PEUGEOT 108 2014 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2014, Model line: 108, Model: PEUGEOT 108 2014Pages: 256, PDF Size: 5.93 MB
Page 111 of 256

109
B3_nl_Chap07_securite_ed01-2014
Het TRC- en het CSC-systeem zorgen
voor meer veiligheid tijdens het rijden.
De bestuurder mag zich echter nooit
laten verleiden tot het nemen van meer
risico's of te hard rijden.
De goede werking van de systemen
wordt verzekerd door de naleving
van de voorschriften van de fabrikant
met betrekking tot de wielen (banden
en velgen), onderdelen van het
remsysteem en elektronische
onderdelen, en de naleving van
de werkplaatsprocedures van het
PEUGEOT-netwerk.
Laat de systemen na een aanrijding
controleren door het PEUGEOT-
netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.
Uitschakelen
In bijzondere omstandigheden (als de auto
vastzit in de modder, sneeuw, mul zand,...) kan
het nuttig zijn het CSC- en het TRC-systeem uit
te schakelen, zodat de wielen kunnen spinnen
en weer grip kunnen krijgen.
Storing
Het is echter aanbevolen het systeem zo snel
mogelijk weer in te schakelen.F
D
ruk kort op deze knop.
Dit verklikkerlampje gaat branden:
het TRC-systeem grijpt niet meer in
op de werking van de motor.
Opnieuw inschakelen
Het TRC- en het CSC-systeem worden
automatisch weer ingeschakeld als de motor
wordt gestart. F
D
ruk nogmaals op de knop om
de systemen handmatig weer in
te schakelen. Als dit verklikkerlampje gaat
branden in combinatie met een
geluidssignaal, duidt dit op een
storing in het systeem.
Rijd voorzichtig en rustig en neem contact
op met het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om het systeem te
laten controleren.
Uitschakelen van alleen het TRC-systeem
Uitschakelen van het TRC- en het CSC-systeem
F Druk, ter wijl de auto stilstaat ,
langer dan 3 seconden op deze knop.
Deze verklikkerlampjes
gaan branden: het TRC- en
het CSC-systeem grijpen
niet meer in op de werking
van de motor. Als alleen het TRC-systeem is uitgeschakeld,
wordt dit weer ingeschakeld als de
wagensnelheid toeneemt.
Als het TRC- en het CSC-systeem beide zijn
uitgeschakeld, worden ze niet automatisch
weer ingeschakeld als de wagensnelheid
toeneemt.
7
Veiligheid
Page 112 of 256

110
B3_nl_Chap07_securite_ed01-2014
Veiligheidsgordels
Veiligheidsgordels vóór
Vast maken
F Trek aan de gordel en steek de gesp in de gordelsluiting.
F
C
ontroleer of de gordel goed is vastgemaakt
door even aan de riem te trekken.
De veiligheidsgordels vóór zijn voorzien van
een pyrotechnische gordelspanner en een
spankrachtbegrenzer.
Deze systemen zorgen voor extra
bescherming van de bestuurder en passagier
bij frontale en zijdelingse aanrijdingen.
Bij een krachtige aanrijding zorgen de
pyrotechnische gordelspanners ervoor dat de
veiligheidsgordels stevig tegen de lichamen
van de inzittenden worden getrokken.
De pyrotechnische gordelspanners zijn actief
zodra het contact wordt aangezet.
De spankrachtbegrenzer beperkt de kracht
waarmee de gordel tegen het lichaam van
de inzittenden getrokken wordt en bevordert
daarmee de veiligheid.
Veiligheidsgordels achter
De zitplaatsen achter zijn voorzien van een
driepuntsveiligheidsgordel.
Losmaken
F Druk op de rode knop van de
gordelsluiting.
F
H
oud de gordel vast ter wijl deze zich
oprolt.
Veiligheid
Page 113 of 256

