dashboard Peugeot 508 2019 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2019, Model line: 508, Model: Peugeot 508 2019Pages: 320, PDF Size: 10.22 MB
Page 4 of 320

2
.
.
Digitaal head-up instrumentenpaneel 8
W aarschuwings- en verklikkerlampjes 1 0
Indicatoren
 2
3
Handmatige check
 2
6
Kilometerteller en dagteller
 26
D
immer dashboardverlichting
 2
 7
Boordcomputer
 
27
Touchscreen
 
29
Datum en tijd instellen
 
3
 4
Afstandsbediening
 
35
Keyless entry and start
 
3
 7
Noodprocedures
 
41
Centrale vergrendeling
 4
3
Alarmsysteem
  44
Portieren
 
46
Achterklep
 
47
Handsfree achterklep
 4
8
Elektrisch bedienbare ruiten
 
5
 2
Panoramisch schuif-/kanteldak
 5
3Zitpositie
 
56
Voorstoelen
 57
St
 uurwielverstelling
 
 61
Spiegels
 
 61
Achterbank
 
 63
i-Cockpit
® Amplify-functie 6 4
Verwarming en ventilatie 6 5
Automatische airconditioning  
met gescheiden regeling
 6
7
Recirculatie van de interieurlucht
 7
0
Ontwasemen – ontdooien voorruit
 7
0
Voorruitverwarming
 
71
Ontwasemen – ontdooien achterruit
 7
1
Extra verwarming/ventilatie
 7
2
Voorzieningen voorin
 7
4
Aanraakgevoelige plafonniers
 7
9
Sfeerverlichting interieur
 7
9
Voorzieningen achter
 8
0
Voorzieningen bagageruimte
 8
1Lichtschakelaar
 
86
Dagrijverlichting/Parkeerlichten
 
 87
Richtingaanwijzers
 
 87
Koplampen verstellen
 8
 8
Automatische verlichting 8 9
Grootlichtassistent  90
Statische bochtverlichting
 9
2
Night Vision
 9
2
Ruitenwisserschakelaar
 9
4
Ruitenwisserbladen vervangen
 9
6
Automatische ruitenwissers
 9
6
Algemene aanbevelingen met  
betrekking tot de veiligheid
 9
8
Alarmknipperlichten
 9
8
Claxon
 
99
Noodoproep of pechhulpoproep
 9
9
Elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP)
 1
00
Veiligheidsgordels
 
103
Airbags
 
105
Actieve motorkap
 1
09
Kinderzitjes
 
110
Uitschakelen van de airbag vóór aan 
passagierszijde
 
112
ISOFIX-bevestigingen en -kinderzitjes
 1
18
i-Size-kinderzitjes
 
121
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
 1
22
InstrumentenpaneelToegang
Overzicht
Ergonomie en comfort
Verlichting en zicht
Veiligheid
Eco-rijden 
Inhoudsopgave  
Page 6 of 320

4
Cockpit
1.Bediening schuif-/kanteldak en 
zonnescherm
Aanraakgevoelige plafonnier/
aanraakgevoelige kaartleeslampjes vóór
2. Pictogrammendisplay veiligheidsgordels en 
airbag vóór aan passagierszijde
Noodoproep/Pechhulpoproep
3. Binnenspiegel
4. Digitaal head-up instrumentenpaneel
5. Claxon
Bestuurdersairbag
6. Schakelaarpaneel aan de zijkant/
kaarthouder
7. Bedieningspaneel buitenspiegels en 
elektrisch bedienbare ruiten
8. Armsteun vóór
Jack-aansluiting
9. 12V-aansluiting of USB-aansluitingen
10. Airbag voorpassagier
11. Dashboardkastje 1.
Alarmknipperlichten
Centrale vergrendeling
2. 8 inch touchscreen (PEUGEOT Connect 
Radio) of 10 inch HD touchscreen 
(PEUGEOT Connect Nav)
3. 12V-aansluiting of USB-aansluiting(en)
Opbergvak
Draadloze smartphonelader
4. Versnellingsbakbediening
5. Starten/afzetten van de motor met  
"START/STOP"
6. Elektrische parkeerrem
7. "DRIVE MODE"-schakelaar. 
Overzicht  
Page 29 of 320

