warning PEUGEOT 2008 2021 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2021, Model line: 2008, Model: PEUGEOT 2008 2021Pages: 260, PDF Size: 7.71 MB
Page 5 of 260

3
Inhoudsopgave
Active Lane Departure Warning System 122
Dodehoekbewaking 125
Active Safety Brake met Collision Risk Alert
en Intelligente noodremassistentie
127
Systeem voor detecteren van onoplettendheid 129
Parkeerhulp 130
Visiopark 1 132
Park Assist 134
7Praktische informatieCompatibiliteit van brandstoffen 139
Tanken 139
Tankbeveiliging (diesel) 140
Laadsysteem (elektrisch) 140
De tractiebatterij laden (elektrisch) 146
Trekhaak 149
Trekhaak met afneembare kogel 150
Dakdragers 153
Sneeuwkettingen 154
Sneeuwscherm 154
Eco-stand 155
Motorkap 156
Onder de motorkap 157
Niveaus controleren 157
Controles 159
AdBlue® (BlueHDi) 161
Vrijloop 163
Onderhoudstips 164
8In geval van pechGevarendriehoek 166
Brandstoftank leeg (diesel) 166
Boordgereedschap 166
Bandenreparatieset 168
Reservewiel 170
Een lamp vervangen 173
Zekeringen 175
Accu van 12 V / Hulpaccu 176
De auto slepen 179
9Technische gegevensTechnische gegevens motoren
en aanhangergewichten 182
Benzinemotoren 183
Dieselmotoren 185
Elektromotor 186
Afmetingen 187
Identificatie 187
10PEUGEOT Connect RadioDe eerste stappen 188
Stuurkolomschakelaars 189
Menu's 190
Applicaties 191
Radio 191
Digitale radio (DAB, Digital Audio Broadcasting) 193
Media 193
Telefoon 195
Configuratie 198
Veelgestelde vragen 199
11PEUGEOT Connect NavDe eerste stappen 201
Stuurkolomschakelaars 202
Menu's 202
Gesproken commando's 204
Navigatie 207
Online navigatie 210
Applicaties 212
Radio 215
Digitale radio (DAB, Digital Audio Broadcasting) 216
Media 216
Telefoon 218
Configuratie 220
Veelgestelde vragen 222
12Event Data Recorders (EDR)
■
Trefwoordenregister
bit.ly/helpPSA
Toegang tot aanvullende video's
Page 7 of 260

5
Overzicht
B.Gesproken commando's
C. Volume verlagen / verhogen
D. Selecteren van de vorige / volgende media
Een selectie bevestigen
E. Toegang tot het menu Telefoon
Gesprekken beheren
F. Selecteren van een audiobron
G. Weergave van de lijst van radiozenders /
muzieknummers
5. Claxon / airbag vóór aan bestuurderszijde
6. Bediening snelheidsregelaar / snelheidsbegrenzer /
Adaptieve snelheidsregelaar
Bedieningselementen zijkant
1. Afstelling van straal van koplampen met halogeen-
of ledtechnologie
2. Active Lane Departure Warning System
3. Lane Positioning Assist
4. Voorruitverwarming
5. Alarm
6. Elektrische kinderbeveiliging
Bedieningselementen midden
1. Stoelverwarming
2. Toegang tot de menu's van het touchscreen
3. Touchscreen aan/uit / volume aanpassen
4. Recirculatie van interieurlucht
5. Thermisch-comfortsysteem uitschakelen
6. Maximale stand van de airconditioning
7. Alarmknipperlichten
8. Centrale vergrendeling
9. Ontwasemen / ontdooien voorruit en voorste
zijruiten
10. Achterruitverwarming
Elektromotor
1.Laadaansluiting
2. Tractiebatterij
3. 12V-accu
4. Warmtepomp
5. Geïntegreerde lader
6. Elektromotor
7. Laadkabel
Via laadaansluiting
1
kan de auto op 3 manieren
worden opgeladen:
–
Opladen via een normaal stopcontact en de
bijbehorende laadkabel 7
(Mode 2).
–
V
ersneld opladen via een lader voor versneld laden
(wallbox) (Mode 3).