111
B3_nl_Chap07_securite_ed01-2014
Verklikkerlampje(s)
veiligheidsgordel(s) losgemaakt/
niet vastgemaakt
1. Verklikkerlampje veiligheidsgordels voor niet vastgemaakt/losgemaakt, op het
instrumentenpaneel.
2.
V
erklikkerlampje veiligheidsgordel
links achter losgemaakt, op het display
verklikkerlampjes veiligheidsgordels en
airbag voorpassagier.
3.
V
erklikkerlampje veiligheidsgordel
rechts achter losgemaakt, op het display
verklikkerlampjes veiligheidsgordels en
airbag voorpassagier.
Verklikkerlampje(s)
veiligheidsgordels achter
De verklikkerlampjes 2 en/of 3 gaan
b randen op het display verklikkerlampjes
veiligheidsgordels en airbag voorpassagier
als één of meerdere passagiers de
veiligheidsgordel losmaken.
Vanaf ongeveer 20
km/h en gedurende
ongeveer 30
seconden brandt het
verklikkerlampje in combinatie met een
geluidssignaal.
Hierna verandert, als de veiligheidsgordel
nog steeds niet is vastgemaakt, de toon van
het geluidssignaal en blijft het nog ongeveer
90
seconden actief.
Als u bagage op de voorpassagiersstoel
plaatst, kan het verklikkerlampje gaan
branden.
Verklikkerlampje
veiligheidsgordel(s) voor
Het verklikkerlampje 1 gaat branden op het
i nstrumentenpaneel als de veiligheidsgordel
voor niet is vastgemaakt of is losgemaakt.
Vanaf ongeveer 20
km/h en gedurende
ongeveer 30
seconden brandt het
verklikkerlampje in combinatie met een
geluidssignaal.
Hierna verandert, als de veiligheidsgordel
nog steeds niet is vastgemaakt, de toon van
het geluidssignaal en blijft het nog ongeveer
90
seconden actief.
7
Veiligheid
Page 114 of 256

112
B3_nl_Chap07_securite_ed01-2014
Alvorens te gaan rijden dient de bestuurder
te controleren of alle passagiers hun
veiligheidsgordel goed hebben omgedaan
en vastgemaakt.
Zorg ervoor dat alle inzittenden tijdens het
rijden hun veiligheidsgordel dragen, ook al
betreft het een korte rit.
Draai de gespen van de veiligheidsgordels
niet om; de gordels zijn dan niet voldoende
effectief.
De veiligheidsgordels zijn voorzien van een
oprolautomaat die ervoor zorgt dat de lengte
van de gordel automatisch wordt aangepast
aan de lichaamsbouw van de gebruiker. De
gordel wordt automatisch opgerold als deze
niet wordt gebruikt.
Controleer zowel voor en na het gebruik van
de gordel of deze goed is opgerold.
De heupgordel moet zo laag mogelijk op het
bekken worden geplaatst.
De schoudergordel moet langs het holle
gedeelte van de schouder worden geplaatst.
De oprolautomaten zijn voorzien van
een automatische blokkeerinrichting die
in werking treedt bij een aanrijding, een
noodstop of het over de kop slaan van
de auto. U kunt de blokkeerinrichting
deblokkeren door stevig aan de riem te
trekken en deze weer los te laten, zodat de
riem weer een stukje wordt opgerold.Voorschriften voor kinderen
Maak voor kinderen tot 12 jaar of kleiner dan
1 ,50 m gebruik van een geschikt kinderzitje.
De veiligheidsgordel mag door niet meer dan
één persoon gedragen worden.
Laat nooit een kind op schoot zitten tijdens
het rijden.
Raadpleeg voor meer informatie de rubriek
"Kinderzitjes".
Voor een effectieve werking van de veiligheidsgordel:- dient deze strak om het lichaam te worden gedragen,
-
m
oet deze in een vloeiende beweging
naar voren worden getrokken, zonder
dat de gordel gedraaid raakt,
-
m
ag deze door niet meer dan één
persoon worden gedragen,
-
m
ag deze geen beschadigingen of rafels
vertonen,
-
mag er om te voorkomen dat de gordel niet
goed werkt, niets aan worden gewijzigd.
Bij aanrijdingen
De gordelspanners kunnen, afhankelijk van
de aard en de kracht van de aanrijding ,
vóór en onafhankelijk van de airbags afgaan.
Het activeren van de gordelspanners gaat
gepaard met wat onschadelijke rook en een
knal, als gevolg van de activering van de
pyrotechnische lading die in het systeem is
geïntegreerd.
In alle gevallen gaat het verklikkerlampje van
de airbag branden.
Laat het systeem na een aanrijding
controleren en eventueel vervangen door het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Vanwege de wettelijke
veiligheidsvoorschriften moeten
werkzaamheden en controles aan de
veiligheidsgordels worden uitgevoerd
door het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats, die tevens voor
de garantie zorgt en de werkzaamheden
volgens de voorschriften uitvoert.
Laat de veiligheidsgordels van uw auto
regelmatig controleren door het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats,
vooral als de gordels beschadigingen vertonen.
Reinig de veiligheidsgordels met zeepsop
of een reinigingsmiddel voor textiel,
verkrijgbaar bij het PEUGEOT-netwerk.
Controleer na het neerklappen of verstellen
van een stoel of de achterbank of de gordel
zich op de juiste plaats bevindt en goed is
opgerold.
Veiligheid
Page 115 of 256