27
Kilometerteller
Deze teller geeft de totale kilometerstand van 
de auto aan.
Dimmer dashboardverlichting
Met dit systeem kunt u de lichtsterkte van de 
dashboardverlichting handmatig aanpassen 
aan het licht van de omgeving.
Met 8 inch touchscreen
F Druk op deze toets om het menu "Instellingen " te selecteren.
F
 
Sel
 ecteer " Helderheid ".
F
 
S
 tel de helderheid af door op de 
pijlen te drukken of de schuif te 
bewegen.
De instellingen worden direct toegepast.
F
 
D
ruk buiten het instellingenvenster om af te 
sluiten. U kunt ook het scherm uitschakelen:
F  
D
 ruk op deze toets om het menu 
" Instellingen " te selecteren.
F  
Sel
 ecteer "
Dark".
Het scherm wordt volledig uitgeschakeld.
F  
D
 ruk nogmaals op het scherm (op een 
willekeurig gedeelte) om het weer in te 
schakelen.Met 10 inch HD-touchscreenBoordcomputer
Geeft informatie over de actuele rit (actieradius, 
brandstofverbruik, gemiddelde snelheid enz.).
Boordcomputergegevens worden permanent 
weergegeven wanneer u de weergavemodus 
"PERSOONLIJK" selecteert.
Weergave van informatie op 
het instrumentenpaneel
F Druk op deze toets om het menu  "Instellingen " te selecteren.
F
 
Sel
ecteer " OPTIES ".
F
  Selecteer 
" Schermconfiguratie ".
F
 
S
electeer het tabblad " Helderheid".
F
 
S
 tel de helderheid af door op de 
pijlen te drukken of de schuif te 
bewegen.
F
 
D
 ruk op deze toets om op te 
slaan en af te sluiten. U kunt ook het scherm uitschakelen:
F  
D
 ruk op deze toets om het menu 
" Instellingen " te selecteren.
F  
Sel
 ecteer "
Scherm 
uitschakelen ".
Het scherm wordt volledig uitgeschakeld.
F  
D
 ruk nogmaals op het scherm (op een 
willekeurig gedeelte) om het weer in te 
schakelen.
1 
Instrumentenpaneel  
Page 35 of 320

33
Menu "Instellingen"
8 inch touchscreen
De via de bovenste menubalk 
toegankelijke functies worden in 
onderstaande tabel beschreven.
To e t s Aanwijzingen
Uitschakelen van het scherm 
(zwart scherm).
Druk op het zwarte scherm of 
op een van de menutoetsen 
om terug te gaan naar de 
oorspronkelijke weergave.
Regeling van de lichtsterkte van 
de dashboardverlichting.
Selecteren en configureren van 
de drie gebruikersprofielen.
Instellingen van het 
touchscreen en het digitale 
instrumentenpaneel.
Privacy-instellingen voor de 
persoonlijke gegevens en/of 
locatie.
Activering en configuratie van de 
wifi-instellingen. Instellingen van het touchscreen en het 
digitale instrumentenpaneel
To e t s Aanwijzingen
Configureren van de scherminstellingen 
(weergavewijze van teksten, animaties 
enz.) en van de lichtsterkte van de 
dashboardverlichting.
Keuze van de eenheden:
-
 t emperatuur (°Celsius of 
°Fahrenheit),
-
 
a
 fstand en brandstofverbruik 
(l/100 km, mpg of km/l).
Keuze van de op het 
touchscreen en het digitale 
instrumentenpaneel 
weergegeven taal.
Instellen van datum en tijd.
Keuze van het type weer te 
geven informatie op het digitale 
instrumentenpaneel.
10 inch HD-touchscreen
De via de linkerbalk toegankelijke 
functies worden in onderstaande 
tabel beschreven.
To e t s Aanwijzingen
Keuze van een thema.
Audio-instellingen (geluidssfeer, 
verdeling, niveau, stemvolume, 
belvolume).
Scherm uitschakelen.
Instellingen van het 
touchscreen en het digitale 
instrumentenpaneel.
1 
Instrumentenpaneel  
Page 36 of 320

