airbag Peugeot 208 2015 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2015, Model line: 208, Model: Peugeot 208 2015Pages: 412, PDF Size: 9.11 MB
Page 4 of 412

2
208_nl_Chap00a_sommaire_ed01-2016
Openen - Sleutel 35
Portieren 35
3-deurs
36
Sluiten - Sleutel
3
7
Alarm
4
1
Achterklep
43
Ruitbediening
4
6
Toegang tot de autoInstrumentenpaneel
PEUGEOT i- Cockpit 4
8
Voorstoelen 49
E
endelige achterbank
5
3
Ventilatie
56
Ver warming / ventilatie
5
9
Airconditioning
61
Automatische airconditioning met gescheiden regeling
6
3
Ontwasemen - Ontdooien
6
6
Plafonnier
68
Sfeerverlichting
69
Zonnescherm panoramadak
7
0
Voorzieningen interieur
7
1
Aansluitingen - Connectiviteit
7
2
Indeling van de bagageruimte
7
3
Hoedenplank
7
4
Ergonomie en comfort
Spiegels 7 5
Verlichting 7 7
Automatische verlichting
7
9
Dagrijverlichting
83
Richtingaanwijzers
84
Koplampen verstellen
8
5
Statische bochtverlichting
8
6
Ruitenwissers
8
7
Verlichting en zicht
Alarmknipperlichten 90
Elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP) 9 0
Veiligheidsgordels
93
Airbags
96
Vervoer van kinderen
1
00
Uitschakelen van de airbag vóór aan passagierszijde
102
ISOFIX-kinderzitjes
109
Kinderbeveiliging
114
Veiligheid
Eco-rijden 115
Rijadviezen 1 17
S t a r t e n
118
Afzetten
120
Parkeerrem
121
Handgeschakelde versnellingsbak
1
22
Elektronisch gestuurde versnellingsbak
1
23
Automatische transmissie
1
26
Schakelindicator
129
Wegrijden op een helling
1
30
Stop & Start-systeem
1
31
Snelheidsbegrenzer
134
Snelheidsregelaar
136
Active City Brake
1
41
Parkeerhulp
1
44
Achteruitrijcamera
146
Park Assist
1
47
Bandenspanningscontrole
151
RijdenInstrumentenpanelen 11
Overzicht van de verklikkerlampjes 1 4
Koelvloeistoftemperatuur
25
Touchscreen
29
Boordcomputer
30
Datum en tijd
3
3
Dimmer verlichting
3
4
Overzicht
Overzicht exterieur 4
O verzicht interieur 5
C
ockpit 6
Middelste deel console
8
Da
kconsole
9
Onderste deel console
9
O
verzicht onder de motorkap
1
0
Inhoud
Page 7 of 412

Overzicht5
208_nl_Chap00b_vue-ensemble_ed01-2016
Overzicht interieur
Indeling bagageruimte 7 3-74
- hoedenplank
-
haken
-
verlichting
-
sjorogen Voorstoelen
49-51
Stoelverwarming
52
M
iddenarmsteun vóór 5 2
Kinderzitjes
100-113
Kinderzitjes met
driepuntsgordel 10 6 -108
ISOFIX-kinderzitjes 109-112
Mechanisch kinderslot
1
14
Elektrisch kinderslot
1
14 Airbags
96-99
Binnenspiegel
76
Parkeerrem
1
21
Wegrijden op een helling
1
30
Indeling interieur
7
1-72
-
12V-accessoireaansluiting
-
USB-aansluiting/Jack-aansluiting
-
matten
Uitschakeling frontairbag passagierszijde 9 7, 102
Veiligheidsgordels
93-95
Gevarendriehoek
182
Achterbank
53-55
Page 8 of 412

