PEUGEOT 108 2018 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2018, Model line: 108, Model: PEUGEOT 108 2018Pages: 180, PDF Size: 7.18 MB
Page 101 of 180

99
F Duw de veiligheidshaak naar links en til de motorkap op.
F
N
eem de motorkapsteun uit de houder.
F
B
evestig de motorkapsteun in de uitsparing
om de motorkap geopend te houden.
Open de motorkap niet als het hard waait.
Wees bij warme motor voorzichtig met het
bedienen van de veiligheidshaak en de
motorkapsteun (kans op brandwonden).
De koelventilator kan ook gaan draaien
nadat de motor is afgezet: houd daarom
voor werpen en kleding uit de buur t van
de ventilator.
In verband met de aanwezigheid van
elektrische componenten in de motorruimte
wordt geadviseerd om blootstelling aan
water (regen, wassen, …) te beperken.
Sluiten
F Haal de motorkapsteun uit de uitsparing.
F Be vestig de motorkapsteun in de houder.
F
L
aat de motorkap voorzichtig zakken en laat
deze aan het einde van de slag in het slot vallen.
F
T
rek aan de motorkap om te controleren of deze
goed is vergrendeld.
Gebruik nooit een hogedrukreiniger voor
het reinigen van de motorruimte in verband
met de kans op beschadiging van het
elektrisch systeem.
Onder de motorkap
1. Reservoir ruitensproeiervloeistof.
2. Koelvloeistofreservoir.
3. Luchtfilter.
4. Reservoir remvloeistof.
5. Accu.
6. Zekeringkast.
7. Oliepeilstok.
8. Olievuldop.
9. Afzonderlijk massapunt.
Maak voor toegang tot het
remvloeistofreservoir en/of de
zekeringenkast de kunststof afdekking
onderaan de voorruit los door op de twee
borglippen te drukken.
Niveaus controleren
Controleer deze niveaus regelmatig en
respecteer de voor waarden zoals vermeld in het
onderhoudsschema van de fabrikant. Vul indien
nodig bij, tenzij anders aangegeven.
Laat in het geval van een sterk gedaald niveau
het desbetreffende circuit controleren door het
PEUGEOT-netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.
De vloeistof moet voldoen aan de
aanbevelingen van de fabrikant en met die
van de motor van de auto.
7
Praktische informatie
Page 102 of 180

100
Let bij werkzaamheden onder de motorkap
goed op, want bepaalde delen van de
motor kunnen zeer heet zijn (kans op
brandwonden) en de koelventilator kan ieder
moment aanslaan (zelfs bij afgezet contact).
Afgewerkte producten
Vermijd langdurig huidcontact met
afgewerkte olie en andere vloeistoffen.
De meeste van deze vloeistoffen zijn bijtend
en schadelijk voor de gezondheid.Gooi afgewerkte olie en andere
vloeistoffen niet in het riool, in het water of
op de grond.
Deponeer afgewerkte olie in de daar voor
bestemde containers bij het PEUGEOT-
dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
Motorolieniveau
Het motorolieniveau kan bij aangezet
contact worden gecontroleerd via
de motorolieniveaumeter op het
instrumentenpaneel (bij auto's met
een motorolieniveaumeter) of met de
oliepeilstok. De controle van het motorolieniveau is
alleen betrouwbaar als de auto op een
horizontale ondergrond staat en de motor
ten minste 30
minuten niet heeft gedraaid.
Het is normaal dat u tussen twee
onderhoudsbeurten door olie moet bijvullen.
PEUGEOT adviseert u om elke 5000 km het
olieniveau te controleren en, indien nodig, olie bij
te vullen.
Controle met de peilstok
De plaats van de oliepeilstok is aangegeven op de
desbetreffende afbeelding van de motorruimte.
F
T
rek de oliepeilstok aan het gekleurde uiteinde
helemaal naar buiten.
F
V
eeg de peilstok af met een schone, niet
pluizende doek.
F
S
teek de oliepeilstok weer volledig in de
schacht en trek deze er weer uit om het
oliepeil te controleren: het oliepeil is correct
als het tussen de merktekens A en B ligt. A = MA X
B = MIN
Als u ziet dat het peil boven het merkteken A of
onder het merkteken B ligt, star t dan de motor
niet .
- A ls het oliepeil boven het merkteken MAX
ligt (kans op motorschade), neem dan
contact op met het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
-
A
ls het oliepeil lager is dan het merkteken
MIN , vul dan altijd motorolie bij.
Eigenschappen van de olie
Controleer voordat u olie bijvult of ver verst of de
m otorolie die u wilt gebruiken overeenkomt met
de door de fabrikant aanbevolen motorolie voor
uw auto en motoruitvoering.
Praktische informatie
Page 103 of 180

