Peugeot 308 2021 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2021, Model line: 308, Model: Peugeot 308 2021Pages: 244, PDF Size: 8.24 MB
Page 111 of 244

109
Rijden
6Snelheidslimiether-
kennings- en
snelheidsadviessysteem
Lees de algemene adviezen over het gebruik
van de rij- en parkeerhulpsystemen.
Dit systeem geeft de maximaal toegestane
snelheid op het instrumentenpaneel weer,
conform de snelheidslimieten die gelden in het
land waarin u rijdt, op basis van:
–
Door de camera gedetecteerde
verkeersborden met een snelheidslimiet.
–
Informatie over snelheidslimieten uit de
kaartgegevens van het navigatiesysteem.
Om er zeker van te zijn dat de informatie
over snelheidslimieten afkomstig van het
navigatiesysteem actueel is, dienen de
kaartgegevens geregeld te worden geüpdatet.
De eenheid voor de snelheidslimieten
(km/h of mph) hangt af van het land
waarin u rijdt.
Houd hier rekening mee om te voorkomen dat
u de snelheidslimiet overschrijdt.
Als u in een ander land bent, moet de eenheid
van snelheid die door het instrumentenpaneel
wordt aangegeven gelden voor het land
waarin u rijdt; anders werkt het systeem niet
correct.
Het verkeersbordherkenningssysteem is
een hulpsysteem; het geeft niet altijd de
juiste snelheidslimiet aan.
De snelheidslimietborden langs of boven de
weg hebben altijd prioriteit boven de door het
systeem weergegeven snelheidslimieten.
Het systeem is ontworpen voor het detecteren
van borden die voldoen aan de regels
van het Verdrag van Wenen betreffende
verkeersborden.
Bepaalde snelheidslimieten, zoals voor
vrachtwagens, worden niet
weergegeven.
De weergave van de snelheidslimiet in het
instrumentenpaneel wordt bijgewerkt als u
een snelheidslimietbord bedoeld voor auto's
(lichte voertuigen) passeert.
Inschakelen/uitschakelen
Standaard wordt het systeem automatisch
ingeschakeld als de motor wordt gestart.
Deze functie wordt ingesteld via het menu
Rijverlichting /Auto op het touchscreen.
Informatie op het
instrumentenpaneel
1.Weergave van de gedetecteerde
snelheidslimiet
of
2. Weergave van het einde van de
snelheidslimiet
Het systeem is actief, maar detecteert geen
snelheidslimiet.
Page 112 of 244

11 0
Rijden
Zodra de snelheidslimiet wordt gedetecteerd,
geeft het systeem de waarde weer.
Als de auto bij een voorgestelde snelheid deze
voor het eerst met meer dan 5 km/h overschrijdt
(bijvoorbeeld 95
km/h), dan wordt de snelheid 10
seconden knipperend weergegeven (afhankelijk
van de uitvoering).
Werkingslimieten
Het systeem houdt geen rekening met lagere
snelheidslimieten die in de volgende gevallen
van kracht kunnen zijn:
–
Slecht weer (regen, sneeuw).
–
Luchtvervuiling.
–
T
rekken van een aanhanger.
–
Rijden met een noodreservewiel of
sneeuwkettingen.
–
Rijden met een band die met de
bandenreparatieset is gerepareerd.
–
Beginnende bestuurders.
Het systeem geeft de snelheidslimiet mogelijk
niet weer wanneer binnen een vooraf ingestelde
tijd geen bord met snelheidslimiet wordt
gedetecteerd, en in de volgende gevallen:
–
V
erkeersborden die afgeschermd, beschadigd
of vervormd zijn, of die niet aan de norm
voldoen.
–
V
erouderde of onjuiste kaartgegevens.
Aanbeveling
Naast de Snelheidslimietherkennings- en
snelheidsadviessysteem kan de bestuurder
de weergegeven snelheid als snelheidsinstelling
voor de snelheidsbegrenzer of snelheidsregelaar
gebruiken met behulp van de toets voor
het opslaan van instellingen voor de
snelheidsbegrenzer of snelheidsregelaar.
Zie de betreffende hoofdstukken voor
meer informatie over de
snelheidsbegrenzer, de snelheidsregelaar
of de adaptieve snelheidsregelaar.
