dashboard Peugeot 508 2020 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2020, Model line: 508, Model: Peugeot 508 2020Pages: 276, PDF Size: 8.45 MB
Page 4 of 276

2
Inhoudsopgave
■
Overzicht
■
Eco-rijden
1Instrumentenpaneel
Digitale instrumentenpanelen 9
Waarschuwings- en verklikkerlampjes 11
Meters 17
Handmatige controle 21
Kilometerteller 21
Dimmer dashboardverlichting 22
Boordcomputer 22
Touchscreen 23
Op afstand bedienbare functies (hybride) 26
2Toegang tot de auto
Elektronische sleutel met afstandsbediening
en ingebouwde fysieke sleutel, 27
Keyless entry and start 29
Noodprocedures 31
Centrale vergrendeling 33
Alarm 34
Portieren 36
Achterklep 37
Handsfree achterklep 38
Elektrische ruitbediening 42
Panoramadak 43
3Ergonomie en comfort
Zitpositie 46
Voorstoelen 47
Het stuurwiel verstellen 51
Spiegels 51
Achterbank 52
Verwarming en ventilatie 54
Automatische airconditioning met gescheiden
regeling
55
Ontwasemen - ontdooien voorruit en voorste
zijruiten
58
Voorruitverwarming 59
Ontwasemen - ontdooien achterruit 59
Extra verwarmings-/ventilatiesysteem 59
Voorverwarming (hybride) 61
Voorzieningen vóór 62
Plafonniers 65
Sfeerverlichting interieur 66
Voorzieningen achter 66
Voorzieningen in de bagageruimte 67
4Verlichting en zicht
Lichtschakelaar 73
Richtingaanwijzers 74
Hoogteverstelling van de koplampen 75
Automatisch inschakelen van de verlichting 75
Follow me home- en instapverlichting 76
Grootlichtassistent 76
Statische bochtverlichting 77
Night Vision 78
Ruitenwisserschakelaar 79
Ruitenwisserbladen vervangen 81
Automatische ruitenwissers 82
5Veiligheid
Algemene aanbevelingen met betrekking
tot de veiligheid 83
Alarmknipperlichten 83
Claxon 84
Geluidssignaal voor voetgangers (hybride) 84
Urgence-noodoproep of Assistance-
pechhulpoproep
84
Elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP) 86
Veiligheidsgordels 88
Airbags 90
Actieve motorkap 93
Kinderzitjes 94
De airbag vóór aan passagierszijde
uitschakelen
96
ISOFIX-kinderzitjes 99
i-Size-kinderzitjes 102
Kinderslot 103
6Rijden
Rijadviezen 105
Starten/afzetten van de motor 106
Hybride auto's starten 107
Elektrische parkeerrem 109
Handgeschakelde versnellingsbak 111
Automatische transmissie 11 2
Elektrische automatische transmissie
(hybride)
11 5
Hill Start Assist 11 6
Active Suspension Control 11 7
Rijstanden 11 7
Schakelindicator 11 9
Stop & Start 11 9
Bandenspanningscontrolesysteem 121
Rij- en parkeerhulpsystemen -
Algemene adviezen
122
snelheidslimietherkennings- en
snelheidsadviessysteem
124
Snelheidsbegrenzer 127
Page 6 of 276

4
Overzicht
Cockpit
Deze afbeeldingen en beschrijvingen dienen
alleen ter informatie. De aanwezigheid en
de locatie van bepaalde elementen kunnen
variëren afhankelijk van de uitvoering of het
uitrustingsniveau.
1.Bediening schuif-/kanteldak en
zonnescherm
Aanraakgevoelige plafonnier /
aanraakgevoelige kaartleeslampjes vóór 2.
