air condition Peugeot Boxer 2020 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2020, Model line: Boxer, Model: Peugeot Boxer 2020Pages: 196, PDF Size: 5.19 MB
Page 4 of 196

2
Inhoudsopgave
■
Overzicht
■
Eco-rijden
1Instrumentenpaneel
Instrumentenpaneel 7
Waarschuwings- en verklikkerlampjes 7
Meters 11
Configuratie van het voertuig (MODE)
14
Audio- en multimediasysteem op het
touchscreen
20
Datum en tijd instellen 21
Boordcomputer 21
Boordcomputer 21
2Toegang tot de auto
Legenda 23
Afstandsbediening 23
Voorportieren 26
Schuifdeur 26
Achterdeuren 27
Alarm 28
Elektrische ruitbediening 29
3Ergonomie en comfort
Voorstoelen 30
Voorbank 31
Achterbank 32
Achterbank 32
Het stuurwiel verstellen 33
Spiegels 34
Verwarming en ventilatie 34
Verwarming/handbediende airconditioning 35
Automatische airconditioning 36
Extra verwarmingssystemen 38
Verwarming/airconditioning achter 38
Extra programmeerbare verwarming 39
Ontwasemen - ontdooien voorruit en zijruiten 41
Achterruitverwarming 42
Indeling van de cabine
42
Voorzieningen achter 46
Voorzieningen aan de buitenzijde 49
4Verlichting en zicht
Lichtschakelaar 50
Richtingaanwijzers 50
Autom. dimmen grootlicht 51
Hoogteverstelling van de koplampen 53
Ruitenwisserschakelaar 53
Ruitenwisserbladen vervangen 54
5Veiligheid
Algemene aanbevelingen met betrekking
tot de veiligheid 55
Alarmknipperlichten 55
Claxon 56
Elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP) 56
Veiligheidsgordels 59
Airbags 61
Kinderzitjes 63
De airbag vóór aan passagierszijde
uitschakelen 65
Zitplaatsen met ISOFIX-bevestigingen 66
Kinderslot 68
6Rijden
Rijadviezen 69
Starten - afzetten van de motor 72
Stand-bysysteem accu 73
Parkeerrem
73
Versnellingsbak 74
Schakelindicator 74
Stop & Start 74
Hill Start Assist 76
Bandenspanningscontrolesysteem 77
Pneumatische ophanging 78
Rij- en parkeerhulpsystemen - Algemene
adviezen
79
Snelheidslimietherkennings- en
snelheidsadviessysteem
81
Snelheidsbegrenzer 83
Snelheidsregelaar - specifieke adviezen 84
Snelheidsregelaar 85
Snelheidsregelaar (3L HDi-motor) 86
Lane Departure Warning System 87
dodehoekbewaking met detectie aanhanger 90
Active Safety Brake met Distance Alert en
intelligente noodremassistentie
91
Parkeerhulp achter 94
Achteruitrijcamera 95
Page 6 of 196

4
Overzicht
Cockpit
1.Zekeringkast
2. Extra programmeerbare verwarming
3. Pneumatische ophanging / leeslampjes /
extra ventilatie achterin
4. Schakelaars snelheidsregelaar/-begrenzer
5. Voertuigconfiguratie / hoogte van de
koplampen / mistlampen voor/achter
6. Lichtschakelaar en richtingaanwijzerhendel
7. Instrumentenpaneel met display
8. Schakelaar ruitenwissers/ruitensproeiers/
boordcomputer
9. Contact
10. Bestuurdersairbag / claxon 11 .
Knoppen op het stuurwiel voor het
audiosysteem
Middenconsole
1.Audiosysteem / navigatiesysteem
2. Verwarming / airconditioning
3. Opbergruimte / verwijderbare asbak
4.
12 V-aansluiting (max. 180 W)
5. USB-aansluiting / sigarettenaansteker
6. Dynamic Stability Control (DSC/ASR) /
Intelligent Traction Control
7. Hill Assist Descent Control
8. Lane Departure Warning System
9. Alarmknipperlichten
10. Centrale verrgrendeling / controlelampje
vergrendeling
11 . Ontdooien / ontwasemen
12. Selectiehendel
Page 7 of 196

5
Eco-rijden
Eco-rijden
Eco-rijden staat voor een aantal dagelijkse
gewoontes voor verlaging van het
brandstofverbruik en de CO
2-uitstoot van de
auto.
