PEUGEOT 508 2021 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2021, Model line: 508, Model: PEUGEOT 508 2021Pages: 292, PDF Size: 8.68 MB
Page 111 of 292

109
Rijden
6Automatische werking
Automatisch vrijzetten
Controleer eerst of de motor draait en het
bestuurdersportier is gesloten.
De elektrische parkeerrem wordt automatisch
geleidelijk vrijgezet bij het wegrijden.
Bij een automatische transmissie
►
T
rap het rempedaal in.
►
Selecteer stand
D, M of R .
►
Laat het rempedaal los en geef gas.
Als de rem niet automatisch wordt vrijgezet, controleer dan of de voorportieren goed zijn
gesloten.
Als de auto stilstaat met draaiende motor, trap dan niet onnodig het gaspedaal in. De
parkeerrem kan dan worden vrijgezet.
Automatisch aantrekken
Wanneer de auto stilstaat, wordt de parkeerrem
automatisch aangetrokken als u de motor afzet.
De parkeerrem wordt niet automatisch aangetrokken als de auto afslaat of de
STOP-stand van het Stop & Start-systeem wordt
ingeschakeld.
In de automatische stand kan de parkeerrem op elk moment handmatig met
de hendel worden aangetrokken of vrijgezet.
Bijzonderheden
De auto met draaiende motor op zijn
plaats houden
Trek kort aan de hendel om de auto met draaiende
motor op zijn plaats te houden.
De auto parkeren met vrijgezette
parkeerrem
Bij zeer lage temperaturen (ijs) raden wij u af om de parkeerrem aan te trekken.
Voorkom dat de auto wegrolt door de
versnellingsbak in een versnelling te zetten of
wielblokken tegen een van de wielen te plaatsen.
Bij een auto met een automatische transmissie wordt stand P automatisch
geselecteerd als het contact wordt afgezet. De
wielen zijn dan geblokkeerd.
Zie het betreffende deel voor meer informatie
over de vrijloop.
Bij een automatische transmissie: als u het
bestuurdersportier opent terwijl stand N is
ingeschakeld, dan klinkt er een geluidssignaal en
wordt stand P ingeschakeld. Het geluidssignaal
stopt wanneer het bestuurdersportier is gesloten.
Automatische werking uitschakelen
Onder bepaalde omstandigheden, bijvoorbeeld bij
zeer koud weer, bij het trekken van een aanhanger
of bij slepen, moet de automatische werking van het
systeem worden uitgeschakeld.
► Start de motor .
► Gebruik de hendel om de parkeerrem aan te
trekken als deze is vrijgezet.
►
Laat het rempedaal volledig los.
►
Houd de hendel 10 tot maximaal 15 seconden
ingedrukt in de richting voor het vrijzetten.
►
Laat de hendel los.
►
T
rap het rempedaal in en houd het ingetrapt.
►
T
rek de hendel 2 seconden in de richting voor
het aantrekken.
Dit controlelampje op het instrumentenpaneel gaat branden om te bevestigen dat de
automatische functies zijn uitgeschakeld.
►
Laat de hendel en het rempedaal los.
V
anaf dit moment kan de parkeerrem alleen
handmatig met behulp van de hendel worden
aangetrokken en vrijgezet.
Page 112 of 292

11 0
Rijden
► Herhaal deze procedure voor het inschakelen
van de automatische werking (bevestigd
door het doven van het controlelampje op het
instrumentenpaneel).
Noodremfunctie
Als de auto niet goed afremt met het rempedaal of
in uitzonderlijke omstandigheden (bijvoorbeeld als
de bestuurder onwel wordt of bij het geven van rijles
(indien toegestaan)) kan de auto worden afgeremd
door aan de hendel van de elektrische parkeerrem
te trekken. De auto blijft afremmen zolang de hendel
omhoog wordt getrokken; het afremmen stopt zodra
de hendel wordt losgelaten.
De ABS- en DSC-systemen zorgen ervoor dat de
auto stabiel blijft wanneer de noodremfunctie actief
is.
Bij een storing in het systeem van de
noodremfunctie verschijnt de melding "Parkeerrem
defect" op het instrumentenpaneel.
Bij een storing in de ABS- en DSC-systemen, aangegeven door het
branden van een of beide waarschuwingslampjes op
het instrumentenpaneel, kan de stabiliteit van de
auto niet meer worden gegarandeerd.
►
Zorg in dit geval ervoor dat de auto stabiel blijft
door de hendel van de elektrische parkeerrem
herhaaldelijk aan te trekken en los te laten totdat de
auto volledig tot stilstand is gekomen.