Overzicht
6
208_nl_Chap00b_vue-ensemble_ed01-2016
Cockpit
Links Rechts
"-" Terugschakelen (elektronisch
gestuurde versnellingsbak).
"
+" Opschakelen
(elektronisch gestuurde
versnellingsbak).
Sn
elheidsregelaar.
Stuurkolomschakelaars voor
bediening van de autoradio.
Toetsen op het stuur wiel voor
bediening van het touchscreen:
volume, veranderen van geluidsbron
.
Toetsen op het stuur wiel voor
bediening van het touchscreen.
Frontairbag.
V erstellen van het stuur wiel.
Ruitenwissers/ruitensproeiers. V
erlichting.
S
nelheidsbegrenzer.
O
pslaan van snelheden.
I
nschakelen van het dimlicht
of grootlicht.
Inschakelen van de
mistlampen vóór en het
mistachterlicht.
Richtingaanwijzers.
B
oordcomputer.
84
7
7- 8 0
30
87- 8 9
123 -124
48
96 -97
228
2 9 7, 3 17
228
13 9 -14 0
13 4 -13 5
13 6 -13 8
123 -124 Intervalstand van de
achterruitenwisser.
88
Page 18 of 412

16
208_nl_Chap01_instruments-bord_ed01-2016
ControlelampjeStatusOorzaak Acties / Opmerkingen
Voet op het
koppelingspedaalpermanent.In de STOP-stand van het Stop &
Start-systeem wordt de motor niet
gestart als u het koppelingspedaal
slechts gedeeltelijk intrapt. Trap het koppelingspedaal helemaal in zodat de motor
gestart kan worden.
Stop & Star t permanent.
Het Stop & Start-systeem heeft de motor
in de STOP-stand gezet (verkeerslicht,
stopbord, opstopping, enz.).Het lampje gaat uit en de motor wordt automatisch
gestart (START-stand) als u wilt wegrijden.
knippert enkele
seconden en gaat
dan uit. De STOP-stand is nu niet
beschikbaar.
of
De motor wordt automatisch in de
START-stand gezet. Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over het Stop & Start-systeem.
Automatische
ruitenwissers permanent.
De ruitenwisserschakelaar is naar
beneden bewogen. De automatische stand van de ruitenwissers vóór is
geactiveerd.
Beweeg om de automatische stand van de
ruitenwissers te deactiveren de hendel omlaag of zet
de hendel in een andere stand.
Passagiersairbagpermanent.
De schakelaar in het dashboardkastje
staat in de stand "OFF".
De frontairbag aan passagierszijde is
uitgeschakeld.
U kunt een kinderzitje met de "rug
in de rijrichting" plaatsen, behalve
in het geval van een storing in het
airbagsysteem (verklikkerlampje
airbags brandt). Zet de schakelaar in de stand "
ON" om de frontairbag
aan passagierszijde in te schakelen.
Bevestig in dit geval op deze zitplaats geen kinderzitje
met de "rug in de rijrichting".
Instrumentenpaneel
Page 25 of 412

23
208_nl_Chap01_instruments-bord_ed01-2016
ControlelampjeStatusOorzaak Acties / Opmerkingen
Airbags tijdelijk. Het lampje brandt gedurende enkele
seconden en dooft als het contact
wordt aangezet. Het lampje moet doven zodra de motor wordt gestart.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats als dit niet het geval is.
permanent. Er is een storing in een van de
airbags of de pyrotechnische
gordelspanners. Laat dit controleren door het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
Veiligheidsgordel(s)
niet vastgemaakt of
weer
losgemaakt. permanent, en knippert
vervolgens in combinatie
met een in volume
toenemend geluidssignaal.Een van de veiligheidsgordels is niet
vastgemaakt of weer losgemaakt.
Trek aan de gordel en klik de gesp vast in de
gesphouder.
Een of meer
portier
en
geopend
permanent, in combinatie
met een melding die
het desbetreffende
carrosseriedeel aangeeft,
bij een snelheid lager dan
10
km/h.Een portier of de achterklep is niet
goed gesloten. Sluit het desbetreffende carrosseriedeel.
permanent, in combinatie
met een melding die
het desbetreffende
carrosseriedeel aangeeft
en een geluidssignaal, bij
een snelheid hoger dan
10
km/h.
1
Instrumentenpaneel
Page 97 of 412