Maak optimaal gebruik van de
versnellingsbak
Als uw auto is voorzien van een
handgeschakelde versnellingsbak, rijd dan rustig
weg en schakel zo snel mogelijk naar de tweede
versnelling. Schakel bij het accelereren bij
voorkeur snel over naar een hogere versnelling.
De schakelindicator adviseert u de versnelling
in te schakelen die het best geschikt is
voor de rijomstandigheden: volg het op het
instrumentenpaneel weergegeven schakeladvies
zo snel mogelijk op.
Kies voor een soepele rijstijl
Houd een veilige afstand tot de auto's voor
u aan, rem bij voorkeur af op de motor in
plaats van het rempedaal te gebruiken en trap
het gaspedaal geleidelijk in. Zo bespaart u
brandstof, verlaagt u de CO
2 en maakt de auto
minder geluid.
Als uw auto is voorzien van een
snelheidsregelaar, gebruik deze dan vanaf
een snelheid van 30 km/h als het verkeer goed
doorstroomt.
Gebruik de elektrische voorzieningen op
de juiste manier
Als bij het instappen blijkt dat de temperatuur
in de auto hoog is opgelopen, open dan alle
ruiten en de ventilatieroosters voordat u de
airconditioning inschakelt.
Sluit de ruiten bij snelheden boven 50 km/u, maar laat de ventilatieroosters geopend.
Maak gebruik van alle voorzieningen die de
temperatuur in de auto kunnen verlagen.
Schakel de airconditioning uit zodra de gewenste
temperatuur is bereikt (behalve bij auto's met
een automatische airconditioning).
Schakel de achterruitverwarming en de
ontwaseming uit zodra deze niet meer nodig zijn
als deze niet automatisch worden geregeld.
Schakel de stoelverwarming zo snel mogelijk uit.
Schakel de koplampen en de mistlampen vóór
uit als het zicht voldoende is.
Laat de motor vooral 's winters na het starten
niet stationair warmdraaien: uw auto warmt
sneller op als u rijdt.
Sluit als passagier zo min mogelijk
multimedia-apparatuur (DVD-speler, MP3-
speler, spelcomputer enz.) op de auto aan
om het elektriciteitsverbruik, en dus het
brandstofverbruik, te beperken.
Koppel alle draagbare apparatuur los als u de
auto verlaat.
Beperk de oorzaken van een hoger
brandstofverbruik
Verdeel het gewicht gelijkmatig over de auto.
Beperk de belading en de luchtweerstand
(dakdragers, imperiaal, fietsendrager,
aanhanger, enz.) van uw auto. Gebruik bij
voorkeur een dakkoffer.
Verwijder de dakdragers en het imperiaal na
gebruik.
Vervang de winterbanden na de winter zo snel
mogelijk door zomerbanden.
Houd u aan de onderhoudsvoorschriften
Controleer de bandenspanning regelmatig
(bij koude banden) en houd u daarbij aan de
bandenspanning die staat vermeld op de sticker
op de sponning van het bestuurdersportier.
Controleer de bandenspanning met name:
– voorafgaand aan een lange rit;– bij de wisseling van de seizoenen;– als de auto gedurende langere tijd niet is gebruikt.
Vergeet daarbij het reservewiel en de wielen
van een aanhanger of caravan (indien van
toepassing) niet.
Laat uw auto regelmatig onderhouden (olie
verversen, oliefilter, luchtfilter en interieurfilter
vervangen enz.) en houd u daarbij aan het
onderhoudsschema van de fabrikant.
Bij uitvoeringen met een BlueHDi-dieselmotor:
bij een storing in het SCR-systeem stoot de auto
te veel schadelijke stoffen uit. Ga in dat geval zo
snel mogelijk naar een PEUGEOT-dealer of een
Page 36 of 196

34
Ergonomie en comfort
Voer deze handelingen om
veiligheidsredenen uitsluitend uit bij
stilstaand voertuig.