Automatische transmissie (EAT6 / EAT8)
Automatische transmissie (6 of 8 versnellingen)
met selectiehendel. De transmissie biedt ook
de mogelijkheid handmatig te schakelen met de
schakelflippers aan de stuurkolom.
Standen van de selectiehendel
P. Parkeerstand
Parkeren van de auto: de voorwielen worden
geblokkeerd.
R. Achteruitversnelling
N. Neutraalstand
Om de auto te verplaatsen met afgezet contact,
of om de vrijloop te gebruiken.
Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de vrijloop.
D. Rijden in de automatische stand
De transmissie schakelt zelf de juiste versnelling
in, op basis van uw rijstijl, het wegprofiel en de
belading van de auto.
M. Rijden in de handmatige stand
De bestuurder kan schakelen met de
schakelflippers.
Impulsselectiehendel
A.Toets P
Om de parkeerstand in te schakelen.
B. Toets Unlock
Om de transmissie te deblokkeren en, met
ingetrapt rempedaal, vanuit stand P een andere
stand te selecteren of stand R
te selecteren.
Houd deze toets ingedrukt voordat u de
selectiehendel beweegt.
C. Toets M
Om vanuit stand D over te schakelen op de
handbediende stand.
(Afhankelijk van de uitvoering: met Full
Park Assist kunt u de handbediende stand
inschakelen via de schakelaar DRIVE MODE)
D. Verklikkerlampjes transmissiestatus (R, N, D)
► Beweeg de hendel een of twee keer naar voren
( N of R ) of naar achteren (N of D), indien nodig tot
voorbij het weerstandspunt.
De hendel gaat terug naar zijn oorspronkelijke
positie wanneer u de hendel loslaat.
Als u bijvoorbeeld van P naar R wilt schakelen,
houdt u Unlock ingedrukt en duwt u de hendel
twee keer naar voren zonder het weerstandspunt
te passeren of één keer naar voren tot voorbij het
weerstandspunt:
– In het eerste geval gaat de transmissie van P naar
N en vervolgens van N naar R.
– In het tweede geval gaat de transmissie direct van
P naar R .
Schakelflippers
In stand M of D kan de bestuurder met de
schakelflippers schakelen.
Page 113 of 292

111
Rijden
6
► Beweeg de hendel een of twee keer naar voren
( N of R ) of naar achteren (N of D), indien nodig tot
voorbij het weerstandspunt.
De hendel gaat terug naar zijn oorspronkelijke
positie wanneer u de hendel loslaat.
Als u bijvoorbeeld van
P naar
R wilt schakelen,
houdt u Unlock ingedrukt en duwt u de hendel
twee keer naar voren zonder het weerstandspunt
te passeren of één keer naar voren tot voorbij het
weerstandspunt:
–
In het eerste geval gaat de transmissie van
P naar
N en vervolgens van N naar R.
–
In het tweede geval gaat de transmissie direct van
P naar R .
Schakelflippers
In stand M of D kan de bestuurder met de
schakelflippers schakelen. Met de flippers is het niet mogelijk om de
neutraalstand of de achteruitversnelling in te
schakelen of uit de achteruitversnelling te schakelen.
► Beweeg flipper "
+” of "- ” kort naar u toe om naar
een hogere of lagere versnelling te schakelen.
Informatie op het
instrumentenpaneel
Wanneer het contact wordt aangezet, wordt de
status van de transmissie op het instrumentenpaneel
weergegeven:
P : Parkeerstand.
R : Achteruitversnelling.
N : Neutraalstand.
D1...D6/D8 : Automatische stand.
M1...M6/M8 : Handbediende stand.
- : Schakelcommando in de handbediende stand niet
opgevolgd.
Als het contact aan staat en het bestuurdersportier
wordt geopend, dan wordt er een melding
weergegeven waarin u wordt gevraagd om de
transmissie in stand P te zetten.
Werking
Als bij draaiende motor het rempedaal moet worden
ingetrapt en/of de toets Unlock moet worden
ingedrukt om van stand te veranderen, wordt dit
aangegeven met een waarschuwingsmelding op het
instrumentenpaneel.
Alleen de verzoeken voor het veranderen van
de stand die correct uitvoerbaar zijn, worden
uitgevoerd.
Als bij draaiende motor en vrijgezette
parkeerrem stand R , D of M wordt
geselecteerd, zet de auto zich in beweging
zonder dat u het gaspedaal hoeft in te trappen.