113
B3_nl_Chap07_securite_ed01-2014
Airbags
De airbags zijn speciaal ontworpen om de
veiligheid van de inzittenden bij ernstige
aanrijdingen te verbeteren. Ze vormen
een aanvulling op de werking van de
veiligheidsgordels met spanbegrenzers.
De elektronische schoksensoren registreren
de frontale en zijdelingse aanrijdingen waaraan
de registratiezones voor een aanrijding worden
blootgesteld:
-
b
ij een ernstige aanrijding gaan de airbags
onmiddellijk af en zorgen ervoor dat de
inzittenden van de auto beter worden
beschermd. Direct na de aanrijding ontsnapt
het gas snel uit de airbags, zodat het zicht
niet wordt belemmerd en de inzittenden de
auto eventueel kunnen verlaten,
-
b
ij een minder ernstige aanrijding of een
aanrijding van achteren en in bepaalde
gevallen waarbij de auto over de kop
slaat, treden de airbags mogelijk niet
in werking. In deze situaties zorgen de
veiligheidsgordels voor uw bescherming.
De airbags werken alleen als het
contact aan is. Het activeren van een airbag gaat
gepaard met wat rook en geluid,
als gevolg van de activering van
de pyrotechnische lading die in het
systeem is geïntegreerd.
De rook is niet schadelijk, maar kan
voor personen die hier gevoelig voor
zijn, irriterend zijn.
De knal die bij het afgaan van een
airbag wordt geproduceerd, kan het
gehoor gedurende een korte periode
enigszins verminderen.
De airbags werken slechts eenmaal.
Als er een tweede aanrijding plaatsvindt
(tijdens hetzelfde of een volgend
ongeval), worden de airbags niet meer
opgeblazen.
Registratiezones voor een aanrijding
A. Impactzone vóór.
B. Imp actzone opzij.
7
Veiligheid
Page 116 of 256

