airbag Peugeot Bipper 2014 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2014, Model line: Bipper, Model: Peugeot Bipper 2014Pages: 192, PDF Size: 9.72 MB
Page 5 of 192

3
INHOUD
Inhoud
5. VEILIGHEID
114-1366. ACCESSOIRES
137-140
Handrem 114
Alarmknipperlichten 114
Claxon 115
Hulpsystemen bij het
remmen 115
Stabiliteitscontrolesystemen 11 6Autogordels 119
Airbags 121
Uitschakelen van de
passagiersairbag 123
Kinderzitjes 125
ISOFIX-bevestigingen 134Trekken van een
aanhanger, een
caravan... 137
Imperiaal en
allesdragers 139
Overige accessoires 139
7. SNEL WEER
OP WEG 141-173
Accu 141
Wiel verwisselen 144
Noodreparatieset voor
banden 147
Sneeuwkettingen 149
Lampen vervangen 150
Ruitenwisserblad
vervangen 155
Zekeringen vervangen 156
Slepen van uw auto 161
Identifi catie 162
Brandstof tanken 163
Motorkap openen 166
Niveaus 169
Controles 171
8. WEGWIJZER
174-186
Exterieur 174
Interieur 176
Bestuurdersplaats 182
Technische gegevens -
Onderhoud 186
auto met linkse besturing.
auto met rechtse
besturing.
Page 8 of 192

6
In een oogopslag
Cockpit
1.
Hendel stuurwielverstelling.
2.
Schakelaar verlichting en
richtingaanwijzers.
3.
Instrumentenpaneel.
4.
Bediening van de autoradio vanaf het stuurwiel.
Bluetooth handsfree systeem.
5.
Airbag bestuurder.
Claxon.
6.
Schakelaars snelheidsregelaar.
7.
Versnellingspook.
8.
Parkeerrem.
9.
Hendel motorkapontgrendeling.
10.
Bediening buitenspiegels.
11 .
Zekeringkast.
12.
Handmatige koplampverstelling.
13.
Verstelbaar en afsluitbaar
zijventilatierooster.
14.
Zijruitontwaseming.
15.
Schakelaars ruitbediening.
16.
Voorruitontwaseming.
17.
Schakelaar ruitenwissers/ruitensproeiers/
boordcomputer.
18.
Contact-/stuurslot.
19.
Verstelbare en afsluitbare middelste
ventilatieroosters.
20.
Airbag aan passagierszijde.
21.
Toets MENU.
22.
Dashboardkastje.
23.
12V-accessoireaansluiting.
24.
Aansteker.
25.
Asbak.
26.
Bedieningspaneel verwarming / airconditioning.
27.
Autoradio.
Page 9 of 192

7
IN EEN OOGOPSLAG
In een oogopslag
Cockpit
1.
Hendel stuurwielverstelling.
2.
Schakelaar verlichting en
richtingaanwijzers.
3.
Instrumentenpaneel.
4.
Bediening van de autoradio vanaf het stuurwiel.
Bluetooth handsfree systeem.
5.
Airbag bestuurder.
Claxon.
6.
Schakelaars snelheidsregelaar.
7.
Versnellingshendel.
8.
Parkeerrem.
9.
Hendel motorkapontgrendeling.
10.
Bediening buitenspiegels.
11 .
Zekeringkast.
12.
Handmatige koplampverstelling.
13.
Verstelbaar en afsluitbaar
zijventilatierooster.
14.
Zijruitontwaseming.
15.
Schakelaars ruitbediening.
16.
Voorruitontwaseming.
17.
Schakelaar ruitenwissers/ruitensproeiers/
boordcomputer.
18.
Contact-/stuurslot.
19.
Verstelbare en afsluitbare middelste
luchtroosters.
20.
Airbag aan passagierszijde.
21.
Toets MENU.
22.
Dashboardkastje.
23.
12V-accessoireaansluiting.
24.
Aansteker.
25.
Asbak.
26.
Bedieningspaneel verwarming /
airconditioning.
27.
Autoradio.
Page 18 of 192

