Peugeot 508 2014 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2014, Model line: 508, Model: Peugeot 508 2014Pages: 352, PDF Size: 13.66 MB
Page 161 of 352

6
159
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
De onjuiste bevestiging van een kinderzitje brengt de veiligheid van het kind in gevaar bij een aanrijding. Zorg ervoor dat de veiligheidsgordels of het tuigje van het kinderzitje, zelfs bij korte ritten, worden vastgemaakt waarbij de speling ten opzichte van het lichaam van het kind zoveel mogelijk moet worden beperkt. Zorg er bij het bevestigen van het kinderzitje met de veiligheidsgordel voor dat de veiligheidsgordel correct tegen het kinderzitje is gespannen en dat de gordel het kinderzitje stevig op zijn plaats houdt. Schuif de passagiersstoel, wanneer deze versteld kan worden, indien nodig naar voren. Zorg er voor een optimale bevestiging van het kinderzitje "met het gezicht in de rijrichting" voor dat de rugleuning van het zitje tegen de rugleuning van de stoel van
de auto aandrukt en dat de hoofdsteun geen belemmering vormt. Als de hoofdsteun verwijderd moet worden, berg deze dan zorgvuldig op om te voorkomen dat de hoofdsteun door de auto vliegt bij krachtig afremmen.
Adviezen voor kinderzitjes
Laat uit veiligheidsoverwegingen: - geen kinderen zonder toezicht achter in een auto, - nooit een kind of een dier in een auto achter wanneer alle ruiten gesloten zijn en de auto in de zon staat, - de sleutels nooit binnen bereik van de kinderen achter in de auto. Gebruik de kindersloten om te voorkomen dat de portieren en de portierruiten achter per ongeluk geopend worden. Zorg er voor dat de portierruiten achter niet verder dan voor 1/3 deel geopend worden. Plaats zonneschermen om uw jonge kinderen tegen de zon te beschermen.
Kinderen jonger dan 10 jaar mogen niet met het gezicht in de rijrichting op de passagiersstoel voor worden vervoerd, behalve als de achterzitplaatsen al bezet zijn door andere kinderen of als de achterbank niet bruikbaar, neergeklapt of ver wijderd is. Schakel de airbag aan passagierszijde uit zodra een kinderzitje met de rug in de rijrichting op de voorstoel wordt geplaatst. Het kind kan anders bij het afgaan van de airbag levensgevaarlijk gewond raken.
Plaatsen van een stoelverhoger
Het bovenste gedeelte van de veiligheidsgordel moet over de schouder van het kind liggen zonder de hals te raken. Controleer of de heupgordel goed over de bovenbenen van het kind ligt. PEUGEOT beveelt aan een stoelverhoger met rugleuning te gebruiken voorzien van een gordelgeleider ter hoogte van de schouder.
Page 162 of 352

160
!
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
Uw auto voldoet aan de nieuwste ISOFIX-normen . De hieronder aangegeven zitplaatsen zijn uitgerust met de voorgeschreven ISOFIX-bevestigingen:
ISOFIX-bevestigingen
Elke zitplaats is voorzien van drie bevestigingsringen: - Twee bevestigingsringen A , die zich tussen de rugleuning en de zitting van de zitplaats bevinden, aangegeven met een etiket.
De ISOFIX-bevestigingen zorgen voor een veilige, degelijke en snelle montage van het kinderzitje in uw auto. De ISOFIX-kinderzitjes beschikken over twee sloten die eenvoudig aan de twee bevestigingsringen Abevestigingsringen Abevestigingsringen kunnen worden verankerd. A kunnen worden verankerd. A Sommige kinderzitjes zijn bovendien voorzien van een bovenste bevestigingsriem die kan worden vastgemaakt aan de bevestigingsring B .
Berline
SW
Bij een onjuist geplaatst kinderzitje kan het kind bij een aanrijding ernstig letsel oplopen.
Raadpleeg het overzicht voor de bevestiging van ISOFIX-kinderzitjes in uw auto, waarin staat vermeld welke kinderzitjes voor uw auto zijn gehomologeerd.
- Eén bevestigingsring B achter de stoel, TOP TETHER genoemd, voor de bevestiging van de bovenste riem.
Zet om de bovenste bevestigingsriem vast te maken de hoofdsteun van de zitplaats omhoog en steek de haak tussen de hoofdsteun en de rugleuning door. Bevestig de haak aan de bevestigingsring B en trek de riem aan.
Page 163 of 352