34
To e t sAanwijzingen
Keuze van de eenheden:
-
 
t
 emperatuur (°Celsius of 
°Fahrenheit),
-
 
a
 fstand en brandstofverbruik 
(l/100 km, mpg of km/l).
Privacy-instellingen voor de 
persoonlijke gegevens en/of 
locatie.
Keuze van de op het touchscreen 
en het digitale instrumentenpaneel 
weergegeven taal.
Instellen van datum en tijd.
Keuze voor de synchronisering 
met het GPS.
Configureren van de scherminstellingen 
(weergavewijze van teksten, animaties 
enz.) en van de lichtsterkte van de 
dashboardverlichting.
Selecteren en configureren van 
de drie gebruikersprofielen.
Keuze van het type weer te 
geven informatie op het digitale 
instrumentenpaneel.
Instellingen van het touchscreen en het 
digitale instrumentenpaneel
Datum en tijd instellen
Met PEUGEOT Connect 
Radio
F Selecteer het menu 
Instellingen  in de bovenste 
menubalk van het touchscreen.
F
 
Sel
ecteer " Systeemconfiguratie ".
F
 
Sel
 ecteer " Datum en tijd ".
F
 
Sel
ecteer " Datum:" of " Tijd:".
F
 
S
electeer het formaat van de weergave.
F
 
W
ijzig de datum en/of de tijd met het 
numerieke toetsenbord.
F
 
Be
vestig met " OK".
Met PEUGEOT Connect Nav
Het instellen van de datum en tijd is alleen 
mogelijk als de GPS-synchronisatie is 
uitgeschakeld.
F
 
S
 electeer het menu 
Instellingen  in de menubalk 
van het touchscreen.
F
 
D
 ruk op de toets " OPTIES" om de 
secundaire pagina te openen. F
 
Sel
 ecteer "
Instellen tijd-
datum ".
F  
S
 electeer het tabblad "
Datum" of "Tijd".
F  
W
 ijzig de datum en/of de tijd met het 
numerieke toetsenbord.
F  
Be
 vestig met "
OK".
Andere instellingen
U kunt:
-
 D e tijdzone wijzigen.
-
 
D
 e weergave-indeling voor de datum en tijd 
(12h/24h) instellen.
-
 
D
 e regelfunctie voor de zomertijd activeren 
of deactiveren (+ 1 uur).
-
 
D
 e GPS-synchronisatie (UTC) in- of 
uitschakelen.
Het systeem schakelt niet automatisch 
over op zomertijd/wintertijd (afhankelijk 
van het verkoopland). 
Instrumentenpaneel  
Page 38 of 320

36
Vergrendelen van de auto
Normale vergrendeling
F Druk op de knop.
De eerste keer dat op de vergrendelknop 
wordt gedrukt, knipperen de richtingaanwijzers 
enkele seconden om aan te geven dat:
-
 d
e auto is vergrendeld (uitvoeringen zonder 
alarmsysteem),
-
 
h
 et alarmsysteem is ingeschakeld (overige 
uitvoeringen).
De buitenspiegels worden ingeklapt.
Als een portier of de achterklep niet goed 
is gesloten, wordt de auto niet vergrendeld. 
Als uw auto echter is uitgerust met het 
alarmsysteem, wordt dit na ongeveer 
45
 
seconden volledig ingeschakeld.
Als de auto is vergrendeld en per ongeluk 
wordt ontgrendeld zonder dat binnen 
ongeveer 30 seconden een van de portieren 
of de achterklep wordt geopend, wordt de 
auto automatisch weer vergrendeld. Als het 
alarmsysteem ingeschakeld was, wordt dit 
automatisch weer opnieuw ingeschakeld. Het automatisch inklappen en uitklappen 
van de buitenspiegels bij het vergrendelen 
en ontgrendelen met de afstandsbediening 
kan worden ingesteld in het touchscreen 
via het menu Rijden
/Voertuig .
Supervergrendelen
F Druk binnen vijf seconden nogmaals op de 
vergrendelknop om de supervergrendeling 
in te schakelen.
Bij uitvoeringen zonder een alarmsysteem, 
geeft het gedurende enkele seconden branden 
van de richtingaanwijzers tijdens het de tweede 
keer indrukken van de vergrendelknop aan, dat 
de supervergrendeling is ingeschakeld.
Als de supervergrendeling 
is ingeschakeld, werken de 
binnenportiergrepen niet.
Ook de toets van de centrale 
vergrendeling, op het dashboard, werkt 
dan niet meer.
Schakel daarom nooit de 
supervergrendeling in als er zich iemand 
in de auto bevindt.
Sluiten van de ruiten en het schuif- /kanteldak Zorg er voor dat het sluiten van de ruiten 
en het schuif-/kanteldak niet gehinderd 
wordt door voorwerpen of personen.
Als u bij een uitvoering met alarmsysteem 
de ruiten en/of het schuif-/kanteldak bij het 
verlaten van de auto op een kier wilt laten 
staan, moet u eerst de interieurbeveiliging 
van het alarmsysteem uitschakelen.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor 
meer informatie over het alarmsysteem
.
"Peugeot Adaptive LED Technology"
Bij uitvoeringen met 3D-achterlichten met 
LED's gaan de achterlichten sequentieel 
branden wanneer de auto vergrendeld 
of ontgrendeld wordt en wanneer de 
verlichting op afstand wordt ingeschakeld.
Lokaliseren van de auto
Met deze functie kunt u uw auto op afstand 
lokaliseren, met name bij weinig licht. De auto 
dient hiervoor wel vergrendeld te zijn. F
 