Trap nooit tegelijkertijd op het gas- en het rempedaal - Kans op beschadiging van de
transmissie!
Plaats bij een lege accu altijd het met het
boordgereedschap meegeleverde wielblok tegen
een van de wielen om de auto op zijn plaats te
houden.
Deblokkeren van de transmissie
– Vanuit stand P :
► T rap het rempedaal volledig in.
►
Druk op de toets
Unlock.
►
Selecteer een andere stand terwijl u het
rempedaal ingetrapt en de toets Unlock
ingedrukt houdt.
Page 114 of 292

11 2
Rijden
– Als de neutraalstand N is geselecteerd en bij een
snelheid lager dan 5 km/u:
►
T
rap het rempedaal volledig in.
►
Selecteer een andere stand terwijl u het
rempedaal ingetrapt houdt.
Inschakelen van de achteruitversnelling
► Breng de auto volledig tot stilstand.
► T rap het rempedaal in en druk daarna op de
toets Unlock.
►
Houd het pedaal ingetrapt en de toets ingedrukt
en selecteer stand
R.
Permanente handbediende stand
Inschakelen van de stand:
Bij EAT8 zonder toets Full Park Assist en EAT6:
►
Met stand
D geselecteerd.
►
Druk op toets
M; het groene lampje in de toets
gaat branden.
Bij EAT8 en toets Full Park Assist:
►
Druk op de schakelaar
DRIVE MODE.
►
Selecteer
de “Handmatige” stand: deze verschijnt
op het instrumentenpaneel.
Uitschakelen van de stand:
►
Duw de hendel één keer naar voren om stand
D
weer te selecteren.
of
►
Druk op toets
M; het lampje in de toets gaat uit.
of
►
Selecteer een andere stand met de schakelaar
DRIVE MODE.
Afzetten van het contact
Zet het contact alleen af als de auto stilstaat.
Activeren van de vrijloop
Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de vrijloop.
Als u het bestuurdersportier opent terwijl stand N is geselecteerd, klinkt er een
geluidssignaal. Het geluidssignaal stopt zodra u
het bestuurdersportier sluit.
Bijzonderheden van de automatische
stand
De transmissie selecteert de versnelling die
de beste prestaties levert op basis van de
omgevingstemperatuur, het wegprofiel, de belading
van de auto en de rijstijl.
Trap voor een maximale acceleratie het gaspedaal
volledig in (kickdown). De transmissie schakelt
automatisch terug of handhaaft de ingeschakelde
versnelling totdat de motor het maximumtoerental
bereikt.
Met de schakelflippers kan de bestuurder tijdelijk zelf
schakelen als de rijsnelheid en het motortoerental
dit toelaten.
Bijzonderheden van de handbediende
stand
De transmissie schakelt alleen een andere
versnelling in als de wagensnelheid en het
motortoerental dit toelaten.
Starten van de auto
Vanuit stand P :
► Trap het rempedaal volledig in.
►
Start de motor .
►
Houd het rempedaal ingetrapt en druk op de
toets Unlock.
►
Duw de hendel een of twee keer naar achteren
om de automatische stand D te selecteren of naar
voren om de achteruitversnelling R in te schakelen.
Vanuit de neutraalstand N :
►
T
rap het rempedaal volledig in.
►
Start de motor
.
►
Houd het rempedaal ingetrapt, druk de
selectiehendel naar achteren om de automatische
stand D te selecteren of naar voren terwijl u de toets
Unlock indrukt om de achteruitversnelling R in te
schakelen.
En daarna vanuit stand D of R:
►
Laat het rempedaal los.
►
Geef geleidelijk gas om de elektrische
parkeerrem automatisch vrij te zetten.
De auto begint onmiddellijk te rijden.
Automatische transmissie Probeer de motor nooit te starten door de
auto aan te duwen.
De auto afzetten
Stand P wordt direct automatisch ingeschakeld
wanneer het contact wordt afgezet, ongeacht de
huidige stand van de transmissie.
In stand N wordt stand P echter na een vertraging
van 5 seconden ingeschakeld (tijd om de
vrijloopstand in te schakelen).
Controleer of stand P inderdaad is ingeschakeld
en of de elektrische parkeerrem automatisch is
aangetrokken; zo niet, trek de parkeerrem dan
handmatig aan.
De betreffende controlelampjes op de keuzeschakelaar van de transmissie en de
hendel van de elektrische parkeerrem, en de
controlelampjes op het instrumentenpaneel moeten
branden.