Stuurkolomschakelaars
1. Selecteren van de snelheidsbegrenzer of
snelheidsregelaar
2. Opslaan van de snelheid
Informatie op het instrumentenpaneel
3.Weergave van de snelheidslimiet
4. Voorstel om de snelheid op te slaan
5. Actuele ingestelde snelheid
De ingestelde snelheid opslaan
► Schakel de snelheidsbegrenzer/
snelheidsregelaar in.
De informatie over de snelheidsbegrenzer/
snelheidsregelaar wordt weergegeven.
Bij de detectie van een verkeersbord met
een andere snelheidslimiet geeft het systeem
de waarde aan en knippert " MEM
" enkele
seconden; u kunt deze snelheid vervolgens als
nieuwe snelheid opslaan.
Bij een verschil van minder dan 9 km/h
tussen de ingestelde snelheid en de door
de Snelheidslimietherkennings- en
snelheidsadviessysteem weergegeven
snelheid wordt het symbool " MEM
" niet
weergegeven.
► Druk één keer op toets 2 om de voorgestelde
snelheid op te slaan.
Er wordt een bericht weergegeven om het
verzoek te bevestigen.
► Druk toets 2nogmaals in om te bevestigen
en deze snelheid als nieuwe snelheid op te
slaan.
Het display keert terug naar de vorige weergave.
Snelheidsbegrenzer
Lees de algemene adviezen over het gebruik
van de rij- en parkeerhulpsystemen.
Dit systeem voorkomt dat de auto de door
de bestuurder ingestelde snelheid
overschrijdt.
De snelheidsbegrenzer moet handmatig worden
ingeschakeld.
De minimale snelheid die ingesteld kan worden
is 30 km/h.
De ingestelde snelheid blijft na het afzetten van
het contact opgeslagen in het geheugen.
Page 113 of 244

111
Rijden
6► Druk één keer op toets 2 om de voorgestelde
snelheid op te slaan.
Er wordt een bericht weergegeven om het
verzoek te bevestigen.
► Druk toets 2nogmaals in om te bevestigen
en deze snelheid als nieuwe snelheid op te
slaan.
Het display keert terug naar de vorige weergave.
Snelheidsbegrenzer
Lees de algemene adviezen over het gebruik
van de rij- en parkeerhulpsystemen.
Dit systeem voorkomt dat de auto de door
de bestuurder ingestelde snelheid
overschrijdt.
De snelheidsbegrenzer moet handmatig worden
ingeschakeld.
De minimale snelheid die ingesteld kan worden
is 30
km/h.
De ingestelde snelheid blijft na het afzetten van
het contact opgeslagen in het geheugen.
Stuurkolomschakelaars
1. ON (stand LIMIT ) / OFF (stand0)
2. Ingestelde snelheid verlagen
3. Ingestelde snelheid verhogen
4. Snelheidsbegrenzer onderbreken/hervatten
met de eerder opgeslagen ingestelde
snelheid
5. Afhankelijk van de uitvoering:
Weergave van de opgeslagen
snelheidslimieten met de functie Opslaan van
de snelheden
of
De snelheid gebruiken die
wordt weergegeven door het
Snelheidslimietherkennings- en
snelheidsadviessysteem ( MEM)
6. Weergeven en instellen van de opgeslagen
afstand tot de voorligger
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over het opslaan van snelheden
of over het Snelheidslimietherkennings- en
snelheidsadviessysteem .
Informatie op het
instrumentenpaneel
6.Indicatie van snelheidsbegrenzer
ingeschakeld/onderbroken
7. Indicatie voor snelheidsbegrenzer
geselecteerd
8. Ingestelde snelheid
9. Snelheid voorgesteld door het herkennings-
en snelheidsadviessysteem van de
snelheidsbegrenzer (afhankelijk van de
uitvoering)
Inschakelen/onderbreken
► Draai rolknop 1 in de stand LIMIT: de
snelheidsbegrenzer is geselecteerd, maar nog
niet ingeschakeld (Pauze).
►
Als de ingestelde snelheid (laatste in het
systeem opgeslagen snelheid) de door u
gewenste snelheidslimiet is, druk dan op toets 4
om de snelheidsbegrenzer in te schakelen.
