Peugeot 3008 Hybrid 4 2017 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2017, Model line: 3008 Hybrid 4, Model: Peugeot 3008 Hybrid 4 2017Pages: 566, PDF Size: 61.63 MB
Page 161 of 566

159
3008-2_nl_Chap05_securite_ed01-2016
PEUGEOT Connect Assistance
Wanneer u uw auto buiten het
Peugeot- netwerk hebt gekocht,
raden wij u aan de aanwezigheid van
deze diensten bij het netwerk te laten
controleren en eventueel configureren.
In een meertalig land kunt u het
systeem laten configureren in de
officiële landstaal van uw voorkeur.
om
technische redenenen, zoals het
verbeteren van de diensten P
e
ugeot
C
oN
N
eCt, b
ehoudt de fabrikant zich
het recht voor om op elk willekeurig
moment het telematicasysteem in de
auto te wijzigen.
Bij een storing in dit systeem kan er
met de auto worden gereden. Druk langer dan 2 seconden op
deze toets voor het aanvragen
van hulp bij het stranden van de
auto.
ee
n gesproken bericht bevestigt
dat de oproep is verstuurd**.
Door deze toets meteen opnieuw in te drukken,
wordt de aanvraag geannuleerd.
Dit wordt bevestigd door een gesproken
bericht.
Het rode lampje blijft branden: de noodbatterij
moet worden vervangen.
Het rode lampje knippert: de noodbatterij moet
worden vervangen.Werking van het systeem
Voor alle landen uitgezonderd Rusland,
Wit-Rusland en Kazachstan.
Voor Rusland, Wit-Rusland en Kazachstan. Bij het aanzetten van het contact,
gaat het groene lampje 3 seconden
branden. Dit duidt op een goede
werking van het systeem.
Het rode lampje knippert en dooft
vervolgens: er is een storing in
het systeem.
Het rode lampje blijft branden: er
is een storing in het systeem.
**
Afhankelijk van de geografische dekking van "Peugeot
C onnect Assistance" en "Pe ugeot Connect SoS " en van
de officiële landstaal die door de eigenaar van de auto is
gekozen. De lijst van de landen waar het systeem werkzaam is en de
lijst van beschikbare diensten P
e
ugeot C
oN
N
eCt
kunt u
bij uw verkooppunt opvragen of op www.peugeot.nl bekijken.
Geolokalisatie
u kunt de geolokalisatie uitschakelen door
g elijktijdig op de toetsen "Pe ugeot Connect
S
oS
" en "P
e
ugeot Connect Assistance" te
drukken en vervolgens op "P
e
ugeot Connect
Assistance" te drukken om te bevestigen.
Druk om de geolokalisatie weer in te schakelen
nogmaals gelijktijdig op de toetsen "P
e
ugeot
Connect S
oS
" en "P
e
ugeot Connect
Assistance" en vervolgens op "P
e
ugeot
Connect Assistance" om te bevestigen.
In beide gevallen is het mogelijk dat de
u
rgence-oproep of Assistance-oproep niet
meer werkt.
Neem zo snel mogelijk contact op met een
gekwalificeerde werkplaats.
5
Veiligheid
Page 162 of 566

160
3008-2_nl_Chap05_securite_ed01-2016
elektronisch stabiliteitsprogramma (eSC)
Begrippen
Antiblokkeersysteem (ABS) en
elektronische remdrukregelaar
(EBD)
Deze systemen zorgen tijdens het remmen
voor een betere stabiliteit en bestuurbaarheid
van uw auto en voor een betere controle in
bochten, vooral op een slecht of glad wegdek.
Het ABS voorkomt het blokkeren van de wielen
in het geval van een noodstop.
De
e
B
D verdeelt de remdruk over de wielen.
Noodremassistentie (AFU)
Dit systeem zorgt ervoor dat in noodgevallen
de optimale remdruk sneller wordt bereikt,
zodat de remafstand kleiner wordt.
Het systeem wordt ingeschakeld als het
rempedaal snel wordt ingetrapt en zorgt ervoor
dat de benodigde bedieningskracht wordt
verminderd en de effectiviteit van het remmen
wordt vergroot.
Antislipregeling (ASR)
Dit systeem past de aandrijfkracht aan om
het doorspinnen van de wielen te voorkomen
via de remmen van de aangedreven wielen
en de motor. De ASR zorgt ook voor meer
koersstabiliteit bij het accelereren.
Dynamische stabiliteitscontrole
(ESP)
Dit systeem houdt de vier wielen in de gaten
en grijpt, als de koers van de auto afwijkt van
de door de bestuurder gewenste richting,
automatisch in via de remmen van een of
meerdere wielen en het motorkoppel om de
auto voor zover mogelijk weer in de juiste koers
te brengen.
el
ektronisch stabiliteitsprogramma dat de volgende systemen omvat:
-
h
et antiblokkeersysteem (ABS) en de elektronische remdrukregelaar (
eB
D),
-
d
e noodremassistentie (AF
u)
,
-
d
e antislipregeling (ASR),
-
de
dynamische stabiliteitscontrole (
eS
P),
-
d
e aanhangerstabiliteitscontrole (
tS
M).
Aanhangerstabiliteitscontrole
(TSM)
Dit systeem helpt de auto onder controle te
houden bij het trekken van een aanhanger, om
de kans op slingeren te verkleinen.
Het systeem is beschikbaar op auto's die af
fabriek zijn voorzien van trekhaakbedrading
(optie trekhaakvoorbereiding of trekhaakpakket
met zonder gereedschap afneembare kogel).
Veiligheid
Page 163 of 566

