PEUGEOT EXPERT 2021 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2021, Model line: EXPERT, Model: PEUGEOT EXPERT 2021Pages: 324, PDF Size: 10.89 MB
Page 231 of 324

229
In geval van pech
8Een lamp vervangen
Onder bepaalde weersomstandigheden
(zoals een lage temperatuur of vocht)
kan er een laagje condens aan de binnenzijde
van de koplampen en de achterlichten
ontstaan; dit verdwijnt als de lampen enkele
minuten branden.
De koplampunits zijn voorzien van glas
van polycarbonaat met een speciale
vernislaag:
–
Gebruik voor het schoonmaken van de
koplampen nooit een droge doek of een
schuur-, schoonmaak- of oplosmiddel.
–
Gebruik een spons met zeepwater of een
pH-neutraal product.
–
W
anneer u met een hogedrukreiniger
hardnekkig vuil probeert te verwijderen,
houd de straal dan nooit langdurig op
de koplampen, de achterlichten en de
randen ervan gericht, om beschadiging
van de vernislaag en de afdichtrubbers te
voorkomen.
Bij het vervangen van lampen moet het
contact en de koplampen/lampen
minstens enkele minuten zijn uitgeschakeld
- risico op ernstige brandwonden!
Raak de lamp niet met de vingers aan, maar
gebruik een niet-pluizende doek.
Het is van belang dat u uitsluitend lampen
van het type anti-ultraviolet (UV) gebruikt om
beschadiging van de koplamp te voorkomen.
Vervang een kapotte lamp altijd door een
nieuwe lamp met dezelfde specificaties.
Vervang de lampen per paar om onbalans in
de verlichting te voorkomen.
Halogeenlampen (Hx)
Controleer om verzekerd te zijn van een
goede verlichtingskwaliteit of de lamp op de
juiste wijze in de behuizing is geplaatst.
De motorkap openen/toegang tot de
lampen
Wees voorzichtig wanneer de motor heet is -
kans op brandwonden!
Wees voorzichtig met voorwerpen of kleding
die in de bladen van de koelventilator kunnen
komen - kans op verstikking!
Na het verwisselen van een lamp
Voer voor de montage de handelingen
voor het verwijderen in omgekeerde volgorde
uit.
Sluit uiterst zorgvuldig de beschermkap om
ervoor te zorgen dat de lampen goed worden
afgedicht.
Uitvoering met
halogeenkoplampen
1. Parkeerlicht (W5W - 5 W)
2. Groot licht (H1-55W)
3. Dimlicht (H7 - 55 W)
4. Dagrijverlichting (W21W LL-21W)
5. Richtingaanwijzers (PY21W-21W oranje)
Uitvoering met
xenonkoplampen
1.Groot licht (H1-55W)
2. Dimlicht (D8S-25W)
3. Richtingaanwijzers (PY21W-21W oranje)
Let op het gedeelte achter de rechter
lamp (voertuigrichting), dat zo heet kan
Page 232 of 324

230
In geval van pech
Dagrijverlichting/
parkeerlichten
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om dit type lampen
te laten vervangen.
Het PEUGEOT-netwerk kan u voor de LED's een
vervangingsset leveren.
Mistlampen vóór (H11-55W)
zijn dat u zich eraan kunt branden
(ontluchtingsleidingen).
Toegang tot de gloeilampen
► Druk op de bovenste clip van het deksel
en kantel het deksel naar achteren om het te
verwijderen.
Dimlicht
► Druk op de onderste clip van de stekker en
verwijder de stekker samen met de lamp.
►
V
erwijder de lamp en vervang deze.
Wanneer u de stekker en de gloeilamp in
de lichteenheid monteert, moet de
eenheid goed in de behuizing worden
geplaatst totdat deze vastgeklikt.
Raak de xenonlampen niet aan (D8S)
– kans op elektrocutie!
Als u dit type gloeilamp moet vervangen,
neem dan contact op met een PEUGEOT-
dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
Dagrijverlichting
► Druk op de twee clips aan de zijkant van de
stekker en verwijder de stekker samen met de
gloeilamp.
