display Peugeot Bipper 2015 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2015, Model line: Bipper, Model: Peugeot Bipper 2015Pages: 193, PDF Size: 8.33 MB
Page 90 of 193

88
Bipper_nl_Chap05_technologie_ed02-2014
PARKEERHULP ACHTER
Dit systeem met geluidssignalen maakt gebruik
van vier parkeersensoren die zijn aangebracht
in de achterbumper.
Het systeem waarschuwt de bestuurder voor
elk obstakel (persoon, auto, boom, hek, …) dat
zich binnen het bereik achter de auto bevindt.
Het waarschuwt u echter niet voor objecten die
zich net onder de bumper bevinden.
Paaltjes, pionnen bij wegwerkzaamheden
of gelijksoortige voorwerpen worden
waargenomen bij aanvang van de
aanrijmanoeuvre, maar niet meer wanneer de
auto te dicht genaderd is.
Dit systeem is een hulpmiddel voor de
bestuurder, die desondanks waakzaam moet
blijven.Uitschakelen
Haal de versnellingshendel uit de
achteruitversnelling en zet hem in de neutraalstand.
Storing
Raadpleeg het PeUGeOT-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats wanneer dit lampje of
het waarschuwingslampje service
op het instrumentenpaneel gaat
branden in combinatie met een
melding op het display.
Gebruiksvoorschrift
Zorg ervoor dat de sensoren in de winter of
bij slecht weer niet bedekt zijn met modder,
ijs of sneeuw.
Inschakelen
Schakel de achteruitversnelling in met de
versnellingshendel.
e
en geluidssignaal geeft de afstand tot het
obstakel aan. Hoe dichter de auto bij het
obstakel komt, hoe korter de tijd tussen de
geluidssignalen is.
Als de auto minder dan ongeveer
30
centimeter van het obstakel verwijderd is,
is het geluidssignaal continu hoorbaar.
Deze functie wordt automatisch
uitgeschakeld wanneer een aanhanger
wordt aangekoppeld. Wij raden u aan om
een door P
e UG e OT aanbevolen trekhaak
te laten monteren door een gekwalificeerde
werkplaats.
88
Parkeerhulp
Page 91 of 193

89
Bipper_nl_Chap05_technologie_ed02-2014
Geluidsvolume verhogen/
verlagen.
Aan.Uit.
Geluid onderbreken/
herstellen.
Selecteren van de geluidsbron: CD/CD MP3.
Selecteer de vorige/volgende track met de
pijlen links/rechts.Spoel de geselecteerde track snel terug/
vooruit met de pijlen links/rechts.
CD MP3: selecteer de vorige/volgende map
met de pijlen omhoog/omlaag. Instellen van de audio-opties: bass (lage tonen), treble (hoge tonen)\
, fader
(voor/achter), balance (links/rechts), loudness,
e Q Preset (equalizer).
Selecteer de opties met de pijlen omhoog/omlaag.
Verhoog of verlaag de waarde van de optie of stel de equalizer in met
de pijlen links/rechts.
Toegang tot het menu.
Selecteer een van de
volgende functies met de
pijlen omhoog/omlaag:●
AF switching.
●
T
raffic info.
●
Regional mode.
●
MP3
display.
●
Speed volume.
●
External audio vol.
●
Radio of
f.
●
Restore default.
Wijzig de instelling van de
geselecteerde functie met
de pijlen links/rechts.
Uitwerpen van de CD.
Selecteren van het golfbereik FM. Automatisch opslaan van zenders
(autostore AS). Selecteren van het golfbereik AM.
Stem automatisch op zenders af met de pijlen links/rechts.
Stem handmatig op zenders af met de pijlen omhoog/omlaag.
1/2/3/4/5/6: selecteren van een voorkeuzezender. Opslaan van een zender.
Bedieningspaneel
BASISFUNCTIESDruk de toets
lang in.
5
TECHNOLOGIE aan BOORD
Autoradio
Page 93 of 193

