dashboard Peugeot 301 2016 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2016, Model line: 301, Model: Peugeot 301 2016Pages: 260, PDF Size: 6.72 MB
Page 17 of 260

15
301_nl_Chap01_controle-de-marche_ed01-2016
Verklikkerlampjes uitgeschakelde functies
De volgende verklikkerlampjes geven aan dat de desbetreffende functie handmatig is uitgeschakeld.
Soms klinkt er ook een geluidssignaal en verschijnt er een bericht op het display.Controlelampje StatusOorzaak Acties / Opmerkingen
Passagiersairbag permanent. De schakelaar in het dashboardkastje
staat in de stand "OFF".
De frontairbag aan passagierszijde is
uitgeschakeld.
u ku
nt een kinderzitje met de "rug
in de rijrichting" plaatsen, behalve
in het geval van een storing in het
airbagsysteem (verklikkerlampje
airbags brandt). Zet de schakelaar in de stand "
ON" om de frontairbag
aan passagierszijde in te schakelen.
Bevestig in dit geval op deze zitplaats geen kinderzitje
met de "rug in de rijrichting".
ESP/ASR permanent. De toets linksonder op het dashboard
wordt ingedrukt. Het bijbehorende
verklikkerlampje gaat branden.
De functie
eSP/
ASR wordt
uitgeschakeld.
eSP:
dynamische stabiliteitscontrole.
ASR: antispinregeling. Druk op de toets om de functie
eSP
/ASR in te
schakelen. Het verklikkerlampje dooft.
De functie
eSP/
ASR wordt automatisch ingeschakeld
als de motor wordt gestart.
Na uitschakelen van het systeem, wordt het
automatisch opnieuw ingeschakeld bij snelheden
hoger dan ongeveer 50
km
/h.
1
Controle tijdens het rijden
Page 42 of 260

40
301_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Achterklep
Openen
Ontgrendelen en op een kier zetten van de
achterklep met de afstandsbediening
F Druk minimaal een seconde
op de centrale knop van de
afstandsbediening.
De achterklep gaat een klein stukje
open.
Op een kier zetten van de
achterklep van binnenuit
Openen van de achterklep
F til de achterklep op tot deze maximaal
ge opend is.
F
trek d
e achterklep omlaag met behulp
van één van de handgrepen aan de
binnenzijde.
Sluiten
Elektrisch bedienbare achterklep geopend
- bij draaiende motor gaat het
verklikkerlampje branden in combinatie
met een melding op het multifunctionele
display gedurende enkele seconden,
- tijdens het rijden (s nelheid hoger dan
10 km /h) gaat het verklikkerlampje branden
in combinatie met een geluidssignaal en
een melding op het multifunctionele display
gedurende enkele seconden.
F
Dru
k op de knop voor het openen van
de achterklep, links op het dashboard
(elektrisch bedienbare achterklep).
of
Mechanische achterklep
geopend
er gaat geen lampje branden als de achterklep
nie t goed is gesloten.
u mo
et dit zelf controleren.
Als de achterklep niet goed is gesloten:
F
trek d
e hendel aan de onderzijde van het
bestuurdersportier omhoog (mechanische
achterklep).
De achterklep gaat een klein stukje open.
toegang tot de auto
Page 61 of 260

59
301_nl_Chap04_amenagements_ed01-2016
Dashboardkastje
Zonneklep
De zonneklep kan zowel omlaag als naar opzij
worden geklapt.
De zonneklep aan passagierszijde is voorzien
van een afdekbare make-upspiegel en een
tickethouder. In het dashboardkastje kunnen een fles
mineraalwater, de boorddocumentatie enz.
worden opgeborgen.
Afhankelijk van de uitvoering, is het
dashboardkastje voorzien van een deksel.
Indien dit het geval is:
F
trek de h
andgreep omhoog om het
dashboardkastje te openen.
De schakelaar voor het uitschakelen van de
airbag aan passagierszijde A bevindt zich in
het dashboardkastje.
4
Indelingen
Page 105 of 260