►
V
erwijder de lamp en vervang deze.
Parkeerlichten
► Druk op de twee clips aan de zijkant van de
stekker en verwijder de stekker samen met de
gloeilamp.
►
V
erwijder de lamp en vervang deze.
Groot licht
► Druk op de onderste clip van de stekker en
verwijder de stekker samen met de lamp.
►
V
erwijder de lamp en vervang deze.
Richtingaanwijzers
► Draai de gloeilamphouder los door deze een
kwartslag linksom te draaien.
►
V
erwijder de gloeilamphouder en vervang de
defecte gloeilamp.
Als een van de controlelampjes voor een richtingaanwijzer (links of rechts) sneller
gaat knipperen, is één van de lampen aan die
zijde defect.
De oranje gloeilampen moeten worden
vervangen door lampen met dezelfde
kleur en eigenschappen.
Page 233 of 324

231
In geval van pech
8Dagrijverlichting/
parkeerlichten
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om dit type lampen
te laten vervangen.
Het PEUGEOT-netwerk kan u voor de LED's een
vervangingsset leveren.
Mistlampen vóór (H11-55W)
► Draai de bouten op deflector A onder de
voorbumper los en verwijder deze.
► Druk op de borgklem en maak de stekker los.
► Schroef de gloeilamphouder een kwart slag
linksom los en verwijder hem.
►
V
ervang de defecte gloeilamp.
U kunt ook contact opnemen met een
PEUGEOT-dealer of gekwalificeerde
werkplaats om deze gloeilampen te
vervangen.
Zijrichtingaanwijzer
– Druk de zijrichtingaanwijzer naar achteren en
trek het los.
– Breng de zijrichtingaanwijzer in de richting van
de voorkant aan en duw het vervolgens naar
achteren.
De oranje lampen (richtingaanwijzers
en zijrichtingaanwijzers) moeten worden
vervangen door lampen met dezelfde kleur en
eigenschappen.
Achterlichten
1. Remlichten/parkeerlichten (P21/5W-21/5W)
2. Richtingaanwijzers (PY21W-21W oranje)
3. Achteruitrijlichten (P21W-21W)
4. Mistachterlicht/parkeerlichten
(P21/4W-21/4W)
Neem voor auto's met binnenbekleding
contact op met een PEUGEOT-dealer of
een gekwalificeerde werkplaats om de
werkzaamheden te laten uitvoeren.
►
Spoor de defecte gloeilamp op en open de
achterdeuren of de achterklep (afhankelijk van
de uitvoering).
Page 234 of 324

232
In geval van pech
Kentekenplaatverlichting (W5W-W)
► Steek een dunne schroevendraaier in een
van de inkepingen op de buitenkant van het
lampglas.
► Duw de schroevendraaier naar buiten om het
lampglas los te maken.
► Verwijder het lampglas en vervang de defecte
gloeilamp.
Druk het lampglas vast in de houder.
► Schroef de 2 bevestigingsschroeven aan de
buitenkant los bij deuren aan de zijkant.
►
Haal bij de achterklep de kunststof lijst aan
de buitenkant los en kantel deze naar buiten
om hem te verwijderen. Schroef daarna de 2
bevestigingsschroeven los.
► Verwijder aan de binnenkant, afhankelijk van
de uitvoering, het ventilatierooster los.
►
Houd de lamp vast, druk op de clip aan de
binnenzijde en verwijder de lamp vervolgens
voorzichtig.
►
Maak de stekker los.
► Druk de 3 borglippen iets naar buiten en
verwijder vervolgens de gloeilamphouder .
►
Druk de defecte gloeilamp iets in en draai
hem een kwartslag rechtsom om hem te
verwijderen.
►
V
ervang de gloeilamp.
Derde remlicht (W5W - 5 W)
► Open de linker achterdeur of de achterklep
(afhankelijk van de uitvoering).