16
In een oogopslag
VEILIGHEID VOOR DE INZITTENDEN
Niet-vastgemaakte veiligheidsgordels
A.
Waarschuwingslampje veiligheidsgordel
bestuurder niet vastgemaakt.
Laddervormige afscheiding
(Bedrijfswagen)
De laddervormige afscheiding beschermt de
bestuurder tegen schuivende lading. De airbag vóór aan passagierszijde kan
worden uitgeschakeld met behulp van de toets
MENU, die zich naast het stuurwiel bevindt.
1.
Druk op de toets MENU.
2.
Selecteer "Bag" en bevestig met de toets
MENU.
3.
Selecteer "OFF" en bevestig met de toets
MENU,
4.
Selecteer "JA" en bevestig met de toets
MENU.
Airbag vóór aan passagierszijde
11 9 123 109
Page 24 of 192

22
Cockpit
INSTRUMENTENPANELEN
1.
Kilometer-/mijlenteller.
2.
Display.
3.
Brandstofniveaumeter.
4.
Koelvloeistoftemperatuur.
5.
Toerenteller.
Instrumentenpaneel met display niveau 1
Instrumentenpaneel met display niveau 2
Display niveau 1 instrumentenpaneel
- Tijd.
- Afgelegde afstand in km/mijl.
- Boordcomputer: actieradius, verbruik,
gemiddelde snelheid.
- Stand van de hoogteverstelling van de
koplampen.
- In te stellen waarschuwing te hoge
snelheid.
- Schakelindicator.
- Stop & Start.
- Airbag aan passagierszijde AAN/UIT.
Display niveau 2 instrumentenpaneel
- Tijd.
- Datum.
- Radio.
- Afgelegde afstand in km/mijl.
- Buitentemperatuur.
- Standen en ingeschakelde versnellingen
elektronisch gestuurde versnellingsbak.
- Boordcomputer: actieradius, verbruik,
gemiddelde snelheid.
- Stand van de hoogteverstelling van de
koplampen.
- In te stellen waarschuwing te hoge
snelheid.
- Taalkeuze van de weergave.
- Schakelindicator.
- Stop & Start.
- Airbag aan passagierszijde AAN/UIT.
- Automatische vergrendeling van de
portieren tijdens het rijden AAN/UIT.
Page 27 of 192

25
1
VOORDAT u GAAT RIJDEN
Cockpit
Verklikkerlampje
status
signaleert
Wat te doen
Airbag vóór
Zijairbag knippert of blijft
branden. een defecte airbag. Zo snel mogelijk laten controleren door het
PEUGEOT-netwerk of door een gekwalifi ceerde
werkplaats. Rubriek 5, onderwerp "Airbags".
Airbag passagier
uitgeschakeld brandt.
dat de airbag bewust is uitgeschakeld
i.v.m. plaatsing van een kinderzitje
met de rug in de rijrichting. In te stellen in het menu MENU van de
boordcomputer. Rubriek 3, onderwerp "Menu".
ABS blijft branden. een storing in het
systeem.
Het remsysteem werkt normaal, maar zonder bekrachtiging.
Wij raden u aan te stoppen en het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalifi ceerde werkplaats te raadplegen.
blijft branden, samen met het
waarschuwingslampje parkeerrem. een storing in de elektronische
remdrukregelaar.
Stop de auto, zet het contact af en neem contact op met het
PEUGEOT-netwerk of met een gekwalifi ceerde werkplaats.
Stabiliteitscontrolesysteem
knippert enkele seconden.
een ingreep van het ESP. Ingreep van het systeem waardoor de koers van
de auto wordt gecorrigeerd.
brandt in combinatie met
het controlelampje van de
toets "ASR OFF"
en een
melding op het display.
een storing in het ESP. Neem contact op met het PEUGEOT-netwerk of
met een gekwalificeerde werkplaats.
brandt, met een melding
op het display. een storing in de ASR/
MSR. Neem contact op met het PEUGEOT-netwerk of
met een gekwalificeerde werkplaats.
brandt. een storing in de Intelligent
Traction Control. Neem contact op met het PEUGEOT-netwerk of
met een gekwalificeerde werkplaats.
Hill holder brandt. een storing in de hill
holder. Neem contact op met het PEUGEOT-netwerk of
met een gekwalificeerde werkplaats.
Remblokken vóór brandt. dat de remblokken
versleten zijn. Laat de remblokken vervangen door het PEUGEOT-
netwerk of door een gekwalifi ceerde werkplaats.
Page 71 of 192

