ESP Peugeot 308 2014 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2014, Model line: 308, Model: Peugeot 308 2014Pages: 400, PDF Size: 10.15 MB
Page 3 of 400
Welkom
Symbolen
Waarschuwing
Dit symbool geeft waarschuwingen
weer die u absoluut dient te respecteren
omwille van uw veiligheid en die van
anderen en om schade aan uw auto te
voorkomen.
Informatie
Dit symbool vestigt uw aandacht op
aanvullende informatie die u helpt de
gebruiksmogelijkheden van uw auto
optimaal te benutten.
Bescherming van het
milieu
Dit symbool verschijnt bij adviezen met
betrekking tot de bescherming van het
milieu.
Wij danken u voor uw keuze voor de 308.
Dit instructieboekje is ontwikkeld om u in de
gelegenheid te stellen onder alle omstandigheden
optimaal gebruik te maken van de mogelijkheden
van uw auto.
Belangrijke informatie:
Het monteren van elektrische uitrustingen of accessoires die niet onder \
een artikelnummer in het assortiment van Automobiles PEUGEOT
voorkomen, kan storingen in het elektronisch systeem van uw auto veroorz\
aken. Wij verzoeken u hier rekening mee te houden en raden u
aan contact op te nemen met een vertegenwoordiger van het merk PEUGEOT om u te laten informeren over het assortiment uitrustingen en
accessoires voorzien van het betreffende artikelnummer.
Een uitrustingselement kan binnen hetzelfde modelgamma
zowel niet leverbaar, optioneel als standaard zijn.
Een optie kan desgewenst bij de bestelling van een auto worden
geselecteerd op basis van een offerte, voordat de auto wordt
geproduceerd.
Alle uitrusting die op de auto wordt gemonteerd nadat deze de
productielijn heeft verlaten, geldt als naderhand gemonteerd
accessoire.
De gebruiksaanwijzing hiervan wordt verstrekt door de fabrikant
van het accessoire en is niet opgenomen in dit boekje.
Page 5 of 400
Inhoud
308_nl_Chap00a_sommaire_ed02-2013
Spiegels 170
Verlichting 173
dagrijverlichting 177
Automatische verlichting 178
Koplampen verstellen 180
Ruitenwissers 181
Automatische ruitenwissers 183
Plafonniers 185
Sfeerverlichting 186
Bandenreparatieset 221
Wiel verwisselen 227
Sneeuwkettingen 234
Een lamp vervangen 235
Zekering vervangen 245
12V-accu 251
Eco-mode 255
Wisserbladen vervangen 256
Slepen van uw auto 257
Sneeuwscherm 259
Trekken van een aanhanger 260
.Allesdragers monteren 262
Accessoires 264
Motorkap 267
Benzinemotor 268
Dieselmotor 269
Brandstoftank leeg (Diesel) 270
Additif AdBlue® en SCR -systeem ® en SCR -systeem ®
(Blue HDi diesel) 271
Niveaus controleren 280
Controles 283
Motoren 285
Gewichten 285
Afmetingen 286
Identifi catie 287
Richtingaanwijzers 187
Alarmknipperlichten 187
Urgence-oproep of Assistance-oproep 188
Claxon 188
Bandenspanningscontrolesysteem 189
ESP-systeem 193
Veiligheidsgordels 196
Airbags 199
Kinderzitjes 204
Uitschakelen van de airbag vóór aan passagierszijde 207
ISOFIX-kinderzitjes 213
Kinderbeveiliging 220
Zicht
Veiligheid Praktische informatie
Onderhoud Technische gegevens
.
Urgence-oproep of Assistance-oproep 289
DENON-systeem 291
Touchscreen 293
Peugeot Connect Sound
365
Audio en telematica
Index
Page 25 of 400
23
1
Controle tijdens het rijden
308_nl_Chap01_controle de marche_ed02-2013
ControlelampjeStatusOorzaakActies / Opmerkingen
Laadstroom accu * permanent. Er is een storing in het laadstroomcircuit van de accu (vervuilde of losgeraakte accuklemmen, aandrijfriem dynamo niet correct gespannen of gebroken...).
