Peugeot 308 2021 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2021, Model line: 308, Model: Peugeot 308 2021Pages: 244, PDF Size: 8.24 MB
Page 81 of 244

79
Veiligheid
5Overzicht voor het bevestigen van kinderzitjes met de veiligheidsgordel
Overeenkomstig de Europese wetgeving toont dit overzicht de mogelijkhede\
n voor het bevestigen van een universeel goedgekeurd kinderzitje (a) met
behulp van de veiligheidsgordel in uw auto, gerangschikt naar het gewich\
t van het kind en de plaats in de auto.
Gewicht van het kind / leeftijdsindicatie
Zitplaats Lichter dan 13
kg
(groep
0 (b) en 0+)
Tot ongeveer 1 jaar Van 9 tot 18
kg
(groep 1)
Van 1 tot ongeveer
3 jaar Van 15 tot 25
kg
(groep 2)
Van 3 tot ongeveer
6 jaar Van 22 tot 36
kg
(groep 3)
Van 6 tot ongeveer
10 jaar
Voorpassagiersstoel (c) (d) met
zitverhoger en zonder zitverhoger
(rugleuning rechtop)
U (R) U (R)U (R)U (R)
Berline
Buitenste zitplaatsen achter (e)
U UUU
Middelste zitplaats (e)
U (f) U (f)XX
SW
Buitenste zitplaatsen achter (e)
U UUU
Middelste zitplaats (e)
X XXX
U: plaatsen die geschikt zijn voor het installeren van een kinderzitje die\
met de veiligheidsgordel wordt bevestigd en universele kinderzitjes met\
de rug of
het gezicht in de rijrichting.
Page 82 of 244

80
Veiligheid
U(R):: net als bij U, waarbij de stoel van de auto in de hoogste stand en zo ver mogelijk na\
ar achteren moet staan.
X: zitplaats niet geschikt voor het plaatsen van een kinderzitje uit de a\
angegeven gewichtscategorie.
(a): universeel kinderzitje: kinderzitje dat in alle auto’s met de veiligheidsgordel kan worden bevestigd.
(b): groep 0: vanaf de geboorte tot 10 kg. Reiswiegen en "autobedjes" mogen niet op de voorpassagiersstoel word\
en bevestigd.
(c): raadpleeg de wettelijke bepalingen van het land waar u rijdt voordat u \
een kinderzitje op deze plaats bevestigt.
(d): als een kinderzitje "met de rug in de rijrichting" op de voorpassagiers\
stoel is bevestigd, moet de airbag vóór aan passagierszijde worden\
uitgeschakeld. Wanneer u dit niet doet, kan uw kind ernstig of dodelijk gewond raken als\
de airbag wordt opgeblazen.
Wanneer u een kinderzitje met het gezicht in de rijrichting op de voorpas\
sagiersstoel plaatst, mag u de airbag aan passagierszijde niet uitschake\
len.
(e): als u een kinderzitje met de rug of het gezicht in de rijrichting op ee\
n zitplaats achterin bevestigt, moet u de voorstoel naar voren schuiven \
en de
rugleuning ervan rechtop zetten zodat er voldoende ruimte is voor het ki\
nderzitje en de benen van het kind.
(f): een kinderzitje met een steun mag nooit op de middelste zitplaats achte\
r worden geplaatst.
Verwijder de hoofdsteun van de stoel en berg deze op voordat u een kinderzitje met een rugleuning op een zitplaats bevestigt.
Plaats de hoofdsteun terug zodra het kinderzitje is verwijderd.
"ISOFIX"-bevestigingen
De hieronder aangegeven zitplaatsen
zijn uitgerust met de voorgeschreven
ISOFIX-bevestigingen:
Elke zitplaats is voorzien van drie
bevestigingsringen die worden aangegeven door
een markering: –
T
wee ringen, A, tussen de rugleuning en de
zitting van de stoel.
Deze ringen bevinden zich achter
afdekplaatjes (hatchback) of ritssluitingen
(SW).