–
Snelladen via een openbaar snellaadpunt (Mode 4).
De tractiebatterij van 400
V 2
is een lithium-ionbatterij.
Deze slaat energie op die voor de elektromotor, de
airconditioning en de verwarming wordt gebruikt.
Het laadniveau wordt met een meter weergegeven.
Page 18 of 260

16
Instrumentenpaneel
De automatische functies moeten te allen tijde worden
gebruikt: ze worden automatisch weer geactiveerd bij
een storing in de hendel.
Zie (2).
Permanent, in combinatie met de melding "Storing
parkeerrem".
De elektrische parkeerrem is defect; de handmatige en
elektrische bediening werken mogelijk niet meer.
Om de auto bij stilstand op zijn plaats te houden:
►
T
rek aan de elektrische parkeerrem en houd
deze 7 tot 15 seconden aangetrokken, totdat het
controlelampje op het instrumentenpaneel gaat
branden.
Als deze procedure niet werkt, beveilig uw auto dan op
de volgende wijze tegen wegrollen:
►
Parkeer de auto op een vlakke ondergrond.
►
Bij auto's met een handgeschakelde
versnellingsbak: schakel een versnelling in.
►
Bij auto's met een automatische transmissie of
selectiehendel (elektrisch): selecteer P en plaats het
meegeleverde wielblok tegen een van de wielen.
Zie (2).
Collision Risk Alert/Active Safety BrakeBrandt permanent, in combinatie met de weergave van een melding.
Het systeem is via het touchscreen uitgeschakeld
(menu Rijverlichting/ Auto).
Knippert.
Het systeem activeert en remt de auto kort af
om de snelheid te verlagen.
Raadpleeg de rubriek Rijden voor meer informatie.
Permanent, in combinatie met een melding en een geluidssignaal.
Er is een storing in het systeem.
Zie (3).
Brandt permanent. Er is een storing in het systeem.
Als deze waarschuwingslampjes gaan branden nadat
de motor is uitgeschakeld en opnieuw is gestart, zie (3).
Antiblokkeersysteem (ABS)Brandt permanent. Een storing in het antiblokkeersysteem.
De auto kan normaal remmen.
Rijd voorzichtig met matige snelheid en zie (3).
StuurbekrachtigingPermanent. Er is een storing in de stuurbekrachtiging.
Rijd voorzichtig met matige snelheid en zie (3).
Dynamische stabiliteitsregeling (DSC) /
antispinregeling (ASR)
Permanent. De functie is uitgeschakeld.
De functie DSC/ASR wordt automatisch weer
ingeschakeld als de motor opnieuw wordt gestart en
vanaf een snelheid van ongeveer 50 km/h.
Bij een snelheid lager dan 50 km/h kan het handmatig
weer worden ingeschakeld.
Knippert. De regeling van het DSC- / ASR-systeem wordt
ingeschakeld bij minder grip of afwijken van de rijbaan.
Brandt permanent. Een storing in het DSC- / ASR-systeem.
Zie (3).
Storing noodremassistentie (met elektrische
parkeerrem)
Permanent, in combinatie met de melding "Storing parkeerrem".
De noodremassistentie werkt niet optimaal.
Als automatisch uitschakelen niet mogelijk is, gebruik
de handmatige uitschakeling of zie (3).
Hill Start AssistBrandt permanent, in combinatie met de melding "Storing in
antiterugrolsysteem".
Er is een storing in het systeem.
Zie (3).
Active Lane Departure Warning SystemBrandt permanent. Het systeem is automatisch uitgeschakeld of in
de wachtstand gezet.
Knippert. De auto dreigt een onderbroken
rijstrookmarkering te overschrijden zonder dat de
richtingaanwijzer is ingeschakeld.
Het systeem wordt geactiveerd en corrigeert
vervolgens de koers afhankelijk van de zijde van de
rijstrookmarkering die overschreden dreigt te worden.
Zie het deel Rijden voor meer informatie.
Brandt permanent. Er is een storing in het systeem.
Zie (3).
Lane Positioning AssistBrandt permanent, in combinatie met het waarschuwingslampje Service.