D
 ruk op deze knop.
Gedurende ongeveer tien seconden 
gaan de plafonniers en de verlichting in 
de buitenspiegels branden en gaan de 
richtingaanwijzers knipperen.
Het openen van de ruiten stopt zodra u de knop 
loslaat.
Als u de vergrendelknop op de 
achterklep langer dan 3 seconden 
ingedrukt houdt, worden de ruiten 
en, afhankelijk van de uitvoering, het 
schuif-/kanteldak gesloten tot u de 
knop loslaat.Hierbij wordt ook het zonnescherm van het 
schuif-/kanteldak gesloten. 
Toegang tot de auto  
Page 41 of 320

39
Om te voorkomen dat de batterij van de 
elektronische sleutel en de accu van de 
auto ontladen raken, wordt het systeem in 
de standby-stand geschakeld nadat het 
21 dagen niet is gebruikt. Druk op een van 
de knoppen van de afstandsbediening of 
plaats de elektronische sleutel in de lezer 
en start de motor om het systeem weer te 
activeren.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor 
meer informatie over het starten met het 
Keyless entr y and star t-systeem.
Vergrendelen van de auto
Normale vergrendeling
Sluiten van de ruiten en het schuif- /kanteldak
Let erop dat niets het correcte sluiten van de 
ruiten en het schuif-/kanteldak in de weg staat.
Wees extra alert op kinderen, zodat deze zich 
tijdens het bedienen van de ruit niet kunnen 
bezeren.
De richtingaanwijzers gaan enkele seconden 
branden om aan te geven dat:
-
 d
e auto is vergrendeld (uitvoeringen zonder 
alarmsysteem),
-
 
h
 et alarmsysteem is ingeschakeld (overige 
uitvoeringen).
De buitenspiegels worden ingeklapt. F  
D
 ruk, als de elektronische sleutel zich in de 
detectiezone A bevindt, op de portiergreep 
(bij de merktekens) van een van de vier 
portieren of op de vergrendelknop op de 
achterklep.
De auto kan niet worden vergrendeld als een 
van de elektronische sleutels is achtergebleven 
in het interieur van de auto.
Als u de voorportiergreep of de 
vergrendelknop op de achterklep 
langer dan 3 seconden ingedrukt 
houdt, worden de ruiten en, afhankelijk 
van de uitvoering, het schuif-/kanteldak 
gesloten tot u de knop loslaat.
Hierbij wordt ook het zonnescherm van het 
schuif-/kanteldak gesloten. Laat omwille van de veiligheid en ter 
voorkoming van diefstal de elektronische 
sleutel nooit in de auto achter, ook niet 
wanneer u in de buurt bent.
Het is raadzaam de sleutel bij u te houden.
Vuil (vocht, stof, modder, zout...) op de 
binnenzijde van de portiergreep kan de 
detectie negatief beïnvloeden.
Als na het reinigen van de binnenzijde 
van de portiergreep met een doek de 
detectie niet verbetert, raadpleeg dan een 
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde 
werkplaats.
Plotseling contact met water (waterstraal, 
hogedrukspuit...) kan door het systeem 
worden beschouwd als een verzoek de 
auto te ontgrendelen.
Supervergrendeling
Als de supervergrendeling 
is ingeschakeld, werken de 
binnenportiergrepen niet.
Ook de schakelaar van de centrale 
vergrendeling, op het dashboard, werkt 
dan niet meer.
Schakel daarom nooit de 
supervergrendeling in als er zich iemand 
in de auto bevindt.
2 
Toegang tot de auto  
Page 51 of 320