91
Bipper_nl_Chap05_technologie_ed02-2014
MENU "AUDIOFUNCTIES"
RDS "AF Switching"
De functie RDS (Radio Data System) biedt de
mogelijkheid om naar een zender te luisteren,
ongeacht de verschillende frequenties die voor
deze zender gebruikt worden in de diverse
regio's. De radio zoekt steeds de sterkste
zender die hetzelfde programma uitzendt.
Druk op de toets "3" of "4" om de
RDS-functie in te schakelen (ON) of uit te
schakelen (OFF).
Als de FM-band is geselecteerd, verschijnt
"AF" op het display als de RDS-functie is
geselecteerd en de radio op een
RDS-zender is afgestemd.
Verkeersinformatie "Traffic Info"
De geluidsbron die op dat moment te horen is,
wordt onderbroken om voorrang te verlenen
aan de ontvangen verkeersinformatie.
Het systeem
e ON ( e nhanced Other
Networks) maakt koppelingen tussen
zenders in hetzelfde gebied. Bij dit systeem
is het mogelijk om automatisch naar andere
zenders binnen het gebied over te schakelen
die verkeersinformatie uitzenden.
Regionale functie "Regional Mode"
Sommige gekoppelde zenders zenden op
bepaalde tijdstippen op dezelfde frequentie
verschillende, regionale programma's
uit. Met deze functie kan een regionaal
programma worden beluisterd.
Druk op de toets "3 " of "4" om de
R
e G-functie in te schakelen (ON) of uit te
schakelen (OFF).
Als de FM-band is geselecteerd, verschijnt
"
l OC" op het display als de R e G-functie is
ingeschakeld en de zender een regionaal
programma uitzendt.
Weergave MP3-functie "MP3 Display"
Druk op de toets "3 " of "4" om het nummer
van de track weer te geven of informatie van
de MP3-CD weer te geven (Artiest / Album /
Map / Bestand / Titel / Verstreken tijd).
Automatische volumeregeling
"Speed Volume"
De automatische volumeregeling past
het geluidsvolume automatisch aan de
wagensnelheid aan. Druk op de toets "3 "
of "4 " om het effect van de automatische
volumeregeling te verkleinen (
l OW) of te
vergroten (HIGH) of om de regeling uit te
schakelen (OFF).
Het geluidsvolume van de verkeersinformatie
is onafhankelijk van het normale volume van
de radio. U kunt dit tijdens de uitzending
van de verkeersinformatie instellen met de
volumeknop; de instelling wordt opgeslagen en
gebruikt bij volgende berichten.
Druk op de toets "3" of "4" om de TA-functie
in te schakelen (ON) of uit te schakelen (OFF).
Als de FM-band is geselecteerd, verschijnt
"TA" op het display als de TA-functie is
ingeschakeld en verschijnt "TPM" op het
display als de radio is afgestemd op een
zender die verkeersinformatie uitzendt.
Geluidsvolume externe geluidsbron
"External Audio Vol"
Druk op de toets "3
" of "4" om het
geluidsvolume van de externe geluidsbron
(bijv.: handsfree set) te verlagen (tot 0),
te verhogen (tot 40) of om het geluid te
onderbreken (OFF).
Geprogrammeerd uitschakelen "Radio Off"
Druk op de toets "3 " of "4" om het uitschakelen
te programmeren op"00 MIN" of "20 MIN".
Het aftellen begint op het moment dat de
portieren zijn gesloten en het contact in de
stand STOP wordt gezet.
Standaardinstellingen "Restore Default"
Druk op de toets "3 " of "4" om uw
instellingen te bewaren (NO) of de
standaardinstellingen te kiezen (Y
e S).
Tijdens het resetten van de ingestelde
functies verschijnt de melding "Restoring"
op het display. Als de functie is ingeschakeld en de
CD MP3's bevat, verschijnt "MP3"
op het display.
Druk op de toets MENU van
de autoradio om het menu
"Audiofuncties" weer te geven.
Druk op de toets "5
" of "6"
om een van de onderstaande
te configureren audiofuncties
te selecteren.
5
TECHNOLOGIE aan BOORD
Autoradio
Page 95 of 193

93
Bipper_nl_Chap05_technologie_ed02-2014
INTRODUCTIE
Dit systeem biedt de volgende mogelijkheden:-
bellen en gebeld worden via de Bluetooth® verbinding van uw mobiele telefoon,
-
weergeven van de naam van uw contacten en de nummers van de contactenlij\
st van uw mobiele telefoon op het display van het
instrumentenpaneel,
-
gebruiken van gesproken commando's voor het bellen en het beheren van uw\
contacten, zodat u uw handen aan het stuur kunt
houden,
-
beluisteren van uw sms-berichten dankzij de in het systeem ingebouwde sp\
raaksynthese,
-
afspelen van audiobestanden (MP3, WMA,
AAC, M4A, MP4 en WAV) via een USB-opslagmedium,
-
weergeven van informatie over het muziekstuk dat wordt afgespeeld op het\
display van de autoradio (titel, artiest, enz.),
-
aansturen van externe apparatuur (zoals een iPod®) via spraakcommando's,
-
opladen van externe apparatuur (zoals een iPod®) via de USB-aansluiting.
BLUETOOTH HANDSFREE SySTEEM
L
EGENDA
Geeft aan dat een toets ingedrukt gehouden moet worden om de omschreven \
actie uit te voeren.
Functie gesproken commando's
Spreek het beschreven gesproken commando duidelijk uit.
Vereist het indrukken van de toets "gesproken commando's" op het stuurwie\
l alvorens het gewenste gesproken commando kan worden uitgesproken.
TeCHNOlOGIe aan BOORD
Bluetooth handsfree systeem
5
Page 99 of 193