► Bij een auto met achterdeuren: verwijder
de kunststof afdekking met behulp van een
schroevendraaier
.
►
Bij een auto met een achterklep: haal de
omlijsting aan elk uiteinde los door deze van
onder naar boven te draaien. Haal vervolgens
de middelste klemmen los om de omlijsting te
verwijderen.
►
Steek een schroevendraaier door de opening
en druk de lamp naar buiten.
►
Maak de stekker los en verwijder de lamp.
►
Draai de lamphouder een kwartslag linksom
en vervang de defecte gloeilamp.
Druk op de lamp totdat deze vastklikt om hem
weer te bevestigen.
Page 235 of 324

233
In geval van pech
8Kentekenplaatverlichting (W5W-W)
► Steek een dunne schroevendraaier in een
van de inkepingen op de buitenkant van het
lampglas.
►
Duw de schroevendraaier naar buiten om het
lampglas los te maken.
►
V
erwijder het lampglas en vervang de defecte
gloeilamp.
Druk het lampglas vast in de houder.
Plafonniers (voor en achter)
Plafonniers met LED
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om dit type lampen
te laten vervangen.
Het PEUGEOT-netwerk kan u voor de LED's een
vervangingsset leveren.
Plafonniers met gloeilamp
W5W-5W
► Maak het lampglas los door een kleine
schroevendraaier in de uitsparingen aan de
buitenzijde van de plafonnier te steken.
►
V
erwijder de lamp en vervang hem.
Bevestig voor het monteren het lampglas
in de behuizing en controleer of het goed is
vastgeklikt.
Plancher-cabine
(achterlichten)
1. Richtingaanwijzers (P21W-21W).
2. Remlichten (P21W-21W).
3. Parkeerlichten (R10W-10W).
4. Achteruitrijlichten (P21W-21W).
5. Mistlampen (P21W-21W).
►
Achterhaal welke gloeilamp defect is.
►
Draai de 4 bevestigingsschroeven van het
lampglas los en verwijder het.
►
Druk de defecte gloeilamp iets in en draai
hem een kwartslag rechtsom om hem te
verwijderen.
►
V
ervang de gloeilamp.
Page 236 of 324

234
In geval van pech
door de montage van accessoires die niet
door PEUGEOT zijn geleverd of aanbevolen,
of die niet zijn gemonteerd in
overeenstemming met de aanbevelingen. Dit
geldt met name als het gezamenlijke
stroomverbruik van de extra uitrusting meer
dan 10 milliampère bedraagt.
Neem voor meer informatie over de
montage van een trekhaak of een
taxi-uitrusting contact op met het
PEUGEOT-netwerk.
Versie 1 (Eco)
De aanwezigheid van de hieronder beschreven
zekeringen is afhankelijk van de uitrusting van
uw auto.
Een zekering vervangen
Toegang tot het
gereedschap en de
zekeringkast in het
dashboard
De tang voor het verwijderen van de zekeringen
en de zekeringen bevinden zich achter het
deksel van de zekeringkast.
►
T
rek het deksel eerst linksboven en dan
rechtsboven los.
► Verwijder het deksel volledig.
Een zekering vervangen
Voordat u een zekering vervangt:
► Achterhaal de oorzaak van de storing en
verhelp de oorzaak.
►
Schakel alle stroomverbruikende functies uit.
►
Zet de auto stil en zet het contact af.
►
Bepaal welke zekering defect is aan de hand
van de actuele zekeringtabellen en schema's.
Bij het vervangen van zekeringen is het
volgende zeer belangrijk:
►
Gebruik de speciale tang om de zekering uit
de zekeringkast te verwijderen en controleer of
het smeltdraadje van de zekering intact is.
►
V
ervang een defecte zekering altijd door een
zekering met dezelfde stroomsterkte (dezelfde
kleur): een afwijkende stroomsterkte kan
storingen veroorzaken - kans op brand!
Als de storing zich kort na het vervangen van
de zekering opnieuw voordoet, laat dan het
elektrische systeem door een PEUGEOT-
dealer of door een gekwalificeerde werkplaats
controleren.