Storing in de transmissie
Dit waarschuwingslampje gaat branden, in combinatie met een geluidssignaal en een
melding.
Ga naar een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
Rijd niet sneller dan 100 km/h waar dat is
toegestaan.
Overschakelen van de transmissie op het
noodprogramma
Stand D wordt geblokkeerd in de derde versnelling.
De flippers op het stuurwiel werken niet en stand M
is niet meer beschikbaar.
U kunt een hevige schok voelen als de
achteruitversnelling wordt ingeschakeld. Dit is niet
schadelijk voor de transmissie.
Storing in de selectiehendel
Kleine storing
Dit waarschuwingslampje gaat branden, in combinatie met een melding en een
geluidssignaal.
Page 115 of 292

11 3
Rijden
6Controleer of stand P inderdaad is ingeschakeld
en of de elektrische parkeerrem automatisch is
aangetrokken; zo niet, trek de parkeerrem dan
handmatig aan.
De betreffende controlelampjes op de keuzeschakelaar van de transmissie en de
hendel van de elektrische parkeerrem, en de
controlelampjes op het instrumentenpaneel moeten
branden.
Storing in de transmissie
Dit waarschuwingslampje gaat branden, in combinatie met een geluidssignaal en een
melding.
Ga naar een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
Rijd niet sneller dan 100
km/h waar dat is
toegestaan.
Overschakelen van de transmissie op het
noodprogramma
Stand D wordt geblokkeerd in de derde versnelling.
De flippers op het stuurwiel werken niet en stand M
is niet meer beschikbaar.
U kunt een hevige schok voelen als de
achteruitversnelling wordt ingeschakeld. Dit is niet
schadelijk voor de transmissie.
Storing in de selectiehendel
Kleine storing
Dit waarschuwingslampje gaat branden, in combinatie met een melding en een
geluidssignaal.
Rijd voorzichtig.
Ga naar een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
In bepaalde gevallen gaan de controlelampjes
van de selectiehendel niet meer branden, maar
wordt de status van de transmissie nog wel op het
instrumentenpaneel weergegeven.
Ernstige storing
Dit waarschuwingslampje gaat branden, in combinatie met een melding.
Zet de auto stil.Zet de auto zo snel mogelijk stil op een
veilige plaats en zet het contact af.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of
een gekwalificeerde werkplaats.
Elektrische automatische
transmissie e-EAT8 (plug-in
hybride)
Automatische transmissie met 8 versnellingen, een selectiehendel en functie voor regeneratief remmen.
Met uitzondering van de handbediende stand en
regeneratief remmen is de werking gelijk aan die van
andere EAT8-transmissies.
Zie de betreffende hoofdstukken voor meer
informatie over het Bediening of deStoringen van
de EAT8-transmissie.
Standen van de selectiehendel
P. Parkeerstand
Parkeren van de auto: de voorwielen worden
geblokkeerd.
R. Achteruitversnelling
N. Neutraalstand
Om de auto te verplaatsen met afgezet
contact: in bepaalde wasstraten, bij het
slepen van de auto enz.
D/B. Automatisch vooruit rijden (D ) of automatisch
vooruit rijden met regeneratief remmen (B )
De transmissie schakelt zelf de juiste
versnelling in, op basis van uw rijstijl, het
wegprofiel en de belading van de auto.
Als de functie regeneratief remmen is
geactiveerd, regelt de transmissie ook het
remmen als het gaspedaal wordt losgelaten.
Page 116 of 292

11 4
Rijden
Impulsselectiehendel
A.Toets P
Om de parkeerstand in te schakelen.
B. Toets Unlock
Om de transmissie te deblokkeren en, met
ingetrapt rempedaal, vanuit stand P een andere
stand te selecteren of stand R
te selecteren.
Houd deze toets ingedrukt voordat u de
selectiehendel beweegt.
C. Controlelampjes voor de transmissiestand (R,
N, D/B)
Wanneer u de parkeerstand wilt
uitschakelen, wacht dan totdat het
controlelampje READY gaat branden.
Informatie op het
instrumentenpaneel
Wanneer het contact wordt aangezet, wordt de
status van de transmissie op het instrumentenpaneel
weergegeven:
P : parkeren.
R : achteruitversnelling.
N : neutraalstand.
D1 t/m D8: automatisch vooruit rijden.
B1 t/m B8: automatisch vooruit rijden met
regeneratief remmen geactiveerd.
