Peugeot 308 2021 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2021, Model line: 308, Model: Peugeot 308 2021Pages: 244, PDF Size: 8.24 MB
Page 91 of 244

89
Rijden
6► Draai om het stuurslot te vergrendelen aan
het stuurwiel tot het blokkeert.
Zet de voorwielen in de rechtuitstand
alvorens de motor af te zetten. Dit
vergemakkelijkt het ontgrendelen van het
stuurslot.
► Controleer of de parkeerrem correct is
aangetrokken, met name als de auto op
een helling staat.
–
Bij een handbediende parkeerrem moet de
hendel zijn aangetrokken.
– Bij een elektrische parkeerrem moet
het lampje van de hendel branden.
Zet nooit het contact af voordat de auto
volledig tot stilstand is gekomen.
Neem bij het verlaten van de auto de
sleutel mee en vergrendel de portieren.
Bij het afzetten van de motor is de
rembekrachtiging niet meer actief.
Hang geen zware voorwerpen aan de
sleutel of de afstandsbediening: dit kan
namelijk storingen met het contactslot
veroorzaken.
Sleutel vergeten
Als de sleutel onbedoeld in de stand 2
(Contact) van het contactslot blijft staan, zal
het contact na een uur automatisch worden
afgezet.
Draai de sleutel in de stand 1 (Stop) en
vervolgens opnieuw in de stand 2 (Contact)
om het contact weer aan te zetten.
Starten - afzetten van de
motor "Keyless entry and
start"
Starten
► Zorg ervoor dat de elektronische sleutel
zich in het interieur van de auto, binnen de
detectiezone, bevindt.
►
Als uw auto is uitgerust met een
handgeschakelde versnellingsbak, zet dan de
versnellingshendel in de neutraalstand en trap
vervolgens het koppelingspedaal volledig in.
► Als uw auto is uitgerust met een
automatische transmissie, druk dan in stand P
of
N het rempedaal volledig in.
►
Druk op de knop " ST
ART/STOP".
De stuurkolom wordt ontgrendeld en de motor
wordt gestart.
Bij bepaalde uitvoeringen met automatische
transmissie kan het stuurslot niet worden
vergrendeld.
Bij temperaturen onder het
vriespunt wordt bij auto's met een
dieselmotor de motor pas na het doven van
het controlelampje "Voorgloeien" gestart.
Als dit waarschuwingslampje gaat branden
nadat u op de toets "START/STOP"
hebt gedrukt, moet u het rem- of het
koppelingspedaal ingedrukt houden totdat het
waarschuwingslampje uit gaat. Druk niet nog
een keer op de toets "START/STOP" als de
motor nog niet draait.
Het is essentieel dat de Keyless entry
and start elektronische sleutel zich
binnen de detectiezone bevindt. Verlaat om
veiligheidsredenen deze zone niet terwijl de
motor nog draait.
Als de elektronische sleutel niet binnen de
zone wordt gedetecteerd, wordt een melding
weergegeven. Om de motor te kunnen starten
moet u ervoor zorgen dat de elektronische
sleutel zich binnen de zone bevindt.
Page 92 of 244

90
Rijden
Als aan een van de voorwaarden voor het starten niet wordt voldaan, wordt ter
herinnering een melding op het
instrumentenpaneel weergegeven. In
sommige gevallen moet het stuurwiel heen en
weer worden bewogen terwijl de knop
“START/STOP" wordt ingedrukt om het
stuurslot te ontgrendelen; u wordt hiervan via
een melding op de hoogte gebracht.
Bij benzinemotoren kan, na een koude
start, het voorverwarmen van de
katalysator 2 minuten lang duidelijk voelbare
motortrillingen veroorzaken wanneer de motor
stationair draait (bij verhoogd stationair
toerental).
Uitschakelen
► Breng de auto tot stilstand.
► Druk terwijl de elektronische sleutel zich in de
auto bevindt op de knop " ST
ART/STOP".