97
Bipper_nl_Chap05_technologie_ed02-2014
Voer wanneer de telefoon hierom verzoekt
de op het instrumentenpaneel weergegeven
pincode in.
Als het opslaan is gelukt, meldt het systeem
dat er verbinding wordt gemaakt.
Als de naam van de geïdentificeerde
telefoon op het display verschijnt, is het
opslaan bevestigd.
"Settings"\wacht tot het
systeem reageert\"Pairing".
Pincode
Opslaan/koppelen van een mobiele telefoon
Om uw mobiele telefoon aan te sluiten op
het Bluetooth
®-systeem van uw auto moet
de telefoon worden gekoppeld.
U moet eerst de Bluetooth
® functie van uw
telefoon activeren en ervoor zorgen dat deze
zichtbaar is.
MOBIELE TELEFOON MET HANDSFREE FUNCTIE
Zet het contact aan en activeer
het hoofdmenu.
Selecteer S
e TTINGS.
Bevestig.
Selecteer PAIRING.
Bevestig. Deze code, op basis waarvan
uw mobiele telefoon wordt
herkend, wordt willekeurig
door het systeem vastgesteld.
De code verschijnt op het
instrumentenpaneel en wordt door de
spraaksynthese van het systeem herhaald.
Deze pincode staat los van uw simkaart en
de toegangscode van uw mobiele telefoon.
Het is niet nodig deze code na het invoeren
te onthouden of ergens te bewaren.
Wanneer u een andere telefoon in gebruik
neemt, dient u deze te koppelen met een
nieuwe door het systeem verstrekte pincode.
Zoek de optie die weergeeft
dat uw telefoon het Bluetooth
®-
systeem heeft gedetecteerd.
Als het systeem is geïdentificeerd,
verschijnt een melding op uw
telefoon (My car, ...). Wanneer u de toets MAIN of
e SC
tijdens het opslaan indrukt, loopt u het
risico dat de procedure wordt geannuleerd.
Als het opslaan mislukt, verschijnt een
foutmelding. Herhaal in dat geval de
procedure.
TeCHNOlOGIe aan BOORD
Bluetooth handsfree systeem
5
Page 114 of 193

11 2
Bipper_nl_Chap06_securite_ed02-2014
CLAXON
Druk in het midden van het stuurwiel.
Antiblokkeersysteem (ABS) en
elektronische remdrukregelaar
Deze systemen zorgen tijdens het
remmen voor een betere stabiliteit en
bestuurbaarheid van uw auto, vooral op een
slecht of glad wegdek.
HULPSySTEMEN BIJ HET REMMEN
Uw auto is voorzien van drie systemen die u
helpen om de auto in een noodsituatie veilig
tot stilstand te brengen:
-
het antiblokkeersysteem (ABS),
-
de elektronische remdrukregelaar (
e BD),
-
Brake
Assist System (BAS). Inschakelen
Het antiblokkeersysteem treedt automatisch
in werking zodra een van de wielen dreigt te
blokkeren.
Als het antiblokkeersysteem ingrijpt, is dat
merkbaar aan het trillen van het rempedaal
en een specifiek geluid; dit is de normale
werking.
T
rap het rempedaal bij een noodstop
krachtig en volledig in en laat het niet
los.
Storing Als dit waarschuwingslampje gaat
branden in combinatie met een
melding op het display van het
instrumentenpaneel, duidt dit op
een storing in het antiblokkeersysteem. Door
deze storing zou u tijdens het remmen de
controle over uw auto kunnen verliezen. Als dit waarschuwingslampje
gaat branden in combinatie met
het waarschuwingslampje
ABS
en een melding op het display
van het instrumentenpaneel,
duidt dit op een storing in de elektronische
remdrukregelaar. Door deze storing zou u
tijdens het remmen de controle over uw auto
kunnen verliezen.
Stop op een veilige plaats.
Gebruiksvoorschrift
Het antiblokkeersysteem garandeert geen
kortere remweg. Op een erg glad wegdek
(ijzel, olie, enz.) kan de remweg door de
werking van het ABS juist langer zijn. Trap
het rempedaal bij een noodstop krachtig en
volledig in en laat het niet los, ook niet op
een glad wegdek. Het ABS zorgt er dan voor
dat u om het obstakel heen kunt sturen.
Zorg er bij vervanging van de wielen
(banden en velgen) voor dat er wielen
worden gemonteerd die aan de voorschriften
van de constructeur voldoen. Raadpleeg in beide gevallen het P e UG e OT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Voor een optimale werking van het
remsysteem is het raadzaam een
inremperiode van 500 km aan te houden.
Vermijd gedurende deze periode situaties
waarbij u hard, veelvuldig en aanhoudend
moet remmen.
Veiligheid tijdens het rijden
Page 115 of 193