114
B3_nl_Chap07_securite_ed01-2014
Uitschakelen airbag vóór aan
passagierszijde
Alleen de airbag vóór aan passagierszijde kan
worden uitgeschakeld.
F
Z
et het contact af en steek de sleutel in
de schakelaar voor het uitschakelen van de
airbag aan passagierszijde.
F
D
raai deze in de stand "OFF" .
F
V
er wijder de sleutel zonder de stand van
de schakelaar te veranderen.
Bij het aanzetten van het contact
brandt dit waarschuwingslampje
in het display met de
waarschuwingslampjes voor de
veiligheidsgordels en de airbag
vóór aan passagierszijde. Het
blijft branden zolang de airbag is
uitgeschakeld. Schakel voor de veiligheid van uw kind
de airbag vóór aan passagierszijde
altijd uit als u een kinderzitje met de rug
in de rijrichting op de voorstoel plaatst.
Anders kan een kind bij het afgaan
van de airbag levensgevaarlijk gewond
raken.
Opnieuw inschakelen airbag vóór
aan passagierszijde
Als u het met de rug in de rijrichting geplaatste
kinderzitje hebt verwijderd, zet dan met
afgezet contact
de schakelaar weer op "ON"
om de airbag opnieuw in te schakelen en zo de
veiligheid van uw voorpassagier te garanderen.
Airbags vóór
Activering
De airbags worden opgeblazen, behalve de
airbag aan passagierszijde wanneer deze
is uitgeschakeld, bij een ernstige frontale
aanrijding binnen (een gedeelte van) de
impactzone vóór (A) , in de lengterichting
van de auto en vanaf de voorzijde richting
de achterzijde van de auto, die zich op een
horizontale ondergrond moet bevinden.
De airbag vóór wordt opgeblazen tussen de
bestuurder en het stuur of tussen de passagier
voorin en het dashboard om te verhinderen dat
deze naar voren wordt geslingerd. De airbags vóór beschermen de bestuurder
en voorpassagier bij een ernstige frontale
aanrijding, om de kans op hoofd- en borstletsel
te verkleinen.
De bestuurdersairbag is geïntegreerd in
het stuur wiel en de passagiersairbag in het
dashboard boven het dashboardkastje.
Bij het aanzetten van het contact
gaat dit waarschuwingslampje
in het display met de
waarschuwingslampjes voor de
veiligheidsgordels en de airbag
vóór aan passagierszijde branden.
Dit waarschuwingslampje blijft
branden zolang de airbag vóór aan
passagierszijde is ingeschakeld.
Veiligheid
Page 117 of 256

115
B3_nl_Chap07_securite_ed01-2014
Zijairbags
Activering
De zijairbag wordt aan de desbetreffende
zijde opgeblazen bij een ernstige zijdelingse
aanrijding binnen (een gedeelte van) de
impactzone opzij (B), loodrecht op de lengteas
van de auto en vanaf de buitenzijde richting de
binnenzijde van de auto.
De zijairbag wordt opgeblazen tussen de
inzittende voorin en het desbetreffende
portierpaneel. De zijairbags beschermen de bestuurder en
de voorpassagier bij een ernstige zijdelingse
aanrijding om de kans op letsel te verkleinen.
De zijairbags zijn aangebracht in het frame van
de rugleuning, aan de portierzijde.
Detectiezones voor een
aanrijding
A. Impactzone vóór.
B. Imp actzone opzij.
Storing
Het branden van dit
waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel duidt op een
storing in het airbagsysteem.
Neem in dat geval onmiddellijk contact
op met het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om het systeem
te laten controleren. De kans bestaat dat de
airbags bij een ernstige aanrijding niet worden
geactiveerd.
Plaats in het geval van een storing geen
kinderzitje op de voorstoel en vervoer ook geen
volwassen passagier op deze plaats.
Bij bepaalde frontale aanrijdingen
kunnen de zijairbags ook worden
opgeblazen.
7
Veiligheid
Page 118 of 256

116
B3_nl_Chap07_securite_ed01-2014
Bij een lichte zijdelingse aanrijding of
bij over de kop slaan kan het zijn dat de
airbags niet worden geactiveerd.
Bij een aanrijding van achteren of een
frontale aanrijding worden de zij- en
window-airbags niet geactiveerd.
De window-airbags dragen bij aan een betere
bescherming van de bestuurder en passagiers
bij een ernstige zijdelingse aanrijding, door de
kans op letsel aan de zijkant van het hoofd te
verkleinen.
De window-airbags zijn aangebracht in de
stijlen en in de hemelbekleding.
Window-airbags
Activering
De window-airbag wordt gelijktijdig met
de zijairbag aan de desbetreffende zijde
opgeblazen bij een ernstige zijdelingse
aanrijding binnen (een gedeelte van) de
impactzone opzij (
B), waarbij de krachten
loodrecht op de lengterichting van de auto en
vanaf de buitenzijde richting de binnenzijde van
de auto worden uitgeoefend.
De window-airbag wordt opgeblazen tussen de
inzittenden voor en achter en de ruiten. Als dit waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel gaat branden,
raadpleeg dan het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats om het systeem te laten
controleren. De kans bestaat dat de
airbags bij een ernstige aanrijding
niet worden geactiveerd.
Storing
Veiligheid
Page 119 of 256