101
Motorolie bijvullen
De plaats van de vulopening voor de motorolie is
aangegeven op de desbetreffende afbeelding van
de motorruimte.
F
D
raai de dop van de vulopening.
F
G
iet de olie voorzichtig in de opening om
morsen op motoronderdelen te voorkomen (dit
kan brand veroorzaken).
F
W
acht enkele minuten en controleer
ver volgens nogmaals het oliepeil met de
peilstok.
F
V
ul indien nodig nog olie bij.
F
D
raai nadat u het oliepeil nogmaals hebt
gecontroleerd de dop zorgvuldig op de
vulopening en steek de peilstok weer in de
schacht.
Olie ver versen
Gebruik om een verminderde betrouwbaarheid
van de motor en de emissieregeling te
voorkomen, nooit additieven in de motorolie.
Remvloeistofniveau
Het vloeistofniveau dient zich zo dicht
mogelijk bij het merkteken "MA X" te
bevinden. Controleer indien dit niet het
geval is of de remblokken van uw auto
zijn versleten.
Toegang tot de tank
F Maak de kunststof afdekking onderaan de voorruit los door op beide borglippen te
drukken.
Zorg bij het losmaken van de kunststof
afdekking dat u
de afdichting niet verwijdert.
Type vloeistof
Gebruik de door de fabrikant voorgeschreven
vloeistof.
Koelvloeistofniveau
Het koelvloeistofniveau moet tussen
de merkstreepjes "FULL" of "F" en
" LOW " of "L" liggen. De motor moet koud zijn als u
het niveau
controleert en koelvloeistof bijvult.
De motor van uw auto kan door een te laag
koelvloeistofniveau zwaar beschadigd raken.
Als de motor warm is, wordt de temperatuur van
de koelvloeistof geregeld door de koelventilator.
Bovendien staat het koelsysteem onder druk.
Wacht na het afzetten van de motor daarom ten
minste één uur alvorens werkzaamheden aan het
koelsysteem uit te voeren.
Draai om brandwonden te voorkomen de dop
eerst twee omwentelingen los om de druk te laten
dalen. Ver wijder de dop als de druk eenmaal
gedaald is en vul koelvloeistof bij.
De koelventilator kan ook gaan draaien
nadat de motor is afgezet: houd daarom
voor werpen en kleding uit de buur t van
de ventilator.
Niveau
ruitensproeiervloeistof
Vul het reser voir bij wanneer dit
nodig is.
Type vloeistof
Gebruik de door de fabrikant voorgeschreven
vloeistof.
7
Praktische informatie
Page 104 of 180

102
Controles
Raadpleeg, tenzij anders aangegeven, het
onderhoudsschema van de fabrikant dat betrekking
heeft op de motoruitvoering van uw auto voor het
controleren van bepaalde onderdelen.
Laat de controles eventueel uitvoeren door
het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
12 V-accu
De accu is onderhoudsvrij.
Niettemin is het raadzaam om regelmatig
te controleren of de accupoolklemmen
goed vastzitten (bij uitvoeringen zonder
snelsluiting voor de accupoolklemmen)
en of de aansluitingen schoon zijn.
Raadpleeg voordat u werkzaamheden
u itvoert aan de 12 V -accu de desbetreffende
rubriek voor meer informatie en de te nemen
voorzorgsmaatregelen.
Luchtfilter
Als de omgeving (veel stof…) en het
gebruik (veel stadsverkeer…) daar toe
aanleiding geven, moeten het twee
keer zo vaak worden ver vangen .
Interieurfilter
Als de omgeving (veel stof…) en het
gebruik (veel stadsverkeer…) daar toe
aanleiding geven, moeten het twee
keer zo vaak worden ver vangen.Een verstopt interieur filter kan de prestaties
van de airconditioning verstoren en
onaangename geuren veroorzaken.
Oliefilter
Laat bij het olie ver versen tevens het
oliefilter vervangen.
Handgeschakelde versnellingsbak
De automatische transmissie is
onderhoudsvrij (olie verversen niet
noodzakelijk).
Koppeling
Uitvoeringen met het Stop & Start-
systeem zijn voorzien van een speciale
12
V- loodac c u.
Deze accu mag uitsluitend worden
vervangen door het PEUGEOT-netwerk of
door een gekwalificeerde werkplaats.
De koppeling wordt mechanisch bedient en
vereist regelmatige afstelling.Neem bij een storing (bijv. moeilijkheden
bij het wegrijden) contact op met het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Type vloeistof
Maak voor de ruitensproeiers uitsluitend gebruik
van kant-en-klare ruitensproeiervloeistof.
's Winters (bij temperaturen beneden het
vriespunt) moet voor de omstandigheden
geschikte ruitensproeiervloeistof met antivries
worden gebruikt om de onderdelen van het
systeem (pomp, reser voir, leidingen enz.) te
beschermen.
Vul het reser voir nooit bij met kraanwater (kans
op bevriezing, kalkafzetting enz.).
Praktische informatie
Page 105 of 180