161
3008-2_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Antiblokkeersysteem (ABS) en elektronische
remdrukregelaar (REF)
Als dit lampje blijft branden, duidt dit
op een storing in het ABS-systeem.
Als dit lampje gaat branden in
combinatie met de verklikkerlampjes
STOP en ABS, een melding en
een geluidssignaal, duidt dit op
een storing in de elektronische
remdrukregelaar.
Zet de auto zo snel mogelijk op een veilige
plaats stil.
Neem contact op met het P
e
ugeot
-
netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Zorg er bij vervanging van de wielen (banden
en velgen) voor dat wielen worden gemonteerd
die voor uw auto zijn gehomologeerd.
Trap het rempedaal bij een noodstop
krachtig en volledig in en laat het
niet los.
tijdens de werking van het
antiblokkeersysteem kunnen lichte trillingen
voelbaar zijn in het rempedaal; dit is normaal.
Intelligente Tractiecontrole
Afhankelijk van de uitvoering is uw auto uitgerust
met een systeem dat zorgt voor extra tractie op
besneeuwde wegen: intelligente tractiecontrole .
Deze functie signaleert situaties met weinig grip,
zoals wegrijden en voortbewegen van de auto
in verse en diepe sneeuw of over platgereden
sneeuw.
In dergelijke omstandigheden regelt de intelligente
tractiecontrole het doorslippen van de voorwielen
om voor een optimale grip te zorgen. Zo wordt de
aandrijving en de bestuurbaarheid verbeterd.
onder gladde omstandigheden is het
raadzaam te rijden op winterbanden.
De normale remwerking van uw auto blijft
behouden. Rijd wel voorzichtig en matig uw
snelheid.
Neem snel contact op met het P
e
ugeot
-
n
etwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
5
Veiligheid
Page 164 of 566