Er is een storing in het systeem.
Page 120 of 260

11 8
Rijden
Het systeem mag niet worden gebruikt:– Bij lange voorwerpen op dakdragers.
–
Als de auto een aanhanger trekt of wordt
gesleept.
–
Als de voorkant van de auto is aangepast
(bijvoorbeeld door de montage van verstralers of het
overspuiten van de voorbumper).
–
Als de werking van de radar wordt gehinderd.
Lane Positioning Assist
Raadpleeg de algemene adviezen over het gebruik van de rij- en parkeerhulpsystemen
voor meer informatie.
Het systeem herkent de rijstrookmarkeringen en houdt
de auto op de door de bestuurder gekozen positie
binnen de rijstrook.
Hiervoor gebruikt het systeem een camera die boven
aan de voorruit is geplaatst.
Deze functie is vooral geschikt voor het rijden op
snelwegen en hoofdwegen.
Werkingsvoorwaarden
– Adaptieve snelheidsregelaar actief.
– Rijstrook gemarkeerd met lijnen aan beide zijden. –
ESP
in werkende staat.
–
ASR-systeem ingeschakeld.
–
Er wordt geen aanhanger gedetecteerd.
–
Er wordt geen noodreservewiel gebruikt.
–
De auto wordt niet blootgesteld aan hoge, zijdelingse
g-krachten.
–
Richtingaanwijzers niet ingeschakeld.
Inschakelen/uitschakelen
► Druk terwijl de Adaptieve snelheidsregelaar met
Stop & Go-functie is ingeschakeld op deze toets.
Dit wordt bevestigd door:
–
Het groen branden van het controlelampje in de
toets.
–
Het volgende symbool wordt op het
instrumentenpaneel weergegeven.
De kleur van het symbool op het instrumentenpaneel is
afhankelijk van de werkingsstatus van het systeem:
(grijs) Er is aan een of meerdere
werkingsvoorwaarden niet voldaan; het systeem is
gepauzeerd.
(groen)
Er is aan alle werkingsvoorwaarden voldaan; het
systeem is actief.
(oranje) Storing in het systeem.
Als de bestuurder het systeem langere tijd niet wil
gebruiken, kan hij het systeem uitschakelen door
nogmaals op de toets te drukken.
Het controlelampje in de toets gaat uit en het symbool
op het instrumentenpaneel verdwijnt.
De status van het systeem wordt opgeslagen bij het uitzetten van het contact.
Snelheidsregelaar
De bestuurder moet het stuurwiel goed vasthouden.
Als de snelheidsregelaar is geactiveerd, wordt het
symbool groen weergegeven: het systeem maakt kleine
stuurbewegingen om de auto in de door de bestuurder
gekozen positie op de rijstrook te houden. Deze positie
hoeft niet het midden van de rijstrook te zijn.
U kunt voelen dat het stuurwiel beweegt.
De bestuurder kan op elk gewenst moment de controle
over de auto weer overnemen door aan het stuurwiel
te draaien, waardoor de functie wordt gepauzeerd. De
bestuurder stuurt de auto naar de gewenste positie op
de rijstrook. Wanneer de bestuurder vindt dat de auto
een geschikte positie heeft, behoudt hij deze totdat de
functie opnieuw wordt geactiveerd. Het systeem neemt
de controle weer over door regulering vanuit de nieuwe
positie.
Het systeem pauzeren/
onderbreken
De bestuurder moet meteen actie ondernemen als hij denkt dat de verkeerssituatie of het
wegoppervlak ingrijpen vereist, door het stuurwiel te
bewegen om de werking van het systeem tijdelijk te
onderbreken. Wanneer door het intrappen van het
rempedaal de Adaptieve snelheidsregelaar wordt
onderbroken, wordt ook het systeem onderbroken.
Als het systeem vaststelt dat de bestuurder het stuurwiel niet stevig genoeg vast houdt, dan
geeft het systeem een aantal waarschuwingen die
steeds dringender worden. Als de bestuurder niet
reageert, wordt het systeem uitgeschakeld.
Als de werking wordt onderbroken omdat het stuurwiel langere tijd niet stevig genoeg wordt
vastgehouden, moet u de functie weer inschakelen
door opnieuw op de toets te drukken.