6
161
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
ISOFIX-kinderzitje
Dit kinderzitje kan ook worden bevestigd op zitplaatsen die niet zijn voorzien van ISOFIX-bevestigingen. Het is in dat geval verplicht het kinderzitje met de normale driepunts veiligheidsgordel op de zitplaats van de auto te bevestigen. Volg bij het plaatsen van het kinderzitje de gebruiksaanwijzing van de fabrikant van het zitje.
Aanbevolen door PEUGEOT en gehomologeerd voor uw auto
"RÖMER Duo Plus ISOFIX" (gewichtsgroep B1 )
Groep 1: van 9 tot 18 kg
Dit wordt uitsluitend met het gezicht in de rijrichting geplaatst. Het is voorzien van een bovenste riem voor verankering aan de bovenste bevestiging B , de TOP TETHER. Drie standen: rechtop, ruststand en ligstand. Verstel de voorstoel van de auto om te voorkomen dat de voeten van het kind de rugleuning raken. Kan met een driepunts veiligheidsgordel met het gezicht in de rijrichting op de zitplaats worden geplaatst.
Page 164 of 352

162
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
Overzicht bevestiging ISOFIX-kinderzitjes
Overeenkomstig de Europese wetgeving geeft het overzicht de mogelijkheden aan voor het bevestigen van een ISOFIX-kinderzitje op een plaats in de auto voorzien van ISOFIX-bevestigingen. Bij universele en semi-universele ISOFIX-kinderzitjes wordt de ISOFIX-maat op het kinderzitje naast het ISOFIX-logo aangegeven met een letter ( A t /m A t /m AG ).
Gewicht van het kind / leeftijdsindicatie
Tot 10 kg (categorie 0) Tot ca. 6 maanden
Tot 10 kg (categorie 0) Tot 13 kg (categorie 0+) Tot ca. 1 jaar
Van 9 tot 18 kg (categorie 1) Van ca. 1 tot ca. 3 jaar
Type ISOFIX-kinderzitjeReiswieg"rug in de rijrichting""rug in de rijrichting""gezicht in de rijrichting"
ISOFIX-maatFGCDECDABB1
Passagiersstoel voor Geen Isofix
Berline
Buitenste zitplaatsen achter XIL- SUIL- SUIUF IL- SU
Middelste zitplaats achter Geen Isofix
SW
Buitenste zitplaatsen achter XIL- SUIL- SUIUF IL- SU
Middelste zitplaats achter Geen Isofix
Page 165 of 352

6
163
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
I UF: zitplaats geschikt voor de bevestiging van een universeel gehomologeerd ISOFIX- kinderzitje met het gezicht in de rijrichting en een bovenste riem. IL- SU : zitplaats geschikt voor de bevestiging van een semi-universeel gehomologeerd ISOFIX-kinderzitje: - rug in de rijrichting voorzien van een bovenste riem of een steun, - gezicht in de rijrichting voorzien van een steun, - reiswieg voorzien van een bovenste riem of een steun. Raadpleeg de paragraaf "Isofix-bevestigingen" voor meer informatie over de bevestiging van de bovenste riem. X: zitplaats niet geschikt voor de bevestiging van een kinderzitje of een reiswieg uit de aangegeven gewichtsklasse.
Page 166 of 352

164
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
Elektrische kinderbeveiliging
De elektrische kinderbeveiliging voorkomt dat beide achterportieren van binnenuit kunnen worden geopend en blokkeert de bediening van de achterportierruiten.
Inschakelen
Druk bij ingeschakeld contact op deze knop. Het verklikkerlampje van de knop gaat branden in combinatie met een melding die het inschakelen bevestigt. Het lampje blijft branden zolang de elektrische kinderbeveiliging is ingeschakeld. Het blijft mogelijk de portieren van buitenaf te openen en de elektrisch bedienbare achterste zijruiten te bedienen vanaf de bestuurdersstoel.
Uitschakelen
Druk nogmaals bij ingeschakeld contact op deze knop. Het verklikkerlampje van de knop gaat uit in combinatie met een melding die het uitschakelen bevestigt. Het lampje blijft uit zolang de elektrische kinderbeveiliging is uitgeschakeld.
Als het lampje een ander signaal geeft, wijst dit op een storing in de elektrische kinderbeveiliging. Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Dit systeem werkt onafhankelijk van de centrale vergrendeling; gebruik het nooit in plaats daarvan. Controleer bij het aanzetten van het contact altijd de stand van de kinderbeveiliging. Neem vóór het verlaten van de auto altijd de sleutel uit het contact, zelfs voor korte periodes. Bij een ernstige aanrijding wordt de elektrische kinderbeveiliging automatisch uitgeschakeld, zodat de achterpassagiers de auto ongehinderd kunnen verlaten.
Page 167 of 352