103
301_nl_Chap07_securite_ed01-2016
Het resetten van het systeem moet gebeuren bij afgezet contact en stilstaande auto:
- via h et configuratiemenu van de auto bij auto's met display,
-
met d
e knop in het dashboardkastje bij auto's zonder display.
Monochroom display C
F Druk op de toets " 7" of " 8" o m de
categorie " Rijhulpsysteem ", te selecteren
en bevestig uw keuze door op de middelste
toets te drukken.
F
Dru
k op de toets " 7" of " 8" om
" Bandenspanning " en vervolgens "Reset"
te selecteren en bevestig uw keuzes door
op de middelste toets te drukken.
Het
resetten wordt bevestigd door een
melding.
F Dru
k op de toets MENU
om het algemene
menu te openen.
F
Dru
k op de toets " 7" of " 8" om het
menu " Persoonlijke instellingen -
configuratie ", te selecteren en bevestig
uw keuze door op de middelste toets te
drukken.
F
Dru
k op de toets " 7" of " 8" om het
menu " Configuratie auto instellen ", te
selecteren en bevestig uw keuze door op
de middelste toets te drukken.
7
Veiligheid
Page 106 of 260

104
301_nl_Chap07_securite_ed01-2016
Auto's zonder display
F open het dashboardkastje.
F Hou d deze knop enige tijd ingedrukt.
een g
eluidssignaal met een lage toon geeft aan
dat het systeem is gereset.
een ge
luidssignaal met een hoge toon geeft
aan dat het systeem niet is gereset.
De nieuw opgeslagen waarden van de
bandenspanning worden door het systeem
beschouwd als referentiewaarden.
Storing
Het bandenspanningscontrolesysteem
werkt alleen betrouwbaar als bij het
resetten van het systeem de vier
banden de correcte spanning hebben.
Sneeuwkettingen
Het systeem hoeft niet gereset
te worden na het aanbrengen of
verwijderen van sneeuwkettingen.
Controleer na werkzaamheden aan
het systeem altijd de spanning van
de vier banden en reset het systeem
vervolgens.
Als het waarschuwingslampje te lage
bandenspanning gaat knipperen en vervolgens
blijft branden in combinatie met het lampje
Service, wijst dit op een storing in het systeem.
In dat geval werkt de bandenspanningscontrole
mogelijk niet goed.
Laat het systeem controleren door het Peug
eot-
net
werk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Veiligheid
Page 108 of 260

106
301_nl_Chap07_securite_ed01-2016
Antislipregeling
(ASR) en elektronisch
stabiliteitsprogramma (ESP)
De antislipregeling verbetert de tractie van de
wielen om doorslippen te voorkomen, door in
te grijpen op de remmen van de aangedreven
wielen en op het motorkoppel.
Het elektronisch stabiliteitsprogramma grijpt
in via de remmen van één of meer wielen en
via het motorkoppel om de auto (binnen de
grenzen van de natuurkundige wetmatigheden)
weer in de juiste koers te brengen.In dat geval gaat dit controlelampje
op het instrumentenpaneel
knipperen. Het ASR /
eSP ve
rhoogt de veiligheid
tijdens het rijden. De bestuurder mag
echter nooit risico's nemen of te hard
rijden.
Deze systemen kunnen alleen goed
werken als de voorschriften van de
constructeur op het gebied van wielen
(banden en velgen), onderdelen
van het remsysteem, elektronische
componenten en montageprocedures
worden opgevolgd en de
werkzaamheden door het P
eug
eot
.
Laa
t de systemen na een aanrijding
controleren door het P
eug
eot
-
net
werk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Storing
Als dit lampje gaat branden, in
combinatie met een geluidssignaal
en een melding op het display is
er sprake van een storing in deze
systemen.
Opnieuw inschakelen:
Deze systemen worden weer automatisch
ingeschakeld als het contact wordt afgezet of
vanaf 50
km
/h.
F
Dru
k nogmaals op de knop om de
systemen handmatig weer in te schakelen.
Het l
ampje van de knop gaat uit.
Als het symbool op het instrumentenpaneel
verdwijnt, betekent dit dat het ASR en het
eSP
we
er ingeschakeld is.
Uitschakelen
In uitzonderlijke omstandigheden (wanneer de
auto vastzit in modder, sneeuw, zand, .. .) kan
het nuttig zijn het ASR /
eSP ui
t te schakelen,
zodat de wielen kunnen spinnen en weer grip
kunnen krijgen.
Stabiliteitscontrolesystemen
Inschakelen
De systemen worden automatisch ingeschakeld
zodra de motor wordt gestart.
De systemen worden geactiveerd zodra de wielen
te weinig grip hebben of de koers van de auto afwijkt
van de door de bestuurder gewenste richting.De weergave van dit symbool op het
instrumentenpaneel geeft aan dat het
ASR en het
eSP is u
itgeschakeld.
F
Dru
k op deze knop aan de onderzijde
van het dashboard (bestuurderszijde)
tot het bijbehorende symbool op het
instrumentenpaneel verschijnt.
Het l
ampje van de knop gaat branden. Raadpleeg het P
eug
eot
-ne
twerk of een
gekwalificeerde werkplaats om het ASR /
eSP
te
laten controleren.
Als de auto rijdt met stilstaande motor,
is de stuurbekrachtiging uitgeschakeld.
Veiligheid
Page 112 of 260