De motor wordt afgezet en het stuurslot wordt
vergrendeld.
Als de auto niet stilstaat, wordt de motor niet afgezet.
Contact aanzetten (zonder
te starten)
Het contact kan worden aangezet met de
elektronische sleutel van het Keyless entry
en start-systeem dat zich in de auto bevindt,
zonder pedalen in te trappen , door op de knop
"START/STOP" te drukken.
U kunt dan ook de verschillende accessoires
activeren (audiosysteem, verlichting, enz.).
►
Druk op de knop " ST
ART/STOP":
de verlichting en lampjes van het
instrumentenpaneel gaan branden zonder dat de
motor wordt gestart.
►
Druk nogmaals op de knop om het contact af
te zetten en de auto te kunnen vergrendelen.
Als het contact aanstaat, gaat het systeem na een bepaalde tijd
automatisch over op de eco-mode om de
laadtoestand van de accu op peil te houden.
Sleutel niet herkend
Starten van de motor met een
hulpaccu en startkabels
Als de elektronische sleutel zich in het
detectiegebied bevindt en uw auto niet start als u
op de knop "START/STOP" drukt:
►
Plaats de elektronische sleutel in de lezer
.
►
Als uw auto is uitgerust met een
handgeschakelde versnellingsbak, zet dan de
versnellingshendel in de neutraalstand en trap
vervolgens het koppelingspedaal volledig in.
►
Als uw auto is uitgerust met een
automatische transmissie, zet dan de
selectiehendel in de stand P en houd vervolgens
het rempedaal volledig ingetrapt.
► Druk op de toets "START/STOP".
– De motor wordt gestart.
Noodprocedure voor het afzetten van
de motor
Als de elektronische sleutel niet wordt herkend
of zich niet meer in het detectiegebied
bevindt, verschijnt een melding op het
instrumentenpaneel als een portier wordt
gesloten of bij een poging om de motor af te
zetten.
► Houd om het afzetten van de motor te
bevestigen de knop " START/STOP" ongeveer
vijf seconden ingedrukt.
Neem bij een storing in de elektronische sleutel
contact op met het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Noodprocedure voor het
afzetten van de motor
Uitsluitend in noodgevallen kan de motor
geforceerd worden afgezet (zelfs tijdens het
rijden).
Houd de knop " START/STOP” ongeveer vijf
seconden ingedrukt.
In dat geval wordt het stuurslot ingeschakeld
zodra de auto stilstaat.
Bij bepaalde uitvoeringen met de automatische
transmissie (EAT6 / EAT8) kan het stuurslot niet
worden vergrendeld.
Page 93 of 244

91
Rijden
6selectiehendel in de stand P en houd vervolgens
het rempedaal volledig ingetrapt.
►
Druk op de toets "ST
ART/STOP".
–
De motor wordt gestart.
Noodprocedure voor het afzetten van
de motor
Als de elektronische sleutel niet wordt herkend
of zich niet meer in het detectiegebied
bevindt, verschijnt een melding op het
instrumentenpaneel als een portier wordt
gesloten of bij een poging om de motor af te
zetten.
►
Houd om het afzetten van de motor te
bevestigen de knop " ST
ART/STOP" ongeveer
vijf seconden ingedrukt.
Neem bij een storing in de elektronische sleutel
contact op met het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Noodprocedure voor het
afzetten van de motor
Uitsluitend in noodgevallen kan de motor
geforceerd worden afgezet (zelfs tijdens het
rijden).
Houd de knop " START/STOP” ongeveer vijf
seconden ingedrukt.
In dat geval wordt het stuurslot ingeschakeld
zodra de auto stilstaat.
Bij bepaalde uitvoeringen met de automatische
transmissie (EAT6 / EAT8) kan het stuurslot niet
worden vergrendeld.
Sleutel vergeten
Als de elektronische sleutel niet uit de
lezer is gehaald, wordt u bij het openen van
het bestuurdersportier door een melding
gewaarschuwd.