Veiligheid95
208_nl_Chap05_securite_ed01-2015
Adviezen
Voorschriften voor kinderen
Maak voor kinderen tot 12 jaar of kleiner dan
1 ,50 m gebruik van een geschikt kinderzitje.
De veiligheidsgordel mag door niet meer dan
één persoon gedragen worden.
Laat nooit een kind op schoot zitten tijdens
het rijden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over kinderzitjes.
Voor een effectieve werking van de
veiligheidsgordel:
-
d
ient deze strak om het lichaam te
worden gedragen,
-
m
oet deze in een vloeiende beweging
naar voren worden getrokken, zonder
dat de gordel gedraaid raakt,
-
m
ag deze door niet meer dan één
persoon worden gedragen,
-
m
ag deze geen beschadigingen of rafels
vertonen,
-
mag er om te voorkomen dat de gordel niet
goed werkt, niets aan worden gewijzigd.
Vanwege de wettelijke
veiligheidsvoorschriften moeten
werkzaamheden en controles aan de
veiligheidsgordels worden uitgevoerd
door het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats, die tevens voor
de garantie zorgt en de werkzaamheden
volgens de voorschriften uitvoert.
Laat de veiligheidsgordels van uw auto
regelmatig controleren door het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats,
vooral als de gordels beschadigingen vertonen.
Reinig de veiligheidsgordels met zeepsop
of een reinigingsmiddel voor textiel,
verkrijgbaar bij het PEUGEOT-netwerk.
Controleer na het neerklappen of verstellen van
een stoel of de achterbank of de gordel zich op
de juiste plaats bevindt en goed is opgerold.
Bij aanrijdingen
De gordelspanners kunnen, afhankelijk van
de aard en de kracht van de aanrijding ,
vóór en onafhankelijk van de airbags afgaan.
Het activeren van de gordelspanners gaat
gepaard met wat onschadelijke rook en een
knal, als gevolg van de activering van de
pyrotechnische lading die in het systeem is
geïntegreerd.
In alle gevallen gaat het verklikkerlampje van
de airbag branden.
Laat het systeem na een aanrijding
controleren en eventueel vervangen door het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Alvorens te gaan rijden dient de bestuurder
te controleren of alle passagiers hun
veiligheidsgordel goed hebben omgedaan
en vastgemaakt.
Zorg ervoor dat alle inzittenden tijdens het
rijden hun veiligheidsgordel dragen, ook al
betreft het een korte rit.
Draai de gespen van de veiligheidsgordels
niet om; de gordels zijn dan niet voldoende
effectief.
De veiligheidsgordels zijn voorzien van een
oprolautomaat die ervoor zorgt dat de lengte
van de gordel automatisch wordt aangepast
aan de lichaamsbouw van de gebruiker. De
gordel wordt automatisch opgerold als deze
niet wordt gebruikt.
Controleer zowel voor en na het gebruik van
de gordel of deze goed is opgerold.
De heupgordel moet zo laag mogelijk op het
bekken worden geplaatst.
De schoudergordel moet langs het holle
gedeelte van de schouder worden geplaatst.
De oprolautomaten zijn voorzien van
een automatische blokkeerinrichting die
in werking treedt bij een aanrijding, een
noodstop of het over de kop slaan van
de auto. U kunt de blokkeerinrichting
deblokkeren door stevig aan de riem te
trekken en deze weer los te laten, zodat de
riem weer een stukje wordt opgerold.
5
Page 98 of 412