11 3
Bipper_nl_Chap06_securite_ed02-2014
Brake-Assist-System*
Dit systeem zorgt ervoor dat in noodgevallen
de optimale remdruk sneller wordt bereikt,
zodat de remafstand kleiner wordt. Het
Brake-Assist-System maakt onderdeel uit
van het e SC-systeem.
Inschakelen
Het systeem wordt ingeschakeld als het
rempedaal sneller wordt ingetrapt dan een
bepaalde grenswaarde.
Het systeem zorgt er dan voor dat de benodigde
bedieningskracht minder wordt en dat de
effectiviteit van het remmen wordt vergroot.
Trap het rempedaal bij een noodstop zeer krachtig
in en laat het pedaal niet los.
Gebruiksvoorschrift
Dit systeem kan niet door de bestuurder
worden uitgeschakeld.
* Afhankelijk van het land van bestemming.
STABILITEITSCONTROLESySTEMEN
Elektronisch stabiliteitsprogramma (ESC)
Het elektronisch stabiliteitsprogramma grijpt
in via de remmen van één of meer wielen
en via het motorkoppel om de auto (binnen
de natuurkundige grenzen) weer in de juiste
koers te brengen.
Inschakelen
Dit systeem wordt automatisch ingeschakeld
zodra de motor wordt gestart en kan niet worden
uitgeschakeld.
Het systeem wordt geactiveerd zodra de wielen te
weinig grip hebben of de koers van de auto afwijkt
van de door de bestuurder gewenste richting.
Als dit verklikkerlampje gaat
branden in combinatie met een
melding op het display van het
instrumentenpaneel, wijst dit op
een storing in dit systeem. Het systeem
wordt dan automatisch uitgeschakeld.
l
aat het systeem controleren door
het P
e UG e OT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Antislipregeling (ASR) en
motorkoppelregeling (MSR)
De antislipregeling zorgt voor een optimale
tractie. Het systeem voorkomt het spinnen van
de wielen door in te grijpen op de remmen
van de aangedreven wielen en op het
motormanagement.
Het MSR-systeem maakt onderdeel uit van het
ASR-systeem en treedt in werking als te abrupt
wordt geschakeld of als de aangedreven wielen
gaan glijden. Door het motorkoppel te vergroten
zorgt het systeem ervoor dat de auto stabiel blijft.
Inschakelen
Als de motor wordt gestart, worden deze
systemen automatisch ingeschakeld.
Deze systemen treden in werking als de
auto grip verliest of uit de koers dreigt te
raken.
Uitschakelen
In bijzondere omstandigheden (als de auto
vastzit in de modder, sneeuw, in mulle
grond,...) kan het nuttig zijn het ASR-
systeem uit te schakelen, zodat de wielen
kunnen spinnen en weer grip kunnen
krijgen.
In dat geval gaat dit verklikkerlampje
op het instrumentenpaneel knipperen.
Storing
6
VEILIGHEID
Veiligheid tijdens het rijden
Page 116 of 193