►
Druk nogmaals op toets 4
om de werking van
de functie tijdelijk te onderbreken (Pause).
Page 114 of 244

11 2
Rijden
Als de ingestelde snelheid langere tijd lager dan de rijsnelheid blijft, klinkt er een
waarschuwingssignaal.
Instellen van de
snelheidslimiet
Er kan een snelheid worden ingesteld zonder de
begrenzer in te schakelen.
Als u de snelheidslimiet wilt aanpassen
uitgaande van de huidige snelheid van de auto:
►
Druk kort op toets
2 of 3 om de waarde in
stappen van +
of - 1 km/h te wijzigen.
►
Houd toets
2 of 3 ingedrukt om de waarde in
stappen van +
of - 5 km/h te wijzigen.
Wijzigen van de ingestelde snelheid met behulp
van de geprogrammeerde snelheden en het
touchscreen:
►
druk op de toets
5 om de geprogrammeerde
snelheden weer te geven,
►
druk op de toets van de door u gewenste
snelheid.
Na enkele ogenblikken sluit het selectiescherm.
Deze snelheid wordt de nieuwe ingestelde
snelheid.
U kunt de ingestelde snelheid van de
snelheidsregelaar aanpassen aan
de snelheid die wordt voorgesteld
door het Snelheidslimietherkennings-
en snelheidsadviessysteem op het
instrumentenpaneel:
► Druk één keer op toets 5; er wordt een
melding weergegeven om het verzoek tot
opslaan te bevestigen.
►
Druk nogmaals op toets 5
om de
voorgestelde snelheid op te slaan.
De snelheid verschijnt direct als nieuwe
ingestelde snelheid op het instrumentenpaneel.
Tijdelijk overschrijden van
de ingestelde snelheid
► Houd het gaspedaal volledig ingedrukt.
De snelheidsbegrenzer wordt tijdelijk
uitgeschakeld en de weergegeven ingestelde
snelheid knippert.
►
U hoeft alleen het gaspedaal los te laten om
weer terug te keren naar een snelheid lager dan
de ingestelde snelheid.
Als de ingestelde snelheidslimiet wordt
overschreden, maar dit komt niet door de
bestuurder (bijvoorbeeld op een steile helling),
dan klinkt er onmiddellijk een geluidssignaal.
Bij een steile afdaling of bij het krachtig
indrukken van het gaspedaal kan de
snelheidsbegrenzer niet voorkomen dat de
ingestelde snelheid wordt overschreden.
Rem waar nodig om de rijsnelheid te
beperken.
Zodra de ingestelde rijsnelheid weer wordt
bereikt, werkt de snelheidsbegrenzer weer: de
weergegeven ingestelde snelheid knippert niet
meer.
Uitschakelen
► Draai de knop 1 in de stand 0: de informatie
over de snelheidsbegrenzer wordt niet meer
weergegeven.
Storing
De weergave van streepjes (eerst knipperend
en dan permanent) wijst op een storing in de
snelheidsbegrenzer.
Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Snelheidsregelaar -
specifieke adviezen
Gebruik voor uw veiligheid en die van uw
medeweggebruikers de
snelheidsregelaar uitsluitend als de
verkeerssituatie het mogelijk maakt om
gedurende een bepaalde tijd met een
constante snelheid en een veilige afstand tot
uw voorligger te blijven rijden.
Blijf waakzaam wanneer de
snelheidsregelaar ingeschakeld is. Wanneer
u op een van de toetsen voor het wijzigen van
de snelheid drukt, kan de snelheid van uw
auto plotseling veranderen.
Op een steile afdaling kan de
snelheidsregelaar niet voorkomen dat de
auto de ingestelde snelheid overschrijdt. Rem
indien nodig om de rijsnelheid te beperken.
Op een steile helling of bij het trekken van
een zware aanhanger kan het voorkomen dat
de ingestelde snelheid niet wordt gehaald of
vastgehouden.
Hoger dan de ingestelde snelheid
Druk het gaspedaal voorbij de weerstand
in om de ingestelde snelheid tijdelijk te
overschrijden (de ingestelde snelheid
knippert).