110
301_nl_Chap07_securite_ed01-2016
Airbags
De airbags zijn speciaal ontworpen om de
veiligheid van de inzittenden bij ernstige
aanrijdingen te verbeteren. Ze vormen
een aanvulling op de werking van de
veiligheidsgordels met spanbegrenzers.
De elektronische schoksensoren registreren
de frontale en zijdelingse aanrijdingen waaraan
de registratiezones voor een aanrijding worden
blootgesteld:
-
bij e
en ernstige aanrijding gaan de airbags
onmiddellijk af en zorgen ervoor dat de
inzittenden van de auto beter worden
beschermd. Direct na de aanrijding ontsnapt
het gas snel uit de airbags, zodat het zicht
niet wordt belemmerd en de inzittenden de
auto eventueel kunnen verlaten,
-
bij e
en minder ernstige aanrijding of een
aanrijding van achteren en in bepaalde
gevallen waarbij de auto over de kop
slaat, treden de airbags mogelijk niet
in werking. In deze situaties zorgen de
veiligheidsgordels voor uw bescherming.
De airbags werken alleen als het
contact aan is.
De airbags werken slechts eenmaal.
Als er een tweede aanrijding plaatsvindt
(tijdens hetzelfde of een volgend
ongeval), worden de airbags niet meer
opgeblazen. Het activeren van een airbag gaat
gepaard met wat rook en geluid,
als gevolg van de activering van
de pyrotechnische lading die in het
systeem is geïntegreerd.
De rook is niet schadelijk, maar kan
voor personen die hier gevoelig voor
zijn, irriterend zijn.
De knal die bij het afgaan van een
airbag wordt geproduceerd, kan het
gehoor gedurende een korte periode
enigszins verminderen.
Registratiezones voor een aanrijding
A. Impactzone vóór.
B. Impac tzone opzij.
Airbags vóór
Activering
De airbags worden opgeblazen, behalve de
airbag aan passagierszijde wanneer deze is
uitgeschakeld, bij een ernstige frontale aanrijding
binnen (een gedeelte van) de impactzone vóór
(A),
i
n de lengterichting van de auto en vanaf de
voorzijde richting de achterzijde van de auto, die
zich op een horizontale ondergrond moet bevinden.
De airbag vóór wordt opgeblazen tussen de
bestuurder en het stuur of tussen de passagier
voorin en het dashboard om te verhinderen dat
deze naar voren wordt geslingerd.
De airbags vóór beschermen de bestuurder
en voorpassagier bij een ernstige frontale
aanrijding, om de kans op hoofd- en borstletsel
te verkleinen.
De bestuurdersairbag is geïntegreerd in
het stuur wiel en de passagiersairbag in het
dashboard boven het dashboardkastje.
Veiligheid
Page 115 of 260