Pictogrammendisplay veiligheidsgordels en
airbag vóór aan passagierszijde
Noodoproep / pechhulpoproep
3. Binnenspiegel / Indicatielampje voor rijstand
ELECTRIC
4. Digitaal head-up display
5. Schakelaarpaneel aan de zijkant /
parkeerkaarthouder
6. Zekeringkast
7. Openen motorkap
8. Bedieningspaneel buitenspiegels en
elektrisch bedienbare ruiten
9. Middenarmsteun voor
Jack-aansluiting
10. 12V-aansluiting of USB-aansluiting
11 . Airbag voorpassagier
12. Dashboardkastje
1.Alarmknipperlichten
Centrale vergrendeling
2.8" (PEUGEOT Connect Radio) of 10" HD
(PEUGEOT Connect Nav) touchscreen
3. 12V-aansluiting of USB-aansluiting(en)
Opbergruimte
Draadloze smartphonelader
4. Versnellingsbakbediening
Full Park Assist
5. Motor starten/stoppen "START/STOP"
6. Elektrische parkeerrem
7. "DRIVE MODE"-schakelaar.
Stuurkolomschakelaars
1.Schakelaar verlichting / richtingaanwijzers /
onderhoudsindicator
2. Schakelaar ruitenwissers/ruitensproeiers/
boordcomputer
3. Schakelflippers automatische transmissie
Page 24 of 276

22
Instrumentenpaneel
worden weergegeven in de officiële eenheid
van het land (km/h of mph).
U kunt bij stilstaande auto deze eenheid
wijzigen via het configuratiemenu van het
scherm.
Dimmer
dashboardverlichting
Met dit systeem kunt u de lichtsterkte van de
dashboardverlichting handmatig aanpassen aan
het licht van de omgeving.
Met 8 inch touchscreen
► Druk op deze toets om het menu
" Instellingen " te selecteren.
► Selecteer " Lichtsterkte".► Stel de lichtsterkte af door op
de pijlen te drukken of de cursor te
verplaatsen.
De instellingen worden direct toegepast.
►
Druk buiten het instellingenvenster op het
scherm om af te sluiten.
U kunt ook het scherm uitschakelen:
► Druk op deze toets om het menu
" Instellingen " te selecteren.
► Selecteer " Dark".
Het scherm wordt volledig uitgeschakeld.
►
Druk nog een keer op het scherm (op
een willekeurig gedeelte) om het weer in te
schakelen.
Met 10 inch HD-touchscreen
► Druk op deze toets om het menu
" Instellingen " te selecteren.
►
Selecteer "
OPTIES".
► Selecteer " Schermconfig.".
► Selecteer het tabblad " Lichtsterkte
".
► Stel de lichtsterkte af door op de pijlen
te drukken of de cursor te verplaatsen.
► Druk op deze toets om op te slaan en
af te sluiten.
U kunt ook het scherm uitschakelen:
► Druk op deze toets om het menu
" Instellingen " te selecteren.
► Selecteer " Scherm uit".
Het scherm wordt volledig uitgeschakeld.
►
Druk nog een keer op het scherm (op
een willekeurig gedeelte) om het weer in te
schakelen.
Boordcomputer
Toont informatie over de huidige rit (actieradius, brandstofverbruik, gemiddelde snelheid, enz.).
Weergave van informatie op
het instrumentenpaneel
De gegevens van de boordcomputer worden
permanent weergegeven als de weergavemodus
"PERSOONLIJK" is geselecteerd.
Druk bij alle andere weergavemodi op het
uiteinde van de ruitenwisserschakelaar om deze informatie tijdelijk op een specifiek scherm weer
te geven.
Weergave van de verschillende tabbladen
► Wanneer u op de toets op het uiteinde van
de ruitenwisserschakelaar drukt, worden de
volgende tabbladen na elkaar weergegeven:
–
Actuele informatie:
•
T
otale actieradius (benzine of diesel).
•
Huidig verbruik (benzine of diesel).
•
T
ijdteller Stop & Start-systeem (benzine of
diesel).
•
Percentage van de huidige rit volledig
elektrisch gereden (hybride).
–
T
raject "1" en daarna "2":
•
Gemiddelde snelheid.
•
Gemiddeld brandstofverbruik.
•
Afgelegde afstand.
Traject resetten
► Druk langer dan 2 seconden op de
knop op het uiteinde van de
ruitenwisserschakelaar wanneer het gewenste
traject wordt weergegeven.
Page 41 of 276

39
Toegang tot de auto
2– houdt u de achterpassagiers in de gaten,
met name kinderen.
Fietsendrager / trekhaak
De elektrisch bedienbare achterklep is
niet geschikt voor de bevestiging van een
fietsendrager.