Spiegels
Buitenspiegels
Ze zijn verdeeld in twee zones:
A - Bovenste spiegel
B - Onderste spiegel
De spiegel zijn bolvormig om het beeld opzij te
vergroten. De objecten die u in de spiegel ziet
zijn dichterbij dan ze lijken. Houd daar rekening
mee om de afstand goed in te schatten.
De behuizing bevat de zijknipperlichten en
de antennes, afhankelijk van de beschikbare
uitrusting van het voertuig (GPS, GSM, radio
enz.).
Elektrisch verstellen
Het contactslot staat in de stand MAR.
► Draai de knop om de spiegelzone te selecteren.
Buitenspiegel links:
A1 - Bovenste spiegel
B1 - Onderste spiegel
Buitenspiegel rechts:
A2 - Bovenste spiegel
B2 - Onderste spiegel
► Zet de knop dan in de richting van de gewenste afstelling.
Elektrisch inklappen
► Druk op deze toets.
De spiegels verwarmen
► Druk op de toets van de achterruitverwarming.
Binnenspiegel
Met de hendel aan de onderzijde kan de spiegel
in 2 standen worden gezet.
In de dagstand staat de hendel naar voren.
Trek de hendel naar u toe om de spiegel in de
nachtstand (antiverblinding) te zetten.
Verwarming en ventilatie
Adviezen
Gebruik van het ventilatie- en
airconditioningssysteem
► Let erop dat voor een gelijkmatige verdeling van de lucht naar het interieur
het luchtinlaatrooster onder de voorruit, de
verschillende luchtkanalen, ventilatieroosters
en overige uitstroomopeningen alsmede de
luchtafvoeropening in de bagageruimte vrij
blijven.
Page 37 of 196

35
Ergonomie en comfort
3► Dek de zonnesensor op het dashboard niet af; deze wordt gebruikt
voor het regelen van het automatische
airconditioningssysteem.
► Zet de airconditioning minstens één of twee keer per maand 5 tot 10 minuten aan
om het systeem in perfecte staat te houden.
► Gebruik de airconditioning niet als deze niet koelt en raadpleeg het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Bij een zware belasting van de motor (trekken
van een aanhanger op een steile helling
bij een hoge buitentemperatuur) kan de
airconditioning tijdelijk worden uitgeschakeld
voor een optimale trekkracht van de motor.
Vermijd het te lang rijden met een
uitgeschakelde aanjager en het te lang
gebruiken van de luchtrecirculatie om te
voorkomen dat de ruiten beslaan of de
luchtkwaliteit vermindert.
Als de binnentemperatuur zeer hoog is
wanneer de auto lang in de zon heeft
gestaan, is het raadzaam het
passagierscompartiment korte tijd te
ventileren.
Zorg ervoor dat de aanjagersnelheid
voldoende hoog is ingesteld, zodat de lucht in
het interieur goed ververst wordt.
Condensvorming door de airconditioning
kan ertoe leiden dat zich een klein plasje
water onder de auto vormt. Dit is een normaal
verschijnsel.
Onderhoud van het ventilatie- en
airconditioningssysteem
► Controleer regelmatig de staat van het interieurfilter en laat de filterelementen
periodiek vervangen.
Het is raadzaam om een gecombineerd
interieurfilter te gebruiken. Dankzij het
toegevoegde speciale actieve middel is de
lucht die de inzittenden inademen schoner en
blijft het interieur schoner (vermindering van
allergische reacties, stank en vetaanslag).
► Om een correcte werking van de airconditioning te garanderen moet u deze
overeenkomstig de aanbevelingen in het
onderhouds- en garantieboekje laten
controleren.
Bevat gefluoreerde broeikasgas
R134A.
Afhankelijk van de uitvoering en het
verkoopland kan het aircocircuit het
broeikasgas R134a bevatten.
Stop & Start
De verwarmings- en
airconditioningssystemen werken alleen als
de motor draait.
Schakel tijdelijk het Stop & Start-systeem
uit om een comfortabele temperatuur in het
interieur te behouden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over het Stop &
Start-systeem.