162
3008-2_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Antispinregeling (ASR) / Dynamische stabiliteitscontrole
(CDS)
Werking
Deze systemen worden automatisch
ingeschakeld zodra de motor wordt gestart.
Deze systemen worden geactiveerd zodra de
wielen te weinig grip of tractie hebben.
Uitschakelen
In bijzondere omstandigheden (als de auto
vastzit in de modder, sneeuw, in mulle
grond, ...) kan het nuttig zijn het ASR-systeem
uit te schakelen, zodat de wielen kunnen
spinnen en weer grip kunnen krijgen.
Schakel het systeem weer in zodra er weer
voldoende grip is.
u
kunt het systeem uitschakelen via
het menu Rijden van het touchscreen.
Opnieuw inschakelen
Het ASR-systeem wordt automatisch weer
ingeschakeld als het contact opnieuw wordt aangezet
of als een snelheid van 50 km/h wordt bereikt.
Bij snelheden tot 50 km/h kunt u het systeem
handmatig weer inschakelen.
Storing
In dat geval gaat dit verklikkerlampje
op het instrumentenpaneel
knipperen.
Als dit verklikkerlampje gaat branden
in combinatie met een melding en
een geluidssignaal, duidt dit op een
storing in de systemen.
Raadpleeg het P
e
ugeot
-
netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om de systemen te
laten controleren.
Dit wordt bevestigd door de weergave van een melding.
Het ASR-systeem grijpt dan niet meer in op de werking
van de motor en het remsysteem als de auto uit de
koers raakt.
ASR /CDS
Deze systemen zorgen voor meer
veiligheid tijdens het rijden. De
bestuurder mag zich echter nooit laten
verleiden tot het nemen van meer
risico's of te hard rijden.
In situaties die tot gladheid kunnen
leiden (regen, sneeuw, ijzel) wordt de
kans dat de wielen hun grip verliezen
groter. Het is voor uw veiligheid dus van
het grootste belang dat de systemen
altijd ingeschakeld zijn, zeker als de
omstandigheden gevaarlijker worden.
De goede werking van deze systemen
wordt verzekerd door de naleving
van de voorschriften van de fabrikant
met betrekking tot de wielen (banden
en velgen), onderdelen van het
remsysteem, elektronische onderdelen
alsmede de montageprocedure en het
uitvoeren van werkzaamheden door het
P
e
ugeot
-
netwerk.
Voor een doeltreffende werking
van deze systemen onder winterse
omstandigheden is het noodzakelijk
de auto te voorzien van winterbanden
voor en achter die ervoor zorgen dat de
wegligging zo neutraal mogelijk is.
Laat het systeem na een aanrijding
controleren door het P
e
ugeot
-
netwerk
of door een gekwalificeerde werkplaats.
u
kunt het systeem handmatig weer
inschakelen via het menu Rijden van
het touchscreen.
Dit wordt bevestigd door de
weergave van een melding.
Veiligheid
Page 165 of 566

163
3008-2_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Aanhangerstabiliteitscontrole
Werking
Het systeem wordt automatisch ingeschakeld
als het contact wordt aangezet.
Het elektronisch stabiliteitsprogramma (
eSC
)
moet storingsvrij zijn.
Dit systeem, dat werkt tussen 60 km/h en
160 km/h, grijpt zodra het signaleert dat de
aanhanger begint te slingeren in op de remmen
om de aanhanger te stabiliseren, waarbij het
systeem indien nodig het motorvermogen
vermindert om de auto te vertragen.
Raadpleeg voor de gewichten en
aanhangergewichten de rubriek "
te
chnische
gegevens" of het kentekenbewijs van uw auto.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over veilig gebruik van de
trekhaak .
Bij het trekken van een aanhanger vermindert dit systeem de kans op slingeren van de auto en de aanhanger.
Het systeem is beschikbaar op auto's die af fabriek zijn voorzien van trekhaakbedrading (optie trekhaakvoorbereiding of trekhaakpakket met zonder
gereedschap afneembare kogel).
De ingreep wordt gesignaleerd door
het knipperen van dit verklikkerlampje
op het instrumentenpaneel en het
branden van de remlichten.
Storing
Als een storing in het systeem
optreedt, gaat dit verklikkerlampje
branden op het instrumentenpaneel
in combinatie met een melding en
een geluidssignaal.
Wanneer u in dat geval verder rijdt met de
aanhanger, verminder dan u snelheid en rijd
voorzichtig!
Raadpleeg het P
e
ugeot
-
netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om het systeem te
laten controleren. De aanhangerstabiliteitscontrole
vergroot de veiligheid onder normale
rijomstandigheden en wanneer de
adviezen met betrekking tot het rijden
met een aanhanger in acht worden
genomen. Het systeem mag de
bestuurder niet verleiden tot het nemen
van extra risico's bij het trekken van
een aanhanger (overbelading, onjuiste
kogeldruk, versleten banden of een te
lage bandenspanning, versleten remmen,
enz.) of het rijden met een te hoge
snelheid (in Nederland max. 90 km/h).
In bepaalde gevallen kan het slingeren
van de aanhanger niet worden
verminderd door het
e
S
C-systeem,
met name bij het trekken van een lichte
aanhanger.
Bij het rijden op een glad of slecht
wegdek kan het systeem niet
voorkomen dat de aanhanger slingert
of uitbreekt.
5
Veiligheid
Page 166 of 566