Het lampje moet bij het starten van de motor uitgaan. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats als dit niet het geval is.
* Volgens land van bestemming.
Autogordel(s) niet vastgemaakt of weerlosgemaakt
permanent of knippert in combinatie met een geluidssignaal.
Een van de autogordels is niet vastgemaakt of weer losgemaakt. Trek aan de gordel en klik de gesp vast in de gesphouder.
Airbags tijdelijk. Het lampje brandt gedurende enkele seconden en dooft als het contact wordt aangezet.
Het lampje moet doven zodra de motor wordt gestart. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats als dit niet het geval is.
permanent. Er is een storing in een van de airbags of de pyrotechnische gordelspanners.
Laat dit controleren door het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Page 76 of 400
74
Toegang tot de auto
308_nl_Chap02_ouvertures_ed02-2013
Brandstofkwaliteit voor
benzinemotoren
Auto's met benzinemotoren kunnen probleemloos rijden op biobrandstoffen van het type E10 en E24 (deze bevatten resp. 10% en 24% ethanol) die voldoen aan de Europese richtlijnen EN 228 en EN 15376. Brandstoffen van het type E85 (deze bevatten tot 85% ethanol) zijn uitsluitend geschikt voor auto's die speciaal bestemd zijn voor dit type brandstof (BioFlex-auto's). De kwaliteit van de ethanol moet voldoen aan de Europese richtlijn EN 15293. Auto's die kunnen rijden op brandstoffen met een ethanolgehalte tot 100% (type E100), worden alleen verkocht in Brazilië.
Brandstofkwaliteit voor
dieselmotoren
Auto's met dieselmotoren kunnen probleemloos rijden op biobrandstoffen die aan de huidige en toekomstige Europese richtlijnen voldoen (diesel die voldoet aan de richtlijn EN 590 gemengd met biobrandstof die voldoet aan de richtlijn EN 14214) en die aan de pomp getankt kunnen worden (met een gehalte aan methyl-estervetzuren van 0 tot 7%). Het gebruik van biobrandstof B30 is mogelijk bij bepaalde dieselmotoren op voor waarde dat de bijzondere onderhoudsvoorschriften strikt worden nageleefd. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Het gebruik van elk ander type (bio)brandstof (zuivere of verdunde plantaardige of dierlijke olie, stookolie ...) is nadrukkelijk verboden (kans op schade aan de motor en het brandstofcircuit).
Page 85 of 400
83
3
Comfort
308_nl_Chap03_confort_ed02-2013
De hoofdsteunen hebben een gebruiksstand (hoog) en een ingeklapte stand (laag). De hoofdsteunen kunnen worden verwijderd en onderling worden uitgewisseld.
Hoofdsteunen buitenste
zitplaatsen achter
Ga nooit rijden als de hoofdsteunen zijn verwijderd; de hoofdsteunen moeten zijn geplaatst en correct zijn afgesteld.
Verwijderen van een hoofdsteun: trek de hoofdsteun omhoog tot aan de aanslag, druk vervolgens de pal A in.
De hoofdsteun van de middelste zitplaats is niet verstelbaar.
Trek de hendel 1 naar voren zodat de rugleuning op de zitting kantelt.
Terugplaatsen van de
achterbank
Zet de rugleuning rechtop en vergrendel deze. Controleer of het rode vlak ter hoogte van ontgrendeling 1 niet meer zichtbaar is. Zet de hoofdsteunen weer in de hoogste stand of plaats deze terug.
Let erop dat bij het terugplaatsen van de achterbank de veiligheidsgordels niet klem komen te zitten en dat de gesphouders op de juiste plek komen te zitten.
Page 111 of 400
109
4
Rijden
308_nl_Chap04_conduite_ed02-2013
Bij temperaturen onder het vriespunt wordt bij auto's met een dieselmotor de motor dieselmotor de motor dieselmotorpas na het doven van het verklikkerlampje "Voorgloeien" gestart. Als dit verklikkerlampje gaat branden nadat u op de knop "START/STOP" hebt gedrukt, moet u het rem- of het koppelingspedaal ingetrapt houden tot het verklikkerlampje dooft. Druk niet nogmaals op de knop "START/STOP" voordat de motor draait.