Veiligheid
96
208_nl_Chap05_securite_ed01-2015
Airbags
Algemeen
De airbags werken alleen als het
contact aan is. Het activeren van (een van) de airbags
gaat gepaard met wat rook en een
knal, als gevolg van de activering van
de pyrotechnische lading die in het
systeem is geïntegreerd.
De rook is niet schadelijk, maar kan
voor personen die hier gevoelig voor
zijn, irriterend zijn.
De knal die bij het afgaan wordt
geproduceerd, kan het gehoor
gedurende een korte periode enigszins
verminderen.
Registratiezones voor een aanrijding
A. Impactzone vóór.
B. Imp
actzone opzij.
Airbags vóór
Activering
De airbags worden opgeblazen, behalve de
airbag aan passagierszijde wanneer deze
is uitgeschakeld, bij een ernstige frontale
aanrijding binnen (een gedeelte van) de
impactzone vóór (A) , in de lengterichting
van de auto en vanaf de voorzijde richting
de achterzijde van de auto, die zich op een
horizontale ondergrond moet bevinden.
De airbag vóór wordt opgeblazen tussen de
bestuurder en het stuur of tussen de passagier
voorin en het dashboard om te verhinderen dat
deze naar voren wordt geslingerd. De airbags vóór beschermen de bestuurder
en voorpassagier bij een ernstige frontale
aanrijding, om de kans op hoofd- en borstletsel
te verkleinen.
De bestuurdersairbag is geïntegreerd in
het stuur wiel en de passagiersairbag in het
dashboard boven het dashboardkastje.
De airbags werken slechts eenmaal.
Als er een tweede aanrijding plaatsvindt
(tijdens hetzelfde of een volgend
ongeval), worden de airbags niet meer
opgeblazen.
De airbags zijn speciaal ontworpen om de
veiligheid van de inzittenden (uitgezonderd
de middelste passagier achter) bij ernstige
aanrijdingen te verbeteren. De airbags
vormen een aanvulling op de werking van
de veiligheidsgordels met spanbegrenzers
(behalve bij de middelste passagier achter).
De elektronische schoksensoren registreren
de frontale en zijdelingse aanrijdingen waaraan
de registratiezones voor een aanrijding worden
blootgesteld:
- bij een ernstige aanrijding gaan de airbags
onmiddellijk af om de inzittenden van de auto
(uitgezonderd de middelste passagier achter)
te helpen beschermen. Direct na de aanrijding
ontsnapt het gas snel uit de airbags, zodat het
zicht niet wordt belemmerd en de inzittenden
de auto eventueel kunnen verlaten,
- bij een minder ernstige aanrijding of een aanrijding van achteren en in bepaalde
gevallen waarbij de auto over de kop slaat,
treden de airbags niet in werking. De
veiligheidsgordels helpen u in deze situaties
voldoende te beschermen.
Page 99 of 412

Veiligheid97
208_nl_Chap05_securite_ed01-2015
Uitschakelen
Dit waarschuwingslampje brandt op het
instrumentenpaneel bij aangezet contact
en zolang de airbag is uitgeschakeld.
Schakel voor de veiligheid van
uw kind altijd de airbag vóór aan
passagierszijde uit als u een kinderzitje
"met de rug in de rijrichting" op de
voorpassagiersstoel monteert. Zo niet,
dan kan het kind (levensgevaarlijk)
gewond raken als de airbag wordt
geactiveerd.
Opnieuw inschakelen
Als u het kinderzitje "met de rug in de
rijrichting" hebt ver wijderd, zet dan met
afgezet contact de schakelaar weer op "ON"
om de airbag opnieuw in te schakelen en zo de
veiligheid van uw passagier te garanderen.
Storing
Als dit lampje op het
instrumentenpaneel gaat branden,
neem dan altijd contact op met
het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om
het systeem te laten controleren.
De kans bestaat dat de airbags bij
een ernstige aanrijding niet worden
geactiveerd.
Alleen de airbag aan passagierszijde kan
worden uitgeschakeld:
F
Steek,
bij afgezet contact , de sleutel in de
schakelaar voor uitschakelen van de airbag
aan passagierszijde.
F
D
raai de schakelaar in de stand "OFF"
.
F
H
oud de schakelaar in deze stand en
verwijder de sleutel.
5
Page 100 of 412