164
3008-2_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Advanced grip Control
Normaal (ESP)
F Zet de draaiknop in deze stand.
Sneeuw
Specifieke en gepatenteerde antispinregeling
waarmee de aandrijving wordt verbeterd op
ondergronden met sneeuw, modder en zand.
Dit systeem werkt in elke situatie op optimale
wijze en zorgt ervoor dat u ook onder
omstandigheden met weinig grip, die u tijdens
toeristisch gebruik kunt tegenkomen, uw weg
kunt vervolgen.
Dit is de stand voor situaties waarin weinig
wielslip optreedt, gebaseerd op de meest
voorkomende omstandigheden tijdens het
rijden op autowegen en snelwegen.In deze stand past het systeem bij het
wegrijden de regeling aan op de hoeveelheid
grip die elk voor wiel op dat moment heeft.
(regeling actief tot 50 km/h)
F
Z
et de draaiknop in deze stand.
Het gaspedaal dient voldoende te worden ingetrapt om
het systeem optimaal gebruik te laten maken van het
motorvermogen. De elektronica zorgt zelf voor de juiste
instellingen. t
i
jdens de werking van het systeem draait
de motor soms met hoge toerentallen, dit is normaal.
Als u het contact opnieuw aanzet,
neemt het systeem automatisch deze
stand weer aan.
Met een draaiknop met vijf standen kunt u de
stand selecteren die het meest geschikt is voor
de rijomstandigheden die u tegenkomt.
Afhankelijk van de gekozen stand gaat een
lampje branden in combinatie met de weergave
van een melding om uw keuze te bevestigen. In combinatie met vierseizoenenbanden M+S
(Mud and Snow) weet dit systeem veiligheid,
grip en tractie uitstekend te combineren.
Gebruiksstanden
Veiligheid
Page 167 of 566

165
3008-2_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Off road (modder, nat gras enz.)
In deze stand wordt bij het wegrijden veel
wielslip toegestaan bij het wiel met de minste
grip, zodat de modder van de band wordt
ver wijderd en het wiel vervolgens weer grip
krijgt. e
r w
ordt zo veel mogelijk koppel naat het
wiel met de meeste grip overgebracht.
ti
jdens het optrekken verdeelt het systeem de
wielslip zodanig dat de handelingen van de
bestuurder zo veel mogelijk effect hebben.
(regeling actief tot 80 km/h)
F
Z
et de draaiknop in deze stand.
Zand
In deze stand is het gelijktijdig licht doorslippen
van de aangedreven wielen toegestaan, zodat
de auto vooruit komt en het risico van ingraven
wordt beperkt.
(regeling actief tot 120 km/h)F
Z
et de draaiknop in deze stand.
u
kunt een aantal systemen van
het e
S
P (antispinregeling en
dynamische stabiliteitscontrole)
uitschakelen door de draaiknop
in de stand " OFF" te draaien.
Tips voor het rijden
uw auto is hoofdzakelijk ontworpen
voor het gebruik op verharde wegen,
maar u kunt er ook mee uit de voeten
op minder goed begaanbare wegen.
uw a
uto is echter geen terreinauto,
en is niet ontworpen voor de volgende
omstandigheden:
-
h
et rijden in terreinen die de
onderzijde van de auto zouden
kunnen beschadigen of waarin
onderdelen (brandstofleiding,
brandstofkoeler,
...) geraakt zouden
kunnen worden door stenen of
andere objecten,
-
h
et rijden in terrein met steile
hellingen en weinig grip,
-
h
et door waden van beekjes en
stroompjes, enz.
Activeer op zand geen andere standen,
hierdoor bestaat de kans dat de auto
vast komt te zitten in het terrein. Deze systemen worden automatisch
weer ingeschakeld vanaf 50 km/h of als
het contact opnieuw wordt aangezet.
5
Veiligheid
Page 168 of 566

