeningen onder de voorruit en
de zijruiten, alsook in de voeten‐
ruimte.