113
301_nl_Chap07_securite_ed01-2016
Maak er een gewoonte van om normaal
rechtop in de voorstoelen te zitten.
Draag altijd een correct afgestelde
veiligheidsgordel.
Zorg dat er zich niets bevindt tussen de airbag
en de inzittenden (kinderen, huisdieren,
objecten...) en bevestig niets in de buurt van
de airbags of in het gebied waar de airbags
afgaan. Dit kan de inzittende bij het afgaan van
de airbag verwonden.
Verander niets aan de oorspronkelijke
uitvoering van uw auto, voer met name geen
wijzigingen door aan de onderdelen in de
directe nabijheid van de airbags.
Laat na een aanrijding of diefstal van uw auto
de airbagsystemen controleren.
Werkzaamheden aan airbagsystemen mogen
uitsluitend door het P
eug
eot
-ne
twerk of
door een gekwalificeerde werkplaats worden
uitgevoerd.
Zelfs als alle bovenstaande voorschriften
worden nageleefd, blijft de kans bestaan op
letsel of lichte brandwonden aan het hoofd,
de borst of de armen als de airbag wordt
geactiveerd. De airbag wordt namelijk zeer
snel opgeblazen (binnen enkele milliseconden)
en loopt vervolgens even snel leeg, waarbij
de warme gassen via de daarvoor bestemde
openingen naar buiten stromen.Zijairbags
Bedek de stoelen uitsluitend met daarvoor
goedgekeurde stoelhoezen, die in
combinatie met actieve zijairbags gebruikt
kunnen worden. Voor informatie over de
stoelhoezen die geschikt zijn voor uw auto
kunt u zich wenden tot het P
eug
eot
-
netwe
rk.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de accessoires.
Bevestig nooit iets aan de rugleuning van de
stoelen (kleding...): dit zou bij het afgaan van
de airbags kunnen leiden tot verwondingen
aan armen of borstkas.
ga nie
t onnodig dicht tegen het
portierpaneel zitten.
Airbags vóór
Houd het stuur wiel niet aan de spaken
vast en laat uw handen niet op het
stuurwielkussen rusten.
De voorpassagier mag zijn voeten niet op
het dashboard laten rusten.
Rook niet in de auto. Als de airbag afgaat,
kunnen brandende sigaretten of een pijp
brandwonden of ander letsel veroorzaken.
Verwijder het stuurwiel nooit, maak geen gaten
in de stuur wielbekleding en sla er niet op.
Bevestig geen voor werpen of stickers op
het stuur wiel of op het dashboard. Deze
kunnen bij het afgaan van de airbags letsel
veroorzaken.
Adviezen
Houd u aan de onderstaande veiligheidsvoorschriften voor een maximale effectiviteit van de airbags:
7
Veiligheid
Page 161 of 260

159
301_nl_Chap09_info-pratiques_ed01-2016
Zekering vervangen
De tang voor het verwijderen van zekeringen
is bevestigd aan de binnenzijde van het deksel
van de zekeringkast in het dashboard.
F
tre
k het deksel eerst rechtsboven en dan
linksboven los,
F
verw
ijder het deksel en keer het om,
Toegang tot het gereedschap
F neem de tang eruit.
9
Praktische informatie
Page 163 of 260

161
301_nl_Chap09_info-pratiques_ed01-2016
Zekeringen
dashboard
De zekeringkast bevindt zich aan de onderzijde
van het dashboard (linkerzijde).
Toegang tot de zekeringen
F Zie de paragraaf "toegang tot het gereedschap".
ZekeringnummerStroomsterkteFuncties
F02 5
AHo
ogteverstelling koplampen, diagnoseaansluiting,
bedieningspaneel airconditioning.
F09 5
AAlar
m, alarm (montage achteraf).
F11 5
Aextr
a verwarming.
F13 5
APa
rkeerhulp, parkeerhulp (montage achteraf).
F14 10
ABe
dieningspaneel airconditioning.
F16 15
AAan
steker, 12V-aansluiting.
F17 15
AAu
toradio, autoradio (montage achteraf).
F18 20
AAu
toradio / Bluetooth, autoradio (montage achteraf).
F19 5
AMo
nochroom display C.
F23 5
APla
fonniers, kaartleeslampen.
F26 15
ACl
axon.
F27 15
ARu
itensproeierpomp.
F28 5
AStu
urslot.
Overzicht zekeringen
9
Praktische informatie