Veiligheid
98
208_nl_Chap05_securite_ed01-2015
Zijairbags
Activering
De zijairbags worden aan de desbetreffende
zijde opgeblazen bij een ernstige zijdelingse
aanrijding binnen (een gedeelte van) de
impactzone opzij ( B), loodrecht op de lengteas
van de auto en vanaf de buitenzijde richting de
binnenzijde van de auto.
De zijairbag wordt opgeblazen tussen de
inzittende voorin en het desbetreffende
portierpaneel. De zijairbags beschermen de bestuurder en
de voorpassagier bij een ernstige zijdelingse
aanrijding om de kans op letsel te verkleinen.
De zijairbags zijn aangebracht in het frame van
de rugleuning, aan de portierzijde.
Detectiezones voor een aanrijding
A. Impactzone vóór.
B. Imp actzone opzij.
Window-airbags
De window-airbags dragen bij aan de
bescherming van de bestuurder en passagiers
(uitgezonderd de middelste passagier achter)
bij een ernstige zijdelingse aanrijding, door de
kans op letsel aan de zijkant van het hoofd te
verkleinen.
De window-airbags zijn aangebracht in de
stijlen en in de hemelbekleding. Bij een lichte zijdelingse aanrijding of bij
over de kop slaan, kan het zijn dat de
airbag niet wordt geactiveerd.
Bij een aanrijding van achteren of een
frontale aanrijding wordt de airbag niet
geactiveerd.
Activering
De window-airbag wordt gelijktijdig met
de zijairbag aan de desbetreffende zijde
opgeblazen bij een ernstige zijdelingse
aanrijding binnen (een gedeelte van) de
impactzone opzij B
, waarbij de krachten
loodrecht op de lengterichting van de auto en
vanaf de buitenzijde richting de binnenzijde van
de auto worden uitgeoefend.
De window-airbag wordt opgeblazen tussen de
inzittenden vóór en achter en de ruiten.
Als dit waarschuwingslampje gaat
branden, neem dan altijd contact op
met het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om het
systeem te laten controleren. De kans
bestaat dat de airbags bij een ernstige
aanrijding niet worden geactiveerd.
Storing
Page 101 of 412

Veiligheid99
208_nl_Chap05_securite_ed01-2015
Maak er een gewoonte van om normaal
rechtop in de voorstoelen te zitten.
Draag altijd een correct afgestelde
veiligheidsgordel.
Zorg dat er zich niets bevindt tussen
de airbag en de inzittenden (kinderen,
huisdieren, objecten...). Bevestig geen
voor werpen vlak bij of op de plaats waar de
airbags naar buiten komen. Deze kunnen
als de airbags worden geactiveerd ernstige
verwondingen veroorzaken.
Wijzig niets aan het oorspronkelijke ontwerp
van uw auto, vooral niet in de directe
omgeving van de airbags.
Laat na een aanrijding of diefstal van uw
auto de airbagsystemen controleren.
Werkzaamheden aan airbagsystemen
mogen uitsluitend door het PEUGEOT-
netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats worden uitgevoerd.
Zelfs als alle bovenstaande voorschriften
worden nageleefd, blijft de kans bestaan op
letsel of lichte brandwonden aan het hoofd,
de borst of de armen als de airbag wordt
geactiveerd. De airbag wordt namelijk zeer
snel opgeblazen (binnen enkele milliseconden)
en loopt vervolgens even snel leeg, waarbij
de warme gassen via de daarvoor bestemde
openingen naar buiten stromen.
Zijairbags
Bedek de stoelen uitsluitend met daarvoor
goedgekeurde stoelhoezen, die in combinatie
met actieve zijairbags gebruikt kunnen
worden. Voor informatie over de stoelhoezen
die geschikt zijn voor uw auto kunt u zich
wenden tot het PEUGEOT-netwerk.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de accessoires.
Bevestig nooit iets aan de rugleuning van de
stoelen (kleding...): dit zou bij het afgaan van
de airbags kunnen leiden tot verwondingen
aan armen of borstkas.
Ga niet onnodig dicht tegen het
portierpaneel zitten.
Airbags vóór
Houd het stuur wiel niet aan de spaken
vast en laat uw handen niet op het
stuurwielkussen rusten.
De voorpassagier mag zijn voeten niet op
het dashboard laten rusten.
Rook niet in de auto. Als de airbag wordt
opgeblazen, kunnen brandende sigaretten
of een pijp brandwonden of ander letsel
veroorzaken.
Verwijder het stuurwiel nooit, maak geen gaten
in de stuur wielbekleding en sla er niet op.
Bevestig geen voor werpen of stickers op
het stuur wiel of op het dashboard. Deze
kunnen bij het afgaan van de airbags letsel
veroorzaken.
Veiligheidsvoorschriften Window-airbags
Bevestig nooit iets op de hemelbekleding;
dit zou bij het afgaan van de window-airbags
kunnen leiden tot hoofdletsel.
Demonteer nooit de handgrepen van het dak
(indien aanwezig); deze maken deel uit van
de bevestiging van de window-airbags.
5