Laat het gaspedaal los om terug te keren
naar de ingestelde snelheid (wanneer
deze snelheid weer wordt bereikt, stopt de
weergave van de snelheid met knipperen).
Werkingslimieten
Gebruik het systeem nooit in de
volgende situaties:
– In een stedelijk gebied met overstekende
voetgangers.
– In druk verkeer (behalve in combinatie met
de functie Stop & Start).
– Op bochtige of steile wegen.
– Op gladde of overstroomde wegen.
– Bij slechte weersomstandigheden.
– Bij rijden op een racecircuit.
Page 115 of 244

11 3
Rijden
6de snelheid drukt, kan de snelheid van uw
auto plotseling veranderen.
Op een steile afdaling kan de
snelheidsregelaar niet voorkomen dat de
auto de ingestelde snelheid overschrijdt. Rem
indien nodig om de rijsnelheid te beperken.
Op een steile helling of bij het trekken van
een zware aanhanger kan het voorkomen dat
de ingestelde snelheid niet wordt gehaald of
vastgehouden.
Hoger dan de ingestelde snelheid
Druk het gaspedaal voorbij de weerstand
in om de ingestelde snelheid tijdelijk te
overschrijden (de ingestelde snelheid
knippert).
Laat het gaspedaal los om terug te keren
naar de ingestelde snelheid (wanneer
deze snelheid weer wordt bereikt, stopt de
weergave van de snelheid met knipperen).
Werkingslimieten
Gebruik het systeem nooit in de
volgende situaties:
–
In een stedelijk gebied met overstekende
voetgangers.
–
In druk verkeer (behalve in combinatie met
de functie Stop & Start).
–
Op bochtige of steile wegen.
–
Op gladde of overstroomde wegen.
–
Bij slechte weersomstandigheden.
–
Bij rijden op een racecircuit.
– Op een testbank.
– Bij het gebruik van sneeuwkettingen,
sneeuwsokken of spijkerbanden.
Snelheidsregelaar
Lees de algemene adviezen over het gebruik
van de rij- en parkeerhulpsystemen en het
hoofdstuk Snelheidsregelaar - specifieke
adviezen:
Met behulp van dit systeem kan de
bestuurder met een ingestelde constante
snelheid rijden zonder gas te hoeven geven.
De snelheidsregelaar moet handmatig worden
ingeschakeld.
Daarvoor moet de auto met een snelheid van
minstens 30
km/u rijden.
Bij een auto met handgeschakelde
versnellingsbak moet minimaal de derde
versnelling zijn ingeschakeld.
Bij auto’s met een automatische transmissie
moet minimaal stand D of de tweede versnelling
in stand M zijn ingeschakeld.
Afhankelijk van de motor kan de werking van de snelheidsregelaar handmatig
worden onderbroken (met toets 4), door het
rem- of koppelingspedaal in te trappen of als
het elektronische stabiliteitsprogramma (ESP)
om veiligheidsredenen wordt geactiveerd.
Afhankelijk van de motor blijft de
snelheidsregelaar bij auto's met een
handgeschakelde versnellingsbak en het Stop
& Start-systeem na het schakelen actief.
Na het afzetten van het contact worden
alle ingestelde snelheden gewist.
Stuurkolomschakelaars
1. ON (stand CRUISE)/OFF (stand 0)
2. Snelheidsregelaar inschakelen met huidige
rijsnelheid/ingestelde snelheid verlagen
3. Snelheidsregelaar inschakelen met huidige
rijsnelheid/ingestelde snelheid verhogen
4. Snelheidsregelaar onderbreken/hervatten
met eerder opgeslagen snelheid
Page 116 of 244

11 4
Rijden
5.Afhankelijk van de uitvoering:
Weergave van de opgeslagen
snelheidslimieten met de functie Opslaan van
de snelheden
of
Gebruiken van de snelheid
die wordt voorgesteld door het
Snelheidslimietherkennings- en
snelheidsadviessysteem ( MEM)
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over het opslaan van snelheden
of over het Snelheidslimietherkennings- en
snelheidsadviessysteem .
