Peugeot Boxer 2013 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2013, Model line: Boxer, Model: Peugeot Boxer 2013Pages: 184, PDF Size: 5.78 MB
Page 41 of 184
39
2
VOORDAT U GAAT RIJDE
N
Cockpit
ONDERHOUDSINDICATOR
Na het aanzetten van het contact
brandt het lampje (een sleutel die
onderhoudswerkzaamheden symboliseert)
gedurende enkele seconden : het
display geeft de afstand tot de volgende
onderhoudsbeurt aan volgens het
onderhoudsschema van de constructeur
(zie het onderhoudsboekje). Deze wordt
bepaald op basis van de afgelegde afstand
sinds de vorige onderhoudsbeurt.
DIMMER DASHBOARDVERLICHTING
De lichtsterkte van de dashboardverlichting kan worden ingesteld als de verlichting is ingeschakeld. Na enkele seconden schakelt het display
weer over naar de normale weergave.
Stel de lichtsterkte van de
dashboardverlichting in met deze
schakelaars.
Er zijn 8 standen mogelijk. Door de toets lang in te drukken keert u
terug naar het hoofdscherm.
Raadpleeg rubriek 4 in het gedeelte
"Mode".
Kwaliteitsindicator motorolie
Raadpleeg het overzicht van de
onderhoudsbeurten in het onderhoudsboekje dat
u bij de aflevering van de auto is overhandigd.
Oproepen van de informatie over het
onderhoud
De informatie over het onderhoud kan altijd
worden geraadpleegd door kort op de toets
MODE te drukken.
Gebruik de pijltjestoetsen omhoog/omlaag om
de afstand tot de volgende onderhoudsbeurt
en de kwaliteit van de motorolie weer te geven.
Door de toets MODE opnieuw in te drukken,
keert u terug naar de verschillende menu's
op het display.
Menu...
Selecteer...
Om ...
12
Service Service
(Km/Mijl
tot olie
verversen)
Het nog af te
leggen aantal
kilometers/
mijlen, totdat
olie moet
worden ververst,
weer te geven.
Olie Het olieniveau
weer te
geven.
Nulstelling
Het permanent knipperen van het lampje kan
worden uitgeschakeld door een reparateur
door middel van het diagnosegereedschap.
Deze melding die is gekoppeld
aan het lampje, wordt op het
instrumentenpaneel weergegeven
zolang de olie niet is ververst.
De kwaliteit van de olie heeft
een grenswaarde overschreden.
Om verdere verslechtering te
voorkomen moet de olie zo snel
mogelijk worden ververst.
Dit verklikkerlampje knippert bij het
starten van de motor en er verschijnt,
volgens uitvoering, een melding
op het instrumentenpaneel: het
systeem heeft een verslechtering
van de kwaliteit van de motorolie
gedetecteerd. De motorolie moet zo
snel mogelijk worden ververst. Voor de 3.0 HDi motoren zal het toerental
beperkt worden tot 3000 t/min en vervolgens
tot 1500 t/min zolang de olie niet is ververst.
Laat de motorolie verversen om te voorkomen
dat er schade aan de motor ontstaat.
Page 42 of 184
40
Versnellingsbak en stuurwiel
HANDGESCHAKELDE
VERSNELLINGSBAK
Trap om soepel te kunnen schakelen het
koppelingspedaal altijd volledig in.
Om te voorkomen dat de werking van het
pedaal wordt gehinderd:
- controleer of de mat goed op zijn plaats ligt,
- leg nooit meerdere matten boven op elkaar.
Laat tijdens het rijden niet uw hand op
de versnellingspook rusten. Zelfs een
lichte belasting op de pook kan na verloop
van tijd slijtage aan de onderdelen in de
versnellingsbak veroorzaken.
VERSNELLINGSBAK EN STUURWIEL STUURWIEL IN DIEPTE VERSTELLEN
Stel eerst, bij stilstaande auto, de stoel in de
juiste stand af.
Ontgrendel het stuurwiel door de hendel
naar u toe te trekken.
Stel het stuurwiel in de gewenste stand en
vergrendel het weer door de hendel volledig
terug te duwen.
Uit veiligheidsoverwegingen mogen deze
handelingen alleen bij stilstaande auto
worden uitgevoerd.
Achteruit
Trek de ring onder de pookknop omhoog om
de achteruit in te schakelen. Schakel de achteruit pas in als de auto
volledig stilstaat.
Zet de pook met beleid in de
achteruitversnelling om bijgeluiden te
beperken.
Als de achteruit is ingeschakeld, klinkt
aan de buitenzijde van de auto een
geluidssignaal.
De parkeerhulp (volgens uitvoering)
wordt bij het inschakelen van
de achteruitversnelling automatisch
ingeschakeld; hierbij klinkt een geluidssignaal.