69
3
TECHNOLOGIE AAN BOORD
Boordcomputer
BOORDCOMPUTER / CONFIGURATIE - PERSOONLIJKE INSTELLINGEN
Als in het MENU
de optie TRIP B is
geactiveerd:
- Traject B,
- Gemiddeld brandstofverbruik B,
- Gemiddelde snelheid B,
- Reisduur B.
Druk langer dan twee seconden op de toets MENU
ESC
om terug te keren naar het beginscherm.
Display niveau 1:
- Speed (Geluidssignaal snelheid).
- Hour (Instelling tijd).
- Buzz (Geluidsniveau meldingen).
- Unit (Eenheid).
- Bag p (Airbag passagierszijde).
Raadpleeg de desbetreffende regel van de
tabel configuratie/persoonlijke instellingen
op de volgende bladzijden.
Resetten
Druk langer dan twee seconden op de toets
TRIP
om de weergegeven gegevens te
resetten. Druk op de toets TRIP
op het uiteinde
van de ruitenwisserschakelaar om
achtereenvolgens de volgende
informatie weer te geven:
- Actieradius,
- Traject A,
- Gemiddeld brandstofverbruik A,
- Momenteel brandstofverbruik A,
- Gemiddelde snelheid A,
- Reisduur A.
Page 74 of 192

72
Menu
Menu...
Druk op...
Submenu...
Druk op...
Selecteer...
Bevestig
en stop
Om...
10
Toetsenvolume
Verhogen
Het toetsenvolume te verhogen
of verlagen.
Verlagen
11
Service (resterende
afstand in km
tot verversen) Het resterende aantal kilometers/
mijlen tot het verversingsinterval
weer te geven.
Het motorolieniveau weer te
geven.
12
Bag
(airbag aan
passagierszijde) ON Ja
De airbag aan passagierszijde
in te schakelen.
Nee
OFF Ja
De airbag aan passagierszijde
uit te schakelen.
Nee
13
Menu
verlaten Het menu te verlaten. Druk op
de pijltoets "omlaag" om terug
te keren naar het hoofdmenu.
Page 122 of 192

