PEUGEOT 2008 2018 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2018, Model line: 2008, Model: PEUGEOT 2008 2018Pages: 240, PDF Size: 8.36 MB
Page 151 of 240

149
Een lamp vervangen
De koplampunits zijn voorzien van glas
van polycarbonaat met een speciale
vernislaag:
F
r
einig de koplampen nooit met een
droge of schurende doek en gebruik
geen oplosmiddelen,
F
g
ebruik een spons met zeepwater of
een pH-neutraal product,
F
w
anneer u met een hogedrukreiniger
hardnekkig vuil probeert te
ver wijderen, houd de straal dan
nooit langdurig op de koplampen,
de achterlichten en de randen er van
gericht, om beschadiging van de
vernislaag en de afdichtrubbers te
voorkomen.
Bij het ver vangen van lampen moet
het contact en de verlichting minstens
enkele minuten zijn uitgeschakeld – om
brandwonden te voorkomen!
F
R
aak de lamp niet met de vingers aan,
maar gebruik een niet-pluizende doek.
Het is van belang dat u uitsluitend lampen
van het type anti-ultraviolet (UV) toepast
om beschadiging van de koplamp te
voorkomen.
Ver vang een kapotte lamp altijd door een
nieuwe lamp met dezelfde specificaties. Onder bepaalde weersomstandigheden
(lage temperatuur, vochtigheid) kan zich
een laagje condens aan de binnenzijde
van de koplampen en de achterlichten
vormen; dit verdwijnt enkele minuten na
het ontsteken van de koplampen.
LED's (light-emitting diodes)
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om dit type
lampen te laten vervangen.
Halogeenlampen
Controleer ten behoeve van een goede
verlichting of de lamp op juiste wijze in de
behuizing is geplaatst.
Verlichting vóór
1.
Parkeerlichten/dagrijverlichting (LED)
2. Dimlicht (H7).
3. Richtingaanwijzers (PWY24W).
4. Grootlicht (H7).
5. Mistlampen (PSX24W).
(afhankelijk van de uitvoering voorzien van
de functie statische bochtverlichting)
LED's: light-emitting diodes.
Openen van de motorkap / toegang tot de
lampen
Ga voorzichtig te werk bij een warme motor – Kans
op brandwonden!
Houd rekening met voorwerpen of kleding die
vlam kunnen vatten of in de propeller van de
motor ventilator kunnen komen – Kans op beknelling!
Na het ver wisselen van een lamp
Sluit bij het monteren uiterst zorgvuldig de
beschermkap om er voor te zorgen dat de
lampunit goed wordt afgedicht.
Richtingaanwijzers
Sneller knipperen van de
richtingaanwijzerlamp (links of rechts)
betekent dat één of meerdere lampen aan
die zijde defect zijn.
8
In geval van pech
Page 152 of 240

150
De oranje gloeilampen, zoals die van
de richtingaanwijzers, moeten worden
vervangen door lampen met dezelfde
kleur en specificaties.
Dimlicht
F Trek aan de lip om de beschermkap te verwijderen.
F
T
rek de stekker van de lamp los.
F
D
ruk de veer uit elkaar om de lamp te
kunnen verwijderen.
F
T
rek de lamp los en ver vang hem.
F
D
raai de stekker een kwart omwenteling
linksom.
F
T
rek de lamphouder los.
F
V
ervang de lamp.
Voer voor de montage dezelfde handelingen in
omgekeerde volgorde uit.
Voer het monteren uit in de omgekeerde
volgorde; richt daarbij de pasnok van de lamp
naar beneden.
Grootlicht
F Trek aan de lip om de beschermkap te verwijderen.
F
T
rek de stekker van de lamp los.
F
T
rek de lamp los en ver vang hem.
Voer het monteren uit in de omgekeerde
volgorde; richt daarbij de pasnok van de lamp
naar beneden.
In geval van pech
Page 153 of 240

151
F Via de opening onder de voorbumper kunt u de mistlampen vóór bereiken.
F
N
eem de stekker van de lamphouder los
door aan de bovenkant op de borglip te
drukken.
F
V
er wijder de lamphouder door op de twee
klemmen te drukken (boven en onder).
F
V
er vang de unit.
Voer voor de montage dezelfde
handelingen in omgekeerde volgorde uit.
Een nieuw exemplaar is verkrijgbaar
bij het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Voor het ver vangen van dit type lampen
kunt u ook het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats raadplegen.
Geïntegreerde zijknipperlichten
F Steek een platte schroevendraaier tussen het spiegelglas en de houder van de
buitenspiegel.
F
W
ip het spiegelglas met de
schroevendraaier los en verwijder het.
F
M
aak de kap van de buitenspiegel los door
de twee bevestigingsclips in te drukken.
F
D
uw de middelste lip in en ver wijder het
zijknipperlicht.
F
T
rek de lamp uit de lamphouder en ver vang
de defecte lamp. Voer voor de montage dezelfde
handelingen in omgekeerde volgorde uit.
Voor het ver vangen van dit type lampen
kunt u ook het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats raadplegen.
Achterlichten
1.
Remlichten (LED).
2. Parkeerlichten (LED).
3. Richtingaanwijzers (LED).
LED's: light-emitting diodes.
4. Mistachterlicht (P21W).
5. Achteruitrijlicht (P21W).
Lampen van mistlampen/
bochtverlichting
8
In geval van pech
Page 154 of 240