Complete zekeringtabellen en
bijbehorende schema's
Neem voor meer informatie contact
op met het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Wanneer een zekering wordt vervangen
die niet in deze zekeringtabellen staat,
kunnen er ernstige storingen ontstaan.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Goed
Defect
Tang
Montage van elektrische accessoires
Bij het ontwerp van het elektrische
systeem van uw auto is al rekening
gehouden met de montage van zowel de
standaarduitrusting als eventuele opties.
Neem contact op met een PEUGEOT-
dealer of een gekwalificeerde werkplaats
voordat u andere elektrische voorzieningen
of accessoires in de auto monteert of laat
monteren.
PEUGEOT is niet aansprakelijk voor
kosten die voortvloeien uit storingen
veroorzaakt door het repareren van de auto of
het oplossen van storingen die zijn ontstaan
Page 237 of 324

235
In geval van pech
8door de montage van accessoires die niet
door PEUGEOT zijn geleverd of aanbevolen,
of die niet zijn gemonteerd in
overeenstemming met de aanbevelingen. Dit
geldt met name als het gezamenlijke
stroomverbruik van de extra uitrusting meer
dan 10 milliampère bedraagt.
Neem voor meer informatie over de
montage van een trekhaak of een
taxi-uitrusting contact op met het
PEUGEOT-netwerk.
Versie 1 (Eco)
De aanwezigheid van de hieronder beschreven
zekeringen is afhankelijk van de uitrusting van
uw auto.
Zekeringnr. Stroom- sterkte(A) Functies
F4 15 Claxon.
F5 20 Ruitensproeierpomp
voor en achter.
F6 20 Ruitensproeierpomp
voor en achter.
F7 10 12V-aansluiting
achter.
F8 20 Ruitenwisser(s)
achter.
F10/F11 30 Interne/externe
sloten, voor en
achter.
F14 5 Inbraakalarm,
noodoproep en
pechhulpoproep.
F24 5 Touchscreen, ach-
teruitrijcamera en
parkeerhulpsensoren.
F29 20 Audiosysteem,
touchscreen,
cd-speler,
navigatiesysteem.
F32 15 12V-aansluiting vóór.Versie 2 (Full)
De aanwezigheid van de hieronder beschreven
zekeringen is afhankelijk van de uitrusting van
uw auto.
Zekeringnr. Stroom-
sterkte(A) Functies
F5 5 Touchscreen, ach-
teruitrijcamera en
parkeerhulpsensoren.
F8 20 Ruitenwisser(s)
achter.
F10/F11 30 Interne/externe
sloten, voor en
achter.
F12 3 Alarm.
F17 10 12V-aansluiting
achter.
Page 238 of 324

236
In geval van pech
Een ander voertuig met startkabels
starten
Gebruik de 12V-accu niet om een ander
voertuig met startkabels te starten of de accu
van een ander voertuig op te laden.
De accu mag uitsluitend worden
vervangen door een exemplaar met
dezelfde eigenschappen.
Toegang tot de accu
De accu bevindt zich onder de motorkap.
► Open de motorkap met de hendel in
het interieur en gebruik vervolgens de
veiligheidshaak aan de buitenzijde.
► Bevestig de motorkapsteun.
► Verwijder, indien uw auto hiermee is
uitgerust, het kunststof kapje voor toegang tot de
pluspool (+).
De minpool (-) van de accu is niet bereikbaar.
Zekeringnr. Stroom- sterkte(A) Functies
F33 15 12V-aansluiting vóór.
F36 20 Audiosysteem,
touchscreen,
cd-speler,
navigatiesysteem.
Zekeringkast in de
motorruimte
De zekeringkast bevindt zich onder de motorkap,
naast de accu.
Toegang tot de zekeringen
► Maak de twee vergrendelingen A los.
► V erwijder het deksel.
►
V
ervang de zekering. ►
Sluit het deksel na het vervangen van
de zekering zorgvuldig en zet de twee
vergrendelingen A
vast voor een goede
afdichting van de zekeringkast.