Raadpleeg in rubriek 4 het gedeelte
"Parkeerhulp achter".
Page 43 of 184
41
2
VOORDAT U GAAT RIJDE
N
Starten en stoppen
STARTEN EN STOPPEN
Stand MAR : AAN.
Verschillende accessoires functioneren.
Stand AVV (Avviemento): startmotor.
De startmotor wordt in werking gezet.
Stand STOP : stuurslot.
Het contact is afgezet.
Gebruiksvoorschrift: starten
Verklikkerlampje startblokkering
Gebruik als dit lampje brandt een
andere sleutel en laat de defecte
sleutel controleren door het
PEUGEOT-netwerk.
Verklikkerlampje voorgloeien
dieselmotor
Zet het contact in de stand MAR .
Wacht bij koud weer tot dit lampje
uitgaat en zet vervolgens de startmotor in
werking (stand AVV ) tot de motor aanslaat.
Als de motor voldoende op temperatuur is,
gaat het lampje na minder dan 1 seconde uit
en kunt u de motor direct starten.
Verklikkerlampje geopend portier
Controleer als dit lampje brandt
of de portieren, achterdeuren,
schuifdeuren en de motorkap
goed zijn gesloten!
Gebruiksvoorschrift: stoppen
Ontzien van de motor en de versnellingsbak
Laat de motor voordat u het contact afzet
enkele seconden draaien om het toerental
van de turbocompressor te laten dalen.
Geef geen gas bij het afzetten van het contact.
Het inschakelen van een versnelling na het
parkeren van de auto is niet nodig.
Bij lage temperaturen
In bergachtige en/of koude gebieden
wordt aanbevolen zogenaamde "winter"
brandstof te tanken die speciaal geschikt is
voor (zeer) lage temperaturen.
Page 44 of 184
42
Starten en stoppen
HILL START ASSIST
Deze aan het ESP gekoppelde functie
vereenvoudigt het wegrijden op een helling.
Het systeem en wordt geactiveerd onder de
volgende omstandigheden:
- de auto moet stilstaan met draaiende
motor en het rempedaal ingetrapt,
- de helling moet steiler zijn dan 5%,
- bij het omhoog rijden op een helling
moet de versnellingsbak in de
neutraalstand staan of moet een
versnelling zijn ingeschakeld, maar niet
de achteruitversnelling,
- bij het afdalen van een helling moet de
achteruitversnelling zijn ingeschakeld.
De Hill Holder of hulp bij het wegrijden
op een helling is een voorziening om het
rijcomfort te vergroten en kan niet gebruikt
worden als elektrisch bediende handrem.
Werking
Als u het rempedaal en het
koppelingspedaal hebt ingetrapt, hebt u
zodra u het rempedaal loslaat ongeveer
2 seconden de tijd om, zonder dat de auto
de helling af begint te rollen, gas te geven
en weg te rijden.
Bij het wegrijden wordt de functie
automatisch gedeactiveerd door de remdruk
geleidelijk te laten afnemen. Gedurende
deze fase is het mogelijk dat de remmen
hoorbaar zijn, het teken dat de auto in
beweging komt.
Storing
In het geval van een storing in het
systeem gaat dit verklikkerlampje
branden in combinatie met een
geluidssignaal en een melding ter
bevestiging op het display. Raadpleeg het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats om het systeem te laten nakijken. De Hill Holder wordt gedeactiveerd onder de
volgende omstandigheden:
- als u het koppelingspedaal laat
opkomen,
- als de handrem wordt aangetrokken,
- als de motor wordt afgezet,
- als de motor afslaat.
Page 45 of 184
43
2
VOORDAT U GAAT RIJDE
N
Starten en stoppen
Het Stop & Start-s
ysteem zet de motor
ti
jdelijk af (STOP-stand) als u stopt (bij rood
licht, opstoppingen, enz.
). De motor wordt
automatisch gestart (START-stand) als u
weer we
g wilt rijden. Het starten gebeurt
direct, snel en stil.
Het
Stop & Start-systeem, dat perfect is
aangepast aan het stadsverkeer, zorgt voor
een la
ger brandstofverbruik, minder uitstoot
van schadeli
jke stoffen en het comfort
van totale stilte in het interieur ti
jdens het
w
achten.
STOP & START-SYSTEEM
Werking
Overgang naar de STOP-stand van de motor
-Het verklikkerlampje "S"op
het instrumentenpaneel
gaat
branden en de motor wordt
a
fgezet als bij stilstaande
auto de versnellin
gshendel
in de vri
jstand wordt gezet
en het koppelingspedaal
wordt los
gelaten.
Om te voorkomen dat de motor te
vaa
k wordt uitgezet als u langzaam
rijdt, wordt de motor uitsluitend automatisch
af
gezet als de auto een snelheid van
minimaal 10 km/h heeft bereikt.