Informatie op het
instrumentenpaneel
6.Snelheidsregelaar onderbroken/hervat
7. Snelheidsregelaar geselecteerd
8. Ingestelde snelheid
9. Snelheid voorgesteld door het herkennings-
en snelheidsadviessysteem van de
snelheidsbegrenzer (afhankelijk van de
uitvoering)
Inschakelen/onderbreken
► Draai rolwiel 1 in de stand "CRUISE": de
snelheidsregelaar is geselecteerd, maar nog niet
ingeschakeld (pauze).
►
Druk op de toets
2 of 3 om de
snelheidsregelaar in te schakelen en een
snelheid op te slaan als de auto de gewenste
snelheid heeft bereikt; de huidige snelheid van
de auto wordt de opgeslagen als de ingestelde
snelheid.
►
Laat het gaspedaal los.
►
Druk nogmaals op toets 4
om de werking van
de functie tijdelijk te onderbreken.
►
Druk nogmaals op toets 4
om de
snelheidsregelaar weer in te schakelen (ON).
Wijzigen van de ingestelde
snelheid
De snelheidsregelaar moet zijn ingeschakeld.
U kunt de ingestelde snelheid als volgt
aanpassen, uitgaande van de huidige snelheid
van de auto:
►
Druk kort op toets
2 of 3 om de waarde in
stappen van +
of - 1 km/h te wijzigen.
►
Houd toets
2 of 3 ingedrukt om de waarde in
stappen van +
of - 5 km/h te wijzigen.
Wanneer toets 2 of 3 ingedrukt wordt
gehouden, kan de snelheid van de auto
snel veranderen.
Stel om veiligheidsredenen een snelheid
in die niet al te veel afwijkt van de
actuele wagensnelheid. Zo voorkomt u dat de
auto onverwacht gaat accelereren of vaart
minderen.
De ingestelde snelheid wijzigen met behulp
van de geprogrammeerde snelheden en het
touchscreen:
►
druk op de toets
5 om de geprogrammeerde
snelheden weer te geven,
►
druk op de toets van de door u gewenste
snelheid.
Na enkele ogenblikken sluit het selectiescherm.
Deze snelheid wordt nu de nieuwe ingestelde
snelheid.
U kunt de ingestelde snelheid van de
snelheidsregelaar aanpassen aan
de snelheid die wordt voorgesteld
door het Snelheidslimietherkennings-
en snelheidsadviessysteem op het
instrumentenpaneel:
►
Druk één keer op toets
5; er wordt een
melding weergegeven om het verzoek tot
opslaan te bevestigen.
►
Druk nogmaals op toets 5
om de
voorgestelde snelheid op te slaan.
De snelheid verschijnt direct als nieuwe
ingestelde snelheid op het instrumentenpaneel.Tijdelijk overschrijden van
de ingestelde snelheid
Indien noodzakelijk (inhaalmanoeuvre enz.) kan
de ingestelde snelheid worden overschreden
door het gaspedaal in te trappen.
De snelheidsregelaar wordt tijdelijk
uitgeschakeld en de weergegeven ingestelde
snelheid knippert.
Als het gaspedaal wordt losgelaten, wordt de
ingestelde snelheid weer aangehouden.
Zodra de auto de ingestelde snelheid heeft
bereikt, schakelt de snelheidsregelaar in: de
weergegeven ingestelde snelheid knippert niet
meer.
Op een steile afdaling kan de
snelheidsregelaar niet voorkomen dat de
auto de ingestelde snelheid overschrijdt.
U moet dan mogelijk het rempedaal
intrappen om de rijsnelheid te beperken. De
werking van de snelheidsregelaar wordt dan
automatisch onderbroken.
Druk op toets 4 om het systeem opnieuw te
activeren bij een rijsnelheid hoger dan 40
km/h.
Uitschakelen
► Draai de knop 1 in de stand 0: de informatie
over de snelheidsregelaar wordt niet meer
weergegeven.
Page 117 of 244

11 5
Rijden
6Tijdelijk overschrijden van
de ingestelde snelheid
Indien noodzakelijk (inhaalmanoeuvre enz.) kan
de ingestelde snelheid worden overschreden
door het gaspedaal in te trappen.
De snelheidsregelaar wordt tijdelijk
uitgeschakeld en de weergegeven ingestelde
snelheid knippert.