152
Derde remlicht (LED)
Kentekenplaatverlichting
Open de achterklep tot halver wege om het
vervangen te vergemakkelijken.
F
S
teek een kleine schroevendraaier in
de opening aan de buitenzijde van het
lampglas.
F
D
uw de schroevendraaier naar buiten.
F
V
erwijder het lampglas.
F
V
er vang de defecte lamp.
Druk het glaasje vast in de houder.
Lampen van het mistachterlicht en het achteruitrijlicht
Steek uw hand onder de bumper (voor
toegang).
F
D
raai de fitting een achtste omwenteling en
verwijder het geheel.
F
V
er vang de defecte lamp.
Voer voor de montage dezelfde handelingen in
omgekeerde volgorde uit.
Let er bij het ver vangen van een lamp
aan de linkerzijde op dat u de uitlaat niet
aanraakt: deze kan na het afzetten van
de motor nog enige tijd heet zijn en dus
brandwonden veroorzaken.
Een zekering vervangen
Toegang tot het
gereedschap
De tang voor het verwijderen van zekeringen
is bevestigd aan de binnenzijde van het deksel
van de zekeringkast in het dashboard of in het
dashboardkastje.
Dashboard
F Trek het deksel eerst linksboven en dan rechtsboven los.
F
M
aak het deksel volledig los en keer het om.
F
V
er wijder de steun waarop de tang is
bevestigd.
In geval van pech
Page 155 of 240

153
Dashboardkastje
F Open het dashboardkastje.
F T rek het deksel van de zekeringkast
rechtsboven los.
F
M
aak het deksel volledig los en keer het om.
F
V
er wijder de steun waarop de tang is
bevestigd.
Voordat u een zekering ver vangt, dient u:
F
d
e auto stil te zetten en het contact af te
zetten,
F
a
lle stroomverbruikers uit te schakelen,
F
t
e bepalen welke zekering defect is met
behulp van de zekeringtabellen en de
schema's op de volgende bladzijden, Bij het ver vangen van een zekering moet u:
F
d
e speciale tang gebruiken om de zekering
uit de zekeringkast te ver wijderen en
controleren of het smeltdraadje van de
zekering intact is.
F
e
en defecte zekering altijd vervangen door
een zekering met dezelfde stroomsterkte
(zelfde kleur): een afwijkende stroomsterkte
kan storingen veroorzaken (kans op brand).
Mocht de storing kort na het ver vangen van de
zekering terugkeren, laat dan de elektrische
uitrusting controleren door het PEUGEOT-
netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.
Informatie voor professionele reparateurs:
raadpleeg het schema van de "Methoden"
voor uitgebreide informatie over de
zekeringen en relais. Dit schema kunt u
opvragen bij het PEUGEOT-netwerk. De zekeringtabellen en de bijbehorende
schema's zijn verkrijgbaar bij het
PEUGEOT-netwerk of bij een
gekwalificeerde werkplaats.
Het vervangen van een zekering
door een andere dan in deze
zekeringtabellen genoemd, kan tot
ernstige storingen leiden. Neem contact
op met het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Montage van elektrische
accessoires
Bij het ontwerp van het elektrische
circuit van uw auto is reeds rekening
gehouden met de montage van zowel de
standaarduitrusting als eventuele opties.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats voordat u andere
elektrische voorzieningen of accessoires in
de auto monteert of laat monteren.
Goed
Defect
Ta n g PEUGEOT is niet aansprakelijk voor
kosten die voortvloeien uit storingen
veroorzaakt door het monteren van extra
accessoires die niet door PEUGEOT
aanbevolen of geleverd worden, en
niet volgens haar specificaties zijn
gemonteerd. Dit geldt met name als het
gezamenlijke stroomverbruik van de extra
accessoires meer dan 10 milliampère
bedraagt.
8
In geval van pech
Page 156 of 240

154
Linkerzijde
Toegang tot de zekeringen
Zekeringnr.Stroomsterkte Functies
F2 5 ABuitenspiegels, koplampen, diagnoseaansluiting.
F9 5 AAlarm.
F10 5 AAfzonderlijke telematica-eenheid.
F11 5 AElektrochromatische binnenspiegel, extra verwarming, Active
City Brake.
F13 5 AHifi-versterker, parkeerhulp, achteruitrijcamera.
F16 15 A12 V-aansluiting vóór.
F17 -Niet gebruikt.
F18 20 ATouchscreen, audiosysteem.
In geval van pech
Page 157 of 240