Automatische pauzering
– Ingrijpen van het ESP.
– Langere tijd geen detectie van een van de
rijstrookmarkeringen. In dit geval kan de functie
Active Lane Departure Warning System de
controle overnemen totdat er weer aan de
werkingsvoorwaarden van het systeem wordt voldaan.
Page 121 of 260

11 9
Rijden
6Het systeem pauzeren/
onderbreken
De bestuurder moet meteen actie ondernemen als hij denkt dat de verkeerssituatie of het
wegoppervlak ingrijpen vereist, door het stuurwiel te
bewegen om de werking van het systeem tijdelijk te
onderbreken. Wanneer door het intrappen van het
rempedaal de Adaptieve snelheidsregelaar wordt
onderbroken, wordt ook het systeem onderbroken.
Als het systeem vaststelt dat de bestuurder het stuurwiel niet stevig genoeg vast houdt, dan
geeft het systeem een aantal waarschuwingen die
steeds dringender worden. Als de bestuurder niet
reageert, wordt het systeem uitgeschakeld.
Als de werking wordt onderbroken omdat het stuurwiel langere tijd niet stevig genoeg wordt
vastgehouden, moet u de functie weer inschakelen
door opnieuw op de toets te drukken.
Automatische pauzering
– Ingrijpen van het ESP .
– Langere tijd geen detectie van een van de
rijstrookmarkeringen. In dit geval kan de functie
Active Lane Departure Warning System de
controle overnemen totdat er weer aan de
werkingsvoorwaarden van het systeem wordt voldaan.
In reactie op de acties van de bestuurder:
onderbreking
– Inschakelen van de richtingaanwijzers.
– Overschrijden van de rijstrookmarkeringen.
–
T
e stevig vasthouden van het stuurwiel of
dynamische stuurmanoeuvre.
–
Intrappen van het rempedaal (met een pauze
tot gevolg totdat de snelheidsregelaar weer wordt
ingeschakeld) of het gaspedaal (onderbreking zolang
het pedaal wordt ingetrapt).
–
Onderbreken van
Adaptieve snelheidsregelaar.
–
Uitschakelen van het
ASR-systeem.
Page 124 of 260

122
Rijden
– op een testbank.
Storing
Bij een storing gaat het waarschuwingslampje Service branden
en wordt dit (oranje) symbool op het
instrumentenpaneel weergegeven, in combinatie met
een melding en een geluidssignaal.
Laat het systeem controleren door een PEUGEOT-
dealer of door een gekwalificeerde werkplaats.
Active Lane Departure Warning System
Lees voor meer informatie de algemene
adviezen over het gebruik van de rij- en
parkeerhulpsystemen.
Het systeem corrigeert de koers van de auto door de
bestuurder te waarschuwen zodra de auto de rijstrook
ongewild dreigt te verlaten of de bermrand dreigt te
overschrijden (afhankelijk van de uitvoering).
Het systeem maakt hiervoor gebruik van een
camera aan de bovenzijde van de voorruit, die de
rijstrookmarkeringen op de weg en de zijkant van de
weg detecteert.
Dit systeem is met name nuttig op snelwegen en
autowegen.
Werkingsvoorwaarden
– Rijsnelheid tussen 70 en 180 km/u.
– W eg voorzien van een middenstreep.
–
Stuurwiel met beide handen vastgehouden.
–
Richtingaanwijzers niet ingeschakeld.
–
ESP
ingeschakeld en in werking.
Het systeem assisteert de bestuurder uitsluitend als de auto ongewild de rijstrook
dreigt te verlaten. Het zorgt niet dat de auto een
veilige afstand of snelheid aanhoudt en grijpt ook
niet in op het remsysteem van de auto.
De bestuurder moet altijd beide handen aan het
stuurwiel houden zodat hij kan ingrijpen zodra het
systeem dit niet meer kan (bijvoorbeeld wanneer de
middenstreep ontbreekt).