Als het gaspedaal wordt losgelaten, wordt de
ingestelde snelheid weer aangehouden.
Zodra de auto de ingestelde snelheid heeft
bereikt, schakelt de snelheidsregelaar in: de
weergegeven ingestelde snelheid knippert niet
meer.
Op een steile afdaling kan de
snelheidsregelaar niet voorkomen dat de
auto de ingestelde snelheid overschrijdt.
U moet dan mogelijk het rempedaal
intrappen om de rijsnelheid te beperken. De
werking van de snelheidsregelaar wordt dan
automatisch onderbroken.
Druk op toets 4 om het systeem opnieuw te
activeren bij een rijsnelheid hoger dan 40
km/h.
Uitschakelen
► Draai de knop 1 in de stand 0: de informatie
over de snelheidsregelaar wordt niet meer
weergegeven.
Storing
Er worden streepjes weergegeven (knipperend
en vervolgens permanent brandend) bij een
storing van de snelheidsregelaar.
Laat het systeem controleren door een
PEUGEOT-dealer of gekwalificeerde werkplaats.
Adaptieve cruise control
Lees de algemene adviezen over het
gebruik van de rij- en
parkeerhulpsystemen en het gedeelte
Snelheidsregelaar - specifieke adviezen.
Met behulp van dit systeem wordt automatisch
de door de bestuurder ingestelde snelheid
aangehouden (snelheidsinstelling), terwijl
voldoende afstand tot de voorligger wordt
gehouden. Dit systeem regelt automatisch het
accelereren en decelereren van de auto.
Met de Stopfunctie (bij de automatische EAT8-
transmissie) regelt het systeem het remmen
totdat de auto volledig tot stilstand is gekomen.
De remlichten gaan branden als de auto
langzamer gaat rijden omdat het systeem
ingrijpt.
Het kan gevaarlijk zijn om door te rijden als
de remlichten niet goed werken.
Hiervoor is de auto voorzien van een radar in de
voorbumper.
Dit systeem is vooral bedoeld voor
gebruik op snelwegen en autowegen.
Het werkt alleen bij bewegende voertuigen
die in dezelfde richting als uw auto rijden.
Als de bestuurder een richtingaanwijzer inschakelt bij het inhalen van een
langzamer voertuig, staat de
snelheidsregelaar tijdelijk toe dat u de
voorligger dichter nadert om het inhalen te
vergemakkelijken; de ingestelde snelheid
wordt hierbij niet overschreden.
Sommige voertuigen op de weg worden
mogelijk niet goed gedetecteerd of
verkeerd geïnterpreteerd door de camera en /
of radar (bijvoorbeeld een vrachtwagen), wat
kan leiden tot een slechte inschatting van de
afstanden en het onjuist versnellen of
afremmen van de auto.
Page 118 of 244

11 6
Rijden
Werkingsprincipe
Het systeem past automatisch de snelheid van
uw auto aan die van de voorligger aan om een
constante afstand te behouden.
Als uw voorligger langzamer rijdt, verlaagt het
systeem de snelheid van uw auto of brengt
het uw auto waar nodig zelfs volledig tot
stilstand (uitvoeringen met automatische EAT8-
transmissie) door op de motor af te remmen en
het remsysteem te bedienen.
Als de voorligger versnelt of een andere rijstrook
kiest, verhoogt de snelheidsregelaar geleidelijk
de rijsnelheid tot de ingestelde snelheid weer is
bereikt.
De remlichten gaan branden zodra het
remsysteem wordt geactiveerd en de
auto snelheid mindert.
Dit systeem is een hulpmiddel voor de
bestuurder, die desondanks altijd de
snelheidslimiet en een veilige afstand tot de
voorligger in acht moet nemen en de
aandacht op het verkeer moet blijven
vestigen.
De bestuurder moet altijd de controle over de
auto houden door beide handen op het stuur
te houden en zijn of haar voeten in de buurt
van de rem- en gaspedalen te houden.