117
B3_nl_Chap07_securite_ed01-2014
Maak er een gewoonte van om normaal
rechtop in de voorstoelen te zitten.
Draag altijd een correct afgestelde
veiligheidsgordel.
Zorg dat er zich niets bevindt tussen
de airbag en de inzittenden (kinderen,
huisdieren, objecten...). Dit kan de goede
werking van de airbag belemmeren en/of
de inzittende bij het opblazen van de airbag
verwonden.
Laat na een aanrijding of diefstal van uw
auto de airbagsystemen controleren.
Werkzaamheden aan airbagsystemen
mogen uitsluitend door het PEUGEOT-
netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats worden uitgevoerd.
Zelfs als alle bovenstaande voorschriften
worden nageleefd, blijft de kans bestaan
op letsel of lichte brandwonden aan het
hoofd, de borst of de armen als de airbag
wordt geactiveerd. De airbag wordt namelijk
zeer snel opgeblazen (binnen enkele
milliseconden) en loopt vervolgens even
snel leeg, waarbij de warme gassen via de
daarvoor bestemde openingen naar buiten
stromen.Airbags vóór
Houd het stuur wiel niet aan de spaken
vast en laat uw handen niet op het
stuurwielkussen rusten.
De voorpassagier mag zijn voeten niet op
het dashboard laten rusten.
Rook niet in de auto. Als de airbag wordt
opgeblazen, kunnen brandende sigaretten
of een pijp brandwonden of ander letsel
veroorzaken.
Ver wijder het stuur wiel nooit, maak geen
gaten in de stuur wielbekleding en sla er niet
op.
Bevestig geen voor werpen of stickers op
het stuur wiel of op het dashboard. Deze
kunnen bij het afgaan van de airbags letsel
veroorzaken.
Houd u aan de volgende veiligheidsvoorschriften voor een maximale effectiviteit van de airbags:Zijairbags
Bedek de stoelen uitsluitend met daarvoor
goedgekeurde stoelhoezen, die in combinatie
met actieve zijairbags gebruikt kunnen
worden. Voor informatie over de stoelhoezen
die geschikt zijn voor uw auto kunt u zich
wenden tot het PEUGEOT-netwerk.
Raadpleeg de rubriek "Accessoires".
Bevestig nooit iets aan de rugleuning van de
stoelen (kleding...): dit zou bij het afgaan van
de airbags kunnen leiden tot verwondingen
aan armen of borstkas.
Ga niet onnodig dicht tegen het
portierpaneel zitten.
Window-airbags
Bevestig nooit iets op de hemelbekleding;
dit zou bij het afgaan van de window-airbags
kunnen leiden tot hoofdletsel.
Demonteer nooit de handgrepen van het dak
(indien aanwezig); deze maken deel uit van
de bevestiging van de window-airbags.
7
Veiligheid
Page 120 of 256

118
B3_nl_Chap08_securite-enfants_ed01-2014
Algemene informatie met betrekking tot kinderzitjes
PEUGEOT beveelt u aan kinderen op de
achterzitplaatsen van uw auto te vervoeren:
- met de rug in de rijrichting tot 3 jaar,- met het gezicht in de rijrichting
vanaf 3 jaar.
Hoewel PEUGEOT
bij het ontwerp van uw auto veel aandacht heeft besteed aan
veiligheidsvoorzieningen voor uw kinderen, is hun veiligheid natuurlijk ook afhankelijk van uzelf.
Volg voor een optimale veiligheid de volgende
adviezen op:
-
c
onform de Europese wetgeving dienen
kinderen jonger dan 12
jaar of kleiner
dan 1,50
m in gehomologeerde, aan
het lichaamsgewicht aangepaste
kinderzitjes op met veiligheidsgordels of
ISOFIX-bevestigingen uitgeruste plaatsen
te worden vervoerd*,
-
d
e veiligste plaats voor het ver voeren van
een kind is volgens de statistieken een
plaats op de achterbank van uw auto,
-
k
inderen tot 9
kg moeten zowel voor-
als achterin met de rug in de rijrichting
worden vervoerd.
*
D
e regelgeving met betrekking tot het vervoer
van kinderen zijn per land verschillend.
Raadpleeg de in uw land geldende regels.
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen