PEUGEOT 5008 2020 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2020, Model line: 5008, Model: PEUGEOT 5008 2020Pages: 308, PDF Size: 10.12 MB
Page 81 of 308

79
Ergonomie en comfort
3Verwijderen van de bagageafdekking:
► maak de twee koorden los.
►
T
il het beweegbare gedeelte een beetje op
en maak het aan beide zijden los.
►
Maak het vaste gedeelte aan beide zijden los
en verwijder vervolgens de bagageafdekking.
De bagageafdekking kan onder de vloerplaat
van de bagageruimte worden opgeborgen.
Bij een noodstop of een aanrijding
kunnen voorwerpen op de
bagageafdekking in gevaarlijke projectielen
veranderen.
Bagageafdekking
In de configuratie met 5 zitplaatsen is het scherm
achter de tweede zitrij bevestigd; de stoelen van
de derde zitrij zijn dan weggeklapt.
In de configuratie met 7 zitplaatsen is het scherm
achter de derde zitrij opgeborgen.
Bij een noodstop of aanrijding kunnen
voorwerpen op de bagageafdekking in
gevaarlijke projectielen veranderen.
Plaatsen
► Breng het linker en rechter uiteinde van het
oprolmechanisme van het bagageafdekscherm
in de uitsparingen A
aan, met de flap naar voren
gericht.
►
Rol het afdekscherm af tot aan de stijlen van
de achterklep.
►
Breng de geleiders van het afdekscherm in
de rails op de stijlen B
aan.
Verwijderen
► Haal de geleiders van het scherm uit de rails
op de stijlen B
.
►
Geleid het scherm tijdens het oprollen.
►
Ontgrendel het scherm door een van
de handgrepen aan de uiteinden van het
oprolmechanisme in te drukken.
Opbergen achter de stoelen van de
3e zitrij
Page 82 of 308

80
Ergonomie en comfort
► Bevestig de riemen van het net aan
de onderste ankerpunten, direct onder de
bevestigingen van de zitting van de achterbank.
► Span het net met behulp van de riemen.
Als het net is geplaatst, kunnen de
rugleuningen van de achterbank
probleemloos worden opgeklapt.
Achter de achterbank
► Verwijder de bagageafdekking.
► Verwijder de afdekkingen aan elke zijde,
boven in het dak.
► Plaats de bovenste haken van het net in de
hemelbekleding.
► Bevestig de riemen van het net aan de
onderste ringen op elk zijpaneel van de
bagageruimte.
► Span het net met behulp van de riemen.
► Controleer of derde zitrij is weggeklapt.
► V ouw de twee eerste harmonicapanelen op.
►
Kantel het scherm enigszins om het in de
ruimte boven de armsteunen te plaatsen, de ene
zijde voor de andere zijde.
►
Schuif het scherm tot in de uitsparingen aan
de achterzijde van de bagageruimte, met de
twee scharnierende delen omlaag gericht.
►
Klap de stoelen van de derde zitrij uit.
De opgevouwen harmonicapanelen kunnen
in horizontale of verticale positie worden
aangebracht.
Om de derde zitrij in te klappen met de
rol opgeborgen aan de achterkant, is het
noodzakelijk om de harmonicapanelen
omhoog te zetten om toegang te krijgen tot de
stoelontgrendeling (rode riemen).
Bagagenet voor hoge
belading
Met dit verwijderbare net kan het volledige
laadvolume tot aan het dak worden gebruikt:
–
achter de voorstoelen (1e zitrij) wanneer de
achterbank is neergeklapt.
–
achter de achterbank (2e zitrij) wanneer de
bagageafdekking is verwijderd.
Het beschermt de inzittenden bij
plotseling remmen.
Achter de voorstoelen
(Afhankelijk van de uitvoering)
► Klap de achterbank neer.
► V erwijder de afdekkingen aan elke zijde,
boven in het dak.
►
Plaats de bovenste haken van het net in de
hemelbekleding.
Page 83 of 308

81
Ergonomie en comfort
3► Bevestig de riemen van het net aan
de onderste ankerpunten, direct onder de
bevestigingen van de zitting van de achterbank.
►
Span het net met behulp van de riemen.
Als het net is geplaatst, kunnen de rugleuningen van de achterbank
probleemloos worden opgeklapt.
Achter de achterbank
► Verwijder de bagageafdekking.
► V erwijder de afdekkingen aan elke zijde,
boven in het dak.
►
Plaats de bovenste haken van het net in de
hemelbekleding.
►
Bevestig de riemen van het net aan de
onderste ringen op elk zijpaneel van de
bagageruimte.
►
Span het net met behulp van de riemen.
Achter de voorstoelen
► Klap de achterbank neer .
► Steek de uiteinden van de stang, een voor
een, in de bevestigingspunten in het dak.
►
V
erwijder de kapjes van de
bevestigingspunten van de bovenste
bevestiging.
►
Bevestig de riemen van het net aan de
onderste ankerpunten, in de behuizing van de
bevestigingen van de bovenste bevestiging.
►
Span het net met behulp van de riemen.
Achter de achterbank
► Verwijder de bagageafdekking.
► Steek de uiteinden van de stang, een voor
een, in de bevestigingspunten in het dak.
►
Bevestig de riemen van het net aan de
onderste ringen op elk zijpaneel van de
bagageruimte.
►
Span het net met behulp van de riemen.
Vloer bagageruimte, twee
posities
De vloerplaat kan met behulp van de steunen
aan de zijkant in twee standen worden gezet,
waarmee u de bagageruimte naar wens kunt
indelen:
Page 84 of 308

82
Ergonomie en comfort
– Hoogste stand (maximaal 100 kg): met de
achterbank neergeklapt ontstaat zo een vlakke
laadvloer tot aan de voorstoelen.
–
Laagste stand ( maximaal 150
kg): maximale
inhoud van de bagageruimte.
Bij bepaalde uitvoeringen kan de
verplaatsbare vloerplaat niet in de
laagste stand worden gezet.
Hoogteverstelling:
►
T
rek de vloerplaat met behulp van de
middelste handgreep omhoog en naar u toe en
gebruik vervolgens de steunen aan de zijkant om
de vloerplaat te verplaatsen.
►
Duw de vloerplaat zo ver mogelijk naar voren
om deze in de gewenste stand te zetten.
Vastzetten in de opgetilde stand:
► T il de vloerplaat vanuit de hoge stand op tot
de bagageafdekking.
►
Haal de vloerplaat langs de uittrekbare
steunen en laat de vloerplaat hierop rusten.
Opbergbak
► Til de vloerplaat van de bagageruimte
helemaal op voor toegang tot de opbergbak.
Afhankelijk van de uitvoering bevat de
opbergbak:
– Een bandenreparatieset met
gereedschapsset.
–
Een reservewiel met gereedschapsset.
–
De laadkabel voor de tractiebatterij (hybride).
De bagageafdekking kan ook in de bak worden
opgeborgen.
12 V-accessoireaansluiting
► Til, wanneer u een 12 V-accessoire
(maximaal vermogen: 120 W) wilt aansluiten, het
kapje op en sluit een geschikte adapter aan.
►
Zet het contact aan.
Het aansluiten van elektrische
apparatuur die niet door PEUGEOT is
goedgekeurd, zoals een lader met USB-
aansluitingen, kan leiden tot storingen in de
werking van de elektrische systemen van de
auto, zoals een slechte radio-ontvangst of
storingen in de weergave van de displays.
Verlichting bagageruimte
De verlichting gaat automatisch branden
zodra de achterklep wordt geopend en gaat
automatisch uit zodra deze wordt gesloten.
De tijd dat de bagageruimteverlichting brandt,
hangt af van de situatie:
–
Bij afgezet contact: ongeveer 10 minuten.
–
In de eco-modus: ongeveer 30 seconden.
–
Bij draaiende motor: onbeperkt.
Page 85 of 308

83
Verlichting en zicht
4Lichtschakelaar
Hoofdverlichting
Lichten uit (contact uitgeschakeld) /
Dagrijverlichting (draaiende motor)
Automatische verlichting/dagrijverlichting
Alleen parkeerlicht
Dimlicht of groot licht
"Highway-functie"
Bij de uitvoeringen voorzien van
koplampen met Full LED-technologie
wordt het bereik van de lichtbundel van
de dimlichten automatisch vergroot bij een
rijsnelheid van 110
km/u en hoger.
Overschakelen van dim- naar
grootlicht
► Trek de hendel naar u toe om over te
schakelen van dim- naar grootlicht en terug.
Displays
Een controlelampje op het instrumentenpaneel
geeft aan dat de geselecteerde verlichting is
ingeschakeld.
Wanneer een lamp defect is, dan gaat dit
lampje permanent branden, wordt er een
melding weergegeven en klinkt er een
geluidssignaal.
Mistlampen achter
Deze functie werkt alleen als het dimlicht
of het grootlicht is ingeschakeld.
► Draai de ring naar voren om de
mistachterlampen in te schakelen en naar
achteren om ze uit te schakelen. W
anneer de verlichting automatisch wordt
uitgeschakeld (uitvoering met automatische
verlichting), blijven de mistlampen en het dimlicht
branden.
Mistlampen voor en achter
Deze verlichting werkt als het
parkeerlicht, dimlicht of grootlicht is
ingeschakeld.
► Draai de ring naar voren:
• eenmaal om de mistlampen vóór in te
schakelen,
•
tweemaal om de mistachterlichten in te
schakelen.
►
Draai de ring naar achteren:
•
eenmaal om de mistachterlichten uit te
schakelen,
•
tweemaal om de mistlampen vóór uit te
schakelen.
Als de verlichting automatisch wordt
uitgeschakeld (uitvoering met stand
AUTO) of
als het dimlicht handmatig wordt uitgeschakeld,
blijven de mistverlichting en de parkeerlichten
branden.
►
Draai de ring naar achteren om de
mistlampen uit te schakelen; de parkeerlichten
worden dan ook uitgeschakeld.
Page 86 of 308

84
Verlichting en zicht
Parkeerlichten
De zijkant van de auto wordt gemarkeerd door
het inschakelen van de parkeerlichten aan de
kant van het verkeer.
► Afhankelijk van de uitvoering: zet de
lichtschakelaar binnen één minuut na het
afzetten van het contact omhoog of omlaag om
de parkeerlichten aan de kant van het verkeer
in te schakelen (voorbeeld: rechts van de
weg parkeren: lichtschakelaar omlaag duwen;
parkeerlichten links gaan branden).
Als de verlichting is ingeschakeld, hoort u een
geluidssignaal en gaat het controlelampje
van de betreffende richtingaanwijzer op het
instrumentenpaneel branden.
► Zet de lichtschakelaar in de middelste stand
om de parkeerlichten uit te schakelen.
Het inschakelen van de mistverlichting is
verboden bij helder weer of regen, zowel
overdag als 's nachts. Ze zijn onder deze
omstandigheden namelijk verblindend voor
medeweggebruikers. De mistverlichting mag
alleen worden ingeschakeld bij mist of
sneeuwval (de regels kunnen per land
verschillen).
Vergeet niet de mistverlichting uit te
schakelen zodra deze niet meer nodig is.
De verlichting uitschakelen na het
afzetten van het contact
Als het contact wordt afzet, worden alle
lichten automatisch uitgeschakeld, behalve
het dimlicht als de automatische "follow me
home"-verlichting is geactiveerd.
Inschakelen van de verlichting na het
afzetten van het contact
Als het bestuurdersportier wordt geopend,
klinkt er tijdelijk een geluidssignaal om de
bestuurder te waarschuwen dat de verlichting
nog brandt.
Onder bepaalde weersomstandigheden
(zoals een lage temperatuur of vocht)
kan er een laagje condens aan de binnenzijde
van de koplampen en de achterlichten
ontstaan; dit verdwijnt als de lampen enkele
minuten branden.
Kijk nooit van dichtbij in de lichtbundel
van de Full LED-koplampen. U kunt
daarbij ernstig oogletsel oplopen!
Reizen naar het buitenland
Auto's met halogeenkoplampen
Wanneer u uw auto gaat gebruiken in een
land waarin het verkeer aan de andere kant
van de weg rijdt, moet de afstelling van de
dimlichten worden gewijzigd om te voorkomen
dat tegemoetkomend verkeer wordt verblind.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer
of een gekwalificeerde werkplaats.
Dagrijverlichting /
Parkeerlichten
Deze ledlampen aan de voor- en achterzijde van
de auto gaan automatisch branden wanneer de
motor wordt gestart.
Ze hebben de volgende functies:
–
Dagrijverlichting (lichtschakelaar in stand " 0
"
of "AUTO" bij voldoende omgevingslicht).
–
Parkeerlicht (lichtschakelaar in stand
"
AUTO" bij weinig omgevingslicht of in stand
"Parkeerlicht" of "Dim-/groot licht").
Richtingaanwijzers
► Links of rechts: beweeg de hendel omlaag of
omhoog, voorbij het zware punt.
Wanneer de richtingaanwijzers na meer
dan 20 seconden nog niet zijn
uitgeschakeld, neemt het knippergeluid bij
een snelheid van meer dan 80 km/h
automatisch toe.
Drie keer knipperen
► Beweeg de hendel kort omhoog of omlaag,
zonder deze door de weerstand te drukken. De
desbetreffende richtingaanwijzers zullen drie
keer knipperen.
De ledrichtingaanwijzers geven dynamisch ligt.
De dagrijverlichting is minder fel als deze als
richtingaanwijzers wordt gebruikt.
Page 87 of 308

85
Verlichting en zicht
4Parkeerlichten
De zijkant van de auto wordt gemarkeerd door
het inschakelen van de parkeerlichten aan de
kant van het verkeer.
►
Afhankelijk van de uitvoering: zet de
lichtschakelaar binnen één minuut na het
afzetten van het contact omhoog of omlaag om
de parkeerlichten aan de kant van het verkeer
in te schakelen (voorbeeld: rechts van de
weg parkeren: lichtschakelaar omlaag duwen;
parkeerlichten links gaan branden).
Als de verlichting is ingeschakeld, hoort u een
geluidssignaal en gaat het controlelampje
van de betreffende richtingaanwijzer op het
instrumentenpaneel branden.
►
Zet de lichtschakelaar in de middelste stand
om de parkeerlichten uit te schakelen.
Hoogteverstelling van de
koplampen
Handmatige verstelling van
de halogeenkoplampen
Stel de koplampen af op basis van de lading van
uw auto om verblinding van medeweggebruikers
te voorkomen.
0 (Basisinstelling) Alleen bestuurder of bestuurder +
voorpassagier
1 5 personen
2 Niet gebruikt
3 5 personen + lading in de bagageruimte
4 Niet gebruikt
5 Alleen bestuurder + lading in de bagageruimte
6 Niet gebruikt
0 (Basisinstelling)
Alleen bestuurder of bestuurder +
voorpassagier
1 Alleen bestuurder of bestuurder +
voorpassagier + 3e zitrij
2 7 personen
3 7 personen + lading in de bagageruimte
4 Niet gebruikt
5 Alleen bestuurder + lading in de bagageruimte
6 Niet gebruikt
Automatische verstelling
van de koplampen met Full
LED-technologie
Dit systeem past automatisch de hoogte van de
koplampen aan de lading van de auto aan.
Bij een storing gaat dit
waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel branden, in combinatie met
een melding en een geluidssignaal.
Het systeem zet in dat geval de koplampen in de
laagste stand.
Laat het systeem controleren door een
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Raak koplampen met Full LED-
technologie niet aan - gevaar van
elektrocutie!
Page 88 of 308

86
Verlichting en zicht
Als de schakelaar van de plafonnier vóór in deze stand staat, wordt de
instapverlichting automatisch ingeschakeld:
– als de auto wordt ontgrendeld.
– als een van de portieren wordt geopend.
– als er een verzoek van de afstandsbediening
wordt ontvangen voor het lokaliseren van de
auto.
Ongeacht de stand van de schakelaar van de
plafonnier vóór wordt de instapverlichting in de
buitenspiegels ook ingeschakeld in combinatie
met de instapverlichting en de follow me
home-verlichting.
De verlichting dooft na 30 seconden
automatisch.
Grootlichtassistent
Als de ring in de stand " AUTO” staat,
schakelt dit systeem automatisch tussen
dimlicht en grootlicht op basis van de licht- en
verkeersomstandigheden, met behulp van een
camera aan de bovenkant van de voorruit.
Automatisch inschakelen van de verlichting
Wanneer de ring in de stand " AUTO" staat en
de regen-/lichtsensor weinig omgevingslicht
detecteert, worden de kentekenplaatverlichting,
de parkeerlichten en het dimlicht automatisch
ingeschakeld. De verlichting kan ook, in geval
van neerslag, gelijktijdig met het automatisch
inschakelen van de ruitenwissers vóór worden
ingeschakeld.
De verlichting wordt uitgeschakeld als de
lichtsterkte van de omgeving weer voldoende is
of nadat het wissen is gestopt.
Storing
Bij een storing in de regen-/lichtsensor
gaat de verlichting branden en gaat dit
lampje branden op het instrumentenpaneel in
combinatie met een geluidssignaal en/of een
melding.
Neem contact op met het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
Dek de regen-/lichtsensor, die zich in het
midden aan de bovenzijde van de
voorruit achter de binnenspiegel bevindt, niet
af. De aan de sensor gekoppelde functies
worden dan niet meer aangestuurd.
Bij mist of sneeuw kan de regen-/
lichtsensor ten onrechte voldoende licht
waarnemen. De verlichting wordt dan niet
automatisch ingeschakeld.
Follow me home- en
instapverlichting
Follow me home-verlichting
Automatisch
Met de ring in de stand " AUTO" en bij weinig
licht gaat het dimlicht automatisch branden als
het contact wordt afgezet.
U kunt deze functie in- en
uitschakelen en de duur van de
"follow me home-verlichting" instellen in het
configuratiemenu van de auto.
Handmatig
► Trek bij afgezet contact de lichtschakelaar
naar u toe (lichtsignaal) om de functie in en uit te
schakelen. De handbediende follow me home-verlichting
wordt na een bepaalde tijd automatisch
uitgeschakeld.
Bij uitvoeringen zonder "Automatische
verlichting" wordt de handbediende "follow me
home"-verlichting na 30 seconden automatisch
uitgeschakeld.
Bij uitvoeringen met "Automatische verlichting" is
de duur van de handbediende "follow me home"-
verlichting gelijk aan de ingestelde duur van de
automatische "follow me home"-verlichting.
Instapverlichting
Als de auto wordt ontgrendeld bij een geringe
lichtsterkte en de functies Automatisch
inschakelen van de koplampen is geactiveerd,
schakelt dit systeem automatisch het volgende
in:
–
Buiten: parkeerlichten, dimlichten en
instapverlichting buitenspiegels.
–
Binnen: plafonniers en verlichting beenruimte.
Het in- en uitschakelen en instellen
van de duur van het branden van
de instapverlichting kunnen worden ingesteld via
het configuratiemenu van de auto.
Instapverlichting
buitenspiegels
Deze lampen verlichten de grond bij de
voorportieren zodat u gemakkelijker kunt
instappen.
Page 89 of 308

87
Verlichting en zicht
4Als de schakelaar van de plafonnier vóór in deze stand staat, wordt de
instapverlichting automatisch ingeschakeld:
–
als de auto wordt ontgrendeld.
–
als een van de portieren wordt geopend.
–
als er een verzoek van de afstandsbediening
wordt ontvangen voor het lokaliseren van de
auto.
Ongeacht de stand van de schakelaar van de
plafonnier vóór wordt de instapverlichting in de
buitenspiegels ook ingeschakeld in combinatie
met de instapverlichting en de follow me
home-verlichting.
De verlichting dooft na 30 seconden
automatisch.
Grootlichtassistent
Als de ring in de stand " AUTO” staat,
schakelt dit systeem automatisch tussen
dimlicht en grootlicht op basis van de licht- en
verkeersomstandigheden, met behulp van een
camera aan de bovenkant van de voorruit.
Dit systeem is een hulpsysteem bij het
rijden.
De bestuurder blijft zelf verantwoordelijk
voor de verlichting van zijn auto, voor de
aanpassing van de verlichting aan de
lichtsterkte van de omgeving, het zicht en
het verkeer, en voor het naleven van de
verkeersregels.
Het systeem wordt actief bij een
rijsnelheid hoger dan 25 km/h.
Als de snelheid lager dan 15 km/h wordt,
werkt deze functie niet meer.
Inschakelen/uitschakelen
Deze functie wordt ingesteld in het menu
Rijverlichting/Auto op het touchscreen.
De status van de functie blijft nadat het contact is
afgezet opgeslagen in het geheugen.
Werking
Als de omgeving voldoende is verlicht en/of als
de verkeerssituatie het gebruik van het grootlicht
niet toelaat:
– De dimlichten blijven b randen.
Deze lampjes gaan op het
instrumentenpaneel branden.
In een zeer donkere omgeving en als de
verkeerssituatie het toelaat:
– Het grootlicht gaat auto matisch
branden. Deze lampjes gaan op
het instrumentenpaneel branden.
De functie wordt uitgeschakeld als de
mistverlichting wordt ingeschakeld of als het
systeem dichte mist detecteert.
De functie wordt automatisch en direct weer
ingeschakeld als de mistverlichting wordt
uitgeschakeld of de auto niet meer in dichte mist
rijdt.
Dit lampje gaat uit als de functie wordt
uitgeschakeld.
Werking onderbreken
De bestuurder kan indien nodig op elk moment
zelf de verlichting omschakelen.
►
Door het geven van een "lichtsignaal" wordt
de werking van de functie onderbroken: •
als de verklikkerlampjes "AUT
O" en
"Dimlicht" branden, zal het systeem
overschakelen op het grootlicht,
Page 90 of 308

88
Verlichting en zicht
Schakel de ruitenwissers niet in als de
voorruit droog is. Controleer voordat u bij
extreem koud of warm weer de ruitenwissers
inschakelt of de ruitenwisserbladen niet
vastzitten aan de voorruit.
Zonder automatische
ruitenwissers
Met automatische
ruitenwissers
Ruitenwissers vóór
► De wissnelheid selecteren: zet de hendel
omhoog of omlaag in de gewenste stand.
• als de verklikkerlampjes "AUT O" en
"Grootlicht" branden, zal het systeem
overschakelen op het dimlicht.
Geef nogmaals een lichtsignaal om de functie
weer te activeren.
In de volgende gevallen kan het systeem
tijdelijk worden uitgeschakeld of niet
goed werken:
–
Bij zeer slecht zicht (bijvoorbeeld bij
sneeuw of zware regen).
–
Als de voorruit voor de camera vuil of
beslagen is, of wordt afgedekt (bijvoorbeeld
door een sticker).
–
Als de verlichting van uw auto wordt
weerkaatst door spiegelende of reflecterende
panelen (bijvoorbeeld verkeersborden).
Het systeem schakelt de functie tijdelijk uit als
het dichte mist detecteert.
Het systeem detecteert geen:
–
W
eggebruikers die geen verlichting voeren,
zoals voetgangers.
–
V
oertuigen waarvan de verlichting wordt
afgeschermd (bijvoorbeeld door een vangrail
op de snelweg).
–
V
oertuigen die zich aan de top of de voet
van een steile helling, in een bocht of op een
zijweg bevinden.
Reinig de voorruit, met name het
gedeelte vóór de camera, regelmatig.
De binnenkant van de voorruit kan ook
beslaan ter hoogte van de camera. Bij
vochtige en koude weersomstandigheden
moet u de voorruit regelmatig ontwasemen.
Laat geen sneeuw op de motorkap of het dak
liggen, omdat de detectiecamera daardoor
kan worden afgedekt.
Statische bochtverlichting
(Alleen bij uitvoeringen met Full LED-koplampen)
Dit systeem zorgt ervoor dat de mistlamp
vóór tijdens het rijden met dim- of groot licht
wordt ingeschakeld om de binnenkant van
de bocht extra te verlichten bij snelheden tot
40
km/h (handig in de stad, op bochtige wegen,
kruispunten, parkeergarages enz).
Zonder/met statische bochtverlichting
Inschakelen/uitschakelen
Deze functie wordt ingesteld in het menu
Rijverlichting/Auto op het touchscreen.
Inschakelen / uitschakelen
Het systeem wordt ingeschakeld:
–
bij het inschakelen van een richtingaanwijzer
of
–
als het stuurwiel ver genoeg wordt verdraaid.
Het systeem wordt uitgeschakeld:
–
bij een geringe stuuruitslag.
–
bij snelheden boven 40
km/u.
–
als de achteruit is ingeschakeld.
Ruitenwisserschakelaar
Verwijder onder winterse
omstandigheden sneeuw, ijs of rijp van
de voorruit, van het gebied rondom de
ruitenwisserarmen en -bladen en van de
voorruitrand alvorens de ruitenwissers in te
schakelen.