Toegang:
Page 83 of 244

81
Veiligheid
5► Haal het afdekplaatje los door het naar
voren te trekken en daarna omhoog te
kantelen (hatchback).
►
T
rek de ritssluiting omhoog om deze te
openen (SW).
De 2
vergrendelingen van ISOFIX-kinderzitjes
worden hieraan bevestigd.
–
Een ring,
B, achter de stoel wordt TOP
TETHER genoemd en is bedoeld om zitjes te
bevestigen middels een bovenste riem.
Dit systeem voorkomt dat het kinderzitje naar
voren kantelt bij een frontale aanrijding.
Met de ISOFIX-bevestigingen kan een kinderzitje
veilig, degelijk en snel in de auto worden
gemonteerd.
Kinderzitje vastmaken aan de TOP TETHER:
►
V
erwijder de hoofdsteun van de zitplaats
waarop u het kinderzitje wilt plaatsen en berg de
hoofdsteun op (plaats de hoofdsteun terug zodra
het kinderzitje weer is verwijderd).
► Leid de riem van het kinderzitje achter
de rugleuning van de zitplaats, tussen de 2
ankerpunten van de hoofdsteun in.
►
Maak de haak van de bovenste riem aan ring
B
vast.
►
T
rek de bovenste riem strak.
Wanneer een kinderzitje in een auto niet
goed is bevestigd, kan de veiligheid van
het kind bij een ongeval in gevaar komen.
Houd u nauwkeurig aan de
montagevoorschriften die zijn vermeld in de
gebruiksaanwijzing van het kinderzitje.
Raadpleeg het overzicht voor meer
informatie over de bevestiging van
ISOFIX-kinderzitjes in uw auto.
Als uw auto is voorzien van een reservewiel met
dezelfde afmetingen als de overige wielen van
de auto, moet u deze procedure volgen:
► voer de riem en de haak via de opening door
de vloer van de bagageruimte,
►
til de vloer van de bagageruimte op,
►
verwijder de bovenste opbergbak die naast
het wiel is aangebracht,
►
zet de haak vast aan de
TOP TETHER-ring,
►
plaats de opbergbak en de vloer van de
bagageruimte terug.
Aanbevolen ISOFIX kinderzitjes
Raadpleeg voor het aanbrengen en
verwijderen van het kinderzitje de
montage-instructies van de fabrikant.
“RÖMER Baby-Safe Plus met ISOFIX-basis”
(lengtecategorie: E)
Categorie 0+: vanaf geboorte tot 13 kg.
Page 84 of 244

82
Veiligheid
“RÖMER Baby-Safe Plus met ISOFIX-basis”
(lengtecategorie: E)
Categorie 0+: vanaf geboorte tot 13 kg. Dit kinderzitje wordt met de rug in de
rijrichting geplaatst met behulp van een
ISOFIX-basis die aan de ogen ( A) wordt
bevestigd.
De basis is voorzien van een in hoogte
verstelbare steun die op de vloer van de auto rust.
Dit kinderzitje kan ook worden bevestigd met een veiligheidsgordel. In dat geval wordt het
zitje zonder basis met de driepuntsgordel op de zitplaats van de auto bevestigd."Baby P2C Midi met ISOFIX-basis "
(lengtecategorie: D, C, A, B, B1)
Groep 1: van 9 tot 18 kg
Dit kinderzitje wordt met de rug in de
rijrichting geplaatst met behulp van een
ISOFIX-basis die aan de ogen ( A) wordt
bevestigd.
De basis is voorzien van een in hoogte
verstelbare steun die op de vloer van de auto rust.
Dit kinderzitje kan ook met het gezicht in de rijrichting worden geplaatst.
Dit kinderzitje kan niet met een
veiligheidsgordel worden vastgezet.
We adviseren u het zitje voor kinderen tot 3
jaar "met de rug in de rijrichting" te plaatsen.