V
erlaat nooit de auto zonder eerst
het contact met de sleutel te hebben
a
fgezet.
Tank nooit als de motor door het Stop
& Start-systeem is afgezet; zet in dat
geval altijd het contact af en neem de sleutel
uit het contactslot. Bi
jzonderheden: geen overgang naar de
STOP-stand
De STOP-stand wordt niet
geactiveerd als:
- het s
ysteem wordt geïnitialiseerd,
-het bestuurderportier geopend is,
-de veiligheidsgordel van de bestuurder
los
gemaakt is,
-de airconditioning in werking is,
-de achterruitverwarming is ingeschakeld,
-de ruitenwissers vóór in de stand hoge
snelheid werken,
-de achteruitversnelling is ingeschakeld,
ti
jdens het inparkeren,
- bepaalde bi
jzondere omstandigheden
(laadtoestand accu, motortemperatuur,
re
generatie van het roetfilter,
rembekrachti
ging, buitentemperatuur
enz.) dat niet toelaten.
Het verklikkerlampje
"S"knippert
enkele seconden en gaat
vervo
lgens uit.
Page 46 of 184
44
Starten en stoppen
Over
gang naar de START-stand van de motor
-
Het verklikkerlampje "S"
gaat uit en de motor wordt
gestart.
Als de motor automatisch is
gestart
(START-stand) en de bestuurder gedurende
de daaropvol
gende drie minuten de auto niet
bedient, zet het s
ysteem de motor definitief
af. De motor kan dan uitsluitend weer met
de contactsleutel worden
gestart. Bi
jzonderheden: automatisch activerenvan de START-stand
De
START-stand wordt automatisch
geactiveerd als:
- de auto wegrolt op een helling,
-
de ruitenwissers vóór in de stand hoge
snelheid werken,
-
de airconditioning in werking is,
-
de motor ongeveer drie minuten geleden
is af
gezet door het Stop & Start-
systeem,
- bepaalde bijzondere omstandigheden
(laadtoestand accu, motortemperatuur,
rembekrachti
ging, buitentemperatuur
enz.
) dit niet toelaten.
In dat
geval wordt een meldingweergegeven op het display
van het instrumentenpaneel en
gaat het verklikkerlampje "S"gedurende enkele secondenknipperen om vervolgens te doven.
Gebruiksvoorschrift
Als u bij een auto met een handgeschakelde
versnellin
gsbak in de STOP-stand een
versnelling inschakelt, maar daarbij het
koppelin
gspedaal niet helemaal intrapt,
wor
dt de motor in sommige gevallen niet
weer ges
tart.
Er gaat dan een verklikkerlampje branden
of er wordt een melding weergegeven die
aan
geeft dat u het koppelingspedaal volledig
moet intrappen om de motor weer te laten
starten.
Als de motor automatisch is a
fgezet
(STOP-stand) en de bestuurder zijn
ve
iligheidsgordel losmaakt en een
voorportier opent, dan kan de moto
r
uitsluitend weer met de contactsleutel
wor
den gestart. Er klinkt een geluidssignaal
in combinatie met het knipperen van het
verklikkerlamp
je "S"en, afhankelijk van de
u
itvoering, het weergeven van een melding
op het display.
Dit is volkomen normaal.
Als een versnelling is ingeschakeld, wordt de
motor alleen automatisch weer
gestart als het
koppelin
gspedaal volledig wordt ingetrapt.
Page 47 of 184
45
2
VOORDAT U GAAT RIJDE
N
Starten en stoppen
Uitschakelen
U kunt dit systeem op elk willekeurigmoment uitschakelen door de toets "S OFF"
in te drukken.
Het verklikkerlamp
je in de toets gaat
branden en er verschijnt een bericht op het
display van het instrumentenpaneel om aan
te geven dat het systeem is uitgeschakeld.
Als u het systeem met de motor in de
STOP-stand uitschakelt, dan wordt de
motor direct weer
gestart.
Als u wilt dat de airconditioning continu
bli
jft werken, moet u het Stop & Start-
systeem uitschakelen.
Het verklikkerlamp
je in de toets blijft
branden.
Opnieuw inschakelen
Druk nogmaals op de toets "S - OFF" .
Het systeem is dan opnieuw actief. Het
verklikkerlamp
je in de toets gaat uit en
er wordt een melding weergegeven op
het display van het instrumentenpaneel
om aan te
geven dat het systeem weer is
ingeschakeld.
Storing
Bij een storing in het Stop
& Start-systeem wordt het
systeem uitgeschakeld, gaat het
verklikkerlamp
je Service branden
en wordt er een melding weergegeven op
het display van het instrumentenpaneel.
Laat het s
ysteem controleren door
het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwali
ficeerde werkplaats.