Verwarming/
handbediende
airconditioning
1. Airconditioning aan/uit
2. Temperatuurregeling
3. Regeling luchtstroom
4. Regeling luchtverdeling
5. Toevoer van buitenlucht/luchtrecirculatie
Airconditioning
De airconditioningsstand werkt alleen als de
motor draait.
De ventilator moet op minimaal 1 worden
ingesteld.
► Druk op de toets (1) om het
airconditioningssysteem in of uit te schakelen
(ter bevestiging gaat het lampje aan of uit).
Page 38 of 196

36
Ergonomie en comfort
Temperatuur
► Draai de knop (2) om de temperatuur naar
wens tussen blauw (koel) en rood (warm) naar
wens in te stellen.
Luchtstroom
► Zet de knop (3) in de gewenste stand zodat
er voldoende lucht stroomt om het interieur
comfortabel te houden.
Als de knop voor de luchtstroom in de stand 0 staat (systeem uitgeschakeld),
wordt het thermisch comfort niet meer
geregeld. Door de rijwind stroomt er nog wel
wat lucht in de auto.
Luchtverdeling
Draai de knop in de gewenste stand om de
luchtstroom te verdelen naar:
de zijventilatieroosters en de middelste
ventilatieroosters,
de zijventilatieroosters, de middelste
ventilatieroosters en de beenruimte,
de voetenruimte,
de voorruit, de beenruimte en de zijruiten,
de voorruit en de zijruiten.
Toevoer van buitenlucht/
luchtrecirculatie
De toevoer van buitenlucht voorkomt het beslaan
van de voorruit en zijruiten.
De luchtrecirculatie dient om de toevoer
van buitenlucht bij stank (bijvoorbeeld van
uitlaatgassen) af te sluiten.
Als deze stand gebruikt wordt terwijl de
airconditioning en de aanjager (stand 1 t/m
4) zijn ingeschakeld, wordt de capaciteit van
de verwarming (knop temperatuurregeling
naar rood) of de airconditioning (knop
temperatuurregeling naar blauw) vergroot.
Schakel zo snel mogelijk de toevoer van
buitenlucht weer in om te voorkomen dat de
luchtkwaliteit in het interieur achteruitgaat en de
ruiten beslaan.
► Stel deze stand in om de lucht in het interieur te laten recirculeren.► Stel deze stand in voor de toevoer van buitenlucht naar het interieur.
Automatische
airconditioning met
centrale regeling
1. Stand AUTO
2. Airconditioning uit
3. Volledig systeem uit
4. Regeling luchtverdeling
5. Regeling luchtstroom
6. Toevoer van buitenlucht/luchtrecirculatie
7. Snel ontdooien / ontwasemen
Stand AUTO
FULL AUTO inschakelen:► Druk op de knop (1). Hiermee worden
de functies van het systeem ingeschakeld,
wat wordt bevestigd met FULL AUTO Dit
is de normale stand van het automatische
airconditioningssysteem.
– Met de ring om de knop AUTO kunt u de comforttemperatuur aanpassen op een schaal
van:
• HI (hoog tot ≈32) tot
• LO (laag tot ≈16).Het systeem regelt de luchtverdeling,
luchtstroom en luchtinlaat zodat het comfort
wordt ingesteld op basis van de weergegeven
schaal en er voldoende lucht door het interieur
wordt gerecirculeerd.
Aanpasbare stand AUTO
In de stand AUTO kunnen verschillende
instellingen worden gewijzigd: luchtverdeling,
luchtstroom, airconditioning en luchttoevoer/
luchtrecirculatie.
Het display verandert van FULL AUTO naar
AUTO.
► Druk nog een keer op de toets (1) om de
volledig automatische werking weer in te stellen.
Het display op het bedieningspaneel verandert
van AUTO naar FULL AUTO.
Als het systeem na handmatige aanpassingen
de geselecteerde gradatie niet kan vasthouden,
knippert dit en gaat AUTO uit. Druk op de knop
(1) om terug te gaan naar de automatische
instellingen.
Airconditioning uit
► Druk op de toets (2) om de functies van
de airconditioning uit te schakelen. Het
sneeuwvlokje op het display gaat uit.