Werking
Zodra het systeem een risico op het ongewenst
overschrijden van een van de rijstrookmarkeringen op
de grond of een rand van de rijbaan (zoals een berm)
detecteert, voert het een koerswijziging uit om de auto
weer binnen de rijstrook te brengen.
De bestuurder kan bewegingen in het stuurwiel voelen.
Dit waarschuwingslampje knippert gedurende de koerscorrectie.
De bestuurder kan de correctie voorkomen door het stuurwiel stevig vast te houden
(bijvoorbeeld tijdens een uitwijkmanoeuvre).
De correctie wordt meteen onderbroken als de
richtingaanwijzers worden ingeschakeld.
Zolang de richtingaanwijzers zijn ingeschakeld
en gedurende enkele seconden nadat ze zijn
uitgeschakeld, beschouwt het systeem elke afwijking
van de koers als gewild en worden er geen correcties
uitgevoerd.Rijomstandigheden en bijbehorende waarschuwingen
In de onderstaande tabel ziet u een beschrijving van de waarschuwingen e\
n meldingen die in verschillende rijomstandigheden worden weergegeven.
De werkelijke volgorde waarin de meldingen worden weergegeven kan afwijk\
en. Status functie ControlelampjeWeergave en/of bijbehorend
bericht Aanwijzingen
OFF
(grijs)
Functie uitgeschakeld.
ON
(grijs) Systeem ingeschakeld, niet voldaan aan de werkingsvoorwaarden:
–
Snelheid lager dan 70 km/h.
– Geen rijstrookmarkering gedetecteerd.
– ASR- / DSC-systemen uitgeschakeld of ingrijpen van het ESP.
– "Sportieve" rijstijl.
ON
(grijs)
Functie automatisch uitgeschakeld/stand-by gezet (bijvoorbeeld:
detectie van een aanhanger, gebruik van het (bij de auto
geleverde) noodreservewiel).
ON
(groen) Rijstrookmarkering gedetecteerd.
Snelheid hoger dan 70 km/u.
ON
(oranje) / (groen)
Het systeem corrigeert de koers op basis van de zijde van de
rijstrook die overschreden dreigt te worden (oranje lijn).
Page 131 of 260

129
Rijden
6Active Safety Brake
Deze functie wordt ook wel het automatische
noodremsysteem genoemd en het treedt in werking
wanneer de bestuurder na de waarschuwingen niet
snel genoeg reageert en niet remt.
Het systeem is bedoeld om de snelheid van de
aanrijding te beperken of de aanrijding te voorkomen
wanneer de bestuurder niet ingrijpt.
Werking
Het systeem werkt onder de volgende
omstandigheden:
–
Bij
lagere snelheid in stedelijke gebieden, wanneer
er een stilstaand voertuig, voetganger of fietser wordt
gedetecteerd.
– De rijsnelheid ligt tussen 10 en 85 km/h (uitvoeringen
met uitsluitend een camera) of 140 km/h (uitvoeringen
met camera en radar) wanneer een rijdend voertuig
wordt gedetecteerd.
Dit waarschuwingslampje knippert (gedurende ongeveer 10 seconden) zodra de functie de
remmen van de auto bedient.
Bij een auto met een automatische transmissie of
keuzeschakelaar van de transmissie begint de auto
weer te rijden nadat deze door het automatische
noodremsysteem tot stilstand is gebracht. Houd het
rempedaal ingetrapt als u dit wilt voorkomen.
Bij een auto met een handgeschakelde versnellingsbak
kan de motor afslaan als de auto door het automatische
noodremsysteem tot stilstand wordt gebracht.
De bestuurder kan op elk gewenst moment de controle over de auto overnemen door een
ferme stuurbeweging te maken en / of het
gaspedaal stevig in te trappen.
Het rempedaal kan iets trillen als deze functie actief is.
Als de auto volledig tot stilstand is gekomen,
blijven de remmen automatisch 1 tot 2 seconden
geactiveerd.
Storing
Bij een storing gaat dit waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel branden, in
combinatie met een melding en een geluidssignaal.
Laat het systeem controleren door een PEUGEOT-
dealer of door een gekwalificeerde werkplaats.