Handbediende
parkeerrem
Aantrekken
► Trap het rempedaal in en trek de hefboom
van de parkeerrem aan om uw auto stil te zetten.
Vrijzetten
► Trap het rempedaal in, trek de hefboom
van de parkeerrem iets omhoog, druk de
ontgrendelknop in en duw de hefboom geheel
omlaag.
Als tijdens het rijden dit lampje brandt in combinatie met een geluidssignaal en een
melding, geeft dit aan dat de parkeerrem nog
(iets) is aangetrokken.
Draai bij het parkeren van de auto op
een helling de wielen naar het trottoir,
trek de parkeerrem aan, schakel een
versnelling in en zet het contact af.
Door het rempedaal in te trappen kan de
handbediende parkeerrem gemakkelijker
worden aangetrokken en vrijgezet.
Elektrische parkeerrem
Dit systeem zorgt ervoor dat de parkeerrem
automatisch wordt aangetrokken bij het afzetten
van de motor en automatisch wordt vrijgezet bij
het wegrijden.
Verklikkerlampje
Dit verklikkerlampje gaat zowel op het
instrumentenpaneel als op de hendel
branden om te bevestigen dat de parkeerrem is
aangetrokken.
Als de parkeerrem wordt vrijgezet, gaat dit
verklikkerlampje uit om dit te bevestigen.
Page 94 of 244

92
Rijden
De bestuurder kan op elk moment zelf de
parkeerrem aantrekken of vrijzetten met de
hendel.
–
Door kort aan de hendel te trekken om de
parkeerrem aan te trekken.
–
Door de hendel kort in te drukken
terwijl het
rempedaal ingetrapt wordt gehouden om de
parkeerrem vrij te zetten.
Het verklikkerlampje op de hendel gaat
knipperen als u de hendel bedient om de
parkeerrem aan te trekken of vrij te zetten.
In het geval van een lege accu werkt de
bediening van de elektrische parkeerrem
niet.
Om veiligheidsredenen, als de parkeerrem
niet aangetrokken is:
Schakel bij een auto met een
handgeschakelde versnellingsbak een
versnelling in om de auto op zijn plaats te
houden.
Zet een auto met een EAT6 automatische
transmissie de selectiehendel in de stand P
om de auto op zijn plaats te houden.
Plaats bij een auto met een EAT8
automatische transmissie wielblokken voor en
achter een van de wielen.
Neem contact op met het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Laat kinderen nooit alleen in de auto
wanneer het contact is aangezet: ze
zouden de parkeerrem kunnen vrijzetten.
Als een aanhanger achter uw auto is gekoppeld, op een steile helling wordt
geparkeerd of uw auto zwaar is beladen,
dient u bij het parkeren de voorwielen naar
het trottoir te sturen en een versnelling in te
schakelen.
Als een aanhanger achter uw auto is
gekoppeld, moet bij het parkeren het
hellingspercentage lager zijn dan 12%.
Vanwege de voor de elektrische
parkeerrem gebruikte technologie is de
montage van 15 inch-velgen niet mogelijk.
Automatisch vrijzetten
Controleer eerst of de motor is gestart en het
bestuurdersportier goed is gesloten.
De elektrische parkeerrem wordt automatisch
geleidelijk vrijgezet bij het wegrijden .
Auto met een handgeschakelde
versnellingsbak: trap het koppelingspedaal
volledig in, schakel de 1e versnelling of de
achteruitversnelling in, geef gas en laat de
koppeling opkomen.
Auto met een automatische transmissie:
selecteer de stand D, M of R en geef gas.
Als de parkeerrem volledig is
vrijgezet, wordt dit bevestigd door
het doven van het verklikkerlampje remsysteem
en het verklikkerlampje P op de hendel in
combinatie met de weergave van een melding.
Trap bij stilstaande auto niet onnodig het gaspedaal in, omdat hierbij de
parkeerrem kan worden vrijgezet.