103
Remblokken
De slijtage van de remblokken is
sterk afhankelijk van de rijstijl, vooral
bij stadsverkeer en veel korte ritten.
Hierdoor kan het noodzakelijk blijken
om de remblokken vaker, tussen twee
onderhoudscontroles door, te laten
controleren.
Als het remsysteem vrij is van lekkages, duidt
een te laag remvloeistofniveau erop dat de
remblokken versleten zijn.
Slijtage remschijven/
remtrommels
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats
voor informatie over het controleren
van de slijtage van de remschijven/
remtrommels.
Parkeerrem
Als de parkeerrem een te grote slag
heeft of als het systeem minder goed
werkt, moet de parkeerrem, zelfs
tussen twee onderhoudsbeurten door,
worden afgesteld.
Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Velgen en banden
De bandenspanning moet minstens
eens per maand en voorafgaand aan
een lange rit bij alle banden (wanneer
ze koud zijn) gecontroleerd worden. Het rijden met versleten of beschadigde banden
vermindert de remwerking en heeft een negatieve
invloed op het weggedrag. Het wordt aanbevolen
om een regelmatige inspectie van de staat van de
banden (profiel en bandwangen) en velgen uit te
voeren en om te controleren dat de banden over
een ventiel beschikken.
Het gebruik van andere dan de gespecificeerde
velg- en bandmaten kan effect hebben op
de levensduur van de banden, het draaien
van de wielen, de bodemvrijheid en de
snelheidsmeteraanduiding, en kan tevens een
negatieve invloed hebben op het weggedrag van
de auto.
De montage van verschillende banden op
de voor- en op de achteras kan leiden tot
een onjuiste timing van het elektronisch
stabiliteitsprogramma (ESP).
Gebruik uitsluitend door PEUGEOT
aanbevolen producten of gelijkwaardige
kwaliteitsproducten.
Om de werking van belangrijke onderdelen
als het remsysteem te optimaliseren,
selecteert en biedt PEUGEOT specifieke
producten aan.
Na het wassen kan er zich een laagje vocht
of onder winterse omstandigheden ijs
vormen op de remschijven en remblokken:
de remwerking kan daardoor afnemen. Rem
een paar keer lichtjes om de remmen vocht-
en ijsvrij te maken.
ETG-versnellingsbak
De ETG-versnellingsbak is
onderhoudsvrij (olie verversen niet
noodzakelijk).
De op de sticker aangegeven bandenspanningen
gelden voor koude banden. Als u
meer langer
dan 10
minuten of meer dan 10 kilometer hebt
gereden met een snelheid van meer dan 50
km/u,
moet u
de bandenspanning 0,3 bar (30 kPa)
verhogen ten opzichte van de op de sticker
aangegeven waarden.
Een te lage bandenspanning leidt ook tot
een hoger brandstofverbruik. Een onjuiste
bandenspanning kan veroorzaakt vroegtijdige
slijtage van banden en heeft een negatieve
invloed op het weggedrag van de auto. Kans op
een ongeval!
7
Praktische informatie
Page 106 of 180