De elektronische sleutel bevindt zich in het interieur van de auto. Trap het koppelingspedaal volledig in en houd het pedaal ingetrapt tot de motor is gestart.
Starten
Druk op de knop " START/STOP ".
De elektronische sleutel van het "Keyless entry and start"-systeem moet zich in de detectiezone bevinden. Verlaat om veiligheidsredenen deze
zone niet als de motor draait. Als de elektronische sleutel niet binnen de zone wordt gedetecteerd, wordt een melding weergegeven. Om de motor te kunnen starten moet u ervoor zorgen dat de elektronische sleutel zich binnen de zone bevindt.
Starten - afzetten van de motor,
"Keyless entry and start"
Het stuurslot wordt ontgrendeld en de motor wordt bijna onmiddellijk gestart. (Lees de waarschuwing voor de dieseluitvoeringen).
Als aan een van de voor waarden voor het starten niet wordt voldaan, wordt ter herinnering een melding op het display van het instrumentenpaneel weergegeven. In sommige gevallen moet het stuur wiel heen en weer worden bewogen ter wijl de knop "START/STOP" wordt ingedrukt om het stuurslot te ontgrendelen; u wordt hiervan via een melding op de hoogte gebracht.
Page 142 of 400
140
Rijden
308_nl_Chap04_conduite_ed02-2013
De actieve snelheidsregelaar moet handmatig worden ingeschakeld , daarbij moet de wagensnelheid tussen 40 km/h en 150 km/h liggen.
Algemeen
Het onderbreken van de actieve snelheidsregelaar kan handmatig (met de toets) of automatisch worden uitgevoerd: - door het rem- of koppelingspedaal in te trappen, - om veiligheidsredenen bij een ingreep van het ESP-systeem, - als de elektrische parkeerrem wordt bediend, - als een grenswaarde voor de afstand in tijd tot de voorligger wordt bereikt (berekend op basis van het snelheidsverschil tussen uw auto en uw voorligger en de ingestelde afstand in tijd tot de voorligger), - als de afstand tussen uw auto en uw voorligger te klein wordt, - als de snelheid van uw voorligger te laag is, - als de snelheid van uw auto te laag wordt.
Bij het gebruik van de actieve snelheidsregelaar moet de bestuurder te allen tijde de snelheidslimiet in acht nemen, zijn aandacht op het verkeer blijven vestigen en zijn verantwoordelijkheid nemen. Houd uw voeten altijd in de buurt van de pedalen.
Als het contact wordt afgezet, worden alle ingestelde waarden gewist en wordt de afstand in tijd tot de voorligger automatisch gereset op de standaardtijd van 2 seconden.
Bij een auto met handgeschakelde versnellingsbak moet ook minimaal de derde of vierde versnelling (afhankelijk van de motoruitvoering) zijn ingeschakeld.
Bij een auto met automatische transmissie moet ook minimaal de tweede versnelling (volgens motoruitvoering) zijn ingeschakeld.
Als de ingestelde snelheid hoger is dan 150 km/h, gaat de actieve snelheidsregelaar automatisch over op een conventionele snelheidsregeling (zonder automatische regeling van de afstand tot de voorligger).
Page 195 of 400
193
6
Veiligheid
308_nl_Chap06_securite_ed02-2013
Elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP: Electronic Stability Control) dat de volgende systemen omvat: - het antiblokkeersysteem (ABS) en de elektronische remdrukregelaar (REF), - de noodremassistentie (AFU), - de antispinregeling (ASR), - de dynamische stabiliteitscontrole (CDS).
Elektronische stabiliteitscontrole (ESP)
Begrippen
Antiblokkeersysteem (ABS) en elektronische remdrukregelaar (REF)
Deze systemen zorgen tijdens het remmen voor een betere stabiliteit en bestuurbaarheid van uw auto en voor een betere controle in bochten, vooral op een slecht of glad wegdek. Het ABS voorkomt het blokkeren van de wielen in het geval van een noodstop. De elektronische remdrukregelaar verdeelt de remdruk over de wielen.