De aanwezigheid van de hieronder beschreven
zekeringen is afhankelijk van de uitrusting van
uw auto.
Zekeringnr. Stroom- sterkte(A) Functies
F14 25 Ruitensproeierpomp
voor en achter.
F19 30 Ruitenwissermotor
vóór.
F20 15 Ruitensproeierpomp
voor en achter.
F22 15 Claxon.
F23 15 Grootlicht rechts.
F24 15 Grootlicht links.
12V-accu
Procedure voor het gebruik van een hulpaccu
voor het starten van de motor met behulp van
startkabels of voor het laden van een lege accu.
12V-loodaccu
Accu's bevatten giftige stoffen zoals
zwavelzuur en lood.
Ze moeten worden verwerkt conform de
regelgeving en mogen in geen geval met het
huishoudelijke afval worden weggegooid.
Lever lege batterijen en accu's in bij een
speciaal afvalstoffendepot.
Bescherm uw ogen en gezicht voordat u
handelingen aan de accu uitvoert.
Voer handelingen aan de accu uitsluitend uit
in een goed geventileerde ruimte, ver van
open vuur of vonken veroorzakende bronnen,
om elk risico van brand- of explosiegevaar uit
te sluiten.
Was uw handen als de werkzaamheden
beëindigd zijn.
Elektromotor
Lege 12V-accu
De motor kan niet meer worden gestart
en de tractiebatterij kan niet meer worden
opgeladen.
Voorzorgsmaatregelen bij
werkzaamheden aan de 12V-accu
Selecteer stand P, zet het contact af en
controleer of het instrumentenpaneel is
uitgeschakeld en de auto niet op een
laadpunt is aangesloten.
Page 239 of 324

237
In geval van pech
8Een ander voertuig met startkabels
starten
Gebruik de 12V-accu niet om een ander
voertuig met startkabels te starten of de accu
van een ander voertuig op te laden.
De accu mag uitsluitend worden
vervangen door een exemplaar met
dezelfde eigenschappen.
Toegang tot de accu
De accu bevindt zich onder de motorkap.
► Open de motorkap met de hendel in
het interieur en gebruik vervolgens de
veiligheidshaak aan de buitenzijde.
►
Bevestig de motorkapsteun.
► Verwijder, indien uw auto hiermee is
uitgerust, het kunststof kapje voor toegang tot de
pluspool (+).
De minpool (-) van de accu is niet bereikbaar.
In plaats daarvan kunt u gebruikmaken van een
massapunt aan de voorzijde van de auto.
Raadpleeg de desbetreffende rubrieken
voor meer informatie over de motorkap
en de motor.
Starten van de motor met
een hulpaccu en startkabels
Als de accu van uw auto leeg is, kan de motor
worden gestart met een hulpaccu (externe accu
of een accu van een andere auto) en startkabels
of met een startbooster.
Start de motor nooit als er een acculader
is aangesloten.
Gebruik nooit een startbooster van 24
V of
hoger.
Controleer eerst of de hulpaccu een nominale
spanning van 12
V en een capaciteit minimaal
gelijk aan die van de lege accu heeft.
De twee auto's mogen elkaar niet raken.
Schakel alle stroomverbruikers
(audiosysteem, ruitenwissers, verlichting
enz.) van beide auto's uit.
Zorg ervoor dat de startkabels zich niet in de
buurt van bewegende delen van de motor
(zoals ventilator en riemen) bevinden.
Maak de plusklem (+) niet los bij draaiende
motor.
► Beweeg het kunststof kapje van de pluspool
(+) omhoog, wanneer uw auto hiermee is
uitgerust.
►
Sluit de rode kabel aan op de pluspool (+)
van de ontladen accu ( A
) (bij het gebogen
metalen gedeelte) en vervolgens op de pluspool
(+) van de hulpaccu ( B) of de startbooster.