Bij volledig elektrisch rijden wordt de ingeschakelde
versnelling niet aangegeven.
Bij het afzetten van het contact wordt de stand van
de transmissie nog enkele seconden weergegeven
op het instrumentenpaneel.
Regeneratief remmen
(remfunctie)
De functie voor regeneratief remmen bootst het
afremmen op de motor na en laat de auto afremmen
zonder dat de bestuurder het rempedaal hoeft in
te trappen. Wanneer de bestuurder het gaspedaal
loslaat, vertraagt de auto sneller.
De energie die wordt teruggewonnen bij het
loslaten van het gaspedaal wordt gebruikt om de
tractiebatterij gedeeltelijk op te laden.
Het gedeeltelijk opladen heeft geen effect op het aangegeven laadniveau.
De auto remt af, maar de remlichten gaan niet branden.
►
Beweeg de hendel vanuit stand
D/B naar
achteren om de functie in of uit te schakelen.
D op het instrumentenpaneel wordt vervangen door
B .
De status van de functie wordt niet opgeslagen bij
het afzetten van het contact.
In bepaalde omstandigheden (bijvoorbeeld volledig opgeladen tractiebatterij of extreme
temperaturen) kan de mate van regeneratief
remmen tijdelijk worden beperkt waardoor de
auto minder sterk afremt.
De bestuurder moet goed op het verkeer letten
en waar nodig altijd onmiddellijk het rempedaal
kunnen intrappen.
Regeneratief remmen met het rempedaal Er kan ook energie worden teruggewonnen
door het rempedaal in te trappen om de
tractiebatterij gedeeltelijk op te laden; dit heeft
geen effect op het aangegeven laadniveau.
Hill Start Assist
Dit systeem houdt uw auto bij het wegrijden op een
helling kort (ongeveer 2 seconden) op zijn plaats. In
die tijd kunt u uw voet van het rempedaal naar het
gaspedaal verplaatsen.
Dit systeem is alleen actief onder de volgende
voorwaarden:
– De auto staat volledig stil met het rempedaal
ingedrukt.
– Er is aan bepaalde hellingcondities voldaan.
– Het bestuurdersportier is gesloten.
Verlaat de auto niet in de korte periode dat
de Hill Start Assist in werking is.
Als iemand uit de auto moet stappen terwijl
de motor draait, schakel de parkeerrem
dan handmatig in. Controleer daarna of het
controlelampje voor de parkeerrem en het
controlelampje P in de bedieningshendel voor de
elektrische parkeerrem permanent branden.
De functie Hill Start Assist kan niet worden uitgeschakeld. Maar als de parkeerrem
wordt aangetrokken om de auto op zijn plaats te
houden, wordt de werking van de functie
onderbroken.
Werking
Page 117 of 292

11 5
Rijden
6– De auto staat volledig stil met het rempedaal
ingedrukt.
–
Er is aan bepaalde hellingcondities voldaan.
–
Het bestuurdersportier is gesloten.
Verlaat de auto niet in de korte periode dat de Hill Start Assist in werking is.
Als iemand uit de auto moet stappen terwijl
de motor draait, schakel de parkeerrem
dan handmatig in. Controleer daarna of het
controlelampje voor de parkeerrem en het
controlelampje
P in de bedieningshendel voor de
elektrische parkeerrem permanent branden.
De functie Hill Start Assist kan niet worden uitgeschakeld. Maar als de parkeerrem
wordt aangetrokken om de auto op zijn plaats te
houden, wordt de werking van de functie
onderbroken.
Werking
Als de auto bergopwaarts stilstaat, wordt deze
even op zijn plaats gehouden wanneer de
bestuurder het rempedaal loslaat:
–
Als stand
D of M is geselecteerd bij een
automatische transmissie.
Als de auto bergafwaarts stilstaat en de
achteruitversnelling ingeschakeld is, wordt
de auto even op zijn plaats gehouden als de
bestuurder het rempedaal loslaat.
Storing
Bij een storing gaan deze waarschuwingslampjes op het
instrumentenpaneel branden, in combinatie met een
melding.
Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of
door een gekwalificeerde werkplaats controleren.
Active Suspension Control
Dit systeem past de ophanging van de auto aan de
conditie en het profiel van de weg, de belasting van
de auto, de rijstijl en de gekozen rijstand aan. Het systeem maakt gebruik van een computer en
sensoren die het optimale niveau van schokdemping
bepalen voor elke schokdemper afzonderlijk.
De werking van het systeem hangt af van de
gekozen rijstand (afhankelijk van de uitvoering).