"RÖMER Duo Plus ISOFIX "
(lengtecategorie: B1)
Groep 1: van 9 tot 18 kg
Dit zitje wordt uitsluitend met het gezicht in de rijrichting geplaatst.
Het wordt aan de ringen ( A) en (B), en met de
bovenste riem, de TOP TETHER, bevestigd.
Drie standen: rechtop, ruststand en ligstand. Dit kinderzitje kan ook worden gebruikt op
zitplaatsen die niet zijn voorzien van ISOFIX- bevestigingspunten. In dat geval moet het
zitje met de driepuntsveiligheidsgordel op de stoel van de auto worden bevestigd. Stel de
voorstoel zo af dat de voeten van het kind de rugleuning niet kunnen raken.
Overzicht voor het bevestigen van ISOFIX-kinderzitjes
Volgens de Europese wetgeving geeft dit overzicht de mogelijkheden aan vo\
or het bevestigen van een ISOFIX-kinderzitje op een plaats in de auto di\
e van
ISOFIX-bevestigingen is voorzien.
Bij universele en semi-universele ISOFIX-kinderzitjes wordt de ISOFIX-ma\
at op het kinderzitje naast het ISOFIX-logo aangegeven met een letter (\
A t/m
G).
Page 85 of 244

83
Veiligheid
5Gewicht van het kind / leeftijdsindicatie
Lichter dan
10
kg
(groep 0)
Tot ca. 6
maanden Lichter dan 10
kg
(groep 0)
Lichter dan 13
kg
(groep 0+)
Tot ongeveer 1 jaar Van 9 tot 18
kg (groep 1)
Van 1 tot ongeveer 3 jaar
Type ISOFIX-kinderzitje Reiswieg "Rug in de rijrichting" "Rug in de
rijrichting""Gezicht in de
rijrichting"
ISOFIX-maat F G C D E C D A B B1
Voorpassagiersstoel
Geen ISOFIX
Berline
Buitenste zitplaatsen achter
IL-SU
(a+b) IL-SU
(c)IL-SU
(a) IL-SU
(c)IL-SU
(a)IUF
IL-SU
Middelste zitplaats
Geen ISOFIX
SW
Buitenste zitplaatsen achter
IL-SU
(a+b) IL-SU
(c)IL-SU
(a) IL-SU
(c)IL-SU
(a)IUF
IL-SU
Middelste zitplaats
Geen ISOFIX
Page 86 of 244

84
Veiligheid
IUF: zitplaats geschikt voor de bevestiging van een Universeel Isofix-kinderzitje, " Mhet gezicht naar voren gericht", vastgezet met de bovenste riem.
IL-SU: zitplaats geschikt voor de bevestiging van een Semi-Universeel Isofix-kinderzitje:
–
"met de rug in de rijrichting", bevestigd met behulp van een bovenste ri\
em of een steun
–
"met het gezicht in de rijrichting", bevestigd met behulp van een steun
–
een reiswieg voorzien van een bovenste riem of een steun
(a):
zet de voorstoel zonder zitverhoger één inkeping vanuit de middel\
ste positie langs de rail naar voren. Een zitplaats zonder zitverhoger m\
oet in de
hoogste stand worden gezet.
(b): wanneer er een reiswieg op een buitenste zitplaats is gezet, kunnen de \
twee achterste zitplaatsen niet worden gebruikt.
(c): een zitplaats zonder zitverhoger moet in de hoogste stand worden gezet.\
Zet de voorstoel zonder zitverhoger 5 inkepingen vanuit de middelste po\
sitie
langs de rail naar voren.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie over ISOFIX-bevestigingen en -kinderzitjes, en met name over de bovenste riem (Top
Tether).
Verwijder de hoofdsteun van de stoel en berg deze op voordat u een kinderzitje met een rugleuning op een zitplaats bevestigt.
Plaats de hoofdsteun terug zodra het kinderzitje is verwijderd.
