airbag Peugeot 308 SW BL 2009.5 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2009.5, Model line: 308 SW BL, Model: Peugeot 308 SW BL 2009.5Pages: 310, PDF Size: 24.21 MB
Page 7 of 310
28
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
Pictogrammen uitgeschakelde
functies
De volgende pictogrammen geven aan
dat de desbetreffende functie handma-
tig is uitgeschakeld.
Uitschakeling airbag aan
passagierszijde.
De airbag aan passagierszijde
is na het starten van de auto
automatisch ingeschakeld.
De airbag kan met een speciale scha-
kelaar die zich aan de passagierszijde
op het dashboard bevindt, worden uit-
geschakeld. Dit wordt aangegeven door
de permanente weergave van dit picto-
gram op het instrumentenpaneel of op
het pictogrammendisplay veiligheids-
gordels/airbag aan passagierszijde. Uitschakeling elektronisch
stabiliteitsprogramma
(ESP/ASR).
De systemen ESP en ASR wor-
den automatisch ingeschakeld als de
motor wordt gestart.
Met een speciale toets op het dash-
board kunnen deze systemen worden
uitgeschakeld. Dit wordt bevestigd door
dit controlelampje en het lampje van de
toets, die blijven branden.
Vanaf ongeveer 50 km/h wordt het sy-
steem automatisch weer ingeschakeld.
Gemeenschappelijke pictogrammen
uitgeschakelde functies S p e c i fi e k e p i c t o g r a m m e n
uitgeschakelde functies Automatische vergrendeling.
Dit pictogram wordt weergege-
ven wanneer u het tijdens het
rijden automatisch vergrende-
len van de portieren en de ach-
terklep hebt uitgeschakeld.
Automatische ruitenwissers.
Dit pictogram wordt weergege-
ven wanneer u de automatische
stand van de ruitenwissers vóór
hebt uitgeschakeld.
De overige pictogrammen verschijnen
op het grote display centraal in het in-
strumentenpaneel.
Snelheidsbegrenzer.
Dit pictogram wordt weer-
gegeven wanneer u de
snelheidsbegrenzer hebt
uitgeschakeld.
Snelheidsregelaar.
Dit pictogram wordt weer-
gegeven wanneer u de
snelheidsregelaar hebt uit-
geschakeld.
Automatische verlichting.
Dit pictogram wordt weerge-
geven wanneer u de automa-
tische stand van de verlichting
hebt uitgeschakeld.
Page 9 of 310
!
30
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN Zelfdiagnosesysteem motor.
Dit lampje gaat branden in het
geval van een storing in het
motormanagementsysteem.
Als het lampje knippert, wijst dit op een
storing in de emissieregeling.
Laag brandstofniveau.
Zodra dit lampje gaat bran-
den is er nog ongeveer 6 liter
brandstof in de tank aanwezig.
Ga zo snel mogelijk tanken om te voor-
komen dat u met een lege tank strandt.
Zolang er niet voldoende brandstof
wordt getankt, gaat dit lampje branden
zodra het contact wordt aangezet.
Inhoud van de brandstoftank: ongeveer
60 liter . Maximum temperatuur
koelvloeistof.
Dit lampje gaat branden in het
geval van een te hoge koel-
vloeistoftemperatuur. Zet de auto zo
snel mogelijk op een veilige plaats stil.
Airbags.
Dit lampje gaat branden in het
geval van een storing in één
van de airbags of de pyrotech-
nische gordelspanners.
Veiligheidsgordel niet
vastgemaakt/weer losgemaakt.
Dit lampje gaat branden als de be-
stuurder en/of voorpassagier zijn
veiligheidsgordel niet heeft vastgemaakt of
weer heeft losgemaakt. Volgens uitvoering
en/of land van bestemming is het mogelijk
dat voor de voorpassagier alleen het los-
maken van de gordel wordt gedetecteerd.
Dit lampje gaat ook branden als de veilig-
heidsgordels van één of meer achterpas-
sagiers zijn losgemaakt (uitsluitend bij de
zitplaatsen achter op de 2e zitrij van de
SW met glazen panoramadak).