Automatisch aantrekken
Wanneer de auto stilstaat, wordt de parkeerrem
automatisch aangetrokken als het contact
wordt uitgezet.
Als de parkeerrem is aangetrokken, wordt dit bevestigd
door het verklikkerlampje remsysteem en het
verklikkerlampje P op de hendel in combinatie
met de weergave van een melding.
Als de motor is afgeslagen of is afgezet door de STOP-stand van het Stop &
Start-systeem, wordt de parkeerrem niet
automatisch aangetrokken.
Als de automatische werking is geactiveerd, kunt u op elk moment zelf
de parkeerrem aantrekken of vrijzetten met
de hendel.
Handmatig vrijzetten
Om bij aangezet contact of draaiende motor de
parkeerrem vrij te zetten:
►
trap het rempedaal in,
►
druk de hendel kort in.
Als de parkeerrem volledig is vrijgezet,
wordt dit bevestigd door het doven van
het verklikkerlampje remsysteem en het
verklikkerlampje P op de hendel in combinatie
met een melding en een permanent
geluidssignaal tot de portieren zijn gesloten.
Als u de hendel indrukt zonder het rempedaal in te trappen, wordt de
parkeerrem niet vrijgezet en wordt een
melding weergegeven.
Handmatig aantrekken
Bij stilstaande auto: trek kort aan de hendel.
Als de parkeerrem wordt aangetrokken, wordt
dit bevestigd door het knipperen van het
controlelampje van de hendel.
Als de parkeerrem is aangetrokken, wordt dit bevestigd
door het controlelampje voor het remsysteem en
het controlelampje P in de hendel in combinatie
met de weergave van een melding.
De ruimte vóór de hendel van de
elektrische parkeerrem is niet bedoeld
als opbergruimte.
Page 95 of 244

93
Rijden
6verklikkerlampje P op de hendel in combinatie
met een melding en een permanent
geluidssignaal tot de portieren zijn gesloten.
Als u de hendel indrukt zonder het rempedaal in te trappen, wordt de
parkeerrem niet vrijgezet en wordt een
melding weergegeven.
Handmatig aantrekken
Bij stilstaande auto: trek kort aan de hendel.
Als de parkeerrem wordt aangetrokken, wordt
dit bevestigd door het knipperen van het
controlelampje van de hendel.
Als de parkeerrem is aangetrokken, wordt dit bevestigd
door het controlelampje voor het remsysteem en
het controlelampje P in de hendel in combinatie
met de weergave van een melding.
De ruimte vóór de hendel van de
elektrische parkeerrem is niet bedoeld
als opbergruimte.
Aanbevelingen
Controleer voordat u de auto verlaat of
de parkeerrem is aangetrokken: de
lampjes van de parkeerrem op het
instrumentenpaneel en op de hendel moeten
allebei permanent branden.
Als de parkeerrem niet is aangetrokken, klinkt
een geluidssignaal en wordt een melding
weergegeven als het bestuurdersportier wordt
geopend.
Stilzetten van de auto, bij
draaiende motor
Trek om de auto stil te zetten bij draaiende motor
kort aan de hendel.
Als de parkeerrem is aangetrokken, wordt dit bevestigd door het verklikkerlampje
remsysteem en het verklikkerlampje P op de
hendel in combinatie met de weergave van een
melding.
Parkeren van de auto met
vrijgezette parkeerrem
Onder zeer koude weersomstandigheden
(kans op vastvriezen), bij het slepen en
in een wasstraat is het raadzaam de
parkeerrem niet te gebruiken.
Schakel een versnelling in, zet de
selectiehendel in de stand P (Parkeren) of
plaats een wielblok bij een van de wielen om
te voorkomen dat de auto wegrolt.
►
Zet de motor af.
Het branden van het verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel en op de hendel geeft aan
dat de parkeerrem is aangetrokken.
►
Zet het contact weer aan, zonder de motor
te starten.