Als er in de STOP-stand een storing zou
optreden, kan de motor
gestart worden
door het koppelin
gspedaal volledig in te
trappen o
f door de selectiehendel in de
neutraalstand te zetten.
Onderhoud
Zet het contact altijd met de sleutel
af als u handelin
gen onder de
motorkap wilt verrichten, om letsel door het
automatisch activeren van de START-stand
t
e voorkomen.
Dit s
ysteem heeft specifieke kenmerken
en maakt gebruik van een speciale accu
(raadpleeg voor meer informatie het
PEUGE
OT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats
).
Het
gebruik van een andere dan de door
PEU
GEOT voorgeschreven accu's kan
leiden tot storingen in het systeem.
Raadplee
g het gedeelte "Accu" van rubriek 8.
Het Stop & Start-s
ysteem maakt gebruik
van geavanceerde technologie. Laat
eventuele werkzaamheden uitsluitend door
een officiële PEUGEOT-dealer uitvoeren.
Page 48 of 184
46
Comfort
GELUIDSISOLATIE
De technische uitvoering van de vering van
uw auto zor
gt voor meer comfort. Deze
ontwikkeling zorgt eveneens voor een
verm
indering van het geluidsniveau.
COMFORT
GELUIDSCOMFORT DOOR
SPECIALE BEHANDELING VAN DE
CARROSSERIE
De steenslagbescherming aan de onderzijde
van
de carrosserie en in de wielkuipen zorgt
voor een aanzienli
jk lager geluidsniveau
en beschermt de carrosserie tegen
beschadi
gingen van buitenaf.
Page 49 of 184
47
3
ERGONOMIE EN COMFOR
T
LICHTSCHAKELAAR
Draai de ring met het witte merkteken in de
stand van de gewenste verlichting.
Richtingaanwijzers
(groene verklikkerlampjes)
Links: omlaag.
Rechts: omhoog.
STUURKOLOMSCHAKELAARS
Parkeerlichten aan
Dimlicht/grootlicht aan
Schakelen tussen dim- en grootlicht
Trek de hendel volledig naar u toe.
Lichtsignaal
Trek de hendel naar u toe, ongeacht de
stand van de ring.
Mistlampen vóór
Mistachterlicht
De mistlampen (volgens uitvoering) werken
als het dimlicht of grootlicht is ingeschakeld.
Druk op één van deze schakelaars om de
gewenste verlichting in te schakelen.
De mistlampen mogen uitsluitend
worden gebruikt bij dichte mist of zware
sneeuwval.
Bij helder of regenachtig weer, zowel
overdag als 's nachts, is het mistachterlicht
verblindend voor medeweggebruikers en
daarom niet toegestaan.
Vergeet niet de mistlampen uit te schakelen
zodra ze niet meer nodig zijn.
Functie "snelweg"
Trek de hendel naar het stuur tot aan het
zware punt van de lichtschakelaar; de
desbetreffende richtingaanwijzers zullen vijf
keer knipperen.
Stuurkolomschakelaars
Page 50 of 184
48 AUTOMATISCHE VERLICHTING
Inschakelen
Draai de ring in de afgebeelde
stand. Als het contact wordt
afgezet, wordt de verlichting
automatisch uitgeschakeld.
Dek de lichtsensor in het midden van
de voorruit niet af.
FOLLOW ME HOME
Contact afgezet of contact in de stand
STOP.
Zet binnen 2 minuten na het afzetten van
de motor het contact in de stand STOP of
verwijder de sleutel uit het contact.
Trek de lichtschakelaar naar het stuurwiel toe.
Het verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel gaat
branden.
Telkens als u de lichtschakelaar
naar het stuurwiel toe trekt, wordt
de duur van de follow-me-home verlichting
met 30 seconden verlengd. De maximale
duur bedraagt ongeveer 3 minuten. Zodra
de ingestelde duur is verstreken, wordt de
verlichting automatisch uitgeschakeld.
Houd de schakelaar langer dan 2 seconden
naar het stuurwiel toe getrokken om de
functie uit te schakelen.
De functie "follow me home" (volgens
uitvoering) zorgt ervoor dat, als u de auto
verlaat, de dimlichten nog gedurende de
ingestelde tijd blijven branden (bijvoorbeeld
op een parkeerterrein).
Raadpleeg voor het instellen van
de gevoeligheid van de sensor het
gedeelte "Mode" van rubriek 4.
De automatische verlichting (volgens
uitvoering) zorgt er bij een geringe
lichtsterkte van de omgeving voor dat
automatisch het dimlicht wordt ingeschakeld.
Bij mist of sneeuwval kan de lichtsensor
voldoende licht waarnemen en zullen
de lichten niet automatisch worden
ingeschakeld. Schakel het dimlicht indien
nodig zelf in.
De verlichting wordt uitgeschakeld als
de lichtsterkte van de omgeving weer
voldoende is.
Stuurkolomschakelaars