Raadpleeg het betreffende gedeelte voor meer
informatie over de rijstanden.
Storing
Bij een storing gaat dit waarschuwingslampje
op het instrumentenpaneel branden.
Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of
door een gekwalificeerde werkplaats controleren.
Rijstanden
Welke rijstanden beschikbaar zijn is afhankelijk van
de motor en uitvoering van de auto.
De rijstanden kunnen met de volgende schakelaar
worden geselecteerd:
► Druk op de schakelaar om de standen op het
instrumentenpaneel weer te geven.
Page 118 of 292

11 6
Rijden
► Druk nogmaals op de schakelaar om de stand
te wijzigen.
Wanneer de melding verdwijnt, is de geselecteerde
stand geactiveerd en wordt deze op het
instrumentenpaneel weergegeven (behalve in de
stand Normaal).
Met benzine-/dieselmotoren
Wanneer het contact wordt aangezet, wordt
standaard de rijstand Normaal geselecteerd.
Eco
Deze stand vermindert het energieverbruik door de
prestaties van de verwarming en de airconditioning
te verlagen zonder deze uit te schakelen.
Comfort
Voor comfortabeler rijden en een soepelere vering.
Normaal
Hiermee worden de standaardinstellingen hersteld.
In combinatie met Active Suspension Control biedt
deze stand het beste compromis tussen comfort en
weggedrag.
Sport
In deze stand is een meer dynamische rijstijl
mogelijk door aanpassing van de stuurbekrachtiging
en Active Suspension Control, de respons op het
gaspedaal, het schakelen (bij een auto met een
automatische transmissie) en de mogelijkheid om
de dynamische instellingen van de auto op het
instrumentenpaneel weer te geven.
Handmatig
Stand permanent Handmatig bij een auto met een
automatische transmissie en Full Park Assist.
Wordt gebruikt om handmatig te schakelen met de
schakelflippers aan de stuurkolom.
Vrijloop-stand Afhankelijk van de uitvoering of motor kan
bij een auto met een EAT8-transmissie in stand
D (behalve in stand Sport) de vrijloop worden
geactiveerd door het gaspedaal geleidelijk
volledig los te laten. Hierdoor kan brandstof
worden bespaard.
Het is normaal dat het motortoerental daalt
(toerenteller geeft het stationaire toerental aan,
minder geluid van de motor).
Bij motoren van plug-in
hybrideauto's
Wanneer het contact wordt aangezet, wordt
standaard de rijstand Electric geselecteerd.
Electric
In deze stand rijdt de auto 100% elektrisch. De
maximumsnelheid is ongeveer 135 km/h.
Als de stand Electric bij het starten van de
auto door de omstandigheden niet kan worden
geactiveerd of gehandhaafd, wordt de melding
" Elektrische stand momenteel niet beschikbaar"
op het instrumentenpaneel weergegeven. De auto
gaat automatisch over op de stand Hybride.
Als er een lampje onder de binnenspiegel gaat
branden, zichtbaar vanaf de buitenkant van de auto,
rijdt u in de stand Electric (afhankelijk van het land
waarin de auto wordt verkocht).
Het lampje kan worden uitgeschakeld door de punt van een paperclip of een ander
voorwerp in de opening onder de spiegel te
steken.
Activeringsvoorwaarden
–
De laadtoestand van de tractiebatterij is
voldoende. Het wordt daarom aanbevolen om
de auto na elke rit op te laden. De stand Electric
is beschikbaar zolang de laadtoestand van de
tractiebatterij voldoende is.
–
Buitentemperatuur tussen ongeveer -5°C en
45°C.
Handmatig de stand verlaten
►
T
rap het gaspedaal volledig in, of
►
Selecteer een andere stand.
Wanneer u de auto langere tijd niet hebt gebruikt (meerdere maanden), kan het
voorkomen dat de benzinemotor wordt gestart,
zelfs als de tractiebatterij is opgeladen.
Afhankelijk van de uitrusting wordt de stand Electric gecombineerd met de stand
Normaal van de Active Suspension
Control-functie.
Zie het betreffende deel voor meer informatie
over Active Suspension Control.
Wanneer de verbrandingsmotor meerdere
keren wordt gestart zonder dat de
temperatuur voldoende stijgt, kan het zijn dat de
stand Electric tijdelijk niet beschikbaar is
(natuurlijk fenomeen van verdunning van de olie
door brandstof in de olie). De melding
" Elektrische modus niet beschikbaar:
automatische werking bezig" wordt dan op het
instrumentenpaneel weergegeven.