►
Zet de parkeerrem handmatig vrij door op
de hendel te drukken terwijl u het rempedaal
ingetrapt houdt.
Als de parkeerrem volledig is vrijgezet, wordt dit bevestigd door het doven van
het verklikkerlampje remsysteem en het
verklikkerlampje P op de hendel in combinatie
met de weergave van een melding.
►
Zet het contact af.
Bij een auto met de EAT8 automatische
transmissie wordt de stand P
automatisch ingeschakeld als het contact
wordt afgezet.
De wielen zijn dan geblokkeerd.
Page 96 of 244

94
Rijden
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de EAT8 automatische
transmissie , in het bijzonder met betrekking
tot het in de vrijloop zetten van de auto.
Uitschakelen van de
automatische werking
Onder bepaalde omstandigheden, bijvoorbeeld
bij zeer koud weer, bij het trekken van een
aanhanger of bij slepen (in het geval van
autopech), kan het noodzakelijk zijn om de
automatische werking van het systeem uit te
schakelen.
►
Start de motor
.
►
T
rek met de hendel de parkeerrem aan als
deze is vrijgezet.
►
Laat het rempedaal volledig los.
►
Houd de hendel 10 tot 15 seconden in de
stand voor het vrijzetten.
►
Laat de hendel los.
►
Trap het rempedaal in en houd dit ingetrapt.
►
Houd de hendel gedurende 2 seconden in de
stand voor het aantrekken.
Het uitschakelen van de automatische
werking wordt bevestigd door het branden
van dit lampje op het instrumentenpaneel.
►
Laat de hendel en het rempedaal los.
V
anaf dit moment kan de parkeerrem alleen
handmatig met behulp van de hendel worden
aangetrokken en vrijgezet.
Herhaal deze procedure om de automatische
werking weer in te schakelen.
Het inschakelen van de automatische werking
wordt bevestigd door het doven van het lampje
op het instrumentenpaneel.
Noodremfunctie
De noodremfunctie mag uitsluitend in
uitzonderlijke gevallen worden gebruikt.
Wanneer het rempedaal niet werkt of in
uitzonderlijke situaties (bijv. wanneer de
bestuurder onwel wordt, bij rijles geven (indien
wettelijk toegestaan), enz.), kan de auto worden
gestopt door aan de bedieningshendel te trekken
en deze vast te houden. De auto wordt afgeremd
zolang aan de parkeerremhendel wordt
getrokken. Het afremmen wordt onderbroken als
de parkeerremhendel wordt losgelaten.
De systemen ABS en DSC zorgen ervoor dat
de auto stabiel blijft wanneer de noodremfunctie
actief is.
In geval van een storing aan het systeem
van de noodremfunctie verschijnt het bericht
"Parkeerrem defect".
Bij een storing aan de systemen ABS en DSC,
aangegeven door het branden van een van
de twee lampjes op het instrumentenpaneel,
kan de stabiliteit van de auto niet meer worden
gegarandeerd.
In dat geval moet de bestuurder er zelf voor
zorgen dat de auto stabiel blijft door afwisselend
aan de hendel te trekken en deze weer los te
laten tot de auto stilstaat.
Hill Start Assist
Dit systeem houdt uw auto bij het wegrijden op
een helling ongeveer 2 seconden op zijn plaats.
In die tijd kunt u uw voet van het rempedaal naar
het gaspedaal verplaatsen.
Het systeem is alleen actief als:
–
de auto volledig stilstaat met het rempedaal
ingetrapt,
–
als aan bepaalde hellingcondities wordt
voldaan,
–
het bestuurdersportier is gesloten.
De Hill Start
Assist kan niet worden
uitgeschakeld.
Verlaat de auto niet in de korte periode
dat u de Hill Start Assist gebruikt.
Trek de parkeerrem handmatig aan als u de
auto moet verlaten terwijl de motor draait.
Controleer vervolgens of het lampje van
de parkeerrem op het instrumentenpaneel
permanent brandt (niet knippert).