166
3008-2_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Hill Assist Descent Control
Hulpsysteem bij het afdalen van een helling op
onverhard wegdek (gravel, modder enz.) of bij
het afdalen van een steile helling.
Dit systeem beperkt de kans op wegglijden van
de auto en de kans dat de auto te veel vaart
maakt tijdens het voorruit of achteruit afdalen.
Bij het afdalen van een helling assisteert dit
systeem de bestuurder, afhankelijk van de
ingeschakelde versnelling, bij het wegrijden
en constant houden van de snelheid door
geleidelijk de remdruk te verminderen.Werking
Het systeem is standaard niet geselecteerd.
Bij het afzetten van het contact wordt de status van
het systeem niet in het geheugen opgeslagen.
De bestuurder kan het systeem bij draaiende
motor selecteren, bij stilstaande auto of tot een
snelheid van ongeveer 50 km/h.F
Z odra de afdaling begint, kunt u het
gaspedaal en het rempedaal loslaten, het
systeem regelt de snelheid:
-
a
ls de 1e of 2e versnelling is
ingeschakeld, wordt de snelheid
verminderd en knippert het
verklikkerlampje snel,
-
a
ls de versnellingsbak in de
neutraalstand staat of het
koppelingspedaal is ingetrapt,
wordt de snelheid verminderd
en knippert het verklikkerlampje
langzaam; in dat geval is de
constante snelheid waarmee
wordt afgedaald lager.
Inschakelen
F Snelheid lager dan 50 km/h: houd deze toets ingedrukt tot het lampje
gaat branden om het systeem te
selecteren; dit verklikkerlampje
gaat grijs branden op het
instrumentenpaneel.
F
Snelheid lager dan 30 km/h: het systeem
wordt geactiveerd; dit verklikkerlampje gaat
groen branden op het instrumentenpaneel.
Wanneer u stilstaat in een afdaling en u
het gaspedaal en het rempedaal loslaat,
vermindert het systeem de remdruk om de auto
geleidelijk in beweging te brengen.
De remlichten worden automatisch
ingeschakeld als het systeem in werking is.
Veiligheid
Page 169 of 566

167
3008-2_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Het systeem werkt slechts bij hellingen van meer
dan 5%.
Het systeem kan worden gebruikt met de
versnellingsbak in de neutraalstand.
Het is echter raadzaam een voor de
wagensnelheid geschikte versnelling in te
schakelen om te voorkomen dat de motor afslaat.
Bij een automatische transmissie kan het
systeem worden gebruikt als de stand N, D of R
is geselecteerd.
Als de wagensnelheid hoger wordt dan 30 km/h,
wordt de regeling automatisch onderbroken.
Het verklikkerlampje op het instrumentenpaneel
brandt dan weer grijs, maar het lampje van de
toets blijft branden.
De regeling wordt automatisch hervat zodra de
wagensnelheid lager wordt dan 30 km/h en wordt
voldaan aan de voor waarden met betrekking tot
de helling en het loslaten van de pedalen.
u
kunt op elk gewenst moment het gaspedaal of
het rempedaal weer intrappen.
Storing
Bij een storing in het systeem gaat
dit verklikkerlampje branden in
combinatie met een melding op het
instrumentenpaneel.
Laat het systeem controleren door het
P
e
ugeot
-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.Uitschakelen
F Houd deze toets ingedrukt tot het lampje uitgaat; het verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel gaat uit.
Als de wagensnelheid hoger wordt dan
70 km/h, wordt het systeem automatisch
gedeactiveerd; het verklikkerlampje van de
toets gaat uit.
Het systeem is niet meer beschikbaar:
-
a
ls de wagensnelheid hoger is dan
70 km/h,
-
a
ls de wagensnelheid wordt geregeld
door de Adaptieve sneheidsregelaar
met Stop-functie, afhankelijk van het
type versnellingsbak.
Als het systeem in werking treedt, wordt
de Active Safety Brake automatisch
uitgeschakeld.
5
Veiligheid
Page 170 of 566

168
3008-2_nl_Chap05_securite_ed01-2016
F Knijp de knop A in en schuif deze in één van de standen om het juiste
bevestigingspunt te vinden.
Hoogteverstelling
Veiligheidsgordels
Veiligheidsgordels vóór
De veiligheidsgordels vóór zijn voorzien van
een pyrotechnische gordelspanner en een
spankrachtbegrenzer.
Deze systemen zorgen voor extra
bescherming van de bestuurder en passagier
bij frontale en zijdelingse aanrijdingen.
Bij een krachtige aanrijding zorgen de
pyrotechnische gordelspanners ervoor dat de
veiligheidsgordels stevig tegen de lichamen
van de inzittenden worden getrokken.
De pyrotechnische gordelspanners zijn actief
zodra het contact wordt aangezet.
De spankrachtbegrenzer beperkt de kracht
waarmee de gordel tegen het lichaam van
de inzittenden getrokken wordt en bevordert
daarmee de veiligheid.Omdoen
Losmaken
F Druk op de rode knop van de gordelsluiting.
F
H
oud de gordel vast ter wijl deze zich
oprolt.
F
t
r
ek aan de gordel en steek de gesp in de
gordelsluiting.
F
C
ontroleer of de gordel goed is
vastgemaakt door even aan de riem te
trekken.
Veiligheid