W a t e r i n b r a n d s t o f fi l t e r * .
Dit lampje gaat branden indien
e r w a t e r i n h e t b r a n d s t o f fi l t e r
(diesel) zit.
Er bestaat kans op schade aan het in-
spuitsysteem bij dieselmotoren. Geopend portier.
Een portier, de achterklep of de
achterruit is nog geopend:
Laden van de accu.
Dit lampje gaat branden in het
geval van een storing in het
laadcircuit van de accu (gecor-
rodeerde of losgeraakte accupolen, dy-
namoriem slap of gebroken...). Motoroliedruk.
Dit lampje gaat branden in het
geval van een storing in het
smeersysteem van de motor.
Zet de auto zo snel mogelijk op een vei-
lige plaats stil.
S p e c i fi e k e w a a r s c h u w i n g s l a m p j e s
* Volgens land van bestemming.
Elektronisch
stabiliteitsprogramma
(ESP/ASR).
De systemen ESP en ASR wor-
den automatisch ingeschakeld als de
motor wordt gestart.
Als de systemen niet zijn uitgeschakeld
en dit verklikkerlampje en het lampje in
de schakelaar constant branden, wijst
dit op een storing in het systeem ESP
of ASR of de hill holder. - bij een snelheid lager dan 10 km/h
brandt dit lampje constant,
- bij een snelheid hoger dan 10 km/h brandt dit lampje constant, in
combinatie met een geluidssignaal.
Rijd nooit door tot de tank hele-
maal leeg is, hierdoor kunnen het
emissieregelsysteem en het injec-
tiesysteem beschadigd raken.
Page 11 of 310
!
32
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN Airbags.
Dit pictogram wordt weergege-
ven in het geval van een storing
in één van de airbags of de py-
rotechnische gordelspanners.
Remsysteem.
Dit pictogram wordt weergege-
ven in het geval van een storing
in het remsysteem:
- te laag remvloeistofniveau,
- storing elektronische remdrukregelaar (REF) (het
verklikkerlampje ABS brandt
in dat geval ook).
Zet de auto zo snel mogelijk op een vei-
lige plaats stil.
Controleer tijdens het rijden of de hand-
rem niet is aangetrokken. Antiblokkeersysteem (ABS).
Dit pictogram wordt weergege-
ven in het geval van een storing
in het antiblokkeersysteem.
De normale remwerking met rembe-
krachtiging blijft echter behouden.
Elektronisch
stabiliteitsprogramma (ESP/ASR).
De systemen ESP en ASR wor-
den automatisch ingeschakeld
als de motor wordt gestart.
Als de systemen niet zijn uitgeschakeld
en dit verklikkerlampje en het lampje in
de schakelaar constant branden, wijst
dit op een storing in het systeem ESP
of ASR of de hill holder.
Stuurbekrachtiging.
Dit pictogram wordt weergege-
ven in het geval van een storing
in de stuurbekrachtiging. Zet
de auto zo snel mogelijk op een veilige
plaats stil.
Geopend portier.
Een portier, de achterklep of de
achterruit is nog geopend:
Waarschuwing kans op
gladheid.
Dit pictogram waarschuwt u voor
weersomstandigheden waarbij
gladheid kan ontstaan (buiten-
temperaturen lager dan 3°C).
Rijd voorzichtig.
Handrem.
Dit pictogram wordt tijdens
het rijden weergegeven als de
handrem nog (iets) is aange-
trokken.
Elektronische startblokkering.
Dit pictogram wordt weergege-
ven in het geval van een storing
in de elektronische startblokke-
ring of wanneer de batterij van de af-
standsbediening leeg is. Laag brandstofniveau.
Zodra dit lampje gaat bran-
den is er nog ongeveer
6 liter
brandstof in de tank aanwezig.
Ga zo snel mogelijk tanken om te voor-
komen dat de auto stil valt.
Zolang er niet voldoende brandstof
wordt getankt, gaat dit lampje branden
zodra het contact wordt aangezet.
De inhoud van de brandstoftank be-
draagt ongeveer 60 liter.