Page 97 of 244

95
Rijden
6
Als de auto bergopwaarts stilstaat, wordt
deze even op zijn plaats gehouden als u het
rempedaal loslaat.
Bij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak: als de eerste versnelling is
ingeschakeld of als de versnellingsbak in de
neutraalstand staat.
Bij een auto met een automatische
transmissie : als de stand D of M is
geselecteerd.
Als de auto bergafwaarts stilstaat en de
achteruitversnelling ingeschakeld is, wordt de
auto even op zijn plaats gehouden als u het
rempedaal loslaat.
Storing
Bij een storing in de Hill Start Assist gaat dit
verklikkerlampje branden en wordt een melding
weergegeven. Raadpleeg het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats om
het systeem te laten controleren.
Handgeschakelde
5-versnellingsbak
Inschakelen van de
achteruitversnelling
► Trap het koppelingspedaal volledig in en zet
de versnellingshendel in de neutraalstand.
►
Beweeg de versnellingshendel naar rechts en
vervolgens naar achteren.
Schakel de achteruitversnelling alleen in
als de auto stilstaat en de motor
stationair draait.
Voor uw veiligheid en om het starten van
de motor te vergemakkelijken:
–
zet de versnellingshendel altijd in de
neutraalstand,
–
trap het koppelingspedaal in.
Handgeschakelde
6-versnellingsbak
Inschakelen van de 5e of de
6
e versnelling
► Beweeg de versnellingshendel zo ver
mogelijk naar rechts om de 5e of de 6e
versnelling in te schakelen.
Page 98 of 244

96
Rijden
Doet u dit niet, dan kan de
versnellingsbak zwaar beschadigd raken
(per ongeluk inschakelen van de 3
e of 4e
versnelling).
Inschakelen van de
achteruitversnelling
► Trek de ring onder de pookknop omhoog en
beweeg de versnellingshendel eerst naar links
en dan naar voren.
Schakel de achteruitversnelling alleen in
als de auto stilstaat en de motor
stationair draait.
Voor uw veiligheid en om het starten van
de motor te vergemakkelijken:
–
zet de versnellingshendel altijd in de
neutraalstand,
–
trap het koppelingspedaal in.
EAT6 automatische
transmissie
Bij deze automatische transmissie met 6
versnellingen kunt u kiezen voor automatisch of
handmatig schakelen.
Er zijn twee gebruiksmogelijkheden:
–
Automatisch schakelen
: het schakelen wordt
elektronisch aangestuurd door de transmissie:
–
Handmatig schakelen
: in deze stand kan de
bestuurder zelf sequentieel schakelen.
Selectiehendelmodule
1. Programma Sport
2. Programma Sneeuw
P. Parkeren
–
Stilstaande auto, met aangetrokken
of losgelaten parkeerrem.
–
Starten van de motor
.R.
Achteruitversnelling
–
Achteruitrijden, stilstaande auto,
stationair draaiende motor
.
N. Neutraalstand
–
Stilstaande auto, met aangetrokken
parkeerrem.
–
Starten van de motor
.
D. Automatische werking
M. +/- Handmatig schakelen
►
Duw de hendel naar voren of naar
achteren om terug of op te schakelen.
Schakelflippers aan de
stuurkolom
(Alleen voor auto's met Driver Sport Pack.)
Druk achter de rechter flipper om de versnelling
te verhogen.
Druk achter de linker flipper om de versnelling
te verlagen.
Met de flippers kunt u de neutraalstand
niet selecteren en de achteruitversnelling
niet in- en uitschakelen.
Informatie op het
instrumentenpaneel
Als de selectiehendel in een stand van het
schakelpatroon staat, gaat het betreffende
lampje op het instrumentenpaneel branden.