7
165
Veiligheid
508_nl_Chap07_securite_ed01-2014
Richtingaanwijzers
Links: duw de hendel helemaal omlaag. Rechts: duw de hendel helemaal omhoog.
Functie "snelweg"
Beweeg de hendel iets omhoog of omlaag, zonder het zware punt te passeren; de desbetreffende richtingaanwijzers knipperen vervolgens drie keer.
Wanneer de richtingaanwijzers na
meer dan 20 seconden nog niet zijn uitgeschakeld, wordt bij een snelheid van meer dan 60 km/h automatisch het knippergeluid versterkt.
Alarmknipperlichten
Druk de knop in, de richtingaanwijzers knipperen tegelijkertijd. De alarmknipperlichten werken ook als het contact is afgezet.
Automatisch inschakelen
van de alarmknipperlichten
Bij een noodstop - afhankelijk van de mate van remvertraging, als het ABS ingrijpt, maar ook als er een aanrijding wordt gesignaleerd, worden de alarmknipperlichten automatisch ingeschakeld. Zodra er weer gas wordt gegeven gaan de alarmknipperlichten uit. U kunt de alarmknipperlichten echter ook uitschakelen door de knop in te drukken.
Page 168 of 352

166
Veiligheid
508_nl_Chap07_securite_ed01-2014
Claxon
Druk op het middelste gedeelte van het stuur met bedieningstoetsen.
Systeem om uw medeweggebruikers met een geluidssignaal te waarschuwen voor direct g eva a r.
Beperk het gebruik van de claxon tot de volgende gevallen: - direct gevaar, - inhalen van een fietser of voetganger, - naderen van een onoverzichtelijke
situatie.
Urgence-oproep of
Assistance-oproep
Hiermee kunt u een noodoproep of hulpoproep doen naar de hulpdiensten of de desbetreffende PEUGEOT-helpdesk.
Raadpleeg de rubriek "Audio en datacommunicatie" voor meer informatie over het gebruik van deze voorziening.
Page 169 of 352

7
167
Veiligheid
508_nl_Chap07_securite_ed01-2014
Controlesysteem bandenspanning
Dit systeem controleert automatisch de bandenspanning tijdens het rijden. Zodra de auto rijdt, controleert het systeem permanent de spanning van de vier banden. Ondanks de aanwezigheid van dit systeem dient u maandelijks en voor elke lange reis de bandenspanning (ook die van het reservewiel) handmatig te controleren. Een te lage bandenspanning heeft een negatief effect op de wegligging, verlengt de remweg en versnelt de bandenslijtage, met name onder zware omstandigheden (zware belading, hoge snelheid, lange rit).
Het controlesysteem van de bandenspanning is een hulpsysteem; de bestuurder moet waakzaam blijven en blijft verantwoordelijk.
In het ventiel van elke band (met uitzondering van het reservewiel) is een druksensor gemonteerd. Het systeem waarschuwt de bestuurder zodra het een daling van de spanning van een of meer banden detecteert.
Waarschuwing te lage bandenspanning
Bij een te lage bandenspanning brandt dit verklikkerlampje in combinatie met een geluidssignaal en, afhankelijk van de uitrusting, in combinatie met de weergave van een melding.
Een te lage bandenspanning leidt ook tot een hoger brandstofverbruik.
De door de fabrikant voor uw auto aanbevolen bandenspanning staat vermeld op de bandenspanningssticker
(zie de rubriek "Identificatie"). De bandenspanning moet bij "koude" banden worden gecontroleerd (auto die langer dan 1 uur heeft stilgestaan of na een traject van maximaal 10 km met gematigde snelheid). Is dit niet het geval, verhoog dan de op de sticker vermelde waarden met 0,3 bar.
Als er een afwijking in de bandenspanning van één band wordt geconstateerd, kan deze band worden herkend aan het pictogram of, afhankelijk van de uitvoering, de weergegeven melding. Verlaag onmiddellijk de snelheid, maak geen bruuske stuurbewegingen en rem niet plotseling hard af. Zet uw auto stil zodra de verkeerssituatie dit toelaat. Gebruik in geval van een lekke band de noodreparatieset of het reservewiel (volgens uitrusting), of controleer de spanning van de vier banden (bij koude banden) als u over een compressor beschikt, bijvoorbeeld die van de bandenreparatieset, of rijd voorzichtig met lage snelheid verder als u niet direct de bandenspanning kunt controleren.
Page 170 of 352

168
Veiligheid
508_nl_Chap07_securite_ed01-2014
Een lagere bandenspanning is niet altijd zichtbaar aan een vervorming van de band. Beperk u daarom niet alleen tot een visuele controle.
De waarschuwing wordt weergegeven zolang de desbetreffende band(en) niet op spanning is (zijn) gebracht, is (zijn) gerepareerd of is (zijn) vervangen. Het reservewiel (noodreservewiel of wiel met stalen velg) is niet voorzien van een sensor.
Storing
Als het verklikkerlampje "te lage bandenspanning" knippert en vervolgens permanent brandt in combinatie met het verklikkerlampje "service", duidt dit op een storing in het systeem. In dat geval wordt de bandenspanning niet meer gecontroleerd.
Deze waarschuwing wordt ook weergegeven als een of meerdere wielen niet zijn voorzien van een sensor (bijvoorbeeld een noodreservewiel of een reservewiel met stalen ve l g).
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats om het systeem te laten controleren of monteer na een lekke band het wiel met de originele velg, dat is voorzien van een sensor.