Als een fietsendrager op de trekhaak is
bevestigd en de kabel ervan is aangesloten op
de trekhaakaansluiting, wordt de werking van de
elektrisch bedienbare achterklep automatisch
uitgeschakeld.
Bij gebruik van een niet door PEUGEOT
goedgekeurde trekhaak of fietsendrager moet de
werking van de elektrisch bedienbare achterklep
worden uitgeschakeld.
Elektrische bediening
Elektrische bediening van de achterklep
wordt in het menu Rijverlichting/Auto op
het touchscreen ingesteld.
* Afhankelijk van de uitvoering.
U kunt de achterklep op verschillende manieren
openen of sluiten:
A. Met de elektronische sleutel van het systeem
Keyless entry and start.
B. met de schakelaar aan de buitenzijde van de
achterklep;
C. Met de knop aan de binnenzijde van de
achterklep.
D. Met de toets op het dashboard.*.
E. Met de handsfree-functie onder de
achterbumper.
Openen/sluiten
► Houd de middelste knop A van de
elektronische sleutel ingedrukt.
of
►
Druk kort op schakelaar B
aan de buitenzijde
van de achterklep terwijl u de elektronische
sleutel bij u hebt.
of
►
Druk kort op schakelaar C
aan de binnenzijde
van de achterklep (alleen voor het sluiten).
of
►
Druk twee keer achter elkaar op schakelaar
D
op het dashboard.
of
►
Gebruik de handsfree-functie E
door een
snelle voetbeweging te maken onder de
achterbumper bij de kentekenplaat terwijl u de
elektronische sleutel bij u hebt.
Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de handsfree-functieHandsfree
toegang.
De achterklep gaat volledig open
(standaardinstelling) of tot de vooraf
opgeslagen positie.
Als de elektrische werking van de achterklep
is uitgeschakeld, wordt de achterklep door
deze acties op een kier gezet.
Wanneer de auto is vergrendeld, zal het
openen van de bagageruimte.met schakelaar
A, B of E de auto ontgrendelen. Als selectieve
Page 48 of 276

46
Ergonomie en comfort
Zitpositie
Een goede zitpositie tijdens het rijden verbetert
uw comfort en uw veiligheid.
Ook het zicht rondom en de bereikbaarheid van
de bedieningsfuncties zijn erbij gebaat.
Comfortabel zitten
Bepaalde in deze rubriek beschreven
afstelmogelijkheden van de stoelen zijn
afhankelijk van het uitrustingsniveau en het land
van verkoop.
Bestuurdersstoel
Volg deze aanwijzingen voor zover uw lengte en
lichaamsvorm het toelaten...
Neem plaats op de stoel en zorg ervoor dat uw
bekken, uw rug en uw schouders goed tegen de
rugleuning steunen.
Wijzig de hoogte van de zitting zodat uw ogen
op gelijke hoogte zijn met het midden van de
voorruit.
Zorg er bij het verstellen van de stoel in
lengterichting voor dat u de pedalen volledig kunt
intrappen zonder uw benen geheel te strekken.
De juiste stand van de hoofdsteun is als de
bovenzijde van de hoofdsteun zich ter hoogte
van de bovenzijde van het hoofd bevindt.
Stel de lengte van de zitting af zodat uw
bovenbenen goed worden ondersteund.
Stel de lendensteun af op de vorm van uw
wervelkolom.
Stel het stuurwiel zo af dat u het met uw armen
licht gebogen kunt vasthouden.
Het stuur mag het instrumentenpaneel niet aan
het zicht onttrekken.
Verstel de stoel uit
veiligheidsoverwegingen uitsluitend als
de auto staat geparkeerd.
Zet als uw auto is uitgerust met elektrisch
verstelbare stoelen eerst het contact aan
om de stoelen te kunnen verstellen.
Passagierszijde
Neem plaats op de stoel en zorg ervoor dat uw
bekken, uw rug en uw schouders goed tegen de
rugleuning steunen.
Zorg bij het verstellen van de stoel in de
lengterichting voor een afstand van ten minste
25 cm tot het dashboard.
De juiste stand van de hoofdsteun is als de
bovenzijde van de hoofdsteun zich ter hoogte
van de bovenzijde van het hoofd bevindt.
Voordat u gaat rijden
Stel de buitenspiegels en de binnenspiegel af
om de dode hoeken te minimaliseren.
Doe uw veiligheidsgordel om: plaats het
schoudergedeelte van de gordel in het midden
van uw schouder en trek het heupgedeelte goed
aan ter hoogte van uw bekken.
Controleer of alle passagiers hun gordel goed
hebben omgedaan.
Zet als uw auto is uitgerust met elektrisch
verstelbare buitenspiegels eerst het
contact aan om de buitenspiegels te kunnen
verstellen.
Tijdens het rijden
Houd u aan de voorgeschreven zitpositie en
houd het stuurwiel met beide handen vast op
'kwart over negen', zodat u op elk moment alle
bedieningsfuncties binnen handbereik hebt.
Verstel de stoelen en het stuurwiel nooit
tijdens het rijden.
Houd uw voeten altijd op de vloer.
Voorstoelen
Zorg er bij het naar achteren schuiven
van de stoel voor dat de beweging van
de stoel niet kan worden gehinderd door
personen of voorwerpen.
Kans op bekneld raken van de
achterpassagiers of op blokkeren van de stoel
als grote voorwerpen op de vloer achter de
stoel zijn geplaatst.
Page 56 of 276

54
Ergonomie en comfort
De rugleuningen in de
oorspronkelijke stand
terugzetten
Controleer eerst of de buitenste
veiligheidsgordels goed verticaal langs
de vergrendelingsogen van de rugleuningen
zijn geplaatst.
► Zet de rugleuning ( 3 ) rechtop en druk hem
stevig aan zodat hij wordt vergrendeld.
►
Controleer of de rode indicator van de
handgreep 1
niet meer zichtbaar is.
►
Controleer of de buitenste veiligheidsgordels
niet klem zitten.
Let op: als de rugleuning niet goed is
vergrendeld, komt de veiligheid van de
passagiers bij een noodstop of een aanrijding
in gevaar.
Voorwerpen in de bagageruimte kunnen naar
voren worden geslingerd - Kans op ernstig
letsel!
Verwarming en ventilatie
Luchttoevoer
De lucht in het interieur wordt gefilterd en van
buitenaf toegevoerd via het luchtrooster onder
de voorruit, of in het interieur gerecirculeerd.
Bedieningselementen
Afhankelijk van de uitvoering zijn de
bedieningselementen toegankelijk via het menu
Airconditioning
van het touchscreen of zijn
ze bij elkaar op het bedieningspaneel van de
middenconsole geplaatst.
Luchtverdeling
1. Uitstroomopeningen voor het ontdooien/
ontwasemen van de voorruit
2. Uitstroomopeningen voor het ontdooien/
ontwasemen van de zijruiten vóór
3. Verstelbare en afsluitbare zijventilatieroosters
4. Verstelbare en afsluitbare middelste
ventilatieroosters
5. Uitstroomopeningen voetenruimte bestuurder
en voorpassagier
6. Uitstroomopeningen voetenruimte
achterpassagiers
7. Verstelbare ventilatieroosters
Adviezen
Gebruik van het ventilatie- en
airconditioningssysteem
► Let erop dat voor een gelijkmatige
verdeling van de lucht naar het interieur
het luchtinlaatrooster onder de voorruit, de
verschillende luchtkanalen, ventilatieroosters
en overige uitstroomopeningen alsmede de
luchtafvoeropening in de bagageruimte vrij
blijven.
► Dek de zonnesensor op het
dashboard niet af; deze wordt gebruikt
voor het regelen van het automatische
airconditioningssysteem.
► Zet de airconditioning minstens één of
twee keer per maand 5 tot 10 minuten aan
om het systeem in perfecte staat te houden.
► Gebruik de airconditioning niet als deze
niet koelt en raadpleeg het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Bij een zware belasting van de motor (trekken
van een aanhanger op een steile helling
bij een hoge buitentemperatuur) kan de
airconditioning tijdelijk worden uitgeschakeld
voor een optimale trekkracht van de motor.
Vermijd het te lang rijden met een
uitgeschakelde aanjager en het te lang
gebruiken van de luchtrecirculatie om te
voorkomen dat de ruiten beslaan of de
luchtkwaliteit vermindert.