Kinderslot
Beide achterportieren zijn voorzien van een
mechanisch systeem om het openen van
binnenuit te verhinderen.
De knop bevindt zich in de achterrand van beide
achterportieren en het kinderslot werkt op elk
portier afzonderlijk.
Vastmaken
► Draai de knop met de geïntegreerde sleutel
tot de aanslag: •
naar links bij het linker achterportier
,
•
naar rechts bij het rechter achterportier
.
Ontgrendelen
► Draai de knop met de geïntegreerde sleutel
tot de aanslag: •
naar rechts bij het linker achterportier
,
•
naar links het rechter achterportier
.
Page 87 of 244

85
Veiligheid
5Veiligheidsvoorschriften
Bij een onjuist geplaatst kinderzitje is de
bescherming van het kind bij een
aanrijding niet meer gewaarborgd.
Controleer of er geen veiligheidsgordel of
gesp van de veiligheidsgordel onder het
kinderzitje zit; dat zou de stabiliteit van het
zitje in gevaar kunnen brengen.
Zorg ervoor dat de veiligheidsgordels of het
tuigje van het kinderzitje, zelfs bij korte ritten,
worden vastgemaakt waarbij de speling ten
opzichte van het lichaam van het kind zoveel
mogelijk moet worden beperkt.
Zorg er bij het bevestigen van het kinderzitje
met de veiligheidsgordel voor dat de
veiligheidsgordel correct tegen het kinderzitje
is gespannen en dat de gordel het kinderzitje
stevig op zijn plaats houdt. Schuif de
passagiersstoel, wanneer deze versteld kan
worden, indien nodig naar voren.
Verwijder de hoofdsteun alvorens een
kinderzitje met een rugleuning te plaatsen
op een passagiersstoel.
Berg de hoofdsteun zorgvuldig op om te
voorkomen dat de hoofdsteun door de
auto vliegt bij krachtig afremmen. Plaats de
hoofdsteun terug zodra het kinderzitje is
verwijderd.
Kinderzitje achterin
Laat bij de achterzitplaatsen altijd
voldoende ruimte tussen de voorstoel en:
–
een kinderzitje dat met de rug in de
rijrichting wordt geplaatst,
–
de voeten van het kind wanneer het
kinderzitje in de rijrichting wordt geplaatst.
Schuif daartoe de voorstoel naar voren en zet
de rugleuning ervan, indien nodig, rechter op.
V
oor een optimale bevestiging van het
kinderzitje met "het gezicht in de rijrichting"
is het noodzakelijk dat de afstand tussen
de rugleuning van het kinderzitje en de
rugleuning van de stoel van de auto zo klein
mogelijk is.
Kinderen voorin
De regelgeving met betrekking
tot het vervoer van kinderen op de
voorpassagiersstoel verschilt per land. Houd
u aan de regels die gelden in het land waar u
zich bevindt.
Schakel de airbag vóór aan passagierszijde
uit zodra een kinderzitje met de rug in de
rijrichting op de voorpassagiersstoelen wordt
geplaatst.
Anders kan een kind bij het afgaan van de
airbag levensgevaarlijk gewond raken.
Plaatsen van een stoelverhoger
Het bovenste gedeelte van de
veiligheidsgordel moet over de schouder van
het kind liggen zonder de hals te raken.
Controleer of de heupgordel goed over de
bovenbenen van het kind ligt.
Er wordt aanbevolen een stoelverhoger met
rugleuning te gebruiken voorzien van een
gordelgeleider ter hoogte van de schouder.
Extra beveiliging
Gebruik de kinderbeveiliging om
te voorkomen dat de portieren en de
portierruiten achter per ongeluk geopend
worden.
Zorg ervoor dat de achterzijruiten niet verder
dan voor 1/3 deel worden geopend.
Plaats zonneschermen op de achterste
zijruiten om jonge kinderen tegen de zon te
beschermen.