49
Steek nooit een vinger in het vergrendelings-
systeem van de elektrisch bedienbare 
achterklep – Kans op ernstig letsel!
Antiklemvoorziening
De elektrisch bedienbare achterklep is 
voorzien van een obstakeldetectiesysteem. 
Als de klep op een obstakel stuit, wordt de 
beweging van de klep automatisch door dit 
systeem onderbroken waarna de klep een klein 
stukje terug beweegt zodat het obstakel kan 
worden verwijderd.
Let op: deze antiklemvoorziening werkt niet 
aan het einde van de sluitbeweging van de klep 
(vanaf ongeveer 1 cm vóór het volledig sluiten 
van de klep).Om letsel door beknelling vóór en tijdens 
het openen en sluiten van de elektrisch 
bedienbare achterklep te voorkomen:
-
 
m
 oet u erop letten dat niemand zich 
in de buurt van de achterzijde van de 
auto bevindt;
-  
m
 oet u letten op de achterpassagiers, 
met name op kinderen.
Fietsendrager/trekhaak
De elektrisch bedienbare achterklep is 
niet geschikt voor de bevestiging van een 
fietsendrager.
Als een fietsendrager op de trekhaak is 
bevestigd en de kabel er van is aangesloten 
op de trekhaakaansluiting, wordt de werking 
van de elektrisch bedienbare achterklep 
automatisch uitgeschakeld.
Bij gebruik van een niet door PEUGEOT 
goedgekeurde trekhaak of fietsendrager moet 
de werking van de elektrisch bedienbare 
achterklep worden uitgeschakeld.
Elektrische werking
De elektrische werking van de 
achterklep kan worden in- en 
uitgeschakeld via het menu Auto/
Rijden  van het touchscreen.
Deze functie is standaard uitgeschakeld. U kunt de achterklep op verschillende manieren 
openen of sluiten:
Openen/Sluiten
A.
met de elektronische sleutel van het Keyless entry 
and start-systeem,
B. met de schakelaar aan de buitenzijde van de 
achterklep,
C. met de schakelaar aan de binnenzijde van de 
achterklep,
D. met de schakelaar op het dashboard,
E. met de handsfree-functie door een voetbeweging 
te maken onder de achterbumper.
F Houd de middelste knop A van de 
elektronische sleutel ingedrukt.
of
2 
Toegang tot de auto  
Page 52 of 320

50
F Druk op de schakelaar B aan de buitenzijde van de achterklep ter wijl u de elektronische 
sleutel bij u hebt.
of
F
 
D
 ruk op de schakelaar C aan de binnenzijde 
van de achterklep (alleen voor sluiten).
of
F
 
D
 ruk twee keer kort achter elkaar op de 
schakelaar D op het dashboard.
of
F
 
B
 edien de handsfree-functie E door een 
snelle voetbeweging te maken onder de 
achterbumper (bij de kentekenplaat) terwijl 
u de elektronische sleutel bij u hebt.
Het verzoek wordt bevestigd door het branden 
van de richtingaanwijzers in combinatie met 
een geluidssignaal.
Maak geen andere voetbeweging voordat u een 
bevestiging heeft gekregen.
De achterklep gaat volledig open 
(standaardinstelling) of tot de vooraf opgeslagen 
positie.
Als de elektrische werking van de achterklep is 
uitgeschakeld, wordt de achterklep door deze 
acties op een kier gezet.
Met een van de methoden A , B  of E  kunt u 
niet alleen de achterklep openen maar ook, 
voorafgaand aan deze actie, de auto of alleen de 
achterklep (als de selectieve ontgrendeling van 
de achterklep is ingeschakeld) ontgrendelen.
Door de achterklep met de handsfree-functie te 
sluiten kunt u de gehele auto vergrendelen.
U kunt het openen of sluiten van de 
achterklep op elk moment onderbreken.
Als u nogmaals op een van deze knoppen 
of schakelaars drukt, wordt de beweging 
onderbroken.
Als u na het onderbreken van de beweging 
weer op een van de knoppen of schakelaars 
drukt, wordt de beweging omgekeerd.
Handsfree-functie (Handsfree 
toegang)
De functie voor het handsfree openen 
van de achterklep kan worden in- en 
uitgeschakeld via het menu Rijden/
Auto  van het touchscreen.
Deze functie is standaard uitgeschakeld.
Zorg er voor dat u stabiel staat wanneer u 
de voetbeweging onder de achterbumper 
maakt.
Raak het mogelijk warme uitlaatsysteem 
niet aan – Kans op brandwonden!
Automatische vergrendeling met 
de handsfree-functie
F druk op deze schakelaar. Het groene lampje gaat branden.
Als u nogmaals op deze schakelaar 
drukt, wordt de automatische 
vergrendeling uitgeschakeld; het 
lampje gaat uit.
Opslaan van een openingshoek
Voor het opslaan  van de positie voor het 
beperken van de openingshoek bij een 
elektrisch bedienbare achterklep:
F
 