Volledig uitschakelen
► Druk op de toets (3) om het systeem uit te
schakelen. Het lampje en het display gaan uit.
Page 39 of 196

37
Ergonomie en comfort
3• LO (laag tot ≈16).Het systeem regelt de luchtverdeling,
luchtstroom en luchtinlaat zodat het comfort
wordt ingesteld op basis van de weergegeven
schaal en er voldoende lucht door het interieur
wordt gerecirculeerd.
Aanpasbare stand AUTO
In de stand AUTO kunnen verschillende
instellingen worden gewijzigd: luchtverdeling,
luchtstroom, airconditioning en luchttoevoer/
luchtrecirculatie.
Het display verandert van FULL AUTO naar
AUTO.
► Druk nog een keer op de toets (1) om de
volledig automatische werking weer in te stellen.
Het display op het bedieningspaneel verandert
van AUTO naar FULL AUTO.
Als het systeem na handmatige aanpassingen
de geselecteerde gradatie niet kan vasthouden,
knippert dit en gaat AUTO uit. Druk op de knop
(1) om terug te gaan naar de automatische
instellingen.
Airconditioning uit
► Druk op de toets (2) om de functies van
de airconditioning uit te schakelen. Het
sneeuwvlokje op het display gaat uit.
Volledig uitschakelen
► Druk op de toets (3) om het systeem uit te
schakelen. Het lampje en het display gaan uit.
Temperatuur
De waarde kan worden ingesteld tussen:– een maximale waarde van 32 in de stand HI (High), waarbij de toegevoerde lucht wordt
opgewarmd.
– een minimale waarde van 16 in de stand LO (Low), waarbij de toegevoerde lucht wordt
afgekoeld.
Luchtverdeling
► Druk op een van de toetsen 4 om de
luchtstroom te verdelen naar:
de ventilatieopeningen voor de voorruit en
zijruiten voorin (ramen ontwasemen
- ontdooien),
de middelste en zijventilatieopeningen
(borst en gezicht),
de roosters in de zones voor en achter
(voetruimte).
Door de toetsen te combineren kunt u de
luchtverdeling verder aanpassen.
Luchtstroom
► Druk op een van de toetsen (5) om de
luchttoevoer te verhogen of te verlagen.
Toevoer van buitenlucht/
luchtrecirculatie
De toevoer van buitenlucht voorkomt dat de
voorruit en zijruiten beslaan.
De luchtrecirculatie dient om de toevoer
van buitenlucht bij stank (bijvoorbeeld van
uitlaatgassen) af te sluiten.
In deze stand kunt u de lucht in het
interieur snel opwarmen of afkoelen.
Schakel zo snel mogelijk de toevoer van
buitenlucht weer in om te voorkomen dat de
luchtkwaliteit in het interieur achteruitgaat en de
ruiten beslaan.
► Druk op de toets (6) om de luchtrecirculatie in
het interieur in te schakelen. Het controlelampje
gaat branden.
Wanneer u nog een keer op deze toets drukt,
wordt de invoer van buitenlucht weer ingesteld.
Het controlelampje gaat uit.
Wanneer u op de toets ( 1) drukt, wordt
de invoer van buitenlucht weer ingesteld.
Wanneer u teruggaat naar deze stand, wordt
de lucht in het voertuig ververst en worden de
ruiten ontwasemd. Druk nog een keer op de
toets (1) om de functie FULL AUTO weer in
te schakelen.
Extra ventilatie achter
Dit systeem is een aanvulling op de standaarduitrusting voor
het ventilatiesysteem van het
interieur.
Page 40 of 196

38
Ergonomie en comfort
Luchtuitvoer
► Druk op de knop (1) om de toevoer van
lucht naar het interieur in of uit te schakelen (ter
bevestiging gaat het lampje aan of uit).
Luchttoevoer
► Druk op de knop (2) om de buitenluchtinlaat
in het interieur in of uit te schakelen (ter
bevestiging gaat het lampje aan of uit).
Extra
verwarmingssystemen
Extra verwarming
Dit is een extra verwarming van het interieur als
aanvulling op de standaarduitrusting.
De werking is onafhankelijk van de motor.