Laat uit veiligheidsoverwegingen:
–
geen kinderen zonder toezicht achter in
een auto,
–
nooit een kind of een dier in een auto
achter wanneer alle ruiten gesloten zijn en de
auto in de zon staat,
–
de sleutels nooit binnen bereik van de
kinderen achter in de auto.
Page 88 of 244

86
Rijden
Rijadviezen
► Houd u altijd aan de verkeersregels en let
onder alle omstandigheden goed op.
►
Richt uw aandacht op het verkeer en houd
uw handen op het stuurwiel, zodat u snel kunt
reageren op onverwachte situaties.
►
Kies voor een soepele rijstijl, anticipeer
op situaties waarbij u moet remmen en houd
afstand van de auto's voor u, vooral bij slecht
weer
.
►
V
oer handelingen die veel aandacht vergen
(bijvoorbeeld verstellen of afstellen) altijd bij
stilstaande auto uit.
►
Bij lange ritten is het raadzaam om elke twee
uur pauze te nemen.
Belangrijk!
Laat de motor nooit stationair draaien
in een slecht geventileerde, afgesloten
ruimte. Verbrandingsmotoren stoten giftige
uitlaatgassen uit, zoals koolmonoxide. Kans
op vergiftiging met dodelijke afloop!
Laat bij winterse omstandigheden
(temperaturen onder -23 °C) de motor
gedurende 4 minuten stationair draaien
voordat u wegrijdt. Dit is belangrijk voor de
goede werking en de levensduur van de
mechanische onderdelen van uw auto (de
motor en de transmissie).
Rijd nooit met aangetrokken
parkeerrem . Kans op oververhitting en
beschadiging van het remsysteem!
Parkeer de auto niet of laat de motor
niet draaien op een brandbare
ondergrond (dor gras, dode bladeren,
papier enz.). Het uitlaatsysteem van uw auto
wordt erg warm en blijft ook na het afzetten
van de motor nog enkele minuten warm.
Brandgevaar!
Laat de auto nooit onbewaakt met
draaiende motor achter. Als u uw auto
met draaiende motor moet verlaten, trek dan
de handrem aan en zet de versnellingsbak in
de neutraalstand of in de stand N of P,
afhankelijk van het type versnellingsbak.
Laat nooit kinderen zonder toezicht in
de auto achter.
Rijden op een overstroomde
weg
Probeer het rijden over overstroomde wegen zo
veel mogelijk te vermijden, want het water kan
de motor, versnellingsbak en het elektrische
systeem van uw auto ernstig beschadigen.
Bent u genoodzaakt over een overstroomd
weggedeelte te rijden, doe dan het volgende:
►
controleer dat de diepte van het water
nergens meer is dan 15
cm en houd daarbij
rekening met de golven die kunnen worden
veroorzaakt door andere gebruikers,
►
schakel de functie Stop & Start uit,
►
rijd zo langzaam mogelijk zonder de motor te
laten afslaan. Rijd in elk geval niet sneller dan
10
km/h,
►
zet de auto niet stil en zet de motor niet af.
Als u het overstroomde weggedeelte achter u
hebt gelaten, rem dan, zodra de verkeerssituatie
dat toelaat, meerdere keren licht af om de
remschijven en remblokken te drogen.
Als u twijfels hebt over de staat van uw auto,
neem dan contact op met het PEUGEOT
-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Trekken van een aanhanger
Wanneer de auto met een aanhanger
rijdt, wordt de auto zwaarder belast en
moet u extra voorzichtig zijn.
Overschrijd nooit het maximaal
toegestane aanhangergewicht.
Op hoogte: verlaag het maximale
aanhangergewicht met 10% voor elke extra
1000 meter; door de lagere luchtdichtheid op
grote hoogte nemen de motorprestaties af.
Nieuwe auto: gebruik de auto pas om
een aanhanger te trekken als deze
minstens 1000 kilometer heeft gereden.
Als de buitentemperatuur hoog is, raden wij u aan om de motor 1 tot 2 minuten
stationair te laten draaien voordat u de motor
afzet, zodat de motor sneller kan afkoelen.