►
Sluit het ene uiteinde van de groene of
zwarte kabel aan op de minpool (-) van de
hulpaccu ( B
) of de startbooster (of op een
massapunt van de auto met de hulpaccu).
►
Sluit het andere uiteinde van de groene of
zwarte kabel aan op het massapunt C
.
►
Start de motor van de auto met de hulpaccu
en laat deze enkele minuten draaien.
►
Start de auto met de lege accu en laat de
motor draaien.
Als de motor niet direct start, zet dan het contact
af en wacht even voordat u een nieuwe poging
doet.
►
W
acht totdat de motor stationair draait.
Page 240 of 324

238
In geval van pech
De accu loskoppelen
We raden u aan om de accu los te koppelen als
de auto langere tijd niet wordt gebruikt, zodat de
accu voldoende lading behoudt om de motor te
starten.
Voer de volgende handelingen uit voordat u de
accu loskoppelt:
► Sluit alle te openen carrosseriedelen
(portieren/deuren, achterklep, ruiten).
► Schakel alle stroomverbruikende
voorzieningen uit (zoals audiosysteem,
ruitenwissers en lampen).
► Zet het contact uit en wacht 4 minuten.
Als u bij de accu bent, hoeft u alleen de klem van
de pluspool (+) los te halen.
Accupoolklem met snelsluiting
Loskoppelen van de plusklem (+)
► Afhankelijk van de uitrusting tilt u het plastic
kapje van de pluspool (+) op.
► Maak de startkabels vervolgens in
omgekeerde volgorde los.
►
Breng het kunststof kapje aan op de pluspool
(+), als uw auto hiermee is uitgerust.
►
Laat de motor minimaal 30 minuten draaien,
terwijl de auto stilstaat, om de accu voldoende
op te laden.
Wanneer u meteen gaat rijden zonder
dat de auto voldoende is opgeladen,
kunnen sommige functies mogelijk niet goed
werken.
Voer het loskoppelen uit in de
omgekeerde volgorde.
Automatische transmissie
Probeer de motor nooit te starten door de
auto aan te duwen.
Laden met behulp van een
acculader
Voor een optimale levensduur van de accu is het
noodzakelijk om ervoor te zorgen dat de accu
voldoende is opgeladen.
In sommige gevallen kan het dan ook nodig zijn
om de accu op te laden:
–
Als de auto vooral voor korte ritten wordt
gebruikt.
–
Als de auto meerdere weken niet wordt
gebruikt.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Als u de accu van uw auto zelf gaat opladen, gebruik dan uitsluitend een
lader die geschikt is voor loodaccu's en die
een nominale spanning van 12
V heeft.
Volg de aanwijzingen van de fabrikant
van de acculader.
Sluit de kabels nooit aan op de verkeerde
polen.
De accu hoeft niet te worden
losgekoppeld.
►
Zet het contact af.
►
Schakel alle stroomverbruikers uit
(audiosysteem, ruitenwissers, verlichting enz.).
► Schakel lader B uit voordat u de kabels
op de accu aansluit om gevaarlijke vonken te
voorkomen.
► Controleer of de kabels van de lader in goede
staat zijn.
►
Beweeg het kunststof kapje van de pluspool
(+) omhoog, wanneer uw auto hiermee is
uitgerust.
►
Sluit de kabels van lader B
als volgt aan:
•
de rode pluskabel (+) op de pluspool (+) van
de accu
A,
•
de zwarte minkabel (-) op het massapunt C
van de auto.
►
Zet na afloop van het laden eerst acculader B
uit voordat u de kabels loskoppelt van accu A.
Als deze sticker is aangebracht, mag er
uitsluitend een 12V-lader worden
gebruikt. Anders kunnen elektrische
onderdelen onherstelbaar beschadigd raken.
24V
12V
Probeer nooit om een bevroren accu te
laden - Risico op explosie!
Als de accu bevroren is geweest, laat deze
dan door het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats controleren op
beschadigingen van de inwendige delen en
op scheuren in de behuizing (kans op lekkage
van giftig en corrosief zuur).