Page 57 of 276

55
Ergonomie en comfort
3Adviezen
Gebruik van het ventilatie- en
airconditioningssysteem
►
Let erop dat voor een gelijkmatige
verdeling van de lucht naar het interieur
het luchtinlaatrooster onder de voorruit, de
verschillende luchtkanalen, ventilatieroosters
en overige uitstroomopeningen alsmede de
luchtafvoeropening in de bagageruimte vrij
blijven.
►
Dek de zonnesensor op het
dashboard niet af; deze wordt gebruikt
voor het regelen van het automatische
airconditioningssysteem.
►
Zet de airconditioning minstens één of
twee keer per maand 5 tot 10 minuten aan
om het systeem in perfecte staat te houden.
►
Gebruik de airconditioning niet als deze
niet koelt en raadpleeg het PEUGEOT
-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Bij een zware belasting van de motor (trekken
van een aanhanger op een steile helling
bij een hoge buitentemperatuur) kan de
airconditioning tijdelijk worden uitgeschakeld
voor een optimale trekkracht van de motor.
Vermijd het te lang rijden met een
uitgeschakelde aanjager en het te lang
gebruiken van de luchtrecirculatie om te
voorkomen dat de ruiten beslaan of de
luchtkwaliteit vermindert.
Als de binnentemperatuur zeer hoog is wanneer de auto lang in de zon heeft
gestaan, is het raadzaam het
passagierscompartiment korte tijd te
ventileren.
Zorg ervoor dat de aanjagersnelheid
voldoende hoog is ingesteld, zodat de lucht in
het interieur goed ververst wordt.
Condensvorming door de airconditioning
kan ertoe leiden dat zich een klein plasje
water onder de auto vormt. Dit is een normaal
verschijnsel.
Onderhoud van het ventilatie- en
airconditioningssysteem
►
Controleer regelmatig de staat van het
interieurfilter en laat de filterelementen
periodiek vervangen.
Het is raadzaam om een gecombineerd
interieurfilter te gebruiken. Dankzij het
toegevoegde speciale actieve middel is de
lucht die de inzittenden inademen schoner en
blijft het interieur schoner (vermindering van
allergische reacties, stank en vetaanslag).
►
Om een correcte werking van de
airconditioning te garanderen moet u deze
overeenkomstig de aanbevelingen in het
onderhouds- en garantieboekje laten
controleren.
Stop & Start
De verwarmings- en
airconditioningssystemen werken alleen als
de motor draait.
Schakel tijdelijk het Stop & Start-systeem
uit om een comfortabele temperatuur in het
interieur te behouden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over het Stop &
Start-systeem.
ECO-rijstand
De selectie van deze stand optimaliseert
het brandstofverbruik, maar beperkt
het gebruik van de verwarming en de
airconditioning zonder deze echter uit te
schakelen.
Automatische airconditioning met
gescheiden regeling
Bij dit systeem wordt het het
airconditioningssysteem automatisch
ingeschakeld en worden de temperatuur,
luchtopbrengst en luchtverdeling in het interieur
automatisch geregeld.
De airconditioning werkt als de motor draait,
maar de ventilatie en bedieningsfuncties werken
ook bij aangezet contact.
Page 64 of 276

62
Ergonomie en comfort
– De functie wordt niet geactiveerd als de
laadtoestand van de tractiebatterij lager is dan
50%.
–
Als herhaald programmeren is geactiveerd
(bijvoorbeeld
van maandag tot en met vrijdag) en
er twee verwarmingssessies worden uitgevoerd
zonder dat de auto wordt gebruikt, wordt het
programma uitgeschakeld.
Voorzieningen vóór
1. Zonneklep
2. Kaarthouder
3. Dashboardkastje met verlichting
4. Portiervakken
5. USB-aansluiting(en)
/ 12 V-aansluiting vóór.
(120
W)
Opbergruimte of draadloze smartphonelader
6. Bekerhouder
7.Armsteun vóór met opbergvak
8. USB-poorten of 12
V-aansluiting achter.
(120
W)
Zonneklep
► Open als het contact aan is het klepje.
De verlichting van de make-upspiegel gaat
automatisch branden.
De zonneklep bevat tevens een mogelijkheid
voor het opbergen van pasjes.