Ruitensproeiervloeistofniveau.
Dit pictogram wordt weergegeven
als bij het bedienen van de ruiten-
wisserschakelaar het niveau van
de ruitensproeiervloeistof te laag is.
Vul het reservoir van de ruiten- en kop-
lampsproeiers bij de eerstvolgende ge-
legenheid bij. -
bij een snelheid lager dan 10 km/h wordt
dit pictogram oranje weergegeven,
-
bij een snelheid hoger dan 10 km/h
wordt dit pictogram rood weergegeven.
Rijd nooit door tot de tank hele-
maal leeg is, hierdoor kunnen het
emissieregelsysteem en het injec-
tiesysteem beschadigd raken.
Page 112 of 310
i
118
VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN VOOR KINDEREN
PEUGEOT beveelt u aan kinderen
op de achterzitplaatsen van uw
auto te vervoeren:
- met de rug in de rijrichting tot
2 jaar,
- met het gezicht in de rijrich-
ting vanaf 2 jaar.
ALGEMENE INFORMATIE MET BETREKKING TOT KINDERZITJES
KINDERZITJE OP DE PASSAGIERSSTOEL VOOR
"Met het gezicht in de rijrichting"
Wanneer een kinderzitje voor het vervoe-
ren met het gezicht in de rijrichting op de
passagiersstoel voor wordt geplaatst,
moet de stoel van de auto in de middel-
ste stand van de voor-/achterwaartse
verstelling worden gezet met de rugleu-
ning rechtop en mag de airbag aan pas-
sagierszijde niet worden uitgeschakeld.
"Met de rug in de rijrichting"
Wanneer een kinderzitje voor het ver-
voeren met de rug in de rijrichting
op de
passagiersstoel voor wordt geplaatst,
moet de airbag aan passagierszijde zijn
uitgeschakeld. Anders kan het kind bij
het afgaan van de airbag levensge-
vaarlijk gewond raken .
* De regels voor het vervoeren van kinderen zijn per land verschillend.
Raadpleeg hiervoor de wetgeving in
uw land.
Hoewel PEUGEOT bij het ontwerp van
uw auto veel aandacht heeft besteed
aan veiligheidsvoorzieningen voor uw
kinderen, is hun veiligheid natuurlijk ook
afhankelijk van uzelf.
Volg voor een optimale veiligheid de
volgende adviezen op:
- conform de Europese wetge-
ving dienen kinderen jonger dan
12 jaar of kleiner dan 1,50 m in ge-
homologeerde, aan het lichaams-
gewicht aangepaste kinderzit-
jes op met veiligheidsgordels of
ISOFIX-bevestigingen uitgeruste
plaatsen te worden vervoerd * ,
- de veiligste plaats voor het
vervoeren van een kind is volgens
de statistieken een plaats op de
achterbank van uw auto,
- kinderen tot 9 kg moeten zowel
voor- als achterin met de rug in
de rijrichting worden vervoerd.
Middelste stand
Page 113 of 310
119
VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN VOOR KINDEREN
Groep 0: vanaf de geboorte tot 10 kg
Groep 0+: vanaf de geboorte tot 13 kg
Groep 1, 2 en 3: van 9 tot 36 kg
L1
"RÖMER
Baby-Safe Plus"
Wordt met de rug in de rijrichting geplaatst.
L2
"KIDDY Life"
Omwille van de veiligheid van
jonge kinderen
(van 9 tot 18 kg) is
het gebruik van de gordelbeschermer verplicht.
Groep 2 en 3: van 15 tot 36 kg
L3
"RECARO Start"
L4
"KLIPPAN Optima"
Vanaf 6 jaar
(ongeveer 22 kg): gebruik alleen de zitverhoging.
L5
"RÖMER KIDFIX"
Kan aan de ISOFIX-verankeringen van de auto worden bevestigd.
Het kind wordt beschermd door de autogordel.