Controle voor vertrek
Kogeldruk
► Verdeel het gewicht in de caravan/aanhanger
gelijkmatig, plaats zware voorwerpen zo dicht
mogelijk bij de as (op het punt van samenkomst
bij uw auto) en probeer de maximaal toegestane
kogeldruk zo dicht mogelijk te benaderen zonder
deze te overschrijden.
Banden
► Controleer de bandenspanning van de auto
en de aanhanger en breng deze indien nodig op
de juiste waarde.
Page 89 of 244

87
Rijden
6Overschrijd nooit het maximaal
toegestane aanhangergewicht.
Op hoogte: verlaag het maximale
aanhangergewicht met 10% voor elke extra
1000 meter; door de lagere luchtdichtheid op
grote hoogte nemen de motorprestaties af.
Nieuwe auto: gebruik de auto pas om
een aanhanger te trekken als deze
minstens 1000 kilometer heeft gereden.
Als de buitentemperatuur hoog is, raden wij u aan om de motor 1 tot 2 minuten
stationair te laten draaien voordat u de motor
afzet, zodat de motor sneller kan afkoelen.
Controle voor vertrek
Kogeldruk
► Verdeel het gewicht in de caravan/aanhanger
gelijkmatig, plaats zware voorwerpen zo dicht
mogelijk bij de as (op het punt van samenkomst
bij uw auto) en probeer de maximaal toegestane
kogeldruk zo dicht mogelijk te benaderen zonder
deze te overschrijden.
Banden
► Controleer de bandenspanning van de auto
en de aanhanger en breng deze indien nodig op
de juiste waarde.
Verlichting
► Controleer de verlichting van de aanhanger
en de hoogteverstelling van de koplampen van
uw auto.
De parkeerhulp wordt automatisch
uitgeschakeld om een geluidssignaal te
vermijden als bij het aankoppelen van een
aanhanger een originele PEUGEOT-trekhaak
wordt gebruikt.
Tijdens het rijden
Koeling
Wanneer u met de auto een aanhanger sleept
terwijl u een helling op rijdt, dan stijgt de
temperatuur van de koelvloeistof. Het maximale
aanhangergewicht is afhankelijk van het
hellingspercentage en de buitentemperatuur. Het
koelvermogen van de ventilator neemt niet toe
met het motortoerental.
►
V
erlaag de snelheid en het motortoerental
zodat er minder warmte wordt gegenereerd.
Let altijd goed op de koelvloeistoftemperatuur.
Als dit waarschuwingslampje gaat branden in combinatie met het
waarschuwingslampje STOP, stop dan zo snel
mogelijk en zet de motor af.
Remsysteem
Met een aangekoppelde aanhanger heeft de
auto een langere remweg. Vermijd langdurig
gebruik van de remmen om te voorkomen dat de
remmen oververhit raken. Dan is het beter om
op de motor af te remmen.
Zijwind
Vergeet niet dat de auto tijdens het slepen meer
last heeft van de wind.
Diefstalbeveiliging
Elektronische
startblokkering
In de sleutel is een chip aangebracht die
over een specifieke code beschikt. Om te
kunnen starten, moet bij het aanzetten van het
contact deze code worden herkend door de
startblokkering.
Deze elektronische startblokkering blokkeert het
motormanagementsysteem zodra het contact
wordt afgezet en voorkomt zo het starten van de
motor bij een inbraak.
Bij een storing in het systeem wordt u
gewaarschuwd door dit lampje in
combinatie met een geluidssignaal en een
melding op het display.De auto kan dan niet
gestart worden. Raadpleeg zo snel mogelijk het
PEUGEOT-netwerk.
Bewaar de sticker die u bij de aflevering
van uw auto samen met de sleutels is
overhandigd zorgvuldig op een plaats buiten
de auto.
Page 90 of 244

88
Rijden
Starten/afzetten van
de motor, sleutel met
afstandsbediening
Plaats de versnellingshendel in de neutraalstand.