Als deze waarschuwingslampjes gaan branden nadat de motor is afgezet en
weer gestart, neem dan contact op met een
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde werkplaats
om het systeem te laten controleren.
Deze waarschuwingslampjes gaan op het instrumentenpaneel branden om
aan te geven dat de bestuurder en / of de
voorpassagier de veiligheidsgordel niet heeft
vastgemaakt (afhankelijk van de uitvoering). Het
automatische remsysteem is uitgeschakeld totdat de
veiligheidsgordels zijn vastgemaakt.
Systeem voor detecteren van
onoplettendheid
Raadpleeg de algemene adviezen over het gebruik van de rij- en
parkeerhulpsystemen.
De functie omvat het systeem "Driver Attention
Warning" en het systeem "Driver Attention Warning via
camera".
Deze systemen zijn absoluut niet bedoeld om de bestuurder wakker te houden of te
voorkomen dat de bestuurder achter het stuur in
slaap valt.
Het is altijd de verantwoordelijkheid van de
bestuurder om de auto aan de kant te zetten als hij
/ zij vermoeid is.
Page 132 of 260

130
Rijden
Neem een pauze wanneer u moe bent en in elk
geval elke 2 uur.
Inschakelen/uitschakelen
Deze functie kan worden ingesteld via het menu Rijverlichting / Auto
van het
touchscreen.
De status van het systeem wordt opgeslagen bij het
afzetten van het contact.
Driver Attention Warning
Het systeem geeft een waarschuwing zodra het detecteert dat de bestuurder langer dan twee
uur heeft gereden met een snelheid van meer dan
70
km/h zonder dat hij / zij een pauze heeft genomen.
Deze waarschuwing bestaat uit een melding die de
bestuurder adviseert een pauze te nemen en een
geluidssignaal.
Als de bestuurder dit advies niet opvolgt, wordt de
waarschuwing elk uur herhaald tot de auto wordt
stilgezet.
Het systeem wordt gereset als aan een van de
volgende voorwaarden is voldaan:
–
De auto staat langer dan 15 minuten stil met
draaiende motor.
–
Het contact is enkele minuten afgezet geweest.
–
De veiligheidsgordel van de bestuurder is
losgemaakt en het portier is geopend.
Zodra de snelheid lager is dan 70 km/h, gaat
het systeem over in de wachtstand.
De rijtijd wordt weer geteld als de snelheid hoger
dan 70
km/h is.
Driver Attention Warning via
camera
Het systeem beoordeelt de mate van waakzaamheid, vermoeidheid en afleiding van
de bestuurder door afwijkingen in de koers van de auto
ten opzichte van de rijstrookmarkeringen te detecteren.
Het systeem maakt hiervoor gebruik van een camera
aan de bovenzijde van de voorruit.
Dit systeem is vooral geschikt voor auto(snel)wegen
(snelheden hoger dan 70
km/h).
In eerste instantie wordt de bestuurder gewaarschuwd
door de melding "Wees alert!" in combinatie met een
geluidssignaal.
Als het systeem drie waarschuwingen heeft gegeven,
geeft het systeem een nieuwe waarschuwing met de
melding "Doorrijden gevaarlijk: Las een rustpauze
in!", en wordt het geluidssignaal harder.
Onder bepaalde omstandigheden (slecht wegdek of harde windstoten) kan het systeem
waarschuwingen geven zonder dat er sprake is van
vermoeidheid bij de bestuurder.
Het systeem werkt in de volgende situaties mogelijk minder goed of helemaal niet:
–
wegmarkeringen afwezig, versleten,
niet zichtbaar (door sneeuw of modder), of
meerdere wegmarkeringen (weggedeelte met
werkzaamheden enz.);
–
geringe afstand tot de voorligger (geen detectie
van wegmarkeringen);
–
smalle of bochtige weg.
Parkeerhulp
Raadpleeg de algemene adviezen over het gebruik van de rij- en parkeerhulpsystemen
voor meer informatie.
Het systeem detecteert de nabijheid van obstakels
(bijvoorbeeld voetganger, voertuig, boom, hek) met de
hulp van de sensoren in de bumper en geeft deze aan.