Schakelaars op en rondom
het stuurwiel
1. ON (stand CRUISE) / OFF (stand 0)
2. Activeren van de snelheidsregelaar met de
actuele rijsnelheid/verlagen van de ingestelde
snelheid
3. Activeren van de snelheidsregelaar met
de actuele rijsnelheid/verhogen van de
ingestelde snelheid
4. Snelheidsregelaar onderbreken/hervatten
met eerder opgeslagen snelheid
5. Gebruiken van de snelheid
die wordt voorgesteld door het
Snelheidslimietherkennings- en
snelheidsadviessysteem ( MEM)
6. Weergeven en instellen van de
afstandsinstelling tot de voorligger
Inschakelen
► Zet rolknop 1 in de stand CRUISE terwijl de
motor draait. Het systeem bevindt zich in de
pauzestand (weergegeven in grijs).
Bij een handgeschakelde versnellingsbak moet
de snelheid van de auto tussen 30 en 180
km/u
liggen.
Bij een automatische transmissie moet de
snelheid van de auto tussen 0 en 180
km/u
liggen.
Stand D of M moet zijn geselecteerd.
►
Druk tijdens het rijden op een van de toetsen
2
of 3: de actuele rijsnelheid van uw auto wordt
de ingestelde rijsnelheid.
–
de huidige snelheid van de auto, als deze
hoger is dan 30 km/u,
–
30
km/u, als deze lager is dan 30 km/u.
Uw instellingen opslaan
Wanneer het contact wordt afgezet, wordt de
door de bestuurder ingestelde snelheid gewist.
De afstand tot de voorligger is standaard
ingesteld op " Normaal" (2 streepjes). Zo niet,
dan wordt de als laatste geselecteerde waarde
gebruikt bij het inschakelen van het systeem.
Onderbreken
De werking van de snelheidsregelaar kan
handmatig worden onderbroken:
–
of door een handeling van de bestuurder:
•
V
an toets 4 (Pause).
•
V
an het rempedaal.
Page 119 of 244

11 7
Rijden
6• Van de hendel van de elektrische parkeerrem.
•
V
an het koppelingspedaal, door dit ongeveer
10 seconden of langer ingetrapt te houden.
•
W
anneer stand N vanuit stand D bij
een automatische transmissie wordt
geselecteerd.
–
of automatisch:
•
Door activering van het ESP
, om
veiligheidsredenen.
•
W
anneer de snelheid van de auto lager
is dan 30
km/h (1.100 rpm) bij een
handgeschakelde versnellingsbak.
Wanneer de snelheidsregelaar wordt
onderbroken, kan deze alleen weer
worden ingeschakeld wanneer er weer aan
alle veiligheidsvoorwaarden wordt voldaan.
De melding "Inschakelen geweigerd,
omstandigheden ongeschikt" wordt
weergegeven totdat het systeem weer kan
worden gestart.
Opnieuw inschakelen van de functie
Bij een handgeschakelde versnellingsbak
Wanneer de bestuurder de functie opnieuw wil
inschakelen, moet hij of zij accelereren tot een
snelheid van minimaal 30 km/h en vervolgens op
toets 2, 3 of 4 drukken.
Met automatische EAT8-transmissie
Na het afremmen van de auto waarbij deze tot
stilstand is gebracht, zorgt het systeem dat de
auto op zijn plaats blijft; de snelheidsregelaar
wordt onderbroken.
De bestuurder moet het gaspedaal intrappen
om weg te rijden en vervolgens het systeem
opnieuw activeren door harder dan 30
km/h te
rijden en toets 2, 3 of 4 in te drukken.
Als de bestuurder geen actie onderneemt nadat
de auto tot stilstand is gekomen, wordt de
elektrische parkeerrem na ongeveer 5 minuten
automatisch aangetrokken.
Wacht om veiligheidsredenen totdat de
huidige snelheid de ingestelde snelheid
benadert voordat u de functie opnieuw
inschakelt met toets 4.
Wijzigen van de ingestelde
snelheid
De ingestelde snelheid kan worden gewijzigd
als bij draaiende motor de snelheidsregelaar is
geactiveerd (groen).
Wijzigen op basis van de actuele
wagensnelheid
► Herhaaldelijk kort indrukken van de toets 2 of
3 om de snelheid te verlagen of te verhogen in
stappen van 1 km/h.
►
Ingedrukt houden van de toets 2
of 3 om de
snelheid te verlagen of te verhogen in stappen
van 5 km/h.