o
 pen de achterklep handmatig of door op de 
schakelaar te drukken tot de gewenste hoek 
is bereikt,
F
 
h
 oud de schakelaar C of de schakelaar B 
aan de buitenzijde langer dan 3 seconden 
ingedrukt (het opslaan wordt bevestigd door 
een kort geluidssignaal).
Activeren van de automatische vergrendeling 
van de auto bij het met de handsfree-functie 
van de achterklep:
Voor het wissen
 van de opgeslagen openingshoek:F open de achterklep tot een willekeurige hoek,
F h
oud de schakelaar C  of de schakelaar B 
aan de buitenzijde langer dan 3 seconden 
ingedrukt (het wissen wordt bevestigd door 
een kort geluidssignaal).
De "voetbeweging" moet in de looprichting, 
gelijkmatig, niet te snel en verticaal omhoog 
worden uitgevoerd. Breng de voet voldoende 
omhoog, maar raak de bumper niet aan. Trek 
uw voet hierna meteen weer terug. 
Toegang tot de auto  
Page 58 of 320

56
Zitpositie
Een goede zitpositie tijdens het rijden verbetert 
uw comfort en uw veiligheid.
Ook het zicht rondom en de bereikbaarheid van 
de bedieningsfuncties zijn erbij gebaat.
Comfortabel zitten
Bepaalde in deze rubriek beschreven 
afstelmogelijkheden van de stoelen zijn 
afhankelijk van het uitrustingsniveau en het 
land van verkoop.
BestuurdersstoelVerstel de stoel uit veiligheidsoverwegingen 
uitsluitend als de auto stilstaat.
Zet als uw auto is uitgerust met elektrisch 
verstelbare stoelen eerst het contact aan 
om de stoelen te kunnen verstellen.
Passagiersstoel
Voordat u gaat rijden
Stel de buitenspiegels en de binnenspiegel af 
om de dode hoeken te minimaliseren.
Doe uw veiligheidsgordel om: plaats het 
schoudergedeelte van de gordel in het midden 
van uw schouder en trek het heupgedeelte 
goed aan ter hoogte van uw bekken.
Controleer of alle passagiers hun gordel goed 
hebben omgedaan.
Volg deze aanbevelingen voor zover mogelijk op...
Neem plaats op de stoel en zorg er voor dat uw 
bekken, uw rug en uw schouders goed tegen de 
rugleuning steunen.
De stoelhoogte moet zodanig worden ingesteld 
dat het midden van de voorruit zich op ooghoogte 
bevindt.Zorg er bij het verstellen van de stoel in 
lengterichting voor dat u de pedalen volledig kunt 
intrappen zonder uw benen geheel te strekken.
De juiste stand van de hoofdsteun is als de 
bovenzijde van de hoofdsteun zich ter hoogte van 
de bovenzijde van het hoofd bevindt.
Stel de lengte van de zitting af zodat uw 
bovenbenen goed worden ondersteund.
Stel de lendensteun af op de vorm van uw 
wervelkolom.
Stel het stuur zodanig af dat uw armen iets 
gebogen zijn.
Het stuur mag het instrumentenpaneel niet aan 
het zicht onttrekken.
Neem plaats op de stoel en zorg er voor dat uw 
bekken, uw rug en uw schouders goed tegen 
de rugleuning steunen.
Zorg bij het verstellen van de stoel in 
lengterichting voor een afstand van ten minste 
25 cm tot het dashboard.
De juiste stand van de hoofdsteun is als de 
bovenzijde van de hoofdsteun zich ter hoogte 
van de bovenzijde van het hoofd bevindt. 
Ergonomie en comfort