Dashboardkastje
► Trek de handgreep omhoog om het
dashboardkastje te openen.
Als het contact aan is, is het dashboardkastje
verlicht wanneer het geopend is.
Het bevat ook een afsluitbare ventilatieopening.
Via deze opening wordt dezelfde gekoelde lucht
als die voor het interieur aangevoerd.
Rijd nooit met een geopend
dashboardkastje als er iemand op de
voorpassagiersstoel zit. Bij hard remmen kan
dit letsel tot gevolg hebben.
Aansteker / 12 V-aansluiting(en)
► Aansteker gebruiken: druk de aansteker in
en wacht enkele seconden tot de aansteker uit
zichzelf naar buiten springt.
►
V
erwijder de aansteker en sluit een geschikte
adapter aan als u een 12
V-accessoire
(maximaal vermogen: 120
W) wilt gebruiken.
U kunt bijvoorbeeld een telefoonlader of een
flessenwarmer op deze aansluiting aansluiten.
Plaats na het gebruik de aansteker direct terug.
Het aansluiten van elektrische
apparatuur die niet door PEUGEOT is
goedgekeurd, zoals een lader met USB-
aansluitingen, kan leiden tot storingen in de
werking van de elektrische systemen van de
auto, zoals een slechte radio-ontvangst of
storingen in de weergave van de displays.
USB-poort
Afhankelijk van het type versnellingsbak kan de
middenconsole zijn voorzien van een of twee
USB-aansluitingen.
U kunt een draagbaar apparaat of een USB-
geheugenstick aansluiten
Via deze aansluiting kunt u audiobestanden via
de luidsprekers van het audiosysteem van de
auto afspelen.
Deze bestanden kunnen met de
stuurkolomschakelaars of het touchscreen
worden beheerd.
De USB-aansluiting aan de
linkerzijde kan ook worden
gebruikt om een smartphone via MirrorLink
TM,
Android Auto® of CarPlay® te verbinden, zodat u
bepaalde apps van uw smartphone via het
touchscreen kunt gebruiken.
Gebruik voor de beste resultaten een kabel die is
gemaakt of goedgekeurd door de fabrikant van
het apparaat.
Deze apps kunnen met de
stuurkolomschakelaars of de
Page 82 of 276

80
Verlichting en zicht
Ruitensproeier achter
► Draai de ring helemaal richting het dashboard
en houd hem in deze stand.
De ruitensproeier en ruitenwisser werken zolang
aan de ring wordt gedraaid.
Na het sproeien wordt nog een laatste wisslag
gemaakt.
Speciale stand van de
ruitenwissers vóór
De onderhoudsstand wordt gebruikt bij het
reinigen of vervangen van de wisserbladen. De
stand kan ook in de winter (bij ijs en sneeuw)
worden gebruikt om de ruitenwisserbladen los te
zetten van de voorruit.
Voor een goede werking van de
ruitenwissers raden wij u het volgende
aan:
– Ga er voorzichtig mee om.
– Reinig ze regelmatig met zeepsop.
– Gebruik de ruitenwissers niet om een stuk
karton tegen de voorruit te houden.
– Vervang ze zodra ze tekenen van slijtage
vertonen.
Automatische ruitenwissers (reageren op hoeveelheid regen).
Zie het betreffende hoofdstuk.
In stand 1 of 2 wordt de wisfrequentie
automatisch verlaagd als de snelheid van
de auto lager is dan 5
km/h.
Zodra de wagensnelheid hoger wordt
dan 10
km/h, wordt de oorspronkelijke
wisfrequentie (snel of normaal) weer
aangehouden.
Na het afzetten van het contact kunnen
de ruitenwissers nog een kleine
beweging maken waarmee ze onder de
motorkap worden opgeborgen.
Als het contact is afgezet met de ruitenwissers ingeschakeld, moet u na
het aanzetten van het contact weer de hendel
bedienen om de ruitenwissers opnieuw in te
schakelen (tenzij het contact minder dan 1
minuut is afgezet geweest).
Eén keer wissen
► Trek de hendel kort naar u toe.
Ruitensproeiers vóór
► Trek de ruitenwisserschakelaar naar u toe.