Let op: tijdens het ingedrukt houden van
de toets 2 of 3 kan de rijsnelheid zeer
snel veranderen.
Wijzigen op basis van de
snelheidslimietherkenning
► De gedetecteerde snelheidslimiet wordt
weergegeven op het instrumentenpaneel.
►
Druk één keer op de toets 5
; er verschijnt een
melding ter bevestiging van het verzoek om de
snelheid op te slaan.
►
Druk nogmaals op toets 5
om de
voorgestelde snelheid op te slaan.
Deze waarde verschijnt direct als nieuwe
ingestelde snelheid op het instrumentenpaneel.
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over de
Snelheidslimietherkennings- en
snelheidsadviessysteem .
Om veiligheidsredenen is het raadzaam
een snelheid te selecteren die dicht bij
de actuele snelheid van uw auto ligt, om
bruusk accelereren of vertragen van de auto
te voorkomen.
Page 120 of 244

11 8
Rijden
Aanpassing van de afstand tot de voorligger
U kunt kiezen uit drie vaste instellingen voor de
afstand tot de voorligger:
–
"Ve r " (3 streepjes),
–
"Normaal" (2 streepjes),
–
"Dichtb." (1 streepje).
Met draaiende motor en de rolknop in de stand
CRUISE:
►
Druk op toets
6 om het selectiescherm voor
het instellen van de afstand tot de voorligger
weer te geven.
►
Druk herhaaldelijk op toets 6
totdat de
gewenste instelling verschijnt.
Het selectiescherm sluit na enkele seconden.
Hierna is de wijziging van kracht.
Deze instelling blijft ongeacht de systeemstatus
in het geheugen opgeslagen, ook na het afzetten
van het contact.
De instelling geldt tevens voor de afstand
waarop de auto ten opzichte van de
voorligger tot stilstand wordt gebracht (met
automatische transmissie EAT6 en EAT8).
Overschrijden van de
ingestelde snelheid
De ingestelde snelheid kan tijdelijk worden
overschreden door het gaspedaal in te trappen.
Tijdens het intrappen van het gaspedaal
stuurt de snelheidsregelaar het remsysteem
niet aan.
Het loslaten van het gaspedaal is voldoende om
weer terug te keren naar de ingestelde snelheid.
Als de ingestelde snelheid wordt overschreden,
verdwijnt de weergave van de ingestelde
snelheid en wordt de melding "Regelaar
onderbroken" weergegeven totdat het gaspedaal
weer wordt losgelaten.
Meldingen en
waarschuwingen
Selecteer de weergavemodus RIJDEN of
Rijhulpsystemen om te kunnen profiteren
van de volgende informatie op het
instrumentenpaneel.
De weergave van deze meldingen of
waarschuwingen is niet sequentieel.
"Snelheidsregelaar gepauzeerd” of
“Snelheidsregelaar onderbroken”, na een
korte acceleratie door de bestuurder.
"Snelheidsregelaar actief”, geen voertuig
gedetecteerd.
“Snelheidsregelaar gepauzeerd”, voertuig
gedetecteerd.
"Snelheidsregelaar actief”, voertuig
gedetecteerd.
"Neem de controle over de auto
over" (oranje).
►
Remmen of accelereren, afhankelijk van de
situatie.
"Neem de controle over de auto
over" (rood).
►
Neem onmiddellijk de controle over
de auto over
: het systeem kan niet correct
reageren op de huidige rijsituatie.
"Inschakelen geweigerd, omstandigheden
ongeschikt". Het systeem weigert om de
snelheidsregelaar in te schakelen omdat er niet
aan de noodzakelijke voorwaarden is voldaan.
Stop-functie
“Snelheidsregelaar gepauzeerd”
(gedurende enkele seconden).
Het systeem heeft de auto remmend tot stilstand
gebracht en houdt de auto op zijn plaats: de
snelheidsregelaar is gepauzeerd.
De bestuurder moet het gaspedaal intrappen om
weg te rijden en vervolgens de snelheidsregelaar
opnieuw activeren.
Werkingslimieten
Het systeem werkt uitsluitend binnen de grenzen
van de natuurkundige wetten.