120
Veiligheidsgordels
Gebruiksvoorschrift
De bestuurder moet ervan verzekerd zijn dat
alle passagiers op de juiste manier gebruik
maken van hun veiligheidsgordel.
Zorg ervoor dat alle inzittenden tijdens het
rijden hun veiligheidsgordel dragen, ook al
betreft het een korte rit.
De veiligheidsgordels zijn voorzien van een
oprolautomaat die ervoor zorgt dat de lengte
van de gordel automatisch wordt aangepast
aan uw lichaamsbouw. De gordel wordt
automatisch opgerold als deze niet wordt
gebruikt.
Controleer zowel voor en na het gebruik van
de gordel of deze goed is opgerold.
Controleer na het neerklappen of
verplaatsen van een stoel of de gordel goed
is opgerold en de gordelsluiting zich op de
juiste plaats bevindt. De gordelkrachtbegrenzer beperkt de kracht
waarmee de gordel tegen het lichaam van
de inzittenden getrokken wordt.
De gordelspanners en
gordelkrachtbegrenzers werken alleen als
het contact is aangezet.
De oprolautomaten zijn voorzien van een
automatische blokkeerinrichting die in
werking treedt bij een aanrijding of een
noodstop.
Als de gordelspanners
zijn geactiveerd, licht het
verklikkerlampje airbag op.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalifi ceerde werkplaats.
De gordelspanners van de autogordels
vóór kunnen, afhankelijk van de aard en
de kracht van de aanrijding, onafhankelijk
van de airbags afgaan. De gordelspanners
trekken de veiligheidsgordels direct stevig
tegen het lichaam van de inzittenden.
Het afgaan van de gordelspanners
gaat gepaard met lichte onschadelijke
rookvorming en een geluid als gevolg van
het activeren van de pyrotechnische lading
in het systeem. Voor een effectieve werking van de
veiligheidsgordel:
- mag deze door niet meer dan één
persoon worden gedragen,
- moet worden voorkomen dat de gordel
gedraaid raakt en moet de gordel in een
vloeiende beweging naar voren worden
getrokken,
- dient deze strak om het lichaam te
worden gedragen.
De schoudergordel moet langs het holle
gedeelte van de schouder worden geplaatst.
De heupgordel moet zo laag mogelijk op het
bekken worden geplaatst.
Draai de gespen van de veiligheidsgordels
niet om; de gordels zijn dan niet voldoende
effectief. Als de zitplaatsen zijn voorzien
van armsteunen, moet de heupgordel altijd
onder de armsteun door worden geleid.
Controleer of de gordel goed is vastgemaakt
door even aan de riem te trekken.
Voorschriften voor kinderen:
- maak voor kinderen tot 12 jaar of kleiner
dan 1,50 m gebruik van een geschikt
kinderzitje.
- laat nooit een kind op schoot zitten
tijdens het rijden. De veiligheidsgordel
mag door niet meer dan één persoon
gedragen worden.
Raadpleeg voor meer informatie over
kinderzitjes in de rubriek 5 het gedeelte
"Kinderen in de auto".
Vanwege de wettelijke
veiligheidsvoorschriften moeten
werkzaamheden aan de veiligheidsgordels
worden uitgevoerd door een gekwalificeerde
werkplaats waarvan het personeel over
de noodzakelijke kennis beschikt en die is
voorzien van de geschikte apparatuur. Het
PEUGEOT-netwerk voldoet aan deze eisen.
Laat de veiligheidsgordels van uw auto
regelmatig (ook na een kleine aanrijding)
controleren door het PEUGEOT-netwerk
of door een gekwalificeerde werkplaats:
de gordels mogen geen slijtagesporen
en scheuren vertonen en er mogen geen
wijzigingen aan de gordels zijn aangebracht.
Reinig de veiligheidsgordels met
zeepsop of een reinigingsmiddel voor
textiel, verkrijgbaar bij het PEUGEOT-
netwerk.
Page 123 of 192

121
5
VEILIGHEID
Airbags
AIRBAGS
De airbags zijn speciaal ontworpen
voor een betere veiligheid van de
inzittenden bij ernstige aanrijdingen:
ze vormen een aanvulling op de
werking van de veiligheidsgordels met
spankrachtbegrenzers.
De elektronische schoksensoren registreren
in dat geval de frontale en zijdelingse
aanrijdingen waaraan de registratiezones
voor een aanrijding worden blootgesteld:
- bij een ernstige aanrijding worden de
airbags onmiddellijk opgeblazen en
helpen ze de inzittenden van de auto
te beschermen. Direct na de aanrijding
ontsnapt het gas zodat noch het zicht,
noch het eventueel verlaten van de auto
door de inzittenden wordt belemmerd,
- bij een minder ernstige aanrijding of een
aanrijding van achteren en in bepaalde
gevallen waarin de auto over de kop
slaat, treden de airbags niet in werking.
De veiligheidsgordels kunnen in een
dergelijke situatie voor een afdoende
bescherming zorgen.
De kracht van de aanrijding is afhankelijk
van het soort obstakel en de snelheid van
de auto op dat moment.
De airbags werken alleen als het
contact aan is.
De airbags werken slechts eenmaal. Als er
een tweede aanrijding plaatsvindt (tijdens
hetzelfde of een volgend ongeval), werken
de airbags niet meer.
Het activeren van de airbags gaat gepaard
met wat rook en een knal, als gevolg van de
activering van de pyrotechnische lading die
in het systeem is geïntegreerd.
De rook is niet schadelijk, maar kan voor
personen die daar gevoelig voor zijn,
irriterend zijn.
De knal die bij de ontsteking wordt
geproduceerd, kan het gehoor gedurende
een korte periode enigszins verminderen.
Wanneer een kinderzitje met de rug
in de rijrichting op de passagiersstoel
is geplaatst, moet de airbag aan
passagierszijde zijn uitgeschakeld. Zie in
rubriek 5 het gedeelte "Kinderen aan boord".