De ruitensproeiers en ruitenwissers werken
zolang er aan de hendel wordt getrokken.
Na het gebruik van de ruitensproeiers wordt nog
een laatste wisslag gemaakt.
De ruitensproeierkoppen zijn in de
uiteinden van de ruitenwisserarmen
geïntegreerd.
Er zijn extra spuitmonden onder het midden
van elke ruitenwisserarm aangebracht.
De ruitensproeiervloeistof wordt over de
gehele lengte van het ruitenwisserblad op
de voorruit gesproeid. Dit verbetert het zicht
en zorgt dat er minder ruitensproeiervloeistof
wordt gebruikt.
Bij auto's met automatische
airconditioning wordt tijdens het
bedienen van de ruitensproeiers vóór
automatisch de luchttoevoer afgesloten om
een onaangename geur in het interieur te
voorkomen.
Bedien de ruitensproeiers niet zolang het
reservoir van de ruitensproeiervloeistof
leeg is; kans op beschadiging van de
ruitenwisserbladen.
Bedien de ruitensproeiers alleen als er geen
risico is van bevriezing van de vloeistof op
de voorruit; hierdoor zou het zicht namelijk
kunnen afnemen. Gebruik tijdens de winter
producten die geschikt zijn voor zeer lage
temperaturen.
Vul nooit bij met water.
Ruitenwisser achter (SW)
► Draai aan de ring om het symbool van de
gewenste stand tegenover het merkteken te
zetten.
Uit
Interval
Sproeien en wissen
Achteruitversnelling
Als de ruitenwissers vóór zijn geactiveerd op het
moment dat u de achteruitversnelling inschakelt,
treedt ook de ruitenwisser achter in werking.
Deze functie kan worden ingesteld in het
menu Rijverlichting/Auto van het
touchscreen.
Schakel de automatische werking van de
ruitenwisser achter uit als sneeuw zich
heeft opgehoopt op de achterruit, bij strenge
vorst of als een fietsendrager op de trekhaak
is bevestigd. Dit kunt u doen via het menu
Rijden/Auto van het touchscreen.
Page 83 of 276

81
Verlichting en zicht
4Ruitensproeier achter
► Draai de ring helemaal richting het dashboard
en houd hem in deze stand.
De ruitensproeier en ruitenwisser werken zolang
aan de ring wordt gedraaid.
Na het sproeien wordt nog een laatste wisslag
gemaakt.
Speciale stand van de
ruitenwissers vóór
De onderhoudsstand wordt gebruikt bij het
reinigen of vervangen van de wisserbladen. De
stand kan ook in de winter (bij ijs en sneeuw)
worden gebruikt om de ruitenwisserbladen los te
zetten van de voorruit.
Voor een goede werking van de
ruitenwissers raden wij u het volgende
aan:
–
Ga er voorzichtig mee om.
–
Reinig ze regelmatig met zeepsop.
–
Gebruik de ruitenwissers niet om een stuk
karton tegen de voorruit te houden.
–
V
ervang ze zodra ze tekenen van slijtage
vertonen.
Voordat u een wisserblad van de voorruit
demonteert
► Wanneer u de wisserhendel binnen een
minuut na het uitschakelen van het contact
bedient, gaan de wisserbladen in een verticale
positie staan.
►
Ga verder met waar u mee bezig was of
vervang de ruitenwisserbladen.
Na het monteren van een ruitenwisserblad
voor de voorruit
► Zet het contact aan en bedien de
ruitenwisserhendel om de ruitenwissers weer in
de oorspronkelijke stand te zetten.
Ruitenwisserbladen
vervangen
Ruitenwisserbladen vóór verwijderen/
aanbrengen
► Voer de vervangingsprocedures voor de
ruitenwisserbladen uit vanaf de bestuurderszijde.
►
Begin met het ruitenwisserblad het verst van
u vandaan, houd elke arm vast bij het starre
gedeelte en beweeg deze zo ver mogelijk
omhoog.
Houd de ruitenwisserarmen niet vast op
de plaats waar de ruitensproeierkoppen
zijn aangebracht.
Raak de ruitenwisserbladen niet aan - kans
op onherstelbare vervorming.
Laat de ruitenwissers niet los terwijl ze
bewegen - kans op beschadiging van de
voorruit!