Wanneer u de normale elektrische werking weer
wilt inschakelen, moet u ongeveer 80 km onder
"snelwegomstandigheden" of ongeveer 200 km
binnen de bebouwde kom rijden.
Dit fenomeen veroorzaakt geen mechanische of
elektrische schade. Tijdens de levensduur van de
auto kan dit meerdere keren voorkomen.
Hybride
Wordt gebruikt om het brandstofverbruik van de
auto te optimaliseren door beide typen motoren
afwisselend of gelijktijdig te gebruiken, afhankelijk
van de rijomstandigheden en de rijstijl.
In de stand Hybride is het mogelijk om in de
100% elektrische stand te rijden als het laadniveau
van de batterij voldoende is en er matig wordt
geaccelereerd.
Afhankelijk van de uitrusting wordt de stand Hybride gecombineerd met de stand
Normaal van de Active Suspension
Control-functie.
Zie het betreffende deel voor meer informatie
over Active Suspension Control.
Page 119 of 292

11 7
Rijden
6Wanneer de verbrandingsmotor meerdere keren wordt gestart zonder dat de
temperatuur voldoende stijgt, kan het zijn dat de
stand
Electric
tijdelijk niet beschikbaar is
(natuurlijk fenomeen van verdunning van de olie
door brandstof in de olie). De melding
" Elektrische modus niet beschikbaar:
automatische werking bezig" wordt dan op het
instrumentenpaneel weergegeven.
Wanneer u de normale elektrische werking weer
wilt inschakelen, moet u ongeveer 80 km onder
"snelwegomstandigheden" of ongeveer 200 km
binnen de bebouwde kom rijden.
Dit fenomeen veroorzaakt geen mechanische of
elektrische schade. Tijdens de levensduur van de
auto kan dit meerdere keren voorkomen.
Hybride
Wordt gebruikt om het brandstofverbruik van de
auto te optimaliseren door beide typen motoren
afwisselend of gelijktijdig te gebruiken, afhankelijk
van de rijomstandigheden en de rijstijl.
In de stand Hybride is het mogelijk om in de
100% elektrische stand te rijden als het laadniveau
van de batterij voldoende is en er matig wordt
geaccelereerd.
Afhankelijk van de uitrusting wordt de stand Hybride gecombineerd met de stand
Normaal van de Active Suspension
Control-functie.
Zie het betreffende deel voor meer informatie
over Active Suspension Control.
Sport
Maakt dynamischer rijden mogelijk om te profiteren
van de maximale prestaties van de auto.
Er wordt elektrisch vermogen gebruikt om
de benzinemotor te ondersteunen zolang de
tractiebatterij voldoende is opgeladen.
Afhankelijk van de uitrusting wordt de stand
Sport gecombineerd met de stand Sport
van de Active Suspension Control-functie.
Zie het betreffende deel voor meer informatie
over Active Suspension Control.
PSE (PEUGEOT Sport Engineered)
De elektrische energie wordt gebruikt
om de benzinemotor te ondersteunen of de
tractiebatterij op te laden, afhankelijk van de
rijstijl.
Deze stand is geoptimaliseerd met specifieke
instellingen, die ervoor zorgen dat de dynamische
prestaties van deze auto optimaal worden
gebruikt (stuurbekrachtiging, gevoeligheid
gaspedaal, ESC).
Comfort
(Afhankelijk van de uitvoering)
Combineert de stand Hybride en de stand Comfort
van de Active Suspension Control-functie.
Voor een zachte schokdemping om het rijcomfort op
een slecht wegdek te verbeteren.
Zie het betreffende deel voor meer informatie over Active Suspension
Control.
4WD (vierwielaandrijving)
(Afhankelijk van de uitvoering)
Verbetert de grip van de auto bij lage en gemiddelde
snelheden door alle de wielen permanent aan te
drijven.
4WD-stand (vierwielaandrijving) is met name
geschikt voor het rijden op besneeuwde wegen
en moeilijk begaanbaar terrein (bjv. modder,
zand) evenals voor doorwaadbare plaatsen, met
gematigde snelheid.
Afhankelijk van de rijomstandigheden en het
laadniveau van de batterij kan er in de stand 4WD
100% elektrisch worden gereden.
Als het systeem na 300 meter rijden niet heeft
gedetecteerd dat er wielen doorslippen of dat
er weinig grip is, schakelt het over op de stand
Hybride.
