PEUGEOT 108 2014 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2014, Model line: 108, Model: PEUGEOT 108 2014Pages: 256, PDF Size: 5.93 MB
Page 91 of 256

89
B3_nl_Chap05_conduite_ed01-2014
Snelheidsbegrenzer (e-VTi 68-motor)
De snelheidsbegrenzer voorkomt dat de auto de door de bestuurder ingestelde maximumsnelheid overschrijdt.
Het inschakelen van de snelheidsbegrenzer
geschiedt handmatig en is bij elke snelheid van
de auto mogelijk. Maar als u langzamer dan
30
km/h rijdt, wordt de snelheid van 30 km/h
opgeslagen.
Het onderbreken van de snelheidsbegrenzer
geschiedt eveneens via de schakelaar.
Trap het gaspedaal voorbij de weerstand in om
de ingestelde snelheid tijdelijk te overschrijden.
Laat om terug te keren naar de ingestelde
maximumsnelheid het gaspedaal los tot de
wagensnelheid weer beneden de ingestelde
snelheid ligt.
De ingestelde maximumsnelheid wordt
bij het afzetten van het contact gewist.
Bediening aan de stuurkolom
De bedieningselementen van de
snelheidsbegrenzer bevinden zich op deze
schakelaar aan de stuurkolom.
1.
I
n-/uitschakelen van de
snelheidsbegrenzer: door op het uiteinde
van de schakelaar te drukken.
2.
I
nstellen van de snelheid, en vervolgens
V
erlagen van de waarde: door de
schakelaar omlaag te bewegen.
3.
H
ervatten van de snelheidsbegrenzing
V
erhogen van de waarde: door de
schakelaar omhoog te bewegen.
4.
O
nderbreken van de snelheidsbegrenzing:
door de schakelaar naar u toe te bewegen.
Weergave op het instrumentenpaneel
De informatie wordt weergegeven op het
display van het instrumentenpaneel.
5.
Sn
elheidsbegrenzer ingeschakeld/
onderbroken.
6.
I
ngestelde snelheid.
Bij het gebruik van de snelheidsbegrenzer
moet de bestuurder te allen tijde de
snelheidslimiet in acht nemen en zijn
aandacht op het verkeer blijven vestigen. Als u andere gegevens wilt bekijken
(zoals de informatie over het traject A
), wordt
de informatie van de snelheidsbegrenzer
automatisch na ongeveer zes seconden weer
weergegeven.
5
Rijden
Page 92 of 256

90
B3_nl_Chap05_conduite_ed01-2014
F Druk op het uiteinde van de schakelaar: de snelheidsbegrenzer is ingeschakeld.
F
V
erhoog of verlaag de wagensnelheid om
de gewenste snelheid te bereiken.
F
B
eweeg de schakelaar omlaag om de
snelheid op te slaan.
D
e snelheid waarop u rijdt op het moment
dat u de schakelaar loslaat, wordt de
ingestelde snelheid.
Instellen van de
maximumsnelheid (instelling)
U kunt de ingestelde snelheid wijzigen door de
schakelaar te bedienen:
-
b
eweeg de schakelaar omhoog om de
snelheid te verhogen,
-
b
eweeg de schakelaar omlaag om de
snelheid te verlagen.
Door de schakelaar kort omhoog of omlaag te
bewegen wordt de snelheid gewijzigd met +
of - 1
km/h.
Door de schakelaar enige tijd omhoog of
omlaag te houden wordt de snelheid gewijzigd
met + of - 5
km/h.
Inschakelen
Dit verklikkerlampje brandt op het
instrumentenpaneel.
Onderbreken
F U kunt de werking van de snelheidsbegrenzer tijdelijk onderbreken
door de schakelaar naar u toe te bewegen.
F
B
eweeg de schakelaar omhoog om
de snelheidsbegrenzer met dezelfde
ingestelde snelheid weer in te schakelen.
Rijden
Page 93 of 256