Airbag aan passagierszijde OFF
DOOR PEUGEOT AANBEVOLEN KINDERZITJES
PEUGEOT levert een complete reeks kinderzitjes met artikelnummer die me
t een
driepunts veiligheidsgordel kunnen worden vastgemaakt:
Page 114 of 310
119
VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN VOOR KINDEREN
Groep 0: vanaf de geboorte tot 10 kg
Groep 0+: vanaf de geboorte tot 13 kg
Groep 1, 2 en 3: van 9 tot 36 kg
L1
"RÖMER
Baby-Safe Plus"
Wordt met de rug in de rijrichting geplaatst.
L2
"KIDDY Life"
Omwille van de veiligheid van
jonge kinderen
(van 9 tot 18 kg) is
het gebruik van de gordelbeschermer verplicht.
Groep 2 en 3: van 15 tot 36 kg
L3
"RECARO Start"
L4
"KLIPPAN Optima"
Vanaf 6 jaar
(ongeveer 22 kg): gebruik alleen de zitverhoging.
L5
"RÖMER KIDFIX"
Kan aan de ISOFIX-verankeringen van de auto worden bevestigd.
Het kind wordt beschermd door de autogordel.
Airbag aan passagierszijde OFF
DOOR PEUGEOT AANBEVOLEN KINDERZITJES
PEUGEOT levert een complete reeks kinderzitjes met artikelnummer die me
t een
driepunts veiligheidsgordel kunnen worden vastgemaakt:
Page 117 of 310
!
122
VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN VOOR KINDEREN
Plaatsen van een stoelverhoger
Het bovenste gedeelte van de veilig-
heidsgordel moet over de schouder van
het kind liggen zonder de hals te raken.
Controleer of de heupgordel goed
over de bovenbenen van het kind ligt.
PEUGEOT beveelt aan een stoelver-
hoger met rugleuning te gebruiken
voorzien van een gordelgeleider ter
hoogte van de schouder.
Laat uit veiligheidsoverwegingen:
- geen kinderen zonder toezicht achter in een auto,
- nooit een kind of een dier in een auto achter wanneer alle ruiten gesloten
zijn en de auto in de zon staat,
- de sleutels nooit binnen bereik van de kinderen achter in de auto.
Gebruik de kindersloten om te voorko-
men dat de portieren en de portierruiten
achter per ongeluk geopend worden.
Zorg er voor dat de portierruiten ach-
t e r n i e t v e r d e r d a n v o o r 1 / 3 d e e l g e -
opend worden.
Plaats zonneschermen om uw jonge
kinderen tegen de zon te beschermen.
De onjuiste bevestiging van een kin-
derzitje brengt de veiligheid van het
kind in gevaar bij een aanrijding.
Zorg ervoor dat de veiligheidsgordels
of het tuigje van het kinderzitje, zelfs
bij korte ritten, worden vastgemaakt
waarbij de speling ten opzichte van
het lichaam van het kind zoveel mo-
gelijk moet worden beperkt.
Zorg er, bij het bevestigen van het kin-
derzitje met de veiligheidsgordel, voor
dat de veiligheidsgordel correct tegen
het kinderzitje is gespannen en dat
de gordel het kinderzitje stevig op zijn
plaats houdt.
Zorg er voor een optimale bevestiging
van het kinderzitje "met het gezicht in
de rijrichting" voor dat de rugleuning
van het zitje tegen de rugleuning van
de stoel van de auto aandrukt en dat de
hoofdsteun geen belemmering vormt.
Als de hoofdsteun verwijderd moet
worden, berg deze dan zorgvuldig
op om te voorkomen dat de hoofd-
steun door de auto vliegt bij krachtig
afremmen.
Kinderen jonger dan 10 jaar mogen
niet met het gezicht in de rijrichting op
de passagiersstoel voor worden ver-
voerd, behalve als de achterzitplaat-
sen al bezet zijn door andere kinderen
of als de achterbank niet bruikbaar,
neergeklapt of verwijderd is.
Schakel de airbag aan passagierszij-
de uit zodra een kinderzitje met de rug
in de rijrichting op de voorstoel wordt
geplaatst.
Het kind kan anders bij het afgaan
van de airbag levensgevaarlijk ge-
wond raken.