Deze stand kan optimaal worden gebruikt als de auto is voorzien van geschikte
banden, zoals winterbanden.
De grip kan worden verbeterd tot 135
km/h met
behulp van de elektromotoren; boven deze
snelheid wordt de auto alleen door de voorwielen
aangedreven.
Page 120 of 292

11 8
Rijden
Schakelindicator
Dit systeem geeft aan welke versnelling moet
worden ingeschakeld om het brandstofverbruik te
verminderen.
Werking
Afhankelijk van de rijomstandigheden en de
uitvoering van de auto kan het systeem u adviseren
één of meer versnellingen op te schakelen.
De schakeladviezen hoeft u echter niet op te volgen.
De keuze van de optimale versnelling hangt namelijk
altijd af van de situatie op de weg, de verkeersdrukte
en de veiligheid. De bestuurder blijft derhalve altijd
zelf verantwoordelijk voor het al dan niet opvolgen
van een schakeladvies van het systeem.
Het systeem kan niet worden uitgeschakeld.
Bij auto's met een automatische transmissie werkt dit systeem alleen in de handbediende
stand.
De informatie wordt in de vorm van een pijl in combinatie met het nummer van de
geadviseerde versnelling op het instrumentenpaneel
weergegeven.
Het systeem past de schakelinstructies aan de rijomstandigheden (zoals helling,
belasting) en de rijstijl (zoals gevraagd vermogen,
accelereren, remmen) aan.
Het systeem zal u nooit adviseren om:
–
de eerste versnelling in te schakelen;
–
de achteruitversnelling in te schakelen.
Stop & Start
De Stop & Start-functie zet de motor tijdelijk
af (STOP-stand) als u stopt (bij rood licht,
opstoppingen enzovoort). De motor wordt
automatisch opnieuw gestart (START-stand) als u
weer weg wilt rijden.
De functie is perfect afgestemd op gebruik in de stad
en zorgt voor een lager brandstofverbruik, minder
uitstoot van schadelijke stoffen en een aangename
rust in het interieur tijdens het wachten.
De functie heeft geen invloed op de werking van
belangrijke functies van de auto, zoals met name het
remsysteem.
Uitschakelen/weer inschakelen
De functie wordt standaard ingeschakeld als het
contact wordt aangezet.
De functie uit-/inschakelen:
► Druk op de toets.
Een melding op het instrumentenpaneel bevestigt de
gewijzigde status.
Wanneer de functie wordt uitgeschakeld, gaat het
oranje controlelampje branden; als de motor door de
functie was gestopt, wordt deze direct gestart.
Bijbehorende controlelampjes
Functie geactiveerd.
Functie uitgeschakeld of storing.
Motorkap openen
Schakel het Stop & Start-systeem altijd
uit als u handelingen onder de motorkap wilt
uitvoeren, om letsel door het automatisch
opnieuw starten van de motor te voorkomen.
Rijden op een overstroomde weg Schakel het Stop & Start-systeem uit
wanneer u over een overstroomde weg moet
rijden.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
rijadviezen, met name over het rijden op
overstroomde wegen.
Werking
Belangrijkste voorwaarden voor gebruik
– Het bestuurdersportier moet zijn gesloten.
– De veiligheidsgordel van de bestuurder moet zijn
vastgemaakt.
– Het laadniveau van de accu moet voldoende zijn.
– De temperatuur van de motor moet binnen het
nominale werkingsbereik liggen.
– De buitentemperatuur moet tussen 0 °C en 35 °C
liggen.
De motor in stand-by (STOP-modus)
zetten
De stand-bystand van de motor wordt automatisch
ingeschakeld als de bestuurder aangeeft dat hij gaat
stoppen:
– Bij een auto met een automatische
transmissie: • Als u bij een snelheid lager dan 20 km/h bij
uitvoeringen met BlueHDi-motor of lager dan
1 km/h bij uitvoeringen met PureTech 180- of
PureTech 225-motor het rempedaal stevig
intrapt met de selectiehendel in stand D .
• Of wanneer de auto stilstaat en u de
selectiehendel in de stand N zet.
Tijdteller
Een tijdteller houdt bij hoe lang de stand-bymodus
tijdens de reis is gebruikt. Elke keer wanneer u het
contact inschakelt, wordt de tijdteller weer op nul
gezet.
Speciale gevallen:
De motor gaat niet naar stand-by als er niet aan de
voorwaarden voor de werking is voldaan en in de
volgende gevallen:
– Op een steile helling (omhoog of omlaag).