P. Parkeerstand
R. Achteruitversnelling
N. Neutraal
D. Drive (rijden, automatisch schakelen)
S. Programma Sport
T. Programma Sneeuw
1...6. Ingeschakelde versnelling bij handmatig
schakelen
-. Schakelcommando van de bestuurder in
de handbediende stand niet opgevolgd
De auto starten
► Zet, met het rempedaal ingetrapt, de
selectiehendel in stand P of N.
► Start de motor.
Page 99 of 244

97
Rijden
6Met de flippers kunt u de neutraalstand
niet selecteren en de achteruitversnelling
niet in- en uitschakelen.
Informatie op het
instrumentenpaneel
Als de selectiehendel in een stand van het
schakelpatroon staat, gaat het betreffende
lampje op het instrumentenpaneel branden.
P. Parkeerstand
R. Achteruitversnelling
N. Neutraal
D. Drive (rijden, automatisch schakelen)
S. Programma Sport
T. Programma Sneeuw
1...6. Ingeschakelde versnelling bij handmatig
schakelen
-. Schakelcommando van de bestuurder in
de handbediende stand niet opgevolgd
De auto starten
► Zet, met het rempedaal ingetrapt, de
selectiehendel in stand P
of N.
►
Start de motor
.
Als niet aan deze voorwaarden is voldaan, klinkt
een geluidssignaal en wordt er een melding
weergegeven.
►
T
rap met een draaiende motor het rempedaal
in.
►
Zet de parkeerrem vrij als deze niet in de
automatische stand staat.
►
Selecteer stand R
, D of M.
►
Laat het rempedaal geleidelijk los.
De auto begint onmiddellijk te rijden.
Als tijdens het rijden per ongeluk de stand N wordt geselecteerd, laat het
motortoerental dan zakken tot stationair
toerental, zet de selectiehendel in de stand D
en trap het gaspedaal weer in.
Als de motor stationair draait, het rempedaal is losgelaten en de stand R,
D of M is geselecteerd, zet de auto zich zelfs
al in beweging als het gaspedaal niet is
ingetrapt.
Laat bij een draaiende motor daarom geen
kinderen alleen in de auto achter.
Trek de parkeerrem aan en selecteer de
stand P indien er onderhoudswerkzaamheden
moeten worden uitgevoerd bij een draaiende
motor.
Automatische werking
► Selecteer de stand D om automatisch te
laten schakelen tussen de zes versnellingen.
De transmissie werkt dan in de auto-adaptieve
stand; u hoeft zelf niet te schakelen. De
transmissie kiest voortdurend de meest
geschikte versnelling, afhankelijk van de rijstijl,
het profiel van de weg en de belading van de
auto.
Voor een maximale acceleratie zonder de stand
van de selectiehendel te wijzigen, dient u het
gaspedaal volledig in te trappen (kickdown).
De transmissie schakelt automatisch terug of
handhaaft de ingeschakelde versnelling totdat de
motor het maximum toerental bereikt.
Bij het remmen schakelt de transmissie
automatisch terug voor een betere
motorremwerking.
Om de veiligheid te verbeteren schakelt de
transmissie niet naar een hogere versnelling als
u het gaspedaal plotseling loslaat.
Zet de selectiehendel nooit in de stand N
als de auto rijdt.
Zet de selectiehendel nooit in de stand P of R
als de auto niet volledig stilstaat.
Stand "Sport" en "Sneeuw"
Deze twee specifieke standen vullen de
automatische werking aan onder bijzondere
rijomstandigheden.
"Sport"
► Druk op deze toets als de motor is
gestart.
Page 100 of 244

98
Rijden
S wordt op het instrumentenpaneel
weergegeven.
Het schakelprogramma maakt dan automatisch
een dynamische rijstijl mogelijk.
Bij uitvoeringen met Driver Sport Pack is de toets
"S" vervangen door de toets " SPORT".
"Sneeuw"
► Druk op deze toets als de motor is
gestart.
"T" wordt op het instrumentenpaneel weergegeven.
De transmissie past zich aan voor het rijden op
gladde wegen.