Noodremassistentie (AFU)
Dit systeem zorgt ervoor dat in noodgevallen de optimale remdruk sneller wordt bereikt, zodat de remafstand kleiner wordt. Het systeem wordt ingeschakeld als het rempedaal snel wordt ingetrapt en zorgt ervoor dat de benodigde bedieningskracht wordt verminderd en de effectiviteit van het remmen wordt vergroot.
Antispinregeling (ASR)
De ASR past de aandrijfkracht aan om het doorspinnen van de wielen te beperken via de remmen van de aangedreven wielen en de motor. De ASR zorgt ook voor meer koersstabiliteit bij het accelereren.
Dynamische stabiliteitscontrole (CDS)
Het CDS houdt de vier wielen in de gaten en grijpt, als de koers van de auto afwijkt van de door de bestuurder gewenste richting, automatisch in via de remmen van een of meerdere wielen en het motorkoppel om de auto voor zover mogelijk weer in de juiste koers te brengen.
Page 196 of 400
194
Veiligheid
308_nl_Chap06_securite_ed02-2013
Werking
Antiblokkeersysteem (ABS) en elektronische remdrukregelaar (REF)
Trap het rempedaal bij een noodstop krachtig en volledig in en laat het niet los.
Zorg er bij vervanging van de wielen (banden en velgen) voor dat wielen worden gemonteerd die voor uw auto zijn gehomologeerd. De normale werking van het antiblokkeersysteem kan merkbaar zijn door het trillen van het rempedaal.
Als dit lampje gaat branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display, duidt dit op een storing in het ABS-systeem, waardoor u tijdens het remmen de controle over uw auto zou kunnen verliezen.
Als dit lampje gaat branden in combinatie met het lampje STOP , STOP , STOPeen geluidssignaal en een melding op het display, duidt dit op een
Intelligente Tractiecontrole
Onder gladde omstandigheden is het raadzaam te rijden op winterbanden.
storing in de elektronische remdrukregelaar waardoor u tijdens het remmen de controle over uw auto zou kunnen verliezen. Stop onmiddellijk. Raadpleeg in beide gevallen het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Afhankelijk van de uitvoering is uw auto uitgerust met een systeem dat zorgt voor extra tractie op besneeuwde wegen: intelligente tractiecontrole . Deze functie signaleert situaties met weinig grip, zoals wegrijden en voortbewegen van de auto in verse en diepe sneeuw of over platgereden sneeuw. In dergelijke omstandigheden regelt de intelligente tractiecontrole het doorslippen van de voor wielen om voor een optimale grip te zorgen. Zo wordt de aandrijving en de bestuurbaarheid verbeterd. Als het onder barre omstandigheden (diepe sneeuw, modder) niet lukt om weg te rijden, kan het nuttig zijn de systemen ESP/ASR tijdelijk uit te schakelen. U kunt dan de wielen laten spinnen zodat de auto in beweging kan komen.
Page 198 of 400
196
Veiligheid
308_nl_Chap06_securite_ed02-2013
Veiligheidsgordels
Veiligheidsgordels vóór Veiligheidsgordels achter
De achterzitplaatsen zijn voorzien van een driepuntsveiligheidsgordel met oprolautomaat en spankrachtbegrenzer (met uitzondering van de middelste zitplaats achter).
Omdoen
Trek aan de gordel en steek de gesp in de gordelsluiting. Controleer of de gordel goed is vastgemaakt door even aan de riem te trekken.
Losmaken
Druk op de rode knop van de gordelsluiting. Houd de gordel vast ter wijl deze zich oprolt.
De veiligheidsgordels vóór zijn voorzien van een pyrotechnische gordelspanner en een spankrachtbegrenzer. Deze systemen zorgen voor extra bescherming van de bestuurder en passagier bij frontale en zijdelingse aanrijdingen. Bij een krachtige aanrijding zorgen de pyrotechnische gordelspanners ervoor dat de veiligheidsgordels stevig tegen de lichamen van de inzittenden worden getrokken. De pyrotechnische gordelspanners zijn actief zodra het contact wordt aangezet. De spankrachtbegrenzer beperkt de kracht waarmee de gordel tegen het lichaam van de inzittenden getrokken wordt en bevordert daarmee de veiligheid.