Standkachel of aanvullende
programmeerbare
verwarming
Dit is een aanvullend, programmeerbaar
en afzonderlijk systeem dat het korte
koelvloeistofcircuit van de dieselmotor opwarmt
om het starten te vergemakkelijken.
Het systeem verbetert de prestaties van het
ontdooien, ontwasemen en (volgens uitvoering)
de stoelverwarming.
Het opwarmen van het interieur kan sneller
plaatsvinden.
Het systeem kan geprogrammeerd worden om te
worden ingeschakeld voordat u in de auto stapt.
Automatische aanvullende verwarming
Dit aanvullende systeem wordt automatisch
ingeschakeld bij het aanzetten van het contact.
De verwarming wordt afhankelijk van de
buitentemperatuur en de temperatuur in de auto
geactiveerd.
Hij wordt automatisch uitgeschakeld zodra de
verwarming handmatig wordt ingeschakeld.
Hulpverwarming
Bij uitvoeringen met 2-3 zitplaatsen bevindt
deze zich onder de bestuurdersstoel met een
luchtrooster naar de voorkant.
Bij uitvoeringen met 5-9 zitplaatsen bevindt deze zich
aan de achterkant. Afhankelijk
van de uitvoering van het model
komt het luchtrooster direct van
achteren of uit de rail onder de
twee rijen stoelen.
► Druk op deze knop om de verwarming in of uit te schakelen. De lampjes gaan
branden als de verwarming is ingeschakeld.
Schakel de bediening uit bij snel ontdooien en
ontwasemen.
Verwarming en/of
airconditioning achter
Als het voertuig is uitgerust met een extra
airconditioningseenheid, achterin het voertuig:
de distributierail in het dak en de afzonderlijke
ventilatieopeningen zorgen dat de koude lucht
perfect wordt verdeeld.
De warme lucht uit de airconditioningseenheid
voorin naar de vloer wordt verdeeld op de
hoogte van de voeten van de passagiers
achterin op rijen 2 en 3.
Een ventilatieopening voor warme lucht in de
wielkuip linksachter kan het systeem voor de
voeten van de passagiers achterin op rij 3
aanvullen.
Inschakelen/uitschakelen
► Druk vanaf de bestuurdersstoel op deze toets op het bedieningspaneel
MODE om de bediening achterin in te schakelen.
Het controlelampje gaat branden.
Wanneer u nog een keer op de toets drukt,
wordt de bediening achterin uitgeschakeld. Het
controlelampje gaat uit.
Page 41 of 196

39
Ergonomie en comfort
3
Als het voertuig is uitgerust met een extra
airconditioningseenheid, achterin het voertuig:
de distributierail in het dak en de afzonderlijke
ventilatieopeningen zorgen dat de koude lucht
perfect wordt verdeeld.
De warme lucht uit de airconditioningseenheid
voorin naar de vloer wordt verdeeld op de
hoogte van de voeten van de passagiers
achterin op rijen 2 en 3.
Een ventilatieopening voor warme lucht in de
wielkuip linksachter kan het systeem voor de
voeten van de passagiers achterin op rij 3
aanvullen.
Inschakelen/uitschakelen
► Druk vanaf de bestuurdersstoel op deze toets op het bedieningspaneel
MODE om de bediening achterin in te schakelen.
Het controlelampje gaat branden.
Wanneer u nog een keer op de toets drukt,
wordt de bediening achterin uitgeschakeld. Het
controlelampje gaat uit.
De comforttemperatuur
instellen
► Draai de knop (1) om de temperatuur naar
wens tussen blauw (koel) en rood (warm) naar
wens in te stellen.
De functie kan worden uitgeschakeld met
de UIT-knop van het middelste
"Monozone" bedieningspaneel.
Maar een back-upsysteem zorgt ervoor
dat het achterste circuit automatisch wordt
geventileerd, ook als de knop in de stand 0
staat, zodat de ramen niet beslaan.
Luchtstroom
► Zet de knop (2) in de gewenste stand om de
luchtstroom te verhogen of te verlagen.
Extra programmeerbare
verwarming
De extra programmeerbare verwarming brengt
de motor geleidelijk op de juiste temperatuur
zodat de motor gemakkelijker start.