104
Bandenreparatieset
Scan de QR-code op pagina 3 om
v erklarende video's te bekijken.
De bandenreparatieset bestaat uit een
compressor en een flacon met afdichtmiddel.
Hiermee kunt u
de band tijdelijk repareren ,
zodat u
de dichtstbijzijnde garage kunt bereiken.
Met deze reparatieset kunnen de meeste lekke
banden worden gerepareerd, als het lek zich in
het loopvlak of de hiel van de band bevindt.
Toegang tot de set
Deze set bevindt zich in de opbergruimte
onder de vloer, onder de vloerplaat van de
bagageruimte. De elektrische installatie van de auto biedt
de mogelijkheid een compressor aan te
sluiten en te gebruiken voor de duur die
nodig is om een gerepareerde lekke band op
spanning te brengen.
Samenstelling van de set
1.
12 V-compressor, met geïntegreerde
manometer.
2. Flacon met afdichtmiddel, met geïntegreerde
slang.
3. Sticker met snelheidslimiet.
Reparatiemethode
F Parkeer het voertuig zonder het verkeer te
belemmeren en trek de parkeerrem aan.
F
V
olg de veiligheidsinstructies (alarmknipperlichten,
gevarendriehoek, dragen van een reflecterend
veiligheidsvest, enz.) met betrekking tot de regels
die gelden in het land waar u
zich bevindt.
F
Z
et het contact af.
F Rol de slang uit die onder de compressor is opgeborgen.
Ver wijder niet het voor werp dat de lekkage
heeft veroorzaakt uit de band.
F
S
luit de slang van de compressor aan op de
flacon met afdichtmiddel.
F
K
eer de flacon met afdichtmiddel om en
bevestig deze aan de desbetreffende
uitsparing van de compressor.
In geval van pech
Page 107 of 180

105
F Haal het dopje van het ventiel van de lekke band en bewaar het op een schone plaats.
F
C
ontroleer of de schakelaar van de
compressor in de stand " O" staat.
F
R
ol de elektrische kabel, die onder de
compressor is opgeborgen, volledig uit. F
Be
vestig de sticker met
snelheidslimiet.
De sticker met snelheidslimiet moet in
het interieur, in het gezichtsveld van de
bestuurder, worden geplakt om hem/haar te
herinneren aan het feit dat de band tijdelijk is
gerepareerd.
Op deze sticker staat de bandenspanning
aangegeven.
F
Z
et het contact aan.Als na ongeveer 7
minuten de druk niet
2
bar is, is de band niet te repareren; neem
contact op met een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats om u
verder te
helpen.
F
Z
et de schakelaar in de stand "O".
F
O
ntkoppel de stekker van de compressor van
de 12
V-aansluiting in de auto.
F
V
er vang de dop op het ventiel.
F
V
erwijder de set.
F
V
er wijder de flacon met afdichtmiddel en berg
deze op.
F
S
luit de slang van de flacon met afdichtmiddel
aan op het ventiel van de lekke band en zet
hem stevig vast. F
S luit de stekker van de compressor aan op de
12
V-aansluiting van de auto.F
A ctiveer de compressor door de schakelaar in
de stand " l" te zetten tot de bandenspanning
2,0
bar bedraagt. Het afdichtmiddel wordt
onder druk in de band gespoten; neem
gedurende deze handeling de slang niet los
van de aansluiting (kans op spatten).
8
In geval van pech
Page 108 of 180

106
Let op: het afdichtmiddel is schadelijk bij
inname en irriterend voor de ogen.
Houd het middel buiten het bereik van
kinderen.
De uiterste gebruiksdatum van het middel is
op de flacon vermeld.
Gooi de flacon na gebruik niet weg, maar
lever deze in bij het PEUGEOT-netwerk of
een officieel inzamelpunt.
Vergeet niet om bij het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats een
nieuwe flacon met afdichtmiddel te kopen.Rijd na het repareren van een band met de
bandenreparatieset niet sneller dan 80
km/h.
Bandenspanning controleren/
aanpassen
U kunt de compressor, zonder inspuiting
van het afdichtmiddel, ook gebruiken om de
bandenspanning te controleren of de banden
op spanning te brengen.
F
V
er wijder het dopje van het ventiel van de
band en bewaar het op een schone plaats.
F
R
ol de slang uit die onder de compressor is
opgeborgen. F
C
ontroleer of de schakelaar van de
compressor in de stand " O" staat.
F
R
ol de elektrische kabel, die onder de
compressor is opgeborgen, volledig uit.
Op deze sticker staat de bandenspanning
aangegeven.
F
G
a onmiddellijk ongeveer vijf kilometer bij lage
snelheid (tussen 20
en 60
km/h) rijden, zodat
het afdichtmiddel het lek kan dichten.
F
Z
et de auto stil, controleer de reparatie en
meet de bandenspanning met de set.
F
S
luit de slang aan op het ventiel en zet hem
stevig vast. F
S
luit de stekker van de compressor aan op de
12
V-aansluiting van de auto.
F
Z
et het contact aan.
In geval van pech
Page 109 of 180