Dit schakelprogramma zorgt ervoor dat u
gemakkelijker weg kunt rijden en geeft meer
tractie op een ondergrond met weinig grip.
Driver Sport Pack
Deze functie maakt een dynamische rijstijl
mogelijk.
► Druk op de toets " SPORT" als de
motor is gestart.
De letter "S" wordt weergegeven op het
instrumentenpaneel.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over Driver Sport Pack .
Terugkeren naar de automatische
werking
► U kunt het geactiveerde programma op elk
moment uitschakelen en terugkeren naar de
auto-adaptieve modus door opnieuw op de
geselecteerde toets ( S
of T) te drukken.
Handmatig schakelen
U kunt het brandstofverbruik beperken
wanneer u langere tijd met draaiende
motor stilstaat (bijvoorbeeld in de file) door de
selectiehendel in stand N te zetten en de
parkeerrem aan te trekken.
►
W
anneer u de hendel in stand
M
zet,
kunt u sequentieel schakelen tussen de zes
versnellingen.
►
Beweeg de selectiehendel kort naar achteren
om één versnelling op te schakelen.
►
Beweeg de selectiehendel kort naar voren
om één versnelling terug te schakelen.
Het schakelen naar een andere versnelling kan
alleen als de rijsnelheid en het motortoerental dit
toestaan, anders wordt er tijdelijk overgegaan op
de automatische modus.
D verdwijnt en op het instrumentenpaneel
worden de achtereenvolgend
ingeschakelde versnellingen weergegeven.
Bij een te laag of te hoog toerental knippert de
geselecteerde versnelling enkele seconden
waarna de werkelijk ingeschakelde versnelling
wordt weergegeven.
Er kan elk moment van stand D naar stand M
worden geschakeld.
Als de auto stopt of langzaam rijdt, kiest de
transmissie automatisch stand M1.
De programma's Sport en Sneeuw werken niet
bij handmatig schakelen.
Dit symbool verschijnt als een versnelling
niet goed is ingeschakeld (de
selectiehendel bevindt zich tussen twee standen
in).
De auto uit zetten
Voordat u de motor afzet, kunt u de
selectiehendel in de stand P of N zetten om de
transmissie in de neutraalstand te zetten.
Trek in beide gevallen de parkeerrem aan om de
auto te blokkeren (als de parkeerrem niet in de
automatische stand staat).
Als de selectiehendel niet in de stand P
staat, klinkt bij het openen van het
bestuurdersportier of na ongeveer 45
seconden een geluidssignaal en verschijnt
een melding op het display.
►
Zet de selectiehendel weer in stand P
; het
geluidssignaal stopt en de melding verdwijnt.
Storing
Wanneer het contact is ingeschakeld en
er zich een storing voordoet, gaat dit
waarschuwingslampje branden en wordt er een
melding weergegeven.
De transmissie werkt dan met een
noodprogramma en de 3
e versnelling blijft
ingeschakeld. Tijdens het schakelen van P
naar R en van N naar R is het mogelijk dat u
een behoorlijke schok voelt (deze heeft geen
gevolgen voor de transmissie).
Rijd niet harder dan 100 km/h (afhankelijk van de
geldende snelheidslimiet).
Laat het systeem controleren door een
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
De transmissie kan beschadigd raken:
– Wanneer het gaspedaal en de
rempedalen tegelijkertijd worden ingetrapt.
– Wanneer er een probleem met de accu is
waardoor de selectiehendel vanuit stand P
naar een andere stand wordt geforceerd.
Het aanduwen van de auto om de motor
te starten is bij een auto met een
automatische transmissie niet toegestaan.
EAT8 automatische
transmissie
Automatische transmissie met acht versnellingen en een impulsselectiehendel. De transmissie
biedt ook de mogelijkheid handmatig te
schakelen met de schakelflippers achter het
stuurwiel.
Standen van de
selectiehendel
P. Parkeerstand
Parkeren van de auto: de voorwielen worden
geblokkeerd.