De tijd voor activering kan met een ingebouwde
klok worden geprogrammeerd. Het interieur
warmt dan sneller op.
De functies voor het verwarmen van het
interieur, ontdooien en ontwasemen
werken gemakkelijker. Het bedieningspaneel voor de programmeerbare
extra verwarming bevindt zich naast het
stuurwiel, onder het bedieningspaneel voor
MODE.
1.
Toetsen voor het instellen van de tijd
2. Toets voor het onmiddellijk inschakelen van
de verwarming
3. Selectietoets programma
4. Controlelampje voor verwarmingscyclus
5. Tijdweergave
6. Controlelampje voor het instellen en
weergeven van de tijd
7. Weergave van het geselecteerde
programmanummer
8. Controlelampje voor ventilatie
Page 43 of 196

41
Ergonomie en comfort
3► Druk tegelijkertijd op een van de toetsen (1).
De tijd en het controlelampje voor het instellen
van het scherm branden.
► Houd de toets (3) ingedrukt.► Druk tegelijkertijd weer op een van de toetsen (1).
De geprogrammeerde werkingsduur wordt
weergegeven en het controlelampje voor de
verwarmings- of ventilatiecyclus knippert.
► Stel de duur in door op een van de toetsen (1) te drukken.
De duur verdwijnt van het scherm om het
opslaan te bevestigen of druk nog een keer op
de toets (3).
De verwarming uitschakelen
Bij vertraagd starten wordt de verwarming
automatisch uitgeschakeld na de
geprogrammeerde duur.
► Druk bij direct starten nog een keer op de toets (2) om handmatig uit te schakelen.
Het controlelampje voor de verwarmingscyclus
en het scherm gaan uit.
Laat de standkachel ten minste 1 keer
per jaar aan het einde van de herfst
controleren. Onderhoud en reparaties aan het
systeem mogen alleen worden uitgevoerd
door het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Gebruik uitsluitend originele
vervangingsonderdelen.
Om het risico van vergiftiging of
verstikking te vermijden, mag de
standkachel niet worden gebruikt, ook niet
voor korte perioden, in afgesloten ruimten,
zoals een garage of een werkplaats zonder
een uitlaatgasafvoersysteem.
De standkachel wordt uitgeschakeld als de
accuspanning laag is, zodat het starten van
de motor niet in gevaar komt.
De standkachel wordt gevoed door brandstof
uit de brandstoftank van de auto. Controleer,
voordat u de standkachel programmeert of
inschakelt, of er nog voldoende brandstof in
de tank aanwezig is.
Schakel de standkachel altijd uit tijdens het
tanken om elk risico van brand of explosie te
vermijden.
De temperatuur bij het verwarmingssysteem
mag niet hoger zijn dan 120 °C. Een hogere
temperatuur (bijv. Bij het laten uitharden van
de lak) kan tot schade aan componenten van
elektronische circuits leiden.
De standkachel is voorzien van een
thermische beveiliging die in het geval
van oververhitting van de motor als gevolg
van een gebrek aan koelvloeistof de
verbranding onderbreekt. Controleer het
koelvloeistofniveau en vul het indien nodig bij.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het controleren van de
niveaus.Druk vervolgens op de
programmaselectietoets alvorens de
standkachel weer in te schakelen.
Ontwasemen - ontdooien
voorruit en zijruiten
Deze opdruk op het bedieningspaneel
geeft aan in welke stand de knoppen
moeten staan om de voorruit en de zijruiten snel
te ontwasemen of te ontdooien.
Met handbediende
airconditioning
► Zet de knoppen van de luchtstroom en luchtverdeling in de juiste stand.
Als u de voorruit sneller wilt ontdooien en
ontwasemen, doet u het volgende:
► Zet de luchtstroom in een hogere stand;► Zet de luchttoevoer van buitenaf tijdelijk naar luchtrecirculatie.
Met automatische
airconditioning
► Druk op deze toets. Het controlelampje gaat branden.
Het systeem regelt de airconditioning,
de luchtstroom en luchtinlaat, en de
achterruitverwarming, en verdeelt de lucht
optimaal naar de voorruit en zijruiten voorin.