Parkeerhulp achter
► Schakel de achteruitversnelling in om het systeem
te activeren (bevestigd door een geluidssignaal).
Het systeem wordt uitgeschakeld wanneer uit de
achteruitversnelling wordt geschakeld.
Geluidssignalen
Het systeem geeft de aanwezigheid van obstakels
binnen het detectiegebied van de sensor aan.
De bestuurder wordt via een onderbroken
geluidssignaal gewaarschuwd bij het naderen van
obstakels. De frequentie van het geluidssignaal neemt
toe naarmate de auto het obstakel nadert.
Zodra de afstand tussen de auto en het obstakel
kleiner dan ongeveer dertig centimeter is, klinkt het
geluidssignaal ononderbroken.
U hoort via de luidspreker (rechts of links) aan welke
zijde van de auto het obstakel zich bevindt.
Het geluidssignaal instellenAfhankelijk van de uitvoering: als u bij PEUGEOT Connect Radio of
Page 233 of 260

231
Trefwoordenregister
Handgeschakelde versnellingsbak ~
Versnellingsbak, handgeschakeld
94, 102, 160
Handrem
91, 160
Handsfree set
196, 218–219
Helderheid
198
Hifisysteem
52
Hill Assist Descent Control (HADC)
71
Hill-Holder ~ Hill Start Assist
102
Hoek van de stoel
42
Hoek van de stoel verstellen
42
Hoofdsteunen achter
45
Hoofdsteunen verstellen
41
Hoofdsteunen vóór
41
Hoogspanning
140
Hoogte- en diepteverstelling stuurwiel ~
Stuurverstelling
43
Hulpoproep
66–67
I
Identificatiegegevens 187
Identificatieplaatjes constructeur
187
Identificatie (stickers)
187
Indeling bagageruimte ~ Bagageruimte, indeling
55
Indeling interieur ~ Interieurindeling
51
Inductielader
52
Infraroodcamera
106
Inhoud brandstoftank ~ Brandstoftank (inhoud)
139
Instapverlichting
59
Instellen van de uitrustingen
26
Instellingen van het systeem
198, 221
Instrumentenpaneel
9–10, 9–11, 9–11, 23–24, 107
Interieurfilter 46, 160
Interieurfilter (vervangen)
160
Interieurverlichting
53–54
ISOFIX (bevestigingen)
79, 82–83
ISOFIX bevestigingen
79, 82–83
ISOFIX kinderzitjes
79–83
J
Jack 217
Jack-aansluiting
217
Jack-kabel
217
K
Kaartleeslampjes 53
Keyless entry and start
30–31, 89–90
Kilometerteller
23
Kinderbeveiliging
84
Kinderen
73, 79–81
Kinderen (veiligheid)
84
Kinderzitjes
73, 76–77, 79
Kinderzitjes (conventioneel)
79, 82–83
Kinderzitjes i-Size
81–83
Klep laadaansluiting
(elektrische auto)
142, 146, 148–149
Kleurcode lak
187
Klokje (instellen)
198, 222
Koelvloeistof
159
Koelvloeistoftemperatuur
20
Koelvloeistoftemperatuurmeter
20
Kofferdeksel sluiten 31, 35
Koplampverstelling
58
Krik
167–168, 170
L
Laadkabel 143
Laadkabel (elektrische auto)
142
Laadniveaumeter (elektrische auto)
22
Laadstekker (elektrische auto)
142, 146, 148–149
Laadsysteem (elektrische auto)
5, 8, 26, 140, 157
Laden accu ~ Accu laden
177–178
Lader voor versneld laden (wallbox)
142
Lak
165, 187
Lampen
174
Lampen (vervangen)
173–175
Lampen vervangen
173–175
Lane Departure Warning System
122
Lane Keeping System
114, 118–120
LCD-instrumentenpaneel
9
Leder (onderhoud)
165
LED-verlichting
57, 174
Leeslampjes
53–54
Lekke band
168, 170
Lendensteun
42
Lendensteun, verstelling
42
Lichtschakelaar
56, 58
Lokaliseren van de auto
29
Luchtfilter
160
Luchtfilter (vervangen)
160
Luchtrecirculatie
49
Luidsprekers
52