155
Zekeringnr.StroomsterkteFuncties
F23 5 AMake-upspiegels, kaartleeslamp.
F26 15 AClaxon.
F27 15 ARuitensproeierpomp.
F28 5 AStuurslot.
F29 15 AAircocompressor.
F30 15 ARuitenwisser achter.
Rechterzijde
Toegang tot de zekeringen
8
In geval van pech
Page 158 of 240

156
Zekeringnr.StroomsterkteFuncties
F01 40 AAchterruitverwarming.
F02 10 AVerwarmde buitenspiegels.
F03 30 AImpulsruitbediening vóór.
F04 -Stoelverwarming vóór.
F05 30 AImpulsruitbediening achter.
F06 10 AInklapbare buitenspiegels.
F07 10 AInklapbare buitenspiegels.
F08 -Niet gebruikt.
F09 15 A
Stoelverwarmingen vóór, ruitbediening vóór (zonder impulsbediening).
F1020 AHifi-versterker.
F11 -Niet gebruikt.
F12 -Niet gebruikt.
Onder de motorkap
De zekeringkast bevindt zich onder de
motorkap, naast de accu (links).
Toegang tot de zekeringen
F Maak het deksel los.
F
V er vang de zekering (zie de desbetreffende
rubriek).
F
S
luit na het ver vangen van de zekering
zorgvuldig het deksel voor een goede
afdichting van het zekeringkastje.
In geval van pech
Page 159 of 240

157
Zekeringnr.StroomsterkteFuncties
F16 15 AMistlampen vóór.
F18 10 AGrootlicht rechts.
F19 10 AGrootlicht links.
F25 30 ARelais koplampsproeiers (montage achteraf).
F29 40 ARuitenwissermotor vóór.
F30 80 AGloeibougies (diesel).
12V- ac c u
Procedure voor het gebruik van een hulpaccu
voor het starten van de motor met behulp van
startkabels en voor het laden van een lege
accu.
Algemeen
12V-loodaccu
Accu's bevatten giftige stoffen zoals
zwavelzuur en lood.
Ze moeten worden ver werkt conform
de regelgeving en mogen in geen geval
met het huishoudelijke afval worden
weggegooid.
Lever lege batterijen en accu's in bij een
speciaal afvalstoffendepot.
Bescherm uw ogen en gezicht voordat u
handelingen aan de accu uitvoert.
Voer ingrepen aan de accu uitsluitend
uit in een goed geventileerde ruimte, ver
van open vuur of vonken veroorzakende
bronnen, om elk risico van brand- of
explosiegevaar uit te sluiten.
Was uw handen als de werkzaamheden
beëindigd zijn.
8
In geval van pech
Page 160 of 240

158
Uitvoeringen met het Stop & Start-
systeem zijn voorzien van een speciale
12V- loodac c u.
Deze accu mag uitsluitend worden
vervangen door het PEUGEOT-netwerk of
door een gekwalificeerde werkplaats.
Probeer een auto met een elektronisch
gestuurde versnellingsbak of
automatische transmissie nooit aan te
duwen of slepen om de motor te starten.
Tijdens de rit die volgt op het de eerste
keer starten van de motor, werkt het Stop
& Start-systeem mogelijk niet.
In dat geval werkt het systeem pas
weer als de auto gedurende een
bepaalde periode, die afhankelijk is
van de omgevingstemperatuur en de
laadtoestand van de accu (maximaal
8 uur), niet is gebruikt.
Toegang tot de accu
De accu bevindt zich onder de motorkap.
Toegang: F
o
pen de motorkap via de hendel in
het interieur en gebruik ver volgens de
veiligheidshaak aan de buitenzijde,
F
b
evestig de motorkapsteun,
F
b
eweeg de kunststof afdekkap van de (+)
pool omhoog.
De minpool (-) van de accu is niet
bereikbaar.
Op de rechterkant van de motorsteun is
een afzonderlijk massapunt aangebracht.
Starten van de motor
met een hulpaccu en
startkabels
Als de accu van uw auto ontladen is, kan
de motor worden gestart met een hulpaccu
(externe accu of een accu van een andere
auto) en startkabels of een startbooster. Start de motor nooit door een acculader
aan te sluiten.
Gebruik nooit een startbooster van 24 V
o f h o g e r.
Controleer eerst of de hulpaccu een
nominale spanning van 12 V en een
capaciteit minimaal gelijk aan die van de
ontladen accu heeft.
De twee auto's mogen elkaar niet raken.
Schakel alle stroomverbruikers (autoradio,
ruitenwissers, verlichting enz.) van beide
auto's uit.
Zorg er voor dat de startkabels zich niet
in de buurt van bewegende delen van de
motor (ventilator, riem enz.) bevinden.
Koppel de pluspool (+) van de accu niet
los ter wijl de motor draait.
F
B
eweeg, indien uw auto hiermee is
uitgerust, het kunststof kapje van de
In geval van pech