91
B3_nl_Chap05_conduite_ed01-2014
Uitschakelen
F Druk op het uiteinde van de schakelaar. De informatie over de snelheidsbegrenzer
wordt niet meer weergegeven.
Storing
Het branden van dit verklikkerlampje
op het instrumentenpaneel wijst op
een storing in de snelheidsbegrenzer.
Bij gebruik van matten die niet zijn
goedgekeurd door PEUGEOT kan de
werking van de snelheidsbegrenzer
worden gehinderd.
Om te voorkomen dat de pedalen
blijven hangen:
-
controleer of de mat goed bevestigd is,
- gebruik nooit meer dan één mat per plaats.
Tijdelijk overschrijden van
de ingestelde snelheid
F Trap het gaspedaal met kracht in tot
voorbij het zware punt om de ingestelde
snelheid te overschrijden.
De werking van de snelheidsbegrenzer wordt
tijdelijk onderbroken en de weergegeven
ingestelde snelheid knippert. Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Als de ingestelde snelheid zonder
ingreep van de bestuurder wordt
overschreden (bijvoorbeeld in een
steile afdaling), knippert de snelheid in
combinatie met een geluidssignaal.
Zodra de wagensnelheid weer is gedaald
tot beneden de ingestelde snelheid, werkt
de snelheidsbegrenzer weer en stopt het
knipperen van de snelheid.
5
Rijden
Page 94 of 256

92
B3_nl_Chap05_conduite_ed01-2014
Achteruitrijcamera
De achteruitrijcamera wordt automatisch geactiveerd wanneer de achteruitversnelling wordt ingeschakeld.De achteruitrijcamera is een hulpmiddel
voor de bestuurder die desondanks
waakzaam moet blijven. De beelden van de camera worden uitsluitend
op de touchscreen weergegeven, waarbij het
uiteinde van de achterbumper (rode lijn) en de
globale rijrichting van de auto (blauwe lijnen)
worden aangegeven.
Maak de achteruitrijcamera regelmatig
schoon met een zachte, droge doek.
Het gezichtsveld van de camera is beperkt:
voor werpen die zich in de directe nabijheid
van de bumper of eronder bevinden, zijn niet
zichtbaar.
De groothoeklens van de camera vervormt het
beeld dat op het scherm wordt weergegeven:
de op het scherm zichtbare afstanden kunnen
afwijken van de werkelijke afstanden. Deze
vervorming is afhankelijk van de belading van
de auto en de hellingsgraad van de weg.
Wassen met een hogedrukspuit
Bewaar een afstand van minimaal 30
cm
tussen de lans van de hogedrukreiniger
en de lens van de camera. Kijk bij het achteruitrijden niet alleen op
het scherm.
Rijden
Page 95 of 256

93
B3_nl_Chap06_visibilite_ed01-2014
Lichtschakelaar
Hoofdverlichting
De lichtschakelaar heeft verschillende standen
om de zichtbaarheid van de auto en het zicht
van de bestuurder aan te passen aan de
omgeving:
-
p
arkeerlicht: om gezien te worden,
-
d
imlicht: voor een optimaal zicht zonder
medeweggebruikers te verblinden,
-
g
rootlicht: voor een optimaal zicht
op wegen waar het omgevingslicht
onvoldoende is.
Aanvullende verlichting
Uw auto is voorzien van aanvullende verlichting
voor specifieke rijomstandigheden:
-
e
en mistachterlicht,
-
m
istlampen vóór,
-
d
agrijverlichting: voor een betere
zichtbaarheid van uw auto overdag.
Met de lichtschakelaar kunt u de verlichting van de auto selecteren en inschakelen.
Onder bepaalde weersomstandigheden
(lage temperatuur, vochtigheid) kan zich
een laagje condens aan de binnenzijde
van de koplampen en de achterlichten
vormen; dit verdwijnt enkele minuten na
het ontsteken van de koplampen.
6
Zicht
Page 96 of 256

94
B3_nl_Chap06_visibilite_ed01-2014
Uitvoering zonder automatische inschakeling
Uitvoering met automatische inschakeling
Ring voor de selectie van de
stand van de hoofdverlichting
Draai aan de ring om het symbool van de
gewenste stand tegenover het merkteken te zetten.
Lichten uit / Verlichting overdag.
Alleen parkeerlicht.
Dimlicht of grootlicht.Automatische verlichting.
Grootlichtschakelaar
Duw als het dimlicht is ingeschakeld de
hendel naar voren om over te schakelen naar
grootlicht. Trek de hendel naar u toe om weer
over te schakelen naar dimlicht.
Als de verlichting is uitgeschakeld of wanneer
alleen de parkeerlichten zijn ingeschakeld, kunt
u een lichtsignaal geven door de hendel naar u
toe te trekken.
Verklikkerlampjes
Een verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel geeft aan dat de
geselecteerde verlichting is ingeschakeld.
Zicht
Page 97 of 256