Contactslot
1.Stand Stop.
2.Stand Contact aan.
3.Stand Starten.
Starten met de sleutel
De parkeerrem moet zijn aangetrokken.
►
Auto's met een handgeschakelde
versnellingsbak: zet de versnellingshendel in
de neutraalstand en trap het koppelingspedaal
volledig in.
►
Auto's met een automatische transmissie:
zet de selectiehendel in stand P
of N en trap het
rempedaal volledig in.
► Steek de sleutel in het contactslot.
– Het systeem herkent de code van de
startblokkering.
►
Ontgrendel het stuurslot door gelijktijdig aan
het stuurwiel en de sleutel te draaien.
In bepaalde gevallen (bijvoorbeeld als de
wielen tegen een trottoirband zijn
gedraaid) moet er veel kracht worden gezet
bij het draaien van het stuurwiel.
►
Bij een auto met benzinemotor: activeer de
startmotor door de sleutel in stand 3
te houden
totdat de motor is aangeslagen. Geef hierbij
geen gas. Laat de sleutel los zodra de motor
start.
►
Bij een auto met dieselmotor draait u de
sleutel in stand 2
, contact inschakelen, om de
motor te laten voorgloeien.
► Wacht totdat dit waarschuwingslampje
op het instrumentenpaneel uit gaat en
draai dan de sleutel in stand 3 zonder het
gaspedaal in te drukken om de startmotor in te
schakelen totdat de motor start. Laat de sleutel
los zodra de motor start.
Onder winterse omstandigheden blijft het
waarschuwingslampje langer branden.
Als de motor warm is, gaat het
waarschuwingslampje niet branden.
Als de motor niet onmiddellijk start, zet dan het contact uit.
Wacht een paar seconden voordat u opnieuw
probeert te starten. Als de motor ook na een
aantal pogingen niet start, probeer dan niet
langer de motor te starten: de startmotor en
de motor kunnen dan beschadigd raken.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer
of een gekwalificeerde werkplaats.
Laat de motor bij gematigde
temperaturen niet stationair
warmdraaien, maar rijd meteen weg zonder
de motor veel toeren te laten maken.
Laat de motor nooit stationair draaien in
een slecht geventileerde, afgesloten
ruimte: verbrandingsmotoren stoten giftige
uitlaatgassen uit, zoals koolmonoxide. Kans
op vergiftiging met dodelijke afloop!
Laat de motor bij zeer winterse
omstandigheden (temperaturen lager dan -23
°C) gedurende 4 minuten stationair draaien
voordat u wegrijdt. Dit is belangrijk voor de
goede werking en de levensduur van de
mechanische onderdelen van uw auto, de
motor en de transmissie.
Afzetten met de sleutel
► Breng de auto tot stilstand.
► Draai de sleutel linksom in de stand 1 (Stop)
.
►
V
erwijder de sleutel uit het contactslot.
► Draai om het stuurslot te vergrendelen aan
het stuurwiel tot het blokkeert.
Zet de voorwielen in de rechtuitstand
alvorens de motor af te zetten. Dit
vergemakkelijkt het ontgrendelen van het
stuurslot.
► Controleer of de parkeerrem correct is
aangetrokken, met name als de auto op
een helling staat.
– Bij een handbediende parkeerrem moet de
hendel zijn aangetrokken.
– Bij een elektrische parkeerrem moet
het lampje van de hendel branden.
Zet nooit het contact af voordat de auto
volledig tot stilstand is gekomen.
Neem bij het verlaten van de auto de
sleutel mee en vergrendel de portieren.
Bij het afzetten van de motor is de
rembekrachtiging niet meer actief.
Hang geen zware voorwerpen aan de
sleutel of de afstandsbediening: dit kan
namelijk storingen met het contactslot
veroorzaken.
Sleutel vergeten
Als de sleutel onbedoeld in de stand 2
(Contact) van het contactslot blijft staan, zal