107
Als na 7 minuten de druk niet 2 bar is, is
d e band niet te repareren; neem contact
op met een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats om u
verder te
helpen.
F
Z
et, zodra de gewenste spanning is bereikt,
de schakelaar in de stand " O".
F
V
er wijder de set en berg deze op. Rijd met een gerepareerde band niet meer
dan 200
km; neem contact op met een
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats om de band te ver vangen.
Controlesysteem bandenspanning Het lampje voor te lage
bandenspanning zal na het
repareren van een wiel blijven
branden tot het systeem is
gereset.
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over het
bandenspanningscontrolesysteem .
Als de spanning van één of meer
banden is aangepast, moet het
bandenspanningscontrolesysteem worden
gereset.
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over het
bandenspanningscontrolesysteem .
F
S
chakel de compressor in door de schakelaar
in de stand ' I' te zetten en breng de band
op de spanning die is aangegeven op de
bandenspanningssticker van de auto. Druk
om de bandenspanning te verlagen op de
zwarte knop op de compressorslang bij de
ventielaansluiting.
Reservewiel
Scan de QR-code op pagina 3 om
v erklarende video's te bekijken. In het geval van een lekke band kunt u
het wiel
met het bij de auto geleverde gereedschap
verwisselen volgens de onderstaande procedure.
Toegang tot het reservewiel
en gereedschap
Afhankelijk van de uitvoering bevinden het
reser vewiel en het gereedschap zich onder de
vloer van de bagageruimte.
F
V
er wijder de vloerbekleding van de
bagageruimte.
F
V
erwijder de opbergbak.
F
D
raai de centrale bout los waarmee het wiel
bevestigd is.
F
V
erwijder het wiel.
8
In geval van pech
Page 110 of 180

108
Beschikbaar gereedschap voor gebruik
1.Wielsleutel.
2. Krik met slinger.
3. Afneembaar sleepoog.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het slepen van de
auto .
Dit gereedschap is specifiek voor uw auto
en kan, afhankelijk van de uitvoering van
uw auto, verschillen. Gebruik het niet voor
andere doeleinden.
Ga nooit onder een auto liggen die alleen op
de krik steunt; gebruik een assteun.
Gebruik geen andere krik dan de door de
fabrikant geleverde krik. Als uw auto niet
meer is voorzien van de originele krik, neem
dan contact op met het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats om de
door de fabrikant voorgeschreven krik aan
te schaffen.
Bandenspanning
Deze wordt vermeld op de sticker die op de
middenstijl, aan bestuurderszijde, is aangebracht.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over voertuigidentificatie .
Plaatsen van de auto
Een wiel verwijderen
F Ver wijder de sticker in het midden van het reser vewiel (waarop wordt aangeduid dat een
wiel gerepareerd moet worden) en breng deze
in de auto (in het zicht van de bestuurder) aan.
F
V
er wijder de wieldop met behulp van de
wielsleutel.
Het volgende gereedschap is opgeborgen in een
opbergbak, aangebracht in het midden van het
reservewiel.
F
Z
et de auto voor zover mogelijk op een
horizontale, stabiele en stroeve ondergrond.
F
T
rek de parkeerrem aan.
F
Z
et het contact af (stand "
OFF" bij auto's met
het "Keyless entry and start"-systeem).
F
S
chakel bij uitvoeringen met een
handgeschakelde versnellingsbak de eerste
versnelling of de achteruitversnelling in.
F
Z
et bij uitvoeringen met een ETG -
versnellingsbak de selectiehendel in de
stand N . F
P
laats indien nodig een wielblok achter het
wiel kruislings tegenover het te verwisselen
wiel.
F
C
ontroleer of alle inzittenden de auto hebben
verlaten en zich op een veilige plaats
bevinden.
In geval van pech