95
B3_nl_Chap06_visibilite_ed01-2014
Ring voor de selectie van de
mistverlichting
De mistverlichting werkt in combinatie met het
dimlicht en het grootlicht.
Verdraai de ring:
F
é
én stand naar voren om het
mistachterlicht in te schakelen,
F
t
wee standen naar voren om de
mistlampen vóór in te schakelen,
F
é
én stand naar achteren om de mistlampen
vóór uit te schakelen,
F
t
wee standen naar achteren om het
mistachterlicht uit te schakelen. Mistlampen vóór en
mistachterlicht Bij helder of regenachtig weer,
zowel overdag als 's nachts, zijn de
mistlampen vóór en het mistachterlicht
verblindend voor medeweggebruikers
en daarom niet toegestaan. Gebruik de
mistlampen vóór en het mistachterlicht
uitsluitend bij mist of sneeuwval.
Onder deze weersomstandigheden
dient u de mistlampen vóór en het
dimlicht handmatig in te schakelen,
omdat de lichtsensor voldoende licht
kan waarnemen.
Vergeet niet de mistlampen uit te zetten
zodra ze niet meer nodig zijn.
Uitschakelen van de verlichting
bij het afzetten van het contact
Bij het afzetten van het contact gaat alle
verlichting onmiddellijk uit, behalve het
dimlicht als de automatische follow me
home-verlichting is geactiveerd.
Inschakelen van de
verlichting na het afzetten
van het contact
Draai om de lichtschakelaar weer te
activeren ter wijl de verlichting uit is, de
ring in de stand "0"
en vervolgens in de
stand van uw keuze.
Als het bestuurdersportier wordt
geopend, klinkt een geluidssignaal om
aan te geven dat de verlichting nog
brandt.
Als de verlichting automatisch wordt
uitgeschakeld (uitvoeringen met automatische
verlichting) of als het dimlicht handmatig wordt
uitgeschakeld, blijven de mistverlichting en de
parkeerlichten branden.
F
D
raai de ring naar achteren om alle
verlichting uit te schakelen.
6
Zicht
Page 98 of 256

96
B3_nl_Chap06_visibilite_ed01-2014
Automatische verlichting
Inschakelen
F Draai de ring in de stand "AUTO".
Dankzij een lichtsensor worden, zonder dat de
bestuurder iets hoeft te doen, het parkeerlicht
en het dimlicht automatisch ingeschakeld als de
lichtsterkte van de omgeving onvoldoende is.
De verlichting wordt uitgeschakeld als de
lichtsterkte van de omgeving weer voldoende is.
De sensor bevindt zich aan de onderzijde van
de voorruit.
Uitschakelen
F Draai de ring in een andere stand. Bij mist of sneeuwval kan de lichtsensor
voldoende licht waarnemen en zullen
de lichten niet automatisch worden
ingeschakeld.
Dek de lichtsensor niet af, de
bijbehorende functies worden dan niet
meer bediend.
Zicht
Page 99 of 256

97
B3_nl_Chap06_visibilite_ed01-2014
Handbediende follow me
home-verlichting*
Deze functie zorgt ervoor dat na het afzetten
van het contact de dimlichten nog even blijven
branden om het uitstappen in het donker te
vergemakkelijken.
Inschakelen
F Zet de lichtschakelaar in de stand " Verlichting uit" of "AUTO".
F
G
eef bij afgezet contact een "lichtsignaal"
met de lichtschakelaar.
De lichten blijven gedurende ongeveer
30
seconden branden.
Uitschakelen
De handbediende follow me home-verlichting
wordt onmiddellijk uitgeschakeld als:
-
u o
pnieuw een "lichtsignaal" geeft,
-
u d
e lichtschakelaar in een andere stand zet,
-
u h
et contact aanzet.
* Volgens uitvoering.
6
Zicht
Page 100 of 256

98
B3_nl_Chap06_visibilite_ed01-2014
Koplampen verstellen
Verstel de koplampen afhankelijk van de
belading van uw auto om verblinding van
medeweggebruikers te voorkomen.
0.
A
lleen bestuurder.
0.5.
Bes
tuurder + voorpassagier.
1.5
4
personen.
3.
4
personen + maximaal toegestane
belading.
3.5.
Bes
tuurder + maximaal toegestane
belading.
Stand "0" : basisinstelling.
Reizen naar het buitenland
Wanneer u uw auto gaat gebruiken
in een land waarin het verkeer aan
de andere kant van de weg rijdt,
moet de afstelling van de dimlichten
worden gewijzigd om te voorkomen dat
tegemoetkomend verkeer wordt verblind.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
Zicht