11 4
Bipper_nl_Chap06_securite_ed02-2014
Opnieuw inschakelen
Het ASR-systeem wordt automatisch weer
ingeschakeld als het contact opnieuw wordt
aangezet.
F
Druk nogmaals op de knop
"ASR OFF"
om het systeem handmatig weer in te
schakelen. Storing
Als dit verklikkerlampje gaat
branden in combinatie met het
verklikkerlampje ASR OFF, een
geluidssignaal en een melding
op het display van het instrumentenpaneel,
duidt dit op een storing in het ASR-systeem.
Het systeem wordt dan automatisch
uitgeschakeld.
l
aat het systeem controleren door
het P e UG e OT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats. Gebruiksvoorschrift
Het e SC- en het ASR-systeem zorgen
voor meer veiligheid tijdens het rijden. De
bestuurder mag zich echter nooit laten
verleiden tot het nemen van meer risico's of
tot het te snel rijden.
De goede werking van de systemen
wordt verzekerd door de naleving van
de voorschriften van de constructeur
op het gebied van wielen (banden en
velgen), onderdelen van het remsysteem,
elektronische onderdelen alsmede de
montageprocedure en het uitvoeren van
werkzaamheden door het netwerk.
l
aat de systemen na een aanrijding
controleren door het P e UG e OT-netwerk of
door een gekwalificeerde werkplaats.
F
Druk op de toets
"ASR OFF", die zich
op het bedieningspaneel links van het
stuurwiel bevindt.
Als dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel brandt en er een
melding op het display verschijnt, is het
ASR-systeem uitgeschakeld.
Veiligheid tijdens het rijden
Page 117 of 193

11 5
Bipper_nl_Chap06_securite_ed02-2014
Intelligent Traction Control
Systeem dat zorgt voor extra tractie in
situaties met weinig grip (sneeuw, ijzel,
modder...).
Dit systeem signaleert situaties met weinig
grip en zorgt ervoor dat u onder deze
omstandigheden kunt wegrijden en kunt
blijven rijden.
In dergelijke omstandigheden, neemt de
Intelligent Traction Control de werking van
de ASR over door de aandrijfkracht over
te brengen op het wiel met de meeste grip,
waardoor de tractie en de bestuurbaarheid
optimaal zijn. Inschakelen
Bij het starten van de auto is dit systeem
uitgeschakeld.
Druk op de toets op het bedieningspaneel
links van het stuurwiel om het systeem in te
schakelen.Uitschakelen
Druk op de toets op het bedieningspaneel
links van het stuurwiel om het systeem uit te
schakelen.
Het verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel gaat uit en de ASR
wordt weer ingeschakeld.
Storing
Dit lampje blijft branden op het
instrumentenpaneel in het geval
van een storing in het systeem.
Dit lampje op het
instrumentenpaneel gaat branden
in combinatie met een melding op
het display om te bevestigen dat
het systeem is ingeschakeld.
Het systeem werkt tot ongeveer 30
km/h.
Zodra u sneller rijdt dan 30
km/h, wordt het
systeem automatisch gedeactiveerd, maar
blijft het verklikkerlampje branden.
Het systeem wordt automatisch weer
geactiveerd zodra u weer langzamer dan
30
km/h rijdt.
6
VEILIGHEID
Veiligheid tijdens het rijden
Page 124 of 193

122
Bipper_nl_Chap06_securite_ed02-2014
AIRBAGS VÓÓR
Deze zijn voor de bestuurder in het midden
van het stuurwiel en voor de passagier in
het dashboard aangebracht.
Activering
Ze worden geactiveerd bij een ernstige
frontale aanrijding, behalve de airbag aan
passagierszijde als deze is uitgeschakeld.
De airbag vóór wordt opgeblazen tussen
de inzittende vóór en het dashboard om
te voorkomen dat de inzittende naar voren
wordt geworpen.Uitschakelen van de airbag vóór aan
passagierszijde
Uitsluitend de airbag vóór aan
passagierszijde kan worden uitgeschakeld.
Het uitschakelen gebeurt met de toets
SET/Terug op het bedieningspaneel links
van het stuurwiel: selecteer in het menu
"Bag p" de optie "OFF".
Het verklikkerlampje van de
airbag vóór aan passagierszijde
op het centrale paneel met
schakelaars brandt zolang de
airbag is uitgeschakeld. Schakel voor de veiligheid van uw kind
de airbag vóór aan passagierszijde
altijd uit als u een kinderzitje met de rug in
de rijrichting op de voorstoel plaatst. Anders
kan een kind bij het afgaan van de airbag
levensgevaarlijk gewond raken.
Raadpleeg de rubriek "Technologie aan
boord - Configuratie van de auto". Storing
Plaats geen kinderzitje op de voorstoel met
de rug in de rijrichting wanneer de twee
verklikkerlampjes van de airbags permanent
branden.
l
aat het systeem controleren door het P e UG e OT-
netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Wanneer dit verklikkerlampje op
het instrumentenpaneel brandt, een
geluidssignaal klinkt en een melding op
het display verschijnt, neem dan contact
op met het P
e UG e OT-netwerk of met
een gekwalificeerde werkplaats om het systeem te
laten controleren. Het is mogelijk dat de airbags niet
in